Woord en Beeld Theo van Loon
Ongeveer twee jaar geleden is aan de VU een onderwijs- en onderzoeksprogramma van start gegaan dat tot doel heeft de verbanden tussen beeldende kunst en literatuur helderder te belichten dan tot nu toe veelal het geval was. In het onderwijs gebeurt dit onder de naam Vergelijkende Kunstwetenschap, of, kortom, Woord en Beeld. In dit kader behandelen docenten uit verschillende subfaculteiten dit jaar voor de derde keer stromingen in de 20e eeuw die van belang zijn geweest voor zowel de literatuur als de beeldende kunst. De onderwerpen zijn: het Futurisme, het Vorticisme, het Expressionisme, De Stijl, het Surrealisme en Cobra en de Vijftigers. Volgend jaar start een onderwijsprogramma waarin we het begrip ‘narrativiteit’ in de beide kunstinrichtingen behandelen. Belangrijke vragen daarbij zullen zijn: hoe is het mogelijk dat een stilstaand beeld iets kan vertellen? Zijn de termen die in de literaire narratologie zijn ontwikkeld geschikt om die beeldverschijnselen te beschrijven?
Hieronder treft U een aantal resultaten aan van de werkzaamheden van de onderzoeksgroep. Het betreft een aantal proefboringen, in tijd variërend van het Symbolisme tot het Existentialisme, waarmee steeds geprobeerd wordt om de dwarsverbanden tussen beeldende kunst en literatuur in die perioden te zien vanuit het gezichtspunt van de letterkunde.
- | Het artikel van Elmer Kollaard toont aan dat er een sterk verband bestaat tussen de terminologie waarmee Charles Morice omstreeks 1890 het symbolisme in de letterkunde beschrijft en de begrippen waarmee Albert Aurier kort daarna schilders als Gauguin en Bernard verdedigt. |
- | Het artikel van Theo van Loon sluit hier wat tijd betreft op aan. Uitgangspunt is een receptie-onderzoek naar de pasteltekening ‘Memories’ uit 1889 van de Belgische schilder en tekenaar Fernand Khnopff. De probleemstelling richt zich op symbolen; de auteur stelt zich voor de vraag of categorieën die in de letterkunde en in andere disciplines zijn ontwikkeld geschikt zijn om de receptie van de veelal symbolistisch genoemde ‘Memories’ te beschrijven. |
- | S.A. Varga beschrijft het Surrealisme als een beweging die zowel een psychische als een politieke wijziging in het menselijk bestaan beoogde. Hij toont aan dat er een parallellie bestaat tussen de visuele en de verbale middelen waarmee men die wijziging teweeg wilde brengen en beschrijft tenslotte drie graden van betrokkenheid tussen die twee uitdrukkingsmiddelen. |
- | Tenslotte laat Ingrid Duin zien hoe Sartre en zijn navolgers, allen van oorsprong literair georiënteerd, ruimtelijke termen als ‘espace’, ‘distance’ en ‘vide’ toepassen in hun interpretaties van het werk van Giacometti, en daarmee centrale noties uit het Existentialisme zoals eenzaamheid en engagement tot uiting brengen. |