Forum der Letteren. Jaargang 1984
(1984)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |||||||||||||||||
Vorm en betekenis in Nederlandse toonhoogtecontouren IGa naar eind* C.E. KeijsperDe momenteel bekende gegevens over de perceptie en interpretatie van Nederlandse toonhoogtecontouren leiden tot het postuleren van acht minimale taaltekens (vorm-betekenis-eenheden).‘Oddly, a fact that would delight any other kind of scientist - that semantic value is correlated with formal shape, the surest guarantee that the forms singled out are no accident - seems to strike many linguists completely on the blind side’ (Bolinger 1951:210) | |||||||||||||||||
1.In 1963 begon in Eindhoven op het Instituut voor Perceptie Onderzoek (IPO) het tijdperk van de Nederlandse intonatiestudies (Cohen 1982:14). Nu, twintig jaar later, is het karwei vrijwel geklaard voor zover dat tot het werkterrein van fonetici behoort. Er is onder andere een cursus Nederlandse intonatie verschenen (Collier, 't Hart 1981), en de perceptuele vorm van Nederlandse toonhoogtecontouren is zo gedetailleerd bekend dat de contouren automatisch gegenereerd kunnen worden ('t Hart 1979). Dit baanbrekende onderzoek vindt hier en daar langzamerhand de erkenning die het verdient, blijkens de navolging die het krijgt en de naam ‘l'école hollandaise’ waarmee het is gesierd ('t Hart 1981:29). Tot de linguistiek echter is het onderzoek nog nauwelijks doorgedrongen. Zo leren eerstejaarsstudenten Letteren nog steeds dat ‘in vergelijking met de overige onderdelen van de fonologie de studie van de zinsintonatie nog weinig gevorderd is’ (Dik en Kooij 1979:168). Hoewel fonetici deze uitspraak verouderd zouden noemen is hij dat slechts gedeeltelijk. Want het kan niet ontkend worden dat de taalkunde in dezelfde twintig jaar over de linguistische rol van intonatie nauwelijks iets nieuws te berde heeft weten te brengen.Ga naar eind1 De oorzaak van deze beschamende achterstand is ongetwijfeld dat, terwijl fonetici in snel tempo nieuwe feiten op tafel bleven leggen, veel taalkundigen verdiept waren in discussies over de voor- en nadelen van de in snel tempo wisselende theoretische modellen, en bij die discussies kon men feiten steeds minder goed gebruiken: ‘It may be possible that a situation will arise in which explanatory depth will become a factor in evaluating a theory, even such a significant factor that it can override apparent refuting evidence’ (Chomsky 1978:11). ‘Even the absolute true grammar would, if it existed, be refuted by masses of counterexamples, again because we do not know what is the right kind of evidence’ (op.cit.: 10). Fonetici hebben uiteraard geen boodschap aan verklarende diepten waar een contradictoire definitie van waarheid wordt omgetoverd tot een Galileïsche revolutie. En iemand die Nederlands wil leren heeft meer aan een ‘nietlinguistische’ intonatiecursus dan aan de Nederlandse grammatica die na 25 jaar nog steeds niet af is omdat potentiële auteurs pas weten wat ze moeten doen als het volgende boek van hun goeroe verschijnt (Zonneveld 1982:216). | |||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||
Een duidelijk voorbeeld van de slachting die deze revolutie in de taalkunde heeft aangericht is het feit dat twintig jaar lang geen neerlandicus serieus heeft gekeken naar materiaal dat in eigen land op een presenteerblaadje werd aangeboden. | |||||||||||||||||
2.‘Een natuurlijk gevolg van de beslissing om onderzoek naar de functie van intonatie uit te stellen is, dat er ook nu nog weinig over bekend is. Het is alleen zo dat vragen op dit terrein nu eindelijk aanpakbaar zijn geworden en dat inperking van de vraagstellingen nu goed mogelijk is’ ('t Hart 1981:31). 't Hart gebruikt hier de term ‘functie’ zonder bijbedoelingen. Sinds Kooij en Steinmetz (1983) moeten we voorzichtiger zijn. We weten nu dat de transformationeel-generatieve taalkunde zich niet wenst bezig te houden met ‘functie’, maar wel meent iets over ‘betekenis’ te zeggen. Ik gebruik het woord ‘betekenis’ in de zin van: een discreet, invariant, niet-redundant, contextonafhankelijk inhoudselement dat onverbrekelijk gecorreleerd is aan een discreet, invariant, niet-redundant, contextonafhankelijk vormelement. Voor contextafhankelijke lezingen gebruik ik de term ‘interpretatie’. Wat betreft ‘functie’, zoals kort maar krachtig wordt opgemerkt door Scuffil (1982:18): ‘the function of intonation is to convey meaning’. De betekenis van een vorm kan gevonden worden door de interpretaties die worden opgeroepen door het gebruik van die vorm in een bepaalde context te vergelijken met de interpretaties van andere vormen in dezelfde context, door die interpretaties, door middel van het variëren van de context, steeds verder te ontdoen van componenten die er door de context in worden gebracht, net zolang tot is vastgesteld wat alle interpretaties van een vorm gemeen hebben, en wat ze onderscheidt van alle interpretaties van opponerende vormen. Laten we beginnen met een zogenaamde platte hoedGa naar eind2:Deze zin bevat twee geaccentueerde lettergrepen (aangegeven door middel van cursivering); op de eerste van deze lettergrepen stijgt de toon, op de tweede daalt die, in het tussenliggende stuk blijft de toon hoog.Ga naar eind3 Dezelfde reeks woorden kan gesproken worden met twee zogenaamde punthoedjes:De accenten zijn hier gerealiseerd door middel van een stijging en een daling in dezelfde lettergreep, tussen de accenten in blijft de toon laag. Dat er een betekenisverschil bestaat tussen deze vormen, en in welke richting dat verschil gezocht moet worden, kunnen we stap voor stap achterhalen. | |||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||
Voorbeeld (4) kan een kant en klare mededeling zijn. Maar de contour op (3) suggereert dat de spreker nog niet is uitgesproken. Lezers vergissen zich hiermee geregeld: ‘From time to time newsreaders are heard not to make a final fall at all at the end of a sentence, keeping their pitch high to the very end. Noticing their mistake they sometimes add: Punt’ (Nooteboom en Cohen 1975:131-132). Op de televisie kan men een nieuwslezer bewonderen die de neiging heeft om alle berichten van het journaal door middel van de contour van (3) aan elkaar te breien:
Enzovoort. Van dit soort rare intonaties kunnen we veel leren over de betekenis van contouren, omdat ze ons die betekenis afzonderlijk bewust doen worden. Wat de nieuwslezer hier doet is immers niets anders dan het toepassen van een intonatiebetekenis in een segmentele context waarin een andere intonatiebetekenis gepaster zou zijn; de betekenis die hij gebruikt is moeilijk interpreteerbaar in de gegeven omstandigheden, zodat semantische incoherentie ontstaat. De gebruikte betekenis past beter bij bijvoorbeeld:KNMI data niet hadden voorspeld. (Voor een andere intonatie bij deze zinnen zie paragraaf 4.) In deze voorbeelden heb ik leestekens gezet. Dat is niet juist, want we hebben het over spraak en niet over geschreven teksten. Het rare van het nieuws in (5) is dat het één bericht vormt, zoals in:De intonatie van (7) is coherent. Het is een merkwaardige zin natuurlijk, maar dat komt doordat de gepresenteerde samenhang tussen de gebeurtenissen niet in overeenstemming is met wat je redelijkerwijs zou kunnen verwachten op grond van algemene kennis van de wereld. De zin verwijst naar een vreemde wereld, maar de intonatie klopt. Het gaat hier alleen over intonatie; de vraag hoe een normale wereld eruit ziet hoort niet thuis in de linguistiek. Op analoge wijze is (5) interpreteerbaar indien men steeds het vervolg als een | |||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||
uitleg van het voorafgaande beschouwt; op schrift zou dat aangegeven worden met dubbele punten, vergelijk bijvoorbeeld (met een normale wereld):
Het vervolg dat aangekondigd wordt door kan het tweede gedeelte van een platte hoed blijken te bevatten: Dit vervolg specificeert het gesprek waaraan al door het eerste gedeelte de gedachte was opgeroepen: ze voerde niet zomaar een gesprek met hem, maar alleen een gesprek over de graanoogst: het tweede gedeelte sluit potentiële referenten van het eerste gedeelte uit als zijnde niet door de spreker bedoeld. De aangekondigde voortzetting hoeft niet slechts één accent te bevatten:Hier daalt na hem de toon zonder accent te verlenen aan een syllabe; zie hierover paragraaf 7. Ook is het mogelijk dat het aangekondigde vervolg helemaal niet komt, zoals in:Maar de aankondiging van een vervolg blijft aanwezig, want (10) interpreteren we bijvoorbeeld als een open reeks (‘ik zou nog verder kunnen gaan met het opsommen van de reeks die ik in gedachte heb’). En de intonatie van het nieuws in (5) is raar juist doordat het aangekondigde vervolg niet te vinden is voor een hoorder met een normaal wereldbeeld, de aankondiging zelf is er dus wel degelijk. In alle besproken gevallen vonden we dat de spreker d.m.v. meedeelt dat hij meer in gedachte heeft dan hij tot op dat moment heeft gezegd. Deze informatie is afwezig in een punthoedje. Natuurlijk kan verder op blijken dat:het eerste gedeelte is van: maar de intonatie van (4) deelt daarover niets mee. Minstens even belangrijk als wat meedeelt is wat deze contour niet meedeelt. Vergelijk: | |||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||
Voorbeeld (11) is raar. Tenzij natuurlijk verder op blijkt dat het het eerste gedeelte is van bijvoorbeeld
Maar zonder zo'n vervolg deelt (11) mee dat ze een manier van spreken heeft, hetgeen niet zo'n zinvolle mededeling is zonder nadere specificatie van welke manier dan wel. Voorbeeld (12) is helemaal niet raar, want die zin deelt niet in het algemeen mee dat ze een manier van spreken heeft: alleen over een bepaalde manier van spreken wordt gesuggereerd dat ze die heeft, waarbij de bedoelde manier gespecificeerd zal worden door het volgende accent (de volgende accenten). Of eigenlijk: door het semantisch correlaat van dat accent (die accenten), dat wil zeggen de volgende gedachte. Want de nadere specificatie hoeft niet uitgesproken te worden; dan laat de spreker het aan de hoorder over om zelf de in de gegeven context meest voor de hand liggende manier te kiezen. Bijvoorbeeld: ze heeft een afschuwelijke manier van spreken, of een prachtige manier. Voorbeeld (3) kan op dezelfde manier geïnterpreteerd worden:Ook hier wil de spreker alleen van een bepaald type gesprek het bestaan garanderen, maar het type moet nog aangevuld worden: hij roept alvast de gedachte op aan een situatie ‘ze heeft een gesprek met hem’, maar hij deelt niet mee dat die situatie bestaat, want eerst moet die situatie nog nader gespecificeerd worden door de aangekondigde gedachte, dan pas is het geheel in overeenstemming met de werkelijkheid. Hetzelfde vinden we terug in de andere voorbeelden. Neem bijvoorbeeld:De spreker leest bijvoorbeeld een lijstje voor waarop staat: een, twee, drie, tien, elf, twaalf. De intonatie van (10) signaleert dat het gedeelte een, twee, drie eerst aangevuld moet worden voordat de tot op dat moment uitgesproken gedachte in overeenstemming is met het lijstje zoals dat er in werkelijkheid uitziet. Met andere woorden, over de referent van een, twee, drie alleen wordt niet meegedeeld dat die bestaat. Onder ‘referent’ dient hier verstaan te worden: datgene waaraan de woorden de gedachte oproepen (gerekend zonder intonatie). Het ontbreken in van de mededeling dat de referent van de tot op dat moment uitgesproken gedachte bestaat kan leiden tot een vraaginterpretatie. Bijvoorbeeld: De tweede spreker roept de gedachte op aan de situatie ‘we moeten met de | |||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||
stoptrein’, maar hij zegt niet dat die situatie bestaat; in plaats daarvan kondigt hij de volgende gedachte aan. Die volgende gedachte (uit te spreken door de andere persoon) heeft hij hier nodig om te kunnen beslissen of de situatie waaraan hij de gedachte oproept, bestaat. Zonder nadere verklaring wil hij niet concluderen:
Ook in zinnen met een vraagwoord kan een vraaginterpretatie krijgen (in dit geval een vraag over een vraag): Met (16b) bedoelt de spreker bijvoorbeeld dat hij het eerder gegeven antwoord niet heeft verstaan (een zogenaamde ‘herhalingsvraag’), of dat hij het gegeven antwoord niet bevredigend vindt (‘ik durf dat niet nog een keer te zeggen’), of dat er wellicht geen antwoord is op zijn vraag (‘waarom zei je dat nou, er is toch geen reden om dat te zeggen’). In afwachting van wat komen gaat (de gedachte die hij aankondigt) wil de spreker niet beweren dat zijn vraag bestaat: wellicht is het antwoord al gegeven, of wellicht vervangt de toegesprokene zijn eerder gegeven antwoord nog, zodat de vraag met terugwerkende kracht geëlimineerd wordt, of wellicht is er geen reden waarnaar je zou kunnen vragen. Een dergelijke implicatie is afwezig in (16a). Natuurlijk hoeft (16b) niet, zoals in dit voorbeeld, te volgen op een identieke eerdere zin (op de intonatie na), maar zijn betekenis maakt hem wel specifiek geschikt voor zo'n context. Het bestaan van de referent van een vraagwoordzin speelt zich niet af in de reële wereld, maar in de verzameling projecties die op een bepaald moment de wereld van de spreker vormt. Ook in de andere voorbeelden dient het begrip ‘wereld’ in deze zin te worden verstaan. Voor een goed begrip zij verder opgemerkt dat de referent van een zin die als vraag wordt geïnterpreteerd niet de referent is van het antwoord op die vraag. Zo is de referent vanniet de referent van ‘koffie’ of de referent van ‘thee’, maar de referent van ‘koffie of thee’. Voorbeeld (17) kan gesproken worden door een gastvrouw tot haar bezoeker. Het wordt dan vrijwel zeker als vraag geïnterpreteerd. Maar (17) kan even goed het antwoord zijn op de vraag: Wat wil je drinken. De keuze tussen | |||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||
een vraag- en een antwoordinterpretatie wordt gemaakt op grond van de context. De intonatie heeft daar niets mee te maken. Wel door de intonatie gesignaleerd wordt het verschil tussen een gesloten reeks (een volledig uitgesproken gedachte), zoals in (17), en een open reeks (een nog aan te vullen gedachte), zoals in:
De meest voor de hand liggende interpretatie van (18) luidt dat koffie en thee slechts twee leden van een verzameling zijn waaraan de spreker denkt en waarvan hij andere leden zou kunnen opsommen (vergelijk 't Hart 1981:34). Verder kan (18) natuurlijk zowel een vraag- als een antwoordinterpretatie krijgen (of geen van beide), zoals eenvoudig kan worden vastgesteld in de bovengenoemde bezoekcontext. We hebben gezien dat de contour de volgende gedachte aankondigt (het semantisch correlaat van het volgende accent (de volgende accenten)). Die volgende gedachte kan een gedachte van de spreker zelf zijn of een gedachte van de toegesprokene (de intonatie wekt de toegesprokene op om een gedachte te krijgen), het kan het vervolg van de syntactische zin zijn of een nieuwe syntactische zin; dit alles blijft ongespecificeerd. Verder hebben we geconstateerd wat de contour niet meedeelt: het bestaan van de referent van de tot op dat moment uitgesproken gedachte. Redenen om dit niet mee te delen waren bijvoorbeeld: de uitgesproken gedachte moet nog ingeperkt worden voordat het geheel in overeenstemming is met de werkelijkheid; of: de spreker wil van de toegesprokene meer informatie voordat hij kan beslissen of de referent van de uitgesproken gedachte bestaat. Een belangrijke motivatie om het bestaan van een referent niet mee te delen zullen we bespreken in paragraaf 4. Dan zullen we ook zien waarom het van belang is om vast te stellen wat een contour niet meedeelt. Wat wel meedeelt is: ‘er volgt nog een gedachte’.Ga naar eind4 | |||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||
