Forum der Letteren. Jaargang 1981
(1981)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Caraïbische causatief als produktief en iteratief procédé B.J. HoffO. InleidingWie als uitgangspunt voor morfologisch onderzoek de stelling aanvaardt dat procédé's òf volledig produktief òf improduktief zijn, merkt in de descriptieve praktijk al snel dat de gegevens uit het taalgebruik zich niet altijd aan deze tweedeling conformeren. Overigens zeer effectieve procédé's blijken toch ook woorden op te leveren die door de sprekers van de betreffende taal, of door een deel van hen, niet worden gebruikt of zelfs maar als bruikbaar worden herkend of erkend. Uhlenbecks onderscheiding tussen produktieve formaties die (nog) slechts potentiële woorden zijn en andere die reeds gerealiseerd zijn en deel uitmaken van het lexicon, biedt niet alleen een uitweg uit dit dilemma maar formuleert bovendien een nieuw morfologisch onderzoeksprogramma, dat ernst maakt met de heterogeniteit van de taalgemeenschap en recht kan doen aan het diachronisch aspect van de morfologische dynamiek (Uhlenbeck 1977). Hoewel overtuigd van het belang van morfologisch onderzoek van dit type, heb ik om praktische redenen een onderwerp moeten kiezen waaraan samen met één informant kon worden gewerkt.Ga naar voetnoot1. Hiertoe ben ik teruggekeerd naar Schultinks stelling van de zestiger jaren, dat het incidenteel falen van produktieve procédé's verklaard moet worden uit de werking van drie of vier remmende factoren van fonologische, semantische, grammaticale of lexicale aard. Eén van deze factoren, door Schultink (1961:118, 1962:42) ontleend aan Uhlenbeck (1953:92, zie ook idem 1962:428), is een voor onopzettelijk taalgebruik algemeen geldend verbod, twee maal hetzelfde suffix aan te hechten.. Nu sindsdien gebleken is dat zulke iteratieve affigering toch wel eens voorkomt, lijkt het mij nuttig na te gaan welke grammaticale, fonische of semantische factoren in die gevallen hebben kunnen leiden tot de doorbreking van het principe dat ook aan produktieve procédé's iteratieve toepassing ontzegt. Hierdoor wordt nl. indirect ook enig licht geworpen op de invloed die met name de aard van het semantisch aspect van een produktief procédé heeft op de voorspoedige acceptering van zijn produkten als reële woorden, en misschien zelfs op de verwerving van de eigenschap produktiviteit als zodanig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Specifieke eigenschappen van procédé's die iteratief kunnen worden toegepastEen vroege vermelding van iteratieve affigering betreft het Volendams, waar naast elke formatie van het type groenig, ook groenigig gevonden wordt (Van Ginneken 1954:194); met, in Pannekeets formulering (1979:101), een ‘iets sterker subjectief-relativerend moment dan groenig’. Kempen, geciteerd in Schultink 1974, heeft verder gewezen op het iteratief gebruik van de diminutief in het Afrikaans: puisietjie naast puisie, blaartjietjie naast blaartjie; en op dat van her- in dezelfde taal: herhersien. Tenslotte is iteratief gebruik bekend van morfologisch gevormde causativa, bijv. Caraïbisch e: ne ‘zien’, ene.po ‘tonen’, ene: popo ‘tonen via of aan diverse personen’. In een eerdere publikatie heb ik hiervan melding gemaakt, zonder nog de volle omvang van het verschijnsel te kennen (Hoff 1968:127). Zulke iteratieve causatieven zijn bij niet minder dan zes andere talen gesignaleerd, die in de volgende paragrafen zullen worden genoemd. De vraag is nu of -ig, -tjie, her- en vooral causatief eigenschappen hebben die het begrijpelijk maken dat hun productiviteit de climax van iteratieve toepassing kon bereiken. Ten aanzien van hun grammaticaal aspect laat zich opmerken, dat hun produkten geheel of in hoofdzaak equivalent zijn met hun uitgangspunten. In dit opzicht vergelijke men groenig met bijv. vergroenen, waar een herhaalde transpositie van adjectief naar werkwoord uitgesloten is: vergroenen is immers geen adjectief meer. In semantisch opzicht valt op te merken dat telkens sprake is van waarden die een kwantitatief of een gradueel karakter hebben, zodat iteratie semantisch zinvol is en bruikbare woorden oplevert. Indien een eenmalige herziening zin heeft, heeft een tweemalige herherziening dit ook; voor het gradueel karakter van -ig zie men Schultink (1962:102), en ook diminutiviteit kent kennelijk gradatie. In 2.2.2 zal worden gedemonstreerd, dat de Caraïbische causatief één kwantitatief moment en twee graduele momenten in zich omvat, zodat er niet minder dan drie aanknopingspunten zijn voor iteratieve affigering. Tenslotte het fonisch aspect. Omdat de afkeer van opeenvolging van identieke affixen wel degelijk kan worden aangetoond (Uhlenbeck 1953:92) lijkt het waarschijnlijk dat in het Afrikaans de iteratieve toepassing eerst vaste voet heeft gekregen bij formaties als puisietjie, en zich vandaar heeft uitgebreid over het type blaartjietjie. In het Caraïbisch kan de iteratieve causatief langs een dergelijke weg tot stand gekomen zijn. Het bovenstaande kan als volgt worden samengevat. Elk produktief procédé dat alleen de betekenis maar niet de grammaticale eigenschappen wijzigt van de woorden waarop het wordt toegepast, kan in beginsel iteratief worden gebruikt. Dat het in feite zelden zo ver komt heeft een semantische reden: in het algemeen levert iteratie geen bruikbare betekenisverschillen op. Daarnaast speelt de afkeer van herhaling van identieke affixen een rol; deze hinderpaal kan gemakkelijker gepasseerd worden als er verschillende affix-allomorfen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. De Caraïbische causatiefIn drie paragrafen zal nu worden ingegaan op het fonisch, het semantisch, en het grammatisch aspect van het Caraïbisch causatief-procédé, telkens in het perspectief van zijn iteratieve toepassing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1 Fonisch aspectCausativa worden gevormd door middel van de hieronder opgesomde drie affixen. Zij zijn in hoofdzaak complementair, maar althans in het hier beschreven Caraïbisch van Centraal Suriname overlappen (ii) en (iii). Of dit in het oostelijke en westelijke Caraïbisch ook zo is, weet ik niet.
