Forum der Letteren. Jaargang 1981
(1981)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
De produktiviteit van prefiksen in 't Yorùbá Berthe Siertsema1. InleidingMijn bijdrage aan deze bundel studies voor Professor Uhlenbeck zal bestaan in enkele notities over de produktiviteit van prefiksen in 't Yorùbá (Z.W. Nigeria).Ga naar voetnoot1. Want het was Uhlenbeck die, lang geleden, mijn eerste schreden begeleidde op 't terrein van de studie van wat toen ‘eksotise’ talen werden genoemd.Ga naar voetnoot2. In 'n reeks ‘privatissima’ gaf hij mij praktise aanwijzingen en veel goede raad omtrent 't werken met informanten - zowel analfabeten als ‘geletterden’ -, omtrent wat men hun wel en wat niet moest vragen, en omtrent de fouten die men moest vermijden wanneer men begon aan de analieze en beschrijving van 'n taal van zo onbekende struktuur als 't Yorùbá. Hoezeer beginnende ‘veldlingwisten’ zulk 'n voorbereiding nodig hebben blijkt o.a. wel uit 't Voorwoord van 'n bizonder aardig boek dat in 1921 't licht zag: The History of the Yorubas, From the Earliest Times to the Beginning of the British Protectorate,Ga naar voetnoot3. en dat 28 bladzijden over de Yorùbá taal en 11 over Yorùbá namen bevat. De eigenlijke schrijver ervan, zelf 'n Yorùbá, was de Rev. Samuel Johnson, Pastor of Ọ̀yọ́. Hij had 20 jaar aan 't manuskript gewerkt en het in 1897 via 'n gerenommeerde Britse zendingsorganizatie opgestuurd naar 'n gerenommeerde Britse uitgever. Deze ‘misplaced’ het echter, en 't met de hand geschreven manuskript was voorgoed weg. De Yorùbá auteur stierf in 1901 zonder ooit zijn werk in druk te hebben gezien. Maar zijn broer in Lagos, dr. O. Johnson, nam het op zich 't hele manuskript te herschrijven, op bazis van de overvloedige aantekeningen en teksten ‘in klad’ door de auteur nagelaten. Deze moesten alle opnieuw geverifieerd worden: 'n zware onderneming, die de nieuwe schrijver tenslotte 'n niet al te vriendelijk oordeel ontlokte over zijn informanten en stamgenoten. In 't Voorwoord schrijft hij: ‘No one, who has never made the attempt, can have the faintest idea of the great difficulties that attend the efforts to elicit facts and accuracy of statements from an illiterate people: they are bewildering with repetitions, prolix in matters irrelevant, while facts germane to the subject in hand are more often than not passed over: they have to be drawn out by degrees patiently, and the chaff has to do constantly sifted from the wheat. In no sphere of labour is patience and perseverance more required than in this’ (ix). Dat dit alles evenzeer geldt voor 't werken met informanten die wel kunnen lezen en schrijven als voor 't werk met analfabeten, is intussen algemeen bekend; het is 't natuurlijke gevolg van 't feit dat het de informant dikwijls niet geheel duidelijk is wat de onderzoeker wil te weten komen, dat hij deze toch wil helpen en hem dus maar zoveel mogelijk vertelt. Maar dr. Johnson had niet 't geluk dat schrijfster dezes zoveel jaren later had, van wat goede voorbereidende waarschuwingen en instruksies. | |
[pagina 160]
| |
Veel van de meer taalkundig gerichte algemene raad die Uhlenbeck aan veldlingwisten geeft is te vinden in zijn artikel over ‘The Study of Wordclasses in Javanese’, in Lingua III, 1953 (322-354). Enkele van de daar naar voren gebrachte punten die voor ons onderwerp van belang zijn, zijn 1) 't feit dat 'n morfeem niet op zichzelf, maar slechts als deel van 'n woord 'n betekenis of funksie heeft; en 2) dat men altijd moet letten op de woordsoort van 't bazismorfeem, d.w.z. de woordsoort waartoe 't woord behoort dat als bazis-morfeem fungeert in verschillende polimorfeme woorden met hetzelfde affiks. Zo moeten b.v. Eng. voltage en mileage, die van substantieven zijn afgeleid, onderscheiden worden van b.v. steerage, dat op 'n werkwoord is gebazeerd. Zo komt Uhlenbeck tot de konkluzie dat er in 't Engels verschillende, homonieme, morfemen -age zijn (327). 'n Derde punt waarop Uhlenbeck terecht de nadruk legt is 3) de noodzaak om bij de bestudering van de woordvorm onderscheid te maken tussen echt morfologise verschijnselen en morfonologise verschijnselen, zoals wij straks ook uit de Yorùbá voorbeelden zullen zien. Tot zover dit artikel van Uhlenbeck, dat na bijna dertig jaar nog modern is, in zoverre als het wijst op 'n aantal fouten in morfologise analieze die tot op heden nog herhaaldelijk worden gemaakt. | |
2. Woordvorming in 't YorùbáIn aanmerking genomen dat de twee gebroeders Johnson hierboven vermeld geen enkele voorbereiding hadden gehad op 't werken met informanten noch op 't analizeren van taal, hebben zij het in hun hoofdstukken over de woorden en de grammatika van 't Yorùbá er heel goed afgebracht. Over ‘The Formation of Words’ schrijven zij het volgende: ‘The formation of words in Yoruba appears to be a very simple process; any consonant with a vowel attached will form a word (or three words, according to the variation of the tone or accent). That word will probably be a verb; it will certainly possess the form of one, either current or obsolete. This word will, moreover, be the root of a whole class of words. By prefixing a vowel to it a noun may be formed; with other prefixes also some other words may be formed from the same root, e.g., dá to make, ẹda, a creature; from which we have ẹlẹda, creator. Là, to split; ilà, a cut; ẹ̀là, halves of a whole; àlà, a boundary. Rù, to carry; ẹrù, a load; alarù, a carrier; ẹlẹrù, owner of a load. Fẹ, to love; Ifẹ, love ... Thus verbs are mostly monosyllables, formed by one consonant and a vowel, and nouns disyllables in which the first syllable is a vowel, and the second a verbal root ... Adjectives are mostly formed from nouns (or as nouns) by prefixing the consonant of the verbal root; e.g., dida, made or created; lilà, fissured; so also from mọ̀, to know; imọ̀, knowledge; mimọ̀, known ... What is here called a verbal root may be an obsolete word or one not generally in use, but other words may be formed from it all the same (xxxiv; zie beneden als voorbeeld ẹjọ̀, BS) ... With rare exceptions, nouns not beginning with a vowel are either of foreign origin, or onomatopoetic: this latter being very common. There are, of course, exceptions to the above rules, but these will be found to be the fundamental methods | |
[pagina 161]
| |
of forming Yoruba words’ (xxxv). Op de volgende bladzijde noemen de auteurs dan 't feit dat ‘the prefixes have certain peculiarities of their own’, nl. bepaalde vaste betekenissen met betrekking tot wat de verbale stam uitdrukt. Hier wordt hun terminologie ietwat duister, b.v. als ze de term ‘agent’ gebruiken voor wat nu 'n ‘instrument’ zou worden genoemd: ‘ke, to cut; aké, an axe - an agent for cutting wood’ (xxxvi), en als woorden zoals ga, hoog zijn, en dùn, zoet zijn, adjectives' worden genoemd (xl), in strijd met hun eigen eerdere beschrijving van de vorm van adjektieven (zie boven). Wij zullen deze schrijvers niet verder volgen, maar liever enkele van de door hen genoemde bizonderheden bespreken en wat nader bezien, als achtergrond voor de hoofdvraag betreffende de produktiviteit van bepaalde morfemen in 't hedendaagse Yorùbá. | |