Voorbeelden als (19) zijn heel frequent. Zo hoor je geregeld:
Dit zijn twee mededelingen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld: Het is nu nuttig om een onderscheid te maken tussen een syntactische zin en een intonatiezin (Ebeling 1978:407 - 411). Het tweede gedeelte van (19) en (21) onderhoudt een syntactische relatie met het eerste gedeelte, er is in beide gevallen maar één syntactische zin. Niettemin kunnen we spreken van twee intonatiezinnen. Door de syntactische relatie is in beide gevallen de tweede intonatiezin een zogenaamde ‘afterthought’ bij de eerste. De contour sluit een intonatiezin af. Beter gezegd: de betekenis van impliceert dat het accent het laatste is, en op grond van die betekenis kan desgewenst een begrip ‘intonatiezin’ gedefinieerd worden. Laten we ons even beperken tot accenten die, al dan niet door hun betekenis, laatste accenten zíjn. Wat is dan het verschil tussen het tweede gedeelte van een platte hoed en een punthoedje? Soms zegt een nieuwslezer: Dat klinkt een beetje raar, alsof het woord bui of wind onverwachts komt in de gegeven context. Een punthoedje in laatste positie verleent, wat met een uiterst vage term wordt genoemd, ‘emfase’. Waar het daarbij om gaat zien we wat duidelijker in de volgende voorbeelden. Iemand gaat boodschappen doen met een lijstje dat door zijn vrouw is geschreven. Op het lijstje staat: melk, boter, kaas, eieren. Hij komt thuis en zegt tegen zijn vrouw: Iemand anders gaat op stap met het lijstje: boter, kaas, eieren. Hij zegt bij thuiskomst: Met zin (25) zegt de spreker dat het al bekend was dat hij melk heeft gekocht, met zin (26) dat deze situatie nieuw is. Wat preciezer: zin (25) roept de gedachte op aan een situatie ‘ik heb melk gekocht’ waarvan (de spreker zegt dat) het bestaan al bekend was (geprojecteerd was) voordat op het spreekmoment de gedachte aan die situatie werd opgeroepen. Zin (26) daarentegen introduceert niet alleen de gedachte aan de situatie ‘ik heb melk gekocht’, maar ook het bestaan van die situatie. Natuurlijk kunnen de lijstjes en de zinnen anders gecombineerd worden, maar (26) gesproken door iemand met het lijstje melk, boter, kaas, eieren, geeft hetzelfde effect als bij de nieuwslezer die meedeelt dat het optreden van wind of een bui in zijn tekst nieuw voor hem is. In de boodschappencontext gaat het dan bijvoorbeeld om een vergeetachtig persoon die bij het uitpakken van zijn tas constateert dat hij melk heeft gekocht. Als we een verhaal beginnen voor te lezen spreken we de titel meestal uit | |||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||
met (het tweede gedeelte van) een platte hoed:
Maar krijg je voor je verjaardag een cadeautje, en zeg je na het uitpakken ervan: dan ben je tamelijk onbeleefd: je zegt dan dat je al wist dat er een stropdas in het pakje zat voordat je hem had gezien (zodat de zin teleurgesteld klinkt, want je hoopt in zulke omstandigheden op een verrassing). Omgekeerd klinkt een punthoedje op de titel van het verhaal wat al te enthousiast: je zegt dan dat je je bewust wordt van het bestaan van het cadeau op het spreekmoment; hier ligt het meer voor de hand om slechts de gedachte te introduceren aan een op zichzelf al bekende referent. Stel je voor dat iemand de hoek om komt rijden en constateert: Dit geeft blijk van een stoïcijnse levenshouding. In de gegeven omstandigheden ligt het meer voor de hand om een punthoedje te gebruiken, want het bestaan van de betreffende situatie zal gewoonlijk nieuw voor de spreker zijn. Zin (29) in deze omstandigheden draagt zoiets over als: ‘ik heb altijd al geweten dat het eens zo ver zou komen’ (de spreker zegt dat hij al wist dat de situatie bestond voordat die situatie er in werkelijkheid was). In linguistische publicaties vindt men veelal de suggestie dat het verschil tussen en zou betreffen een verschil in ‘bereik’. Namelijk dat een punthoedje alleen het geaccentueerde woord zou benadrukken, terwijl een enkel dalend accent een zogenaamde ‘normale intonatie’ zou zijn, waarbij de hele zin ‘nieuw’ is (‘comment’, ‘focus’, ‘rhema’, enzovoort). Deze suggestie is niet in overeenstemming met de feiten. Of we de reeks woorden van (29) nu uitspreken met een stijgend&dalend accent of met een enkel dalend accent, het bereik van het accent omvat de hele zin. Met beide accenten is er ook een tweede lezing die luidt dat op het spreekmoment alleen de gedachte aan het huis wordt geïntroduceerd, terwijl de gedachte aan de referent van de rest van de zin al aanwezig was voor het moment van spreken. Dit verschil in bereik is een contextafhankelijk interpretatief verschil, niet een betekenisverschil, want er zijn geen twee dingen waartussen dit betekenisverschil zou kunnen bestaan. Het betekenisverschil tussen de twee typen accenten is een ander. Ik stel voor voor: ‘het bestaan van de referent was al geprojecteerd vóór het spreekmoment’.Ga naar eind6 In deze formulering staat niet vermeld het feit genoemd aan het begin van deze paragraaf: signaleert dat het accent het laatste is. In paragraaf 4 zal ik betogen dat dit feit niet opgenomen hoeft te worden in de betekenis omdat het volgt uit de gegeven formulering. | |||||||||||||||||
4.Over wat genoemd wordt ‘topic’ en ‘comment’, of ‘gegeven’ en ‘nieuw’, of ‘waarover het gaat’ en ‘wat er gezegd wordt’, of nog anders, | |||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||
bestaan een aantal hardnekkige misverstanden. Een van die misverstanden is de gedachte dat we met behulp van deze begrippen de accentuatie/woordvolgorde van een zin zouden kunnen verklaren. Deze gedachte berust op de visie dat de informatiestructuur van een zin een functie zou zijn van de context (in ruime zin, d.w.z. aanwezige informatie), zodat we, gegeven de context, de informatiestructuur van een zin kunnen voorspellen. Deze visie is een misvatting omdat in één en dezelfde context meerdere informatiestructuren kunnen passen (Ebeling 1981; Keijsper 1982). Bijvoorbeeld:
Omdat in één en dezelfde context meerdere informatiestructuren kunnen passen kunnen we niet op grond van de context, zonder de accentuatie/woordvolgorde van een zin te kennen, vaststellen wat ‘topic’ en wat ‘comment’ is in een zin. En dus kunnen we niet uit deze vaststelling de accentuatie/woordvolgorde van een zin afleiden (= ‘verklaren’ in de generatieve zin). Hoogstens kunnen we, uitgaande van een gegeven accentuatie/woordvolgorde, proberen om met behulp van de begrippen ‘topic’ en ‘comment’ (of andere namen) de betekenis van de gegeven accentuatie/woordvolgorde te beschrijven. Dat wil zeggen: we kunnen proberen om een hypothese op te stellen van het type: ‘dit betekent “topic” en dat betekent “comment”’. Het opstellen van een dergelijke hypothese heet een betekenisbeschrijving omdat alleen gezegd wordt wat iets betekent; de hypothese verklaart niet waarom iets de betekenis heeft die het heeft; de hypothese wordt opgesteld om de interpretaties die men aantreft te verklaren. De voorgestelde hypothese ‘dit betekent “topic” en dat betekent “comment”’ is echter fout, en dat komt door een tweede misvatting. Namelijk de gedachte dat de begrippen ‘topic’ en ‘comment’ betekenissen zouden kunnen voorstellen. Dat is evenwel onmogelijk, want er is niets waarvan het de betekenissen zouden kunnen zijn: we kunnen in bovenstaande hypothese niet invullen wat dit is en wat dat is. Vergelijk:
Enzovoort. In deze zinnen zijn een aantal woorden geaccentueerd (aangegeven door middel van cursivering), en andere ongeaccentueerd. Het is niet zo dat de ongeaccentueerde woorden ‘topic’ zijn en de geaccentueerde ‘comment’. ‘Topic’ is dus niet de betekenis van ongeaccentueerd zijn, en ‘comment’ | |||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||
is niet de betekenis van geaccentueerd zijn. In dezelfde zinnen gaan sommige woorden aan andere vooraf, en andere volgen. We beperken ons even tot de groepen hij is geboren/is hij geboren enerzijds en in 1950 anderzijds. Het is niet zo dat de vooropstaande woordgroep ‘topic’ is en de achteropstaande ‘comment’. ‘Topic’ is dus niet de betekenis van voorop staan, en ‘comment’ is niet de betekenis van achterop staan. Wat met de begrippen ‘topic’ en ‘comment’ bedoeld wordt is een interpretatie van een combinatie van betekenissen. Wat gewoonlijk ‘topic’ wordt genoemd (of een andere naam) is de interpretatie die een (al dan niet geaccentueerd) zinsdeel krijgt dat buiten het bereik van het laatste accent valt. Wat gewoonlijk ‘comment’ wordt genoemd is de interpretatie die een zinsdeel krijgt dat het laatste accent en alle (al dan niet geaccentueerde) woorden onder het bereik daarvan omvat.Ga naar eind7 Kortom, de begrippen ‘topic’ en ‘comment’ (of andere namen) kunnen niet dienen ter verklaring van iets; het bestaan van interpretaties die we ‘topic’ en comment’ noemen is een feit dat zelf verklaard dient te worden, namelijk door de betekenis van accentuatie en woordvolgorde te beschrijven. Wat hier van belang is is het volgende. Kijken we nog een keer naar (31) - (33):
We zien hier dat het toevoegen van een accent, na het accent op geboren, het zinsdeel is geboren tot ‘topic’ maakt: het accent op 1950 creëert de illusie dat het, voordat de zin werd uitgesproken, al bekend was dat hij is geboren (maar zie verder). Op de vraag hoe het mogelijk is dat een volgend accent dit effect heeft op voorafgaande zinsdelen zal ik hier niet ingaan, want dat is een lang verhaal. De illusie bestaat uit een interpretatie van een negatie, op de volgende manier. Alle typen toonhoogteaccent hebben, behalve een betekeniscomponent die ze van elkaar onderscheidt, een gemeenschappelijke betekeniscomponent, want allemaal zijn ze geopponeerd aan de afwezigheid van een toonhoogteaccent. De gemeenschappelijke component is de betekenis van accentuatie (prominentie).Ga naar eind8 Als ‘x’ een gedachte is, dan deelt een accent op de corresponderende vorm mee, naar mijn mening, dat de negatie van ‘x’ wordt ontkend. De negatie van ‘x’ is ofwel een gedachte aan de afwezigheid van de referent van ‘x’, ofwel een gedachte aan een andere referent dan de referent van ‘x’. In een ‘comment’ geldt de eerste interpretatie, in een ‘topic’ de tweede. Bijvoorbeeld:
