Forum der Letteren. Jaargang 1984
(1984)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |||||||||||
Vorm en betekenis in Nederlandse toonhoogtecontouren IIGa naar eind* C.E. Keijsper6.Een punthoedje bestaat uit een stijging plus een daling. Het Nederlands kent twee andere verwante typen accent: (de stijging begint op een niveau dat hoger is dan het niveau waar de daling eindigt) en (de daling bereikt niet het niveau waarop de stijging begon - maar zie noot 14).Het type impliceert, in tegenstelling tot een ‘gewoon’ punthoedje, dat het accent het laatste is van een informatie-eenheid. Ik beschik niet over voorbeelden waaruit zou blijken dat er meer verschil is. In afwachting van dergelijke voorbeelden stel ik dan voor dat de betekenis van gelijk is aan de interpretatie die een punthoedje krijgt in finale posities van informatie-eenheden: het bestaan van de betreffende referent wordt medegedeeld.Ga naar eind13. Het type is een zogenaamde ‘roepcontour’, welke naam echter misleidend is omdat het accent niet alleen in ‘roepen’ voorkomt, en ‘roepen’ niet dit accent hoeven te hebben. De betekenis van het accent modificeert die van een punthoedje. Namelijk: de spreker deelt mee dat datgene wat het punthoedje meedeelt niet informatief is (te voorspellen was). (Deze mededeling zelf is niet te voorspellen.) Bijvoorbeeld: De leverancier die dit onder aan de trap roept deelt mee dat de groenteboer er is, maar bovendien dat de groenteboer te verwachten was. Vergelijk: Evenzo: Dit wil zeggen: ‘ik deel weliswaar mee dat Amsterdam hier nu opduikt, maar eigenlijk hoef ik dat niet te zeggen’ (want je wordt geacht dat al te weten). De ‘halve’ daling van komt ook voor zonder voorafgaande stijging in dezelfde syllabe. Het is dan een ‘half’ accent: de betreffende syllabe | |||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||
is minder geaccentueerd dan het geval zou zijn met een volledige beweging, maar meer dan het geval zou zijn als de syllabe ongeaccentueerd was. Bijvoorbeeld het tweede en derde accent in:
Ga naar eind14 Ik zou ook hier willen spreken van een modificatie, namelijk van de betekenis van accentuatie (of van de betekenis van de ‘volledige’ daling; bij ‘halve’ bewegingen is het niet duidelijk of de betekenis van accentuatie dan wel de betekenis van het betreffende type accent dan wel beide wordt gemodificeerd). Deze modificatie bestaat weer in de mededeling dat de mededeling vervat in het accent eigenlijk overbodig is: het accent sluit een gedachte uit, maar de spreker zegt dat dat uitsluiten eigenlijk niet nodig is (want in de gegeven context kan het al uitgesloten worden geacht). Zo ligt (48) dicht bij: In (49) zet de spreker geen accent op ingewikkelde en regelingen; daarmee geeft hij aan (in dit geval, namelijk bij de betreffende ‘bereik’verhoudingen) dat de gedachtes aan de genoemde eigenschap en entiteiten (ingewikkelde en regelingen) al geïntroduceerd waren voor het moment van spreken (in de voorafgaande context). Zin (48) introduceert weliswaar de betreffende gedachtes (door de negatie ervan te ontkennen), maar zegt tevens dat dit eigenlijk overbodig is (in de gegeven context).Ga naar eind15. De besproken betekenis van en wordt gesignaleerd door een daling in de geaccentueerde syllabe die de lage declinatielijn niet bereikt; de betekenis bestaat in de mededeling dat datgene wat de overeenkomstige vorm met een daling tot op de lage declinatielijn meedeelt, niet informatief is. | |||||||||||
7.We gaan nu weer terug naar zin (9) (paragraaf 2):Na hem vinden we hier een niet-accentverlenende daling. De positie van deze daling geeft het einde van een informatie-eenheid aan: de aan de daling voorafgaande constituent en de op de daling volgende constituent behoren niet tot één informatie-eenheid. We zullen zien dat er, afhankelijk van de segmentele context, twee gevallen zijn. Het opsplitsen van een zin in informatie-eenheden kan men zich voorstellen als een procédé waarbij steeds een rechtertak van een boom wordt opgedeeld in een linker- en een rechtertak, zoals in het volgende voorbeeld (zie schema (52)): | |||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||
Schematisch:
Dit is, voor het gemak, een statische weergave van een dynamisch interpretatieproces: de ‘boom’ bestaat in werkelijkheid niet, omdat steeds een linkertak alvast wordt verwerkt, waarna de volgende tak begint, zodat de tak die op een bepaald moment aan de orde is de hoogste blijft. De boom is een simplistische weergave van het verschijnsel dat een zinsdeel dat eerst ‘comment’ is tot ‘topic’ wordt gemaakt door het vervolg. De eerste interpretatie van de betekenis van de positie van de niet-accentverlenende daling is: de aan de daling voorafgaande constituent en de op de daling volgende constituent worden ingedeeld bij respectievelijk een linkeren een rechtertak. De instructie voor de verwerking van de zin die gegeven wordt door de intonatie is incoherent (niet-interpreteerbaar) als de segmentele informatie niet op de aangegeven manier in linker- en rechtertakken verdeeld kan worden. Incoherent is bijvoorbeeld:Want: De kennelijke bedoeling van de spreker is dat c is: de ontmoeting t/m cafégangers. De intonatie echter maakt van c: de ontmoeting tussen vaste klanten, en deelt en incidentele cafégangers in bij de volgende tak. Vergelijk (coherent, zie schema (52)): Een wat simpeler voorbeeld (incoherent): | |||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||
De incoherentie van (51') toont aan dat deze zin niet verwerkt kan worden volgens: ... zuidelijk) (deel van België en Luxemburg). Ook zo (incoherent):
De intonatie van (56) probeert ons het fragment te laten segmenteren volgens: (zevenenzestig) (procent) (van alle) (Nederlandse horecabedrijven); de incoherentie van het fragment toont aan dat het zo niet kan. Het moet volgens: (zevenenzestig procent) (van alle Nederlandse horecabedrijven). Het zal duidelijk zijn dat we uit de incoherentie en coherentie van verschillende grensposities een schat aan informatie kunnen halen over hoe een zin verwerkt wordt. In de tot nog toe gegeven voorbeelden instrueerde de positie van de intonatiegrens ons om twee constituenten te verdelen over respectievelijk een linkeren een rechtertak (die zelf weer een linkertak kan zijn bij het vervolg). Een andere manier om twee dingen niet tot één informatie-eenheid bijeen te nemen is: een (linker)tak opdelen in meerdere ‘twijgjes’. Bijvoorbeeld (schema 58)):Ik zet hier en in het vervolg van deze paragraaf voor de duidelijkheid de leestekens die door de intonatie worden gesuggereerd. Schematisch: Het verschil tussen een tot twee informatie-eenheden opgesplitste tak en een ongesplitste tak vinden we bijvoorbeeld in wat genoemd wordt een uitbreidende tegenover een beperkende bijzin: Hetzelfde verschil: | |||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||
We hebben nu twee interpretaties gezien: de positie van de intonatiegrens deelt de aan de grens voorafgaande constituent in bij een linkertak en de erop volgende bij een rechtertak, of de grens deelt een linkertak op in twee afzonderlijke twijgjes. Zolang de tweede interpretatie mogelijk is, op welk niveau dan ook, is de zin coherent. Interessant is nu dat een twijgje zelf niet in een linker- en een rechtertak opgedeeld kan worden. Andersom gezegd: als binnen een twijgje slechts de eerstgenoemde interpretatie mogelijk is is de zin incoherent. Bijvoorbeeld (incoherent, zie schema (64)):
Deze zin probeert het volgende gedaan te krijgen: De segmentele context wil dat de grens na gisteren twijg a" opdeelt in ax en ay. Maar de intonatie kan dat niet; die zegt: dat t/m gisteren = a", en heb gezien = b (denk erom dat de boom niet bestaat). Vergelijk (coherent, want segmentele context in overeenstemming met de intonatie-instructie): Ook kan: Dat wil zeggen: Zin (64) kan niet, simpel gezegd, omdat a" (schema (64)) een onderbreking vormt van de voortgang van de informatie van a' naar b: als a" begint zitten we nog te wachten op b. Als er dan een interpretatie komt ‘hier eindigt een tak’, dan begint de volgende tak, en dat moet de tak zijn waarop we nog zaten te wachten. Een onderbreking van de voortgang van de informatie kan zelf niet in een linker- en een rechtertak worden opgedeeld. Wel kan zo'n onderbreking zelf weer onderbroken worden. Bijvoorbeeld (coherent, schema (67)): | |||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||
Deze zin is coherent omdat de reeks grensmarkeringen als volgt geïnterpreteerd kan worden:
Anders gezegd: als (schema (67)) twijg a" begint zitten we te wachten op b; als twijg a"" begint zitten we te wachten op ay; de zin is coherent omdat de segmentele context de gewekte verwachtingen keurig van binnen naar buiten invult. Het opmerkelijke is hier dat de structuur van (66), die geen geheugenproblemen oplevert, complexer is dan die van (63), die dat wel doet. Onderbrekingen van de voortgang van de informatie om zijwegen in te slaan, of zijwegen van zijwegen, verwerken we kennelijk zonder problemen. Maar als we dan meedelen dat het verhaal weer verder gaat, dan gaat het verder vanaf het punt waar de zijweg, of de zijweg van de zijweg, begon. Een zijweg zelf kan niet in twee etappes worden afgelegd. Ik geef nu nog enkele voorbeelden die incoherent zijn op dezelfde manier als (63); na ieder incoherent voorbeeld volgt een coherent voorbeeld van het type (65) en een van het type (66). Ik zet weer voor het gemak leestekens. Ten overvloede zij opgemerkt dat de incoherente zinnen ook in coherente zinnen kunnen worden omgevormd door gewoon de grensmarkering te laten vervallen: door een andere intonatie te kiezen bij de gegeven segmentele context. Het gaat hier echter over de betekenis en de mogelijke interpretaties van een gegeven grensmarkering. Incoherent (als (63), schema (64)):Coherent (als (65), schema (64)): Coherent (als (66), schema (67)): | |||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||
Incoherent (als (63), schema (64)): Coherent (als (65), schema (64)): Coherent (als (66), schema (67)): Incoherent (schema (75)): Coherent (schema (75) = schema (52)): | |||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||
Coherent (schema (67)):
In zinnen zonder zijwegen komen we niet in geheugenproblemen. Wel kan hier het indelen van informatie bij een volgende tak ongelukkig uitkomen in de gegeven segmentele context, zoals in voorbeeld (53). Bij een bepaald type zinnen lijkt dit systematisch het geval te zijn, namelijk als de grensmarkering de twee delen van een discontinu predicaat bij verschillende informatie-eenheden indeelt. Bijvoorbeeld: De intonatie segmenteert (78) tot: (het weerbericht was gisteren) (niet zo goed), zodat we de zin begrijpen als:
Zie ook elkaar in (77), en (63) vs (63'). Dat het probleem inderdaad door het predicaat veroorzaakt wordt blijkt uit het feit dat, als de constituent tussen de twee delen van het predicaat zelf uitgebreid genoeg is om een afzonderlijke informatie-eenheid te vormen, het effect van (78) niet noodzakelijk ontstaat: Dat wil zeggen: Het weerbericht was (zowel gisteren als eergisteren) niet zo goed. Deze voorbeelden zijn een aanwijzing dat de grensmarkering niet alleen de eraan voorafgaande constituent scheidt van de erop volgende, maar ook de constituent voor de grens voegt bij het voorafgaande tot een informatie-eenheid van ongespecificeerde omvang; dit zou dan alleen gelden voor de interpretatie waarbij de grens de informatie opdeelt in een linker- en een rechtertak. Om tot een preciezere beschrijving te komen zouden veel meer voorbeelden nodig zijn. Bij gebrek aan gegevens kan ik hier een probleem met de afwezigheid van | |||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||
een grensmarkering ook slechts signaleren. We zagen hierboven dat een grensmarkering na y in een zin x y z voorkomt dat de zin wordt gesegmenteerd tot x (y z). Is nu een grensmarkering afwezig, zoals in een platte hoed (uitgesproken zonder grensmarkeringen zoals syllabeverlenging of pauze), dan ligt het voor de hand om juist het omgekeerde te doen, dat wil zeggen om de gedeeltes die verbonden worden door de platte hoed juist wel bij elkaar te nemen. Ook dat kan ongelukkig uitkomen:
Toen ik dit bericht hoorde dacht ik: logeergelegenheid voor (arbeiders en kantines). Het ligt natuurlijk voor de hand dat de spreker wilde zeggen: (logeergelegenheid voor arbeiders) (en kantines), en dat dus de intonatie verkeerd gekozen was omdat die een andere boodschap overbracht. Een eerste vereiste is om dit probleem te scheiden van het voorafgaande. Voorbeeld (81) is niet goed omdat alleen al de grensmarkering na logeergelegenheid voorkomt dat de zin op de vermoedelijk door de spreker bedoelde manier wordt begrepen; het is dus niet duidelijk of ook de platte hoed die arbeiders en kantines verbindt tot de geleding bijdraagt. Om de bijdrage van de platte hoed te isoleren moeten we voorbeelden hebben zonder voorafgaande grensmarkering, zoals De vraag is dan of voorbeelden van het type (82) systematisch minder problemen opleveren dan die van het type (81). Nog een voorbeeld: Ook hier is de vraag of een punthoedje op asyl eerder de vermoedelijk bedoelde boodschap overbrengt. Het kan zijn dat ook met een punthoedje in eerste instantie de vermoedelijk niet bedoelde interpretatie wordt opgeroepen, hetgeen dan aan de platte hoed toegeschreven moet worden. Er zijn echter ook talloze voorbeelden waar we geen last hebben van een platte hoed. Bijvoorbeeld: Als het tot de betekenis van een platte hoed zou behoren dat de door de twee poten verbonden constituenten tot een interpretatie-eenheid bijeen moeten worden genomen, zouden (62) en (84) incoherent moeten zijn, maar dat is niet het geval. Daarom houd ik er tot nader orde op dat het alleen sterk voor de hand ligt om in ambigue gevallen de afwezigheid van een grensmarkering | |||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||
