Verslagen en mededelingen
Kort verslag van het congres ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Nederlandse Vereniging voor Algemene Literatuurwetenschap te Garderen (23 - 24 januari 1981)
Op 8 september 1981 was het tien jaar geleden dat de Nederlandse Vereniging voor Algemene Literatuurwetenschap (VAL) werd opgericht. Blijkens de statuten stelt de vereniging ‘zich ten doel de bevordering van het onderzoek en het onderwijs in de algemene (theoretische en vergelijkende) literatuurwetenschap.’ Het lidmaatschap staat open voor ieder die het doctoraal examen algemene literatuurwetenschap heeft afgelegd, op het gebied van de algemene literatuurwetenschap werkzaam is, of door het bestuur op voordracht van enkele leden voor het lidmaatschap wordt uitgenodigd. In de praktijk betekent dit dat vrijwel iedere afgestudeerde met belangstelling voor een literatuurwetenschap die supralinguale problemen bestudeert, lid kan worden van de VAL. De vereniging heeft thans meer dan 160 leden. Het tienjarig bestaan van de VAL werd in januari 1981 met een congres over de methoden en problemen van de literatuurgeschiedschrijving gevierd.
De eerste congresdag stonden vier werkgroepen op het programma, waaraan door leden en andere belangstellenden, waaronder een aantal studenten, in totaal ongeveer honderd personen, actief werd deelgenomen. De thema's van de werkgroepen waren: I. traditie en vernieuwing (voorzitter: P.H. Schrijvers), II. de concrete lezer (voorzitter: Elrud Ibsch), III. literairhistorische periodisering (H.R.P. Leferink), IV. literatuur in vertaling (W.J.M. Bronzwaer). Ieder die dit wenste, had een korte schriftelijke bijdrage kunnen inleveren. De bijdragen waren van te voren gedistribueerd, zodat alle tijd aan discussie kon worden besteed. Een aantal bijdragen zullen afzonderlijk als artikel worden gepubliceerd.
Op de tweede congresdag werd een viertal lezingen gehouden door buitenlandse sprekers, die onderwerpen behandelden waarop de deelnemers zich tijdens de werkgroepen mentaal hadden kunnen voorbereiden. De uitnodiging van Manfred Fuhrmann, als classicus aan de Universiteit van Konstanz verbonden, was een gelukkige keuze. Fuhrmann sprak over ‘Gattungskonstitution durch Leserwahl, am Beispiel der Bukolik’ en wist op overtuigende manier met behulp van de lezersreceptie die in de Oudheid vooral uit de wijze van overlevering (selectie en uitbreiding) blijkt, de opkomst van een genre te verklaren,
David Bellos, romanist aan de Universiteit van Edinburgh, hield de tweede lezing: ‘Reconstructing a Reading Public: Balzac's Real Readers.’ Bellos trachtte het historische, concrete lezerspubliek uit de tijd dat de romans van Balzac werden gepubliceerd, te reconstrueren aan de hand van de overgele-