Bij deze zin zijn twee gedachtes betrokken: 1. de gedachte aan de situatie ‘hij is geboren’, en 2. de gedachte aan de afwezigheid van die situatie. Het accent op geboren roept gedachte 2. op, namelijk door die te ontkennen als zijnde niet bedoeld (‘ik denk aan de situatie “hij is geboren” en niet aan de afwezigheid daarvan’). | |||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||
Bij het stukje hij is geboren zijn weer twee gedachtes betrokken: 1. de gedachte aan de situatie ‘hij is geboren’, en 2. de gedachte aan andere situaties dan die situatie. Het accent op geboren roept gedachte 2. op, namelijk door die te ontkennen als zijnde niet bedoeld (‘ik denk aan de situatie “hij is geboren” en niet aan andere situaties’; de bedoelde situatie wordt nu gekozen temidden van andere situaties). De overgang van de ene interpretatie van de negatie naar de andere maakt van een ‘comment’ een ‘topic’: het gevoel dat een ‘comment’ nieuwe informatie bevat ontstaat door de afwezigheid van het genoemde te ontkennen, het gevoel dat een ‘topic’ bekende informatie bevat ontstaat door andere dingen dan het genoemde te ontkennen (want om iets te kunnen kiezen als het bedoelde moet het er eerst zijn).Ga naar eind9 Door middel van accentuatie, de aan- of afwezigheid van prominentie, deelt de spreker mee waarnaar hij verwijst en waarnaar hij niet verwijst (waaraan hij denkt en waaraan hij niet denkt). Het type toonhoogteaccent, waarvan de specificatie onder intonatie valt, betreft de kwestie of datgene waarnaar de spreker verwijst bestaat of niet bestaat (volgens de spreker). Hierboven is over (31) - (33) gezegd dat het toevoegen van een accent, na het accent op geboren, de illusie creëert dat het, voordat de zin werd uitgesproken, al bekend was dat hij is geboren. In werkelijkheid is het iets ingewikkelder. Er is namelijk een verschil tussen en in ‘topic’ gedeeltes van zinnen. Als we ervan uitgaan dat een zin in grote lijnen wordt geïnterpreteerd in de chronologische volgorde waarin de woorden worden aangeboden, dan impliceert het geschetste effect van een volgend accent dat ieder accent eerst het laatste is, voordat het betreffende zinsdeel eventueel door een volgend accent tot ‘topic’ wordt gemaakt. Nu zagen we in paragraaf 3 dat een punthoedje in laatste positie, in tegenstelling tot , het bestaan van de referent introduceert. Ditzelfde doet een punthoedje als er daarna nog een accent aan wordt toegevoegd (maar zie paragraaf 5). Bijvoorbeeld: (De stijging op begonnen en gekaapt verleent geen accent, hij introduceert hier een grens.) In deze zinnen wordt eerst meegedeeld dat er een staking is begonnen en dat er een vliegtuig is gekaapt (het bestaan van deze feiten wordt meegedeeld), en vervolgens wordt iets over die staking en die kaping gezegd. Gebruiken we echter in plaats van de vorm , dan wordt de eerste stap overgeslagen: | |||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||
Deze zinnen delen alleen mee wat voor staking er is begonnen cq. waarom er een vliegtuig is gekaapt. Simpel gezegd: de eerste gedeeltes van (34) zijn eerst zelfstandige mededelingen en vervolgens een deel van een groter geheel; de eerste gedeeltes van (6) zijn direct een deel van een groter geheel. (Een goede nieuwslezer zal (34) prefereren.) Dit verschil tussen en in ‘topic’ gedeeltes is tamelijk subtiel; niettemin kan een van beide licht incoherent zijn in een gegeven context. Bijvoorbeeld:
Zin (36) deelt eerst mee dat ze een aanlokkelijk contract heeft gekregen, en zegt vervolgens iets over dat contract, namelijk om welk contract het ging. We zouden kunnen parafraseren: ‘ze heeft een aanlokkelijk contract gekregen en dat was voor ...’. Zin (35) deelt niet afzonderlijk mee dat ze een aanlokkelijk contract heeft gekregen; de zin meldt alleen waarvoor het was dat ze een aanlokkelijk contract heeft gekregen. De intonatie van (35) zou beter passen bij bijvoorbeeld: Hier wordt de logische voortgang van het verhaal niet verstoord door direct van de aanbiedingen over te stappen op de vraag met wie het was dat ze een contract heeft getekend. Gebruiken we in de tekst van (37) de contour , dan is de beslissing om een contract te tekenen niet geïmpliceerd in het krijgen van twee aanlokkelijke aanbiedingen. Evenzo (minder geslaagd): Deze intonatie zou goed passen bij bijvoorbeeld: In (39) ligt het in de rede om het op de markt brengen van paksooi te kiezen als voorbeeld van het slijten van nieuwe dingen door kwekers, zonder afzon- | |||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||
