Discussie en reactie
Antwoord aan Mieke Bal en F.R. Klinkhamer
In Forum der Letteren 22 (1981) 2 verschenen twee reacties op mijn ‘De logische opbouw van de verhaaltheorie’ uit F.d.L. 21 (1980) 4. Ik wil daar graag kort op terugkomen.
De reactie van F.R. Klinkhamer komt erop neer dat ik i.p.v. ‘de tijd is een functie van de ruimte’ had moeten schrijven: ‘tijd en ruimte vormen samen een zeer bijzonder geheel’. Dat zal best waar zijn, maar in de eerste plaats schrijf ik dat elders in het stuk ook, en in de tweede plaats doet het voor mijn betoog niets ter zake.
Belangwekkender is de reactie van Mieke Bal. Inderdaad gebruik ik termen als ‘logisch’ en ‘extensie’ in hun alledaagse betekenis, maar ik zie niet goed in waarom dat niet mag. Ik vind dat niet ik deze terminologie moet verantwoorden - want ze stemt overeen met het gewone taalgebruik - maar iemand die in een literair-wetenschappelijk blad de specifiek logische betekenis van ‘logisch’ zou gebruiken (zoals het omgekeerde zou gelden in een wijsgerig tijdschrift). Mieke Bal verantwoordt toch ook altijd haar zeer specifieke gebruik van de term ‘verhaal’, en niet haar alledaagse gebruik van, ik noem maar wat uit de eerste pagina van haar De theorie van vertellen en verhalen: werkelijkheid, systeem, concept, tekst(beschrijving).
Verder beweer ik helemaal niet dat de fabel niet gedefinieerd zou kunnen worden, ik schrijf dat niet exact te definiëren is waar de fabel ophoudt en het sujet begint, wat iets heel anders is. Evenmin breid ik de fabel uit tot de actuele wereld: op p. 247 staat precies het tegenovergestelde. Wat betreft de andere termen die ik onvolledig zou verantwoorden: het doet voor mijn betoog niets ter zake of de verteltijd nu de leestijd is of het aantal pagina's, evenmin of het personage nu een acteur is of een actant of nog wat anders. De reconstructie is iets heel anders dan de abstractie: de eerste gaat over de narratologische tijd, de tweede over de fabelelementen (zie weer p. 247).
Dan het belangrijkste punt: de onvolledigheid van De theorie van vertellen en verhalen. Mijn hele betoog draait om het volgende: in elk verhaal zijn twee tijden aanwezig, die waarin het verhaal zich afspeelt (de historische tijd) en die welke het verhaal duurt (de narratologische tijd); deze laatste kan gedefinieerd worden als de relatie tussen de vertelde tijd (fabel) en verteltijd (sujet). Daarnaast speelt elk verhaal zich af op een bepaalde plaats: de topografische ruimte; deze is een pendant van de historische tijd en niet van de narratologische. Welnu, in het deel over de fabel in haar boek wijdt Mieke Bal geen apart hoofdstuk aan die historische tijd, sterker nog: er wordt nauwelijks over gesproken. Wel worden er hoofdstukken gewijd aan de vertelde tijd en de ruimte. In het tweede deel over het sujet wordt evenmin een hoofdstuk gewijd aan de historische tijd. Dat is de eerste onvolledigheid. Een tweede is deze: elke fabel en elk sujet bevatten gebeurtenissen; die worden wél als zodanig behandeld in het eerste deel, maar niet meer in het tweede (dat beschrijft immers de gebeurtenissen slechts inzoverre ze de duur-volgorde-frequentie, dus de verteltijd, bepalen). Als men het eens is met het bestaan van de twee tijden en van gebeurtenissen als zodanig - en ook Mieke Bal twijfelt daar niet aan - dan kan men niet anders zeggen dan dat haar boek onvolledig is. Bo-