Forum der Letteren. Jaargang 1988
(1988)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |
Een onderzoek naar kinderplaten en -cassettes als literatuur Will van Peer en Gerrit-Jan Berendse0. InleidingWat literatuur is, leren de meeste mensen in onze cultuur al tijdens hun kindertijd. Dit literaire socialisatieproces voltrok zich traditioneel vrijwel uitsluitend in orale vorm zolang het kind niet kon lezen. In de westerse landen is daarin sinds de jaren zestig van deze eeuw grote verandering gekomen. Kennismaking met Sneeuwwitje gebeurt thans voor vele kinderen via de Disneyproduktie, en er wordt waarschijnlijk aan hedendaagse kinderen meer via de televisie dan door ouders verteld. Geluidsdragers, zoals cassettes en langspeelplaten, spelen daarbij tevens een grote rol. Uit onderzoek weten we trouwens dat kinderen zelf geregeld tot de bezitters van afspeelapparatuur gerekend moeten worden: Hengst (1979: 2) (1984: 217), Klinkhamer (1985: 69). Wie dus wil weten wat en hoe kinderen leren over literatuur, zal de aandacht ook moeten richten op het specifieke aanbod van geluidsdragers, voorzover ze zich op kinderen richten. In dit perspectief werd een onderzoekGa naar eind/1/ verricht, waarbij de vraag centraal stond, welke invloed geluidsdragers zoals cassette en plaat kunnen spelen in de socialisatie van kinderen: het algemene aanbod, de structuur van de teksten die op de plaat/cassette voorkomen, en de manier waarop de verantwoordelijke platenmaatschappijen deze geluidsdragers produceren en distribueren. In de eerste plaats werd met zes producenten dan wel regisseurs van kinderplaten/-cassettes een interview gehouden. Hun antwoorden zijn in dit artikel voorzien van een code, aangeduid met een hoofdletter, om zo de anonimiteit van de geïnterviewden te waarborgen. In de tweede plaats werd een beperkt indicatief onderzoek van het aanbod in platenwinkels en in de openbare bibliotheek uitgevoerd. Dit onderzoek vond plaats in Utrecht en had als doel om, in samenhang met de antwoorden uit de interviews, een duidelijker beeld van het aanbod te verkrijgen. Bovendien werd uit dit aanbod een klein corpus van min of meer representatieve teksten op plaat en cassette aan een nauwkeurige ‘tekstanalyse’ onderworpen. Samen kunnen deze drie methoden het verschijnsel kinderplaat/-cassette vanuit diverse gezichtspunten belichten, waardoor een nauwkeuriger beeld van het verschijnsel ontstaat. | |
1. Kind en geluidsdragerHet zijn over het algemeen de ouders en andere volwassenen die voor de jongere kinderen grammofoonplaten en cassettes aanschaffen: Künnemann (1980). Het specifieke van de aankoop van een kindergrammofoonplaat of -cassette is bovendien dat deze ‘blind’ verloopt: meestal worden ze niet van te voren beluisterd, maar op titel, op uiterlijk en op (vermoede) inhoud gekocht. De tekst ervan is of overgenomen (getransformeerd) uit een bestaand verhaal dan wel uit | |
[pagina 132]
| |
een bestaande televisie-uitzending, of is speciaal voor de plaatopname geschreven. De eerste categorie teksten noemen we getransformeerde teksten, omdat deze een bewerking of aanpassing van oorspronkelijk materiaal hebben ondergaan. Voor de andere categorieGa naar eind/2/ gebruiken we de term originele teksten. Het voordeel van deze classificatie is dat hiermee de mate van afhankelijkheid van teksten binnen het auditieve medium bekeken kan worden, een afhankelijkheid die zowel te maken heeft met wel of niet overname van ‘vreemde’ vertelstructuren als met commerciële belangen. | |
2. De getransformeerde tekstBij de transformatie van een tekst moeten we er rekening mee houden dat een grammofoonplaat een beperkte speelduur (max. 45 minuten) heeft. Dit leidt vaak noodgedwongen tot het inkorten van de oorspronkelijke tekst. De vraag is natuurlijk hoe ver men daarin gaat. Deze vraag, voorgelegd aan alle tijdens het onderzoek geïnterviewden, leverde o.a. het volgende antwoord op: ‘De formule van de meeste platen ligt al vast; dus zo baanbrekend ben je op de plaat nooit bezig. (...) In heel wat gevallen volg je toch tendensen die al in opzet bestaan en waar je een soort plaatversie van maakt.’ (B) Exacte cijfers m.b.t. de kinderprodukties zijn er niet, maar afgaande op de informatie die praktijkmensen tijdens interviews gaven, de schaarse informatie die platenmaatschappijen loslaten en het beperkte indicatieve onderzoek dat ten behoeve van dit rapport is verricht, bestaat het aanbod van kinderplaten en -cassettes voor het merendeel uit getransformeerde teksten die nauwelijks enige mediumspecifieke modificatie hebben ondergaan. Om daarvan een nauwkeuriger beeld te krijgen, wordt in wat volgt dieper ingegaan op het transformatieproces. | |
2.1. Transformatie beeld - plaatDe geluidband van kinderseries die op de televisie worden vertoond, kan zonder gote technische moeilijkheden gekopieerd worden voor het vervaardigen van een grammofoonplaat of een cassettebandje. De afhankelijkheidsfactor bij de transformaties beeld/plaat is zeer groot, zowel in commercieel als in artistiek opzicht. De platenindustrie spreekt dan ook van inhaak-produkties. Deze ‘tie-ins’ zijn verbonden aan de populariteit van een desbetreffende televisie-serie. ‘De bekendheid van de TV-serie trekt de grammofoonplaat uit de winkel’. (C) Zo liggen de platenwinkels bijvoorbeeld na de start van de tweede serie van de populaire Fabeltjeskrant-TV-programma's weer vol met Fabeltjeskrant-platen en -cassettes, terwijl deze in de fase dat de Fabeltjeskrant niet vertoond werd (1972-1985) schaars waren. Om het zekere voor het onzekere te nemen, worden deze tie-ins voorzien van teksten als ‘Original Sound Track’, ‘De originele versie van de TV’, of een dergelijke slogan. Vertrouwdheid met een bepaald item staat voorop. De consequentie hiervan voor de artisticiteit is uiteraard tamelijk ingrijpend. Bekijken we een voorbeeld, Vrouwtje Theelepel, deel I (onder het label WSP van Weton Wesgram), naar de gelijknamige televisie-serie. Stemmen en | |
[pagina 133]
| |
situaties zijn van de televisie overgenomen, de verhaaltjes zijn echter ingekort. Op de hoes prijken de figuren, zonder bijbehorende namen. Dat betekent dus niet meer of niet minder dan dat de plaat nauwelijks gebruikswaarde bezit als men niet al de televisieserie kent. Bekijken we verder de tekst op de plaat zelf. Als voorbeeld nemen we Het ooievaarsei (kant 2, nr. 3). Van de ruim tien minuten durende hoorspelversie horen we acht minuten dialoog. Twee minuten wordt door een vertelster bemiddeld. Vooral aan het begin lijkt zij onmisbaar te zijn, daar zij dan voor de opgave staat de beginsituatie te schetsen. | |
Tekst plaatVertelster: ‘Achter het huis van vrouwtje Theelepel, aan de rand van het bos, staat een grote schuur. Bovenop het dak van die schuur woont de familie Ooievaar. Ze hebben een groot nest gebouwd van strootjes en takjes, en in dat nest ligt een mooi, groot, wit ei om uitgebroed te worden. Maar nu zit moeder Ooievaar niet te broeden, want ze is net weggevlogen om een hapje te gaan eten. Bekijken we deze introductie, dan moeten we een grote overeenkomst vaststellen met de manier van vertellen op de televisie: wat we op de plaat beluisteren, heeft veel weg van het in- en uitzoemen van de camera. Bovendien wordt vrij stuntelig verteld: in plaats van met stijgende verbazing te vertellen wat de drie van plan zijn, volgt een technische uitleg van de grijparm. Een belangrijk deel van de plaat wordt met andere woorden besteed aan beschrijving: dat wat op televisie zichtbaar aanwezig is, moet middels een talige beschrijving worden opgeroepen. In het volgende voorbeeld gaat het om de geluidseffecten, elementen op de plaat die typisch audio-specifiek zouden kunnen zijn. | |