3. Poliseme of homonieme prefiksenDe kortste vorm van 't Yorùbá woord heeft inderdaad de struktuur CV. Er zijn enkele woorden die uit slechts een V bestaan, maar dat zijn - op enkele interjeksies na - afkortingen van langere vormen (ó < oún, hij; a < àwa, wij). CV-vormen zijn werkwoorden; 't werkwoord is inderdaad de fundamentele woordsoort in 't Yorùbá. Niet alleen hebben de meeste woorden van andere woordsoorten 'n werkwoord als stam, maar ook worden vele begrippen die in Europese talen door voorzetsels of andere woordsoorten worden uitgedrukt, in 't Yorùbá door 'n enkelvoudig of samengesteld werkwoord uitgedrukt: bá mi lo, ga met me mee, lett. help me gaan; tún un so, zeg het nog eens, lett. doe-weer het zeggen; ó fi ìbon pa à, hij doodde hem met 'n geweer, lett. hij gebruikte geweer te-doden hem. Door aanhechting van verschillende voorvoegsels kunnen van 't werkwoord inderdaad allerlei andere woorden worden afgeleid die kwa klankvorm en inhoud ermee verwant zijn - zie de boven gegeven voorbeelden. Maar bijna nooit heeft zo'n prefiks slechts een betekenis; de meeste Yorùbá prefiksen zijn poliseem of - zoals Uhlenbeck het zou zien - homoniem met twee of meer andere prefiksen van dezelfde vorm. Bijvoorbeeld i-, door de Johnsons genoemd als 'n prefiks dat abstrakte nomina vormt(mó, kennen, weten; imò, kennis (xxxvi)), duidt ook meer konkrete zaken aan die 't rezultaat zijn van 'n handeling: ró, liegen; iró, leugen; là, splijten, splitsen; ilà, snede, stamkenmerk op 't gezicht (door insnijdingen gemaakt). De ì- met lage toon, door de Johnsons niet genoemd, vormt inderdaad abstrakte verbale nomina, maar gewoonlijk uit samengestelde werkwoorden of kombinaties van werkwoord + objekt. R.C. Abraham noemt imò, kennis (met ì- i.p.v. i-) als 'n uitzonderingsgeval van ì- voor 'n enkele CV-stam.Ga naar voetnoot4. Bijvoorbeeld ìbínú, boosheid < bí, boos maken + inú, binnenste, innerlijk; ìsòwò, 't handeldrijven < se, doen + òwò, handel; ìjoba, regering < je, beklimmen, opstijgen tot + oba, koning.Ga naar voetnoot5. In deze funksie kan ì- bijna altijd door à- worden vervangen: ìsúmó, àsúmó, benadering: ìs̀ọoyé, àsoyé, verklaring.Ga naar voetnoot6. Maar ì- kan ook nomina vormen die gereedschap aanduiden: ìkólè, stofblik < kó, verzamelen + ilè, aarde, grond; igbálè, bezem < gbá, vegen, opnemen + ilé, aarde, zand; ìbòwó, | |
[pagina 162]
| |
handschoen < bò, insteken + owó, hand. Nog 'n betekenis van 't prefiks ì- is soms de piaats van de door de werkwoordstam uitgedrukte handeling: ìgbéjó, gerechtsgebouw < gbó, horen + ejó, rechtszaak. (Daar er geen werkwoord jó is, kan men hier niet de betekenis van 't prefiks e- vaststellen; in andere samenstellingen duidt het 't objekt van de in de werkwoordstam uitgedrukte handeling aan, zoals erù, vracht < rù, dragen; eta scheut, uitspruitsel aan 'n boom < ta, schieten.) Met lage toon heeft è-, geprefigeerd voor enkelvoudige werkwoorden, dezelfde funksie als ì- voor samengestelde werkwoorden (zie boven): het vormt verbale nomina. Bijvoorbeeld èbè, verzoek < bè, vragen; èdùn, verdriet < dun, verdriet of pijn doen; èsìn, godsdienst < sìn, dienen, aanbidden; èkó, ìkó, kennis, geleerdheid < kó, leren. Maar è- kan, evenals ì-, ook 't rezultaat aanduiden van - of datgene wat rezulteert uit - de in de werkwoordstam genoemde handeling: èyà, kategorie < yà, gescheiden worden; èlà, fragment < là, splijten of splitsen; ède, 't ‘beetnemen’ b.v. door 'n marktkoopman < de, 'n valstrik zetten; cf. ì- in ìdì, pakje < dì, binden. 'n Zeer frekwent prefiks is a-, dat degene aanduidt die de handeling in de werkwoordstam uitgedrukt verricht, of 't instrument waarmee deze handeling wordt verricht: alo, iem. die gaat < lo, gaan; abe, scheermes < be, afsnijden. Evenals ì- hierboven echter, komt ook 't prefiks a- gewoonlijk voor met langere, samengestelde werkwoorden: akólé, bouwer < kó, bouwen + ilé, huis; ajèbi, schuldige < je, schuldig zijn + èbi, schuld. Hetzelfde prefiks kan worden gebruikt voor de naam van 'n stad die met ì- begint om zijn opperhoofd aan te duiden: Ajerò, 't opperhoofd van Ìjerò (de ì- valt af). Ten derde wordt a- gebruikt om van werkwoorden abstrakte nomina te vormen: adùn, zoetheid < dùn, zoet zijn; asò, ruzie < sò, ruzie maken. In deze funksie is het te vergelijken met 't prefiks o- in otùtù, koude, koudheid < tùtù, koud zijn; ogbó, ouderdom < gbó, oud worden. Maar in 't zeer frekwente en produktieve prefiks oní-, duidt o- weer degene aan die de handeling verricht, in casu hij die bezit (ní = bezitten): onîsègùn, dokter < ìsègùn, geneeskunde, kennis van medisijnen (< ìse, werk + oògùn, medisijnen); olôpá, politieagent < oní òpá, hij-dieheeft ('n) stok (oló- en oló- zijn allomorfen van oní-). Oní- komt op zijn beurt weer overeen met olù-, dat veelal met dezelfde betekenis wordt gebruikt en soms oní- kan vervangen: olùféère - onîféère, ‘Uw toegenegen’ (onderaan 'n brief), lett. hij-die-heeft liefde (ìfé) voor u (tì-re); olùkó, onderwijzer, leraar < ìkó kennis. Het bovenstaande is voldoende om aan te tonen niet alleen dat een en hetzelfde Yorùbá prefiks verschillende betekenissen of funksies kan hebben al naar gelang de werkwoordstam waaraan het wordt gehecht, maar ook dat een en dezelfde betekenis of funksie bij verschillende werkwoorden kan worden uitgedrukt door verschillende prefiksen. Op slechts enkele uitzonderingen naGa naar voetnoot7. kan men zeggen dat de Yorùbá prefiksen letterlijk poliseem zijn, of homoniem; bovendien zijn verschillende paren van deze prefiksen geheel of gedeeltelijk sinoniem. | |
[pagina 163]
| |
4. ProduktiviteitHoe produktief zijn de geprefigeerde morfemen in 't Yorùbá van heden? Gezien de grootscheepse invoer van nieuwe dingen en begrippen met gelijktijdige overname van hun Engelse benamingen, die al meer dan 'n eeuw lang - sinds de komst van de Britten naar dit land - aan de gang is, is dit 'n interessante vraag. Het antwoord is over 't geheel genomen eenvoudig. De prefiksen zijn springlevend in de vorming van zuiver Yorùbá nieuwe woorden, zij worden bijna nooit gebruikt om overgenomen Engelse woorden te ‘yorubanizeren’. Van 't eerstgenoemde - de vorming van nieuwe woorden in zuiver Yorùbá - zijn onder de hierboven gegeven woorden enkele voorbeelden te vinden; meer resente vormen zijn: ìkólè, stofblik; ìbòwó, handschoen; èyà, kategorie; olôpá, politieagent. Vele woorden met a- en àì- geven moderne begrippen aan: akòwé, klerk < kò, schrijven (oorspr. snijden of kerven) + ìwé, papier,boek; agbowó, kassier < gbà, nemen + owó, geld; asojú, vertegenwoordiger < se, doen maken + ojú, oog; asòròmâgbèsì, radio, lett. hij die spreekt maar niet 't antwoord hoort < sòrò, spreken + maâ, niet + gbó, horen + èsì, antwoord; àìmòwé, analfabetisme < mò, weten, kennen + ìwé, boek. Naast deze zuivere Yorùbá woorden is er echter de reeds genoemde enorme toevloed van Engelse woorden, geyorubanizeerd kwa foneemstruktuur en - terecht - ook kwa spelling, zodat hun oorspronkelijke vorm voor ongeoefende oren en ogen onherkenbaar is geworden: lóyà, advokaat, rechtsgeleerde < lawyer; dírébà, sjofeur < driver; bótà, boter < butter; tômbìlà, drinkglas < tumbler; gíláàsì, spiegel < glass; burédì, brood < bread; bóòlù, bal < ball; nóòsì, verpleegster < nurse.Ga naar voetnoot8. Want als er een ding produktief is in 't Yorùbá is het wel 't lettergreep-patroon V of CV, dat geen tweeklanken kent en dat 'n V vereist na elke CGa naar voetnoot9. ongeacht hoeveel meer lettergrepen de Yorùbá verzie van 't woord daardoor krijgt in vergelijking met zijn Engelse origineel: sikáòtù, padvinder < scout. Zulke geyorubanizeerde Engelse woorden worden dikwijls naast overeenkomstige zuiver Yorùbá uitdrukkingen gebruikt. Naast onîsègun is er dókìtà, dokter < doctor; naast olùkó is er tísà, leraar < teacher; naast iléèwé (< ilé-ìwé, huis (van) boeken) is er sukúrù of sukúù, school < school.
Geyorubanizeerd als zulke woorden zijn kwa foneemstruktuurGa naar voetnoot10. morfologies blijven het vreemde indringers, grotendeels zelfstandige naamwoorden die met 'n konsonant beginnen, wat - zoals we hebben gezien - in strijd is met de Yorùbá woordvormingsregels. Kan men nu - de toevoeging van 'n eindvokaal aan de Engelse leenwoorden als rezultaat van fonologise produktiviteit beschouwend - het niet-toevoegen van 'n betekenisdragende beginvokaal beschouwen als 't rezultaat van morfologise improduktiviteit? Dat zou teveel gezegd zijn. De Yorùbá beginvokalen worden, zoals we zagen, toegevoegd aan werkwoordstammen; ze hebben 'n duidelijke morfologise funksie: de vor- | |
[pagina 164]
| |
ming van verbale nomina. De Engelse leen woorden zíjn al zelfstandige naamwoorden, zij hebben zo'n nominalizerend morfeem niet meer nodig. De aanwezigheid van zo'n morfeem zou even vreemd zijn aan 't Yorùbá sisteem als zijn afwezigheid is. Deze morfologise onregelmatigheid blijft bestaan in mengvormen als bédise, bed(den) opmaken < Eng. bed + Yor. se, doen, maken. Hoewel zulke samenstellingen inderdaad beginnen met 'n konsonant evenals echte Yorùbá werkwoorden, 't feit dat 't objekt-morfeem aan 't verbale morfeem voorafgaat is in strijd met de Yorùbá regels van woord-samenstelling, volgens welke 't werkwoord eerst komt, cf., bv., gbôórùn, ruiken (trans.) < gbó, bemerken + òórùn, geur. Van dit werkwoord bédise zou heel goed 'n nieuw nomen gevormd kunnen worden: ìbédise, 't opmaken van bedden; maar ook dan zou de morfologise onregelmatigheid blijven bestaan. Pas als zijn oorsprong zou zijn vergeten en bédise zou worden opgevat als 'n ‘autonoom’ ondeelbaar morfeem, zou deze onregelmatigheid verdwijnen.Ga naar voetnoot11. De toekomstige ontwikkeling zou wel in die richting kunnen gaan. 'n Zeer produktief morfeem als oní- is al moedig bezig - en blijkbaar met sukses - in de menigte van nieuw-aangekomen vreemdelingen binnen te dringen, zoals blijkt uit nieuwvormen als oní-mótò, eigenaar van 'n auto (< Eng. motor(car)); oní-síkéèlì, inkoper van groenten, lett. eigenaar van 'n weegschaal (< Eng. scales); oní-dàmàásì, drager van damasten kleding (< Eng. damask). Maar toch zullen steeds CV-patroon en toon-patroon van 't deel na onídeze woorden als niet-Yorùbá vormen herkenbaar doen blijven.Ga naar voetnoot12. Kortom, de enorme uitbreiding van de Yorùbá woordenschat met woorden van Engelse afkomst heeft 'n destruktieve uitwerking op zijn woordvormingsregels en op de produktiviteit van zijn prefiks-morfemen. Oppervlakkig gezien kan het lijken of deze woorden in de taal worden geïntegreerd, maar bij nauwkeuriger beschouwing blijken zij fundamentele veranderingen teweeg te brengen in 't Yorùbá taalsisteem.
Vakgroep Algemene Taalwetenschap Vrije Universiteit |
|