maar in taalkundig opzicht zijn de eerste drie stappen interessant. Deze drie zal ik in omgekeerde volgorde kort bespreken.
Het bepalen van persoon en getal van de onderwerpskern is voor leerlingen een probleem als het subject in syntactisch opzicht enkelvoudig is, maar in semantisch opzicht meervoudig (zie Dirksen 1985).
Een fout als in (2) is dan ook wel aan te treffen, al is ze niet erg frequent:
(2) |
*De familie Veenhof gingen eens een reis maken |
In zulke gevallen gebruiken de leerlingen de semantische verwijzing van het subject als criterium om het getal van de onderwerpskern te bepalen. Dergelijke fouten liggen in het verlengde van de acceptatie van zinnen waarbij niet meteen duidelijk is wat als kern van het subject moet worden beschouwd (ANS, p. 834). Volgens ANS is een zin als (3) acceptabel:
(3) |
Een aantal leerlingen hadden moeite met deze taalregel |
Maar wanneer leerlingen problemen hebben met het bepalen van de kern van het subject, lijkt het verstandig op veilig te spelen en leerlingen als vuistregel voor te houden: kun je het onbepaalde lidwoord een vóór het onderwerp zetten, zet de persoonsvorm dan in het enkelvoud.
Echt problematisch is echter het localiseren van het onderwerp in zinnen die van het geijkte patroon afwijken. Berucht zijn zinnen als:
(4) |
*De jubilaris wordt enkele dozen sigaren overhandigd |
(5) |
*Rokers worden verzocht niet uit te ademen |
In dit soort zinnen heeft de eerste NP niet de functie van subject of agens, en dat zou de oorzaak kunnen vormen voor de optredende incongruentie tussen onderwerp en persoonsvorm.
De ANS bespreekt zulke passieve zinnen, waarin het indirecte object de functie van subject gaat vervullen (p. 1052 e.v.), en merkt op dat zulke constructies regelmatig voorkomen. Het is echter nog maar de vraag welke intuïties men heeft over zinnen als (4) en (5). Bovendien is het de vraag of zulke gevallen in het moedertaalonderwijs aan de orde moeten worden gesteld.
Om de vraag betreffende de intuïties te kunnen beantwoorden heb ik een klein experimentje uitgevoerd. Op basis van de resultaten daarvan is de tweede vraag te beantwoorden.
Volgens Jordens (1984) zijn congruentiefouten naar oorzaak in twee categorieën in te delen:
- fouten die ontstaan doordat het indirect object is getopicaliseerd:
(6) |
*Deze mensen worden een stuk objectiviteit aangemeten... |
(7) |
*Veel vrouwen zullen in haar kinderjaren voorgelezen zijn uit... |
- fouten die ontstaan doordat het grammaticale subject rhematisch is, terwijl er geen topic-NP in de zin voorkomt:
(8) |
*Er wordt al enige tijd proeven genomen om de eenvoudige aanslagen administratief af te handelen |
(9) |
*Over 1982 wordt mede dankzij de getroffen voorzieningen betere resultaten verwacht |
Bij het eerste type wordt de getopicaliseerde, meervoudige NP voor grammaticaal subject aangezien, en krijgt de persoonsvorm ten onrechte de meervouds-