Tekst plaatOoievaar: ‘Kom kleintje, klim maar op m'n rug, dan gaan we. (gepiep) Mevrouw, Orina, Kukel, nog wel bedankt hoor. Doeiii! (gefladder) De geluiden hebben of slechts een ondersteunende functie of hebben een zodanige interpreterende functie dat deze een bemiddeling van de vertelster overbodig maakt. We hebben hier te maken met een zogenaamde dubbele-puntdramaturgie, d.w.z. (1) een herhaling van hetgeen toch al duidelijk moet zijn geworden uit dialogen, en (2) een onnodige accentuering door geluidseffecten van hetgeen al door de vertelster uiteen is gezet; vergelijk Hengst (1979). Vrouwtje Theelepel kent | |
[pagina 134]
| |
dus eigenlijk geen eigen plaat-versie, omdat het verhaal volledig gedomineerd wordt door elementen die aan de televisie-serie zijn ontleend. De functie van het beluisteren van de plaat is dan ook vooral: het zich herinneren, en daardoor versterken, van de televisie-uitzendingen en het vertrouwd raken met enkele elementaire technieken die typisch zijn voor het hoorspel. Van een verdere literaire socialisatiefunctie kan bij deze en veel soortgelijke opnames nauwelijks sprake zijn. | |
2.2. Transformatie boek-plaatWat betreft de transformatie van een ongeschreven tekst naar een tekst die bestemd is voor een grammofoonplaat, zouden we wellicht meer aanpassingen verwachten, omdat daarbij de mogelijkheid tot het copiëren van de audio-band niet bestaat. In ieder geval is in een dergelijke transformatie de mogelijkheid gegeven om een alternatief, auditief produkt te maken. Onder meer werd in dit verband de langspeelplaat Don Quichot (op het label Lolliepop van MCR) onderzocht. Enkele technische gegevens: de plaat heeft een speelduur van 45 minuten en er worden in die tijd ongeveer net zoveel dialogen en monologen gesproken als door de verteller wordt bemiddeld. Vier sprekers ‘spelen’ de rollen van Don Quichot, Sancho Panza, de pastoor, de waard en van de dienaar. Tevens zorgen zij voor het collectieve stemgeluid van een groepje herders en kooplui. De muziek is romantisch, namelijk van Rimski-Korsakow (‘Capriccio Espagnol’). De geluiden zijn afkomstig uit een geluidsarchief. Wat het meest opvalt op deze plaat is de verschrompeling van het oorspronkelijke verhaal - er blijft enkel een geraamte van over: een ridder en z'n schildknaap beleven allerlei avonturen. De een heet nu toevallig Don Quichot, de ander Sancho Panza, maar ze hadden even goed hele andere personages kunnen voorstellen. De plaat gaat niet in op Cervantes' fantastische utopie, evenmin op de ironie die zo kenmerkend is voor het oorspronkelijke verhaal. Een keuze voor een bepaalde bewerking is uiteraard altijd legitiem, maar deze hoeft niet per se zo voorspelbaar te zijn als in het geval van deze Don Quichot-versie. Kenmerkend voor Cervantes' Don Quichot is verder de pragmatische houding die de protagonisten tegenover het ‘Don Quichottisme’ innemen. Deze houding krijgt op de plaat wel aandacht, bijvoorbeeld wanneer Don Quichot aan de herbergier vraagt of deze hem tot ridder wil slaan. | |
Tekst plaatD.Q.: ‘Gegroet, gij edele burchtheer. Zoudt U mij een groot genoegen willen doen en mij tot ridder willen slaan. | |
[pagina 135]
| |