te interpreteren als de negatie van de betekenis van een grensmarkering, dat wil zeggen om de intonationeel verbonden constituenten bijeen te nemen, maar dat dit niet tot de betekenis van een platte hoed behoort, dat wil zeggen dat de intonatie niet zegt dat het bijeennemen móet. Zin (84) is ook een voorbeel van het eerder behandelde grensprobleem, want de zin luidde oorspronkelijk:De betekenis van de (tweede) grensmarkering kan weer op twee manieren aan een bijpassende segmentele context worden geholpen: Tenslotte een voorbeeld waarin zowel de aan- als de afwezigheid van intonationele grenzen problemen geeft: Een segmentele context die alle meegedeelde intonatiebetekenissen interpreteerbaar maakt is bijvoorbeeld (zet zelf de leestekens): Ga naar eind16 | |||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||
8.In dit artikel zijn de volgende vormen en betekenissen besproken:Behalve de zes genoemde vormen hebben zeker een betekenis: | |||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||
De momenteel bekende perceptuele en semantische feiten geven geen aanleiding te veronderstellen dat het Nederlandse intonatiesysteem meer vorm-betekenis-gehelen omvat dan de acht genoemde. De hier gegeven indeling wijkt enigszins af van die welke het IPO hanteert. Deze verschillen zijn een gevolg van de verschillende criteria die men kan aanleggen bij de classificatie van perceptuele gegevens. Bijvoorbeeld: de bovengenoemde vorm I. is de in de IPO-notatie een combinatie in één syllabe van II. en III., of van II. en VI.; in mijn indeling is I. een afzonderlijke linguistische vorm omdat de betekenis ervan m.i. niet beschreven kan worden als een combinatie van andere (de IPO-notatie impliceert geen uitspraak over betekenis). Ook bevatten de IPO-notaties enkele elementen die hier niet zijn opgenomen. Deze verschillen zijn een gevolg van het feit dat het IPO alle perceptueel discrete contourelementen vermeldt, terwijl ik hier alle voorspelbare elementen heb weggelaten (de IPO-notaties impliceren geen uitspraken over de vraag welke elementen linguistisch redundant zijn), en van het feit dat het IPO alle (melodisch) contextuele varianten van de door mij gegeven vormen afzonderlijk vermeldt, terwijl ik me voor de duidelijkheid steeds tot één tekening heb beperkt (de IPO-notaties impliceren geen uitspraken over de vraag welke vormen contextuele varianten van elkaar zijn). De ‘technische’ vertaling van de perceptuele gegevens van het IPO in de door mij voorgestelde linguistische classificatie hoop ik elders te geven.
Dankzij het IPO-onderzoek beschikken we over zeer uitgebreide en expliciete perceptuele gegevens met betrekking tot Nederlandse toonhoogtecontouren. Slagen in de lucht op dit gebied zijn een anachronisme geworden; er kan slechts gesproken worden over mogelijke linguistische analyses van de feiten. Een dergelijke discussie veronderstelt natuurlijk dat men zich ten doel stelt om die feiten te verantwoorden, en dus dat men bereid is om althans kennis te nemen van datgene wat geanalyseerd moet worden. Dit is niet voor iedereen vanzelfsprekend: ‘While phonologists were [...] quite happily involved in their own kind of problems, phoneticians were not hesitant to point out on various occasions the thin “empirical” basis of the entire enterprise. When this was thought to be the case in systematic ways phonologists were requested to remedy this on the penalty of the accusation of ignoring empirical evidence. Naturally [sic] the phonologists' attitude to this was that empirical evidence isn't always what it looks like, and if it is what it looks like it isn't very interesting’ (Zonneveld 1983:297). Deze houding maakt iedere wetenschappelijke discussie onmogelijk. Terecht zegt Koster (1983:205): ‘de vraag moet vroeg of laat gesteld worden waar onnozelheid eindigt en bedrog begint’. Er bestaat, geloof ik, alleen een klein misverstand over de kwestie aan wie deze vraag het eerst gesteld moet worden. | |||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||
|
|