derlijk te introduceren dat die paksooi op de markt is gebracht. Zonder voorafgaande context, zoals in (38), is een punthoedje beter op zijn plaats. Begrijpelijkerwijs is op zogenaamde ‘tags’, die een afzonderlijke gedachte vormen,nauwelijks aanvaardbaar: De oorzaak van het besproken verschil tussen en in niet-finale gedeeltes is het feit dat het bestaan van de referent van het betreffende gedeelte niet meedeelt. Dit zagen we in paragraaf 2, waar we verschillende motivaties vonden om dit bestaan niet mee te delen. Na de schets in deze paragraaf van de begrippen ‘topic’ en ‘comment’ kunnen we een belangrijke motivatie toevoegen: de door de contour aangekondigde volgende gedachte zal leiden tot de interpretatie dat het bestaan van de referent van het gedeelte al geprojecteerd was voordat de zin werd uitgesproken. In paragraaf 3 kwamen we tot de hypothese dat betekent: ‘het bestaan van de referent was al geprojecteerd vóór het spreekmoment’. Het heeft zin om deze betekenis mee te delen alleen als het accent het laatste is; immers, in het geval van doet een volgend accent voor het zinsdeel wat doet voor zijn eigen zinsdeel. De betekenis van zegt dus: ‘je hoeft niet te wachten op het volgende accent om dit zinsdeel te laten verwijzen naar een referent waarvan het bestaan al bekend was voor dit moment’. Dit roept de vraag op wat het verschil is tussen de in deze paragraaf besproken interpretatie van en de betekenis van Kort gezegd: het gedeelte is ‘topic’, het gedeelte is ‘comment’, d.w.z. de interpretatie van de bij een accent betrokken negatie verschilt. Neem nogmaals In beide gevallen verwijst ‘hij is geboren’ naar een referent waarvan het bestaan al aan de spreker bekend was (in tegenstelling tot een punthoedje in beide gevallen). Maar (41) introduceert die (bestaande) referent in de wereld van het spreekmoment, namelijk door de gedachte aan de afwezigheid van de referent in de wereld van dat moment uit te sluiten. Zo deelt de man die met de boodschappen thuis komt en zegt wel mee dat het al bekend was dat hij melk heeft gekocht (in tegenstelling tot maar met zowel (25) als (26) introduceert hij het (al dan niet al bekende) feit op het moment van spreken, namelijk door een gedachte aan de wereld op dat moment zonder dat feit uit te sluiten. Zegt de man echter bijvoorbeeld | |||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||
dan kiest hij het (bekende) melk kopen uit de vele feiten die in de wereld van het spreekmoment aanwezig zijn. Zin (43) is op zijn beurt geopponeerd aan bijvoorbeeld waar het bestaan van het feit van het melk kopen eerst wordt geïntroduceerd om er vervolgens iets over te zeggen (hier: de reden van het bestaan ervan). Het zal duidelijk zijn dat de semantische opposities betrokken bij accentuatie en intonatie veel subtieler zijn dan gesuggereerd wordt door termen als ‘topic’ en ‘comment’ (we hebben het nog niet eens gehad over ongeaccentueerde ‘topics’). Een platte hoed, komt in meerdere talen frequent voor (b.v. Collier 1975:294). Dat is niet verwonderlijk als we nu de betekenissen van de twee delen aaneenvoegen. Het eerste gedeelt kondigt de volgende gedachte aan, en die komt inderdaad in het tweede gedeelte. Het eerste gedeelte deelt het bestaan van de betreffende referent niet mee. In het meest voor de hand liggende geval zorgt het accent van het tweede gedeelte voor de interpretatie dat het bestaan van de referent van het eerste gedeelte al bekend was voor het moment van spreken. Het tweede gedeelte deelt voor zijn eigen referent mee dat het bestaan ervan al bekend was voor het moment van spreken. Tesamengevoegd: de spreker wist iets van te voren en brengt door middel van de zin zijn kennis over op de hoorder. | |||||||||||||||||
5.We kunnen nu ook de discussie over een punthoedje afsluiten. In de tot nog toe besproken voorbeelden zagen we dat, in tegenstelling tot zowel als , het bestaan van de betreffende referent meedeelt. Nu waren al deze voorbeelden zo geconstrueerd dat het punthoedje het laatste accent was van een zinsgedeelte, of, beter, van een informatie-eenheid (daarom heb ik in voorbeeld (34) en volgende een grensmarkering ingevoerd). Alleen in zo'n geval vinden we namelijk dat een punthoedje het bestaan van de referent meedeelt. Deze mededeling is dus in werkelijkheid slechts een interpretatie en niet een betekenis. Een informatie-eenheid is een (complexe) gedachte die afzonderlijk gerelateerd wordt aan de wereld van het spreekmoment (om eventueel vervolgens deel uit te maken van een groter geheel). Zo'n eenheid kan geen, een, of meerdere accenten bevatten. Een (complexe) gedachte wordt afzonderlijk gerelateerd aan de wereld van het spreekmoment als hij niet valt onder het bereik van een volgend accent.Ga naar eind10 Een punthoedje kunnen we beschouwen als een minimaal type accent. In fysiologisch opzicht, omdat een stijging plus daling de meest voor de hand liggende manier is om een syllabe prominent te maken (‘inspanning plus ontspanning’) (Van Katwijk 1974). En in semantisch opzicht: een punthoedje deelt niets mee over het nog niet of juist wel afgelopen zijn van een zin. Om een punthoedje te maken hoeft de spreker niet vooruit te denken, zoals hij | |||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||
bij
moet doen, noch hoeft hij zich te realiseren dat hij niets meer te zeggen heeft. Kortom: ‘The simplest strategy is that in which the speaker realises a rise-fall on every successive syllable that has to be marked by a pitch accent. This amounts to a decision, in respect of each syllable, as to whether it has to be accented or not’ (Collier en 't Hart 1975:110). Ik meen dat we inderdaad kunnen zeggen dat een punthoedje slechts de betekenis van accentuatie heeft, zoals genoemd in paragraaf 4. Maar dan met dien verstande dat die betekenis een implicatie krijgt als hij optreedt in finale posities. (Wellicht is het zo dat een spreker in niet-finale gevallen niets hoeft te doen om een punthoedje te kiezen, behalve de beslissing nemen om een accent te realiseren, terwijl hij in finale posities bewust een punthoedje moet kiezen in plaats van een ander type accent.) De implicatie van een punthoedje in finale positie onstaat doordat dit type, in tegenstelling tot zowel als , de meest voor de hand liggende connectie tussen het uitsluiten van een gedachte (wat ieder accent doet) en het uitsluiten van het bestaan van een referent voor een gedachte, niet verbreekt. Het ligt voor de hand dat iemand meedeelt ‘ik denk aan dít en niet aan dát’ omdat dít en niet dát volgens hem het geval is. Zowel als verbreken deze voor de hand liggende connectie. Kijk bijvoorbeeld nog eens naar (zie par.2): Het accent op stoptrein is hier het laatste; dit deelt, zo zagen we in paragraaf 4, mee dat de spreker denkt aan de situatie ‘dus we moeten met de stoptrein’ en niet aan de afwezigheid daarvan. Maar dan kondigt hij de volgende gedachte aan. Daarmee voorkomt hij (bij de ‘vraag’ interpretatie) dat de hoorder concludeert dat de spreker overtuigd is van het feit dat ze met de stoptrein moeten: de spreker heeft de volgende gedachte nog nodig om te beslissen of ze met de stoptrein moeten: of de situatie waaraan hij denkt dan wel de afwezigheid daarvan in werkelijkheid het geval is. Ontbreekt nu de aankondiging van de volgende gedachte, zoals in dan heeft de spreker kennelijk geen volgende gedachte nodig om te kunnen beslissen dat ze met de stoptrein moeten. Een analoge redenering geldt voor versus Neem bijvoorbeeld (zie paragraaf 3): Hier deelt de spreker mee dat het bestaan van de situatie die hij op dit moment in de wereld ziet al aan hem bekend was voor dat moment. Ontbreekt nu deze mededeling, dat wil zeggen kiest de spreker een punthoedje, dan wist hij kennelijk nog niet van het bestaan van de situatie. Met heeft de spreker dus noch de volgende gedachte nodig om | |||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||
over het bestaan van de referent te kunnen beslissen, noch zegt hij dat hij al van het bestaan op de hoogte was. Tesamen leidt dit tot de interpretatie dat het bestaan ter plekke wordt meegedeeld. Dit geldt echter alleen op momenten dat gedachtes aan de wereld van het spreekmoment worden gerelateerd, dat wil zeggen voor laatste accenten van informatie-eenheden. In andere gevallen is een punthoedje inderdaad niets meer dan een beslissing om de betreffende syllabe te accentueren: de spreker meldt waaraan hij denkt, en waaraan hij niet denkt, zonder iets te impliceren over het bestaan van de referent. Voor en hoeft een dergelijke tweedeling naar positie in een interpretatie-eenheid niet gemaakt te worden. De contour heeft in alle omstandigheden slechts de betekenis van een accent plus de betekenis dat de volgende gedachte wordt aangekondigd. Binnen een informatie-eenheid is er dan ook vrij weinig verschil tussen een punthoedje en . Neem bijvoorbeeld het eerste accent van Het enige verschil tussen het eerste accent van (25) en het eerste accent van (26) is, lijkt me, dat (25) aankondigt dat er nog iets komt en (26) niet; dit informatieverschil wordt direct al bij melk opgeheven, zodat het nauwelijks opvalt. Maar in finale posities valt het verschil meteen op. We kunnen zeggen dat het merkwaardige van is dat de spreker, ook als de gedachte wordt gerelateerd aan de wereld van het spreekmoment, niets meedeelt over het bestaan van de referent. Vandaar dat zinnen die eindigen met deze contour een onvolledige indruk maken: de spreker zegt alleen waaraan hij denkt, en waaraan hij niet denkt, en dat zijn gedachte aan de wereld van het spreekmoment gerelateerd is, maar hij wacht op het vervolg voor de specificatie van hoe die relatie dan wel is. De contour kan alleen het laatste accent van een informatie-eenheid zijn, want zijn betekenis deelt iets mee over het bestaan van de referent, dus als deze betekenis optreedt moet de gedachte wel aan de wereld gerelateerd worden. Samenvattend, ik stel voor dat een punthoedje, Ga naar eind11, niets toevoegt aan de betekenis van een accent. Die betekenis luidt (paragraaf 4): ‘de negatie van deze gedachte wordt uitgesloten als zijnde niet bedoeld’ (‘niet niet’). Zowel als hebben, naast deze betekenis, nog een betekeniscomponent (paragraaf 2 resp. 3). Die andere component zorgt er in en voor dat het accent slechts een gedachte uitsluit. Doordat een punthoedje geen extra component bevat impliceert het gebruik van op momenten dat een gedachte aan de wereld wordt gerelateerd (finale posities) dat ‘niet niet’ behalve een gedachte ook het niet-bestaan van de referent uitsluit.Ga naar eind12 |
|