D.Q.: Heb dank, edele heer! Op de plaat is de afstand tussen de waard en Don Quichot van het begin af aan zeer groot, vooral door het verschillende taalgebruik van beiden: Don Quichot spreekt de (‘literaire’) taal van de ridderromans, net als bij Cervantes; de herbergier drukt zich populair, banaal uit, misschien zoals kinderen onder elkaar snel tot een radicaal oordeel komen: stem van de alledaagse evidentie. Tot een echt begrip van de situatie komt het echter niet, integendeel:de waard voelt zich superieur (‘baasje’). De op de plaat toegevoegde dialoog introduceert bovendien (door middel van een woordspel met ‘slaan’) een soort kluchtigheid die in het origineel volstrekt afwezig is en eerder aanleunt bij het genre van de slapstick (klappen geven/krijgen) dan bij de zeer genuanceerde kritiek op de menselijke dwaasheid en de complexe verhouding tussen de karakters die zo typisch zijn voor het literaire werk. Het plus aan de vertelstructuur op een grammofoonplaat is de mogelijkheid auditieve elementen in te zetten. Maar ook op deze plaat hebben deze geen interpreterende waarde, maar zijn ze vaak overbodig. Wederom beluisteren we het zoëven geïllustreerde verschijnsel van de dubbele-puntdramaturgie. | |
3. De originele tekstOp platen/cassettes met een originele, speciaal voor de opname geschreven tekst valt allereerst de afwezigheid van een verteller op. Wanneer er in de originele hoorspelen sprake is van een verteller, dan illustreert deze niet, maar speelt hij een rol in het hoorspel, net als alle andere figuren, en betrekt hij ook de luisteraars direct bij het gebeuren. Zo bijvoorbeeld in het geval van Ko de Boswachter en de Sesamstraat-platen met Bert en Ernie. Daardoor ontstaat er bij de figuren op de plaat ook de mogelijkheid zich inhoudelijk te bemoeien met zaken die zich op de plaat en dus binnen het medium afspelen. Dit is een tweede belangrijk verschilpunt: een originele tekst kan naar het medium toegeschreven worden, wordt dus niet als iets ‘vreemds’ aan het medium opgelegd. Een derde kenmerk is het voorkomen van meta-tekstualiteit in de originele teksten. Zowel op de plaat/cassette Ko de Boswachter Presenteert Beesten in het Nieuws (WEA) als op Bert en Ernie Maak er wat van (WSP) bemoeit de tekst zich met het medium zelf. Deze meta-tekstualiteit uit zich in vaak kleine woordspelletjes of andere grapjes, zoals al direct in het begin van de Ko de Boswachter-plaat, waar de hoofdpersoon, c.q. verteller (Ko) in geheimtaal spreekt. Het geheim van die taal zit in het één letter naar voren schuiven van alle letters in het alfabet: de naam Ko verandert dan in de letters LP. Een volgend voorbeeld van het bewust bezig zijn met de mogelijkheden en vooral ook onmogelijkheden van het | |
[pagina 136]
| |
medium zien we in het volgende: | |
Tekst plaatErnie (over Bert): ‘Beetje raar begin, hè kinderen. Wie begint er nu zo'n mooie grammofoonplaat met naar de WC gaan? Maar ja, als je moet dan moet je en dan moet je nooit te lang ophouden. Dus kinderen thuis, als jullie soms ook nodig moeten dan zet je de grammofoonplaat maar even stil of je zet hem gewoon even harder - dat kan ook, want dan kun je hem door het hele huis heen horen.’ Ernie maakt de luisteraars duidelijk dat zij vrij en op elk gewenst moment beschikken over het medium. In andere voorbeelden komen echter ook de beperkingen van het medium aan de orde. Niet alle pogingen tot meta-tekstualiteit zijn overigens geslaagd. In het geval van Ko en z'n vriend Anton begint de uitweiding over het omdraaien van de plaat langdradig en saai te worden, en het geheel doet erg belerend aan. Zoals uit gesprekken met producers, regisseurs en tekstschrijvers is gebleken, bestaan er verschillende ‘stromingen’ binnen de originele kinderprodukties, wanneer het opvoedkundige zaken betreft. Voorop staat een uitgesproken mening over de verantwoordelijkheid naar kinderen toe. De eén voelt zich meer aangetrokken tot het zogenaamde vrolijk realisme (gepaste vrolijkheid en een kinderlijke manier om een stuk realiteit te thematiseren - volgens A.), de andere wil educatief entertainment brengen (minder belerend, meer nadruk op amusement, ontspanning door spelletjes: luister- en doeplaten - volgens F.). Een heel ander voorbeeld in dit verband is iemand als Willem de Ridder, die als enkeling cassettes produceert met eigen verhalen, zonder onderscheid te maken tussen kinderen en volwassenen. Zijn doel is om de orale traditie via een modern medium als de cassette in ere te herstellen. Over het algemeen kunnen we stellen dat de makers van originele kinderprodukties zich meer bewust zijn van hun pedagogische en artistieke mogelijkheden, en daarbij hun medium als instrument inzetten. Ze zien dat een bepaalde inhoud en bedoeling om een precies doordachte vorm vraagt: samen moeten ze de gewenste ‘uitwerking’ op de luisteraar hebben. | |
4. De cijfers (die ontbreken)Veel ‘tie-ins’ worden op de markt begeleid door verschillende produkten van hetzelfde item, dus door afgeleide produkten. Deze zogenaamde merchandising-products bieden één succesvol item in een hoeveelheid van verschillende artikelen aan; zie Vasterman (1978). De grammofoonplaat en de cassette zijn als auditief medium slechts één onderdeel daarvan. Deze neven- of afgeleide produkten variëren van groeimeters tot speelgoed, van T-shirts tot verpakkingen voor snoepgoed. Commercie is op zich natuurlijk geen criterium voor kwaliteit. Verontrustend wordt het, wanneer de commercie de regie bij de opnames van kindergrammofoonplaten bepaalt. Kinderen krijgen dan, zoals in het | |
[pagina 137]
| |
geval van Don Quichot en Vrouwtje Theelepel triviale bewerkingen voorgeschoteld Het is ook niet verwonderlijk dat een platenmaatschappij naar een zo goedkoop mogelijke produktie zoekt. Het salaris voor een speler ligt hoog, varieert tussen ƒ 500, - en ƒ 1500, - per opnamedag. De huur van een geluidsstudio bedraagt gemiddeld ƒ 225, - per uur. In de meeste gevallen duurt een opname (als van Don Quichot b.v.) 2 tot 3 dagen. De uiteindelijke produktiekosten liggen tussen ƒ 10.000, - en ƒ 20.000, -: dat is 1/10 deel van de kosten voor het produceren van een modale pop-plaat. Van één opname worden maximaal 5000 exemplaren geperst. De totale verkoop van kindergrammofoonplaten in Nederland zal niet hoger liggen dan maximaal 15.000 exemplaren per jaar (gegevens: Lojuro character-merchandising Amsterdam). Ondanks de relatief lage produktiekosten en het drukken van de verkoopprijs (niet hoger dan ƒ 10, -) tonen veel platenmaatschappijen zich niet meer geïnteresseerd om kinderprodukties op de markt te brengen. Onder meer Vrido, CBS, Polygram, Phonogram en Ariola hebben schriftelijk of telefonisch te kennen gegeven dat ze hun kinderrepertoire geheel hebben afgestoten. In veel gevallen werd dit aan de Rotterdamse platenmaatschappij Weton Wesgram overgedragen, die momenteel een monopolie-positie op het gebied van het Nederlandse kinderrepertoire inneemt. Ook hier is dus een stuk mogelijke pluriformiteit weggevallen. ‘De meeste maatschappijen pakken een “Sound Track” van de TV en zetten die op de plaat. De bekendheid van de TV-serie trekt de grammofoonplaat wel uit de winkel (...)’ (C.) Exacte cijfers over de verkoop van kindergrammofoonplaten en cassettes in Nederland zijn niet bekend, ook niet over die verkoop in relatie tot andere platen en cassettes. Wel zijn er cijfers bekend over de gehele audiomarkt in Nederland, jaarlijks verzameld door de Nederlandse Vereniging van Producenten en Importeurs van Beeld- en Geluidsdragers (NVPI) in hun NVPI-Groenboek (1985). De kindergrammofoonplaat moeten we zoeken in de rubriek ‘diversen’, waarin de laatste twee jaar een daling te bespeuren is. De algemene teneur is dat, ook in het geval van de kinderpodukties, de grammofoonplaat een ‘verouderd’ medium begint te worden. Minder kwetsbare of meer mobiele media, zoals de cassette, de video, de beeldplaat en wellicht in de toekomst de CD en de DAT zullen de grammofoonplaat verdringen. | |
5. SlotbeschouwingWat de situatie in Nederland betreft, kan worden gesteld dat het aanbod uitermate mager moet worden genoemd. Om te beginnen is het betreffende marktsegment dat door de producenten wordt aangeboord, klein. Gezien de relatief lage prijs van het produkt en de relatief hoge functionaliteit ervan (als ‘zoethouder’ van de kinderen tijdens lange autoritten of op ogenblikken dat ouders geen aandacht kunnen geven) dient de vraag te worden gesteld of dit marktsegment niet onnatuurlijk klein is; de lage kwaliteit van het produkt is daar wellicht debet aan. De randvoorwaarden waaronder de produktie plaats heeft, bevestigen dit beeld. | |
[pagina 138]
| |
De grote platenmaatschappijen zijn niet geïnteresseerd, de ook voor kinderen relatief oninteressante tie-in overheerst, en de produktiekosten ervan worden zo laag gehouden dat men redelijkerwijze ook geen kwalitatief hoogwaardig produkt kan verwachten. Een self-fulfilling prophecy dus: de platenfirma's verwachten geen hoge baten, daarom produceren ze geen interessant produkt, waardoor de baten laag blijven, etc. Wat de specifieke kenmerken van deze platen/cassettes betreft, kan worden vastgesteld dat de getransformeerde teksten de markt domineren. Inkorting van de verhaalstructuur, dubbele-puntdramaturgie, dominantie van de herkenbaarheidsfactor en daardoor afhankelijkheid van het andere medium, een gebrekkige (of onbestaande) toegevoegde waarde, het optreden van een bemiddelende vertelinstantie, het reduceren van complexiteit in karakters en sociale relaties, en het volledig ontbreken van meta-tekstualiteit bepalen het karakter van de getransformeerde tekst. Zowel transformaties vanuit de televisie als vanuit een geschreven tekst lijden aan deze tekortkomingen. Het resulaat is een trivialisering van de oorspronkelijke tekst. Voor de originele teksten ligt de zaak anders. De kenmerken daarvan wijzen veel meer op een artistiek hoogwaardig produkt. Ze worden echter veelal buiten de reguliere commerciële circuits ontwikkeld en daardoor kampen ze met grotere distributiemoeilijkheden. De in verhouding geringe commercialiteit van deze produkten bedreigt op die wijze hun levensvatbaarheid. | |
BibliografieHengst, H., 1979: Auf Kassetten gezogen und in Scheiben gepresst. Tonkonserven und ihre Funktion im Medienalltag von Kindern. Frankfurt/M. Hengst, H., 1984: Schallplatte/Kassette: Hörspiel. In: D. Grünewald en W. Kaminski (Hg.), Kinderund Jugendmedien. Ein Handbuch für die Praxis. Weinheim/Basel, pp. 217-224. Klinkhamer, G., 1985: Kinderen, vrije tijd en televisie. Hilversum, Dienst kijk- en luisterzoek, Rapport R 85-375. Künnemann, H., (Hg.) 1980: Tonkonserven. Schallplatten und Kassetten für Kinder und Jugendliche. München/Hamburg. NVPI Groenboek, 1985: Een keten van hete hangijzers. Hilversum. Vasterman, P., 1978: De handel in beertjes, posters, puzzels, platenen bekende Nederlanders; de sluipende vercommercialering van de omroepen. In: De Groene Amsterdammer (19-4-1978). |
|