De vraag laat zich nu met recht stellen of hier werkelijk sprake is van een enkel procédé. Men zou nl. enerzijds in -ka en -nopï dragers kunnen zien van een procédé van transitivisering, en anderzijds in het bij transitiva optredende -po de drager van een ander procédé, een echte causatief. Hiertegen valt wel aan te voeren dat er ook intransitiva zijn die met -po worden gesuffigeerd, maar deze overweging wordt verzwakt doordat mij hiervan niet meer dan drie gevallen bekend zijn. Vrijwel alle intransitiva eindigen nl. òf op a, òf op een reduceerbare syllabe; voor vier gevallen geldt dit niet, nl. we:i ‘worden, verblijven’, wota:ro ‘jagen’, wotu:rupo ‘vragen’ en wo:mï ‘binnengaan’, en hiervan valt de laatste af omdat hij een van de vier verba is die zich in het geheel niet causatief laten maken (zie 3.). Het tweede en het derde geval zijn historisch misschien afleidingen van transitiva. Een krachtiger motief om er niettemin aan vast te houden dat de drie affigeringen éénzelfde procédé dragen ligt in hun semantische overeenkomst, waarover de volgende paragraaf zal handelen. Wanneer dan inderdaad sprake is van één causatief procédé, doen zich de volgende sequenties van causatieve affixen voor: Dubbel: -kapo (i + iii), -kanopï (i + ii), -nopo (ii + iii, met reductie van pï), -popo (iii + iii). Driedubbel: -kanopo (i + ii + iii), -kapopo (i + iii + iii), -nopopo (ii + iii + iii). Vierdubbel: -kanopopo (i + ii + iii + iii). Het is nu aannemelijk dat de meervoudige toepassing eerst vaste voet heeft gekregen bij de intransitiva, met de sequenties -kapo en -nopo, en zich daarna over de transitiva heeft uitgebreid door middel van de echte verdubbeling -popo. Voor een ten dele parallelle ontwikkeling kan worden verwezen naar het Jinghpaw, waar volgens Maran en Clifton (1976:447-449, 444) de causatieve affixen sha- en -shangun eerst onderscheidelijk gebruikt werden bij intransitiva en transitiva, en dubbele causatieven ontstaan zijn door hun gecombineerde toepassing. Dat tenslotte herhaling van een gelijkluidend affix wel degelijk op afweer stuit bewijst de Japanse causatief, die dubbel kan worden toegepast maar dan in bepaalde omstandigheden toelaat dat een van de twee identieke affixen worden weggelaten (Shibatani 1973:344). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 Semantisch aspect van het procédé2.2.1 Agens en patiensDe Caraïbische causatief houdt een complexe modificatie in van de betekenis van het niet-causatieve werkwoord, die vooral het semantisch facet agens raakt. Aan de beschrijving moet daarom een verklaring voorafgaan van wat hier met deze term agens wordt bedoeld. Onder agens, en zijn tegenhanger patiens, versta ik twee semantische facetten die inherent zijn aan de betekenis van alle Caraïbische transitieve werkwoorden, zodat deze werkwoorden gebeurtenissen benoemen waarbij steeds twee participanten betrokken zijn in twee verschillende rollen. De aanwezigheid van het agensfacet en het patiensfacet manifesteert zich in allerlei grammaticale verschijnselen, waaronder de vorming van finiete werkwoorden. Hierbij treden prefixen op die een dubbele personale referentie bewerken; bijv. se:nei ‘ik heb hem gezien’, ye:nei ‘hij heeft mij gezien’, etc. Bij de diverse prefixen s-, y-, etc. bestaat steeds dezelfde asymmetrie in de betrekking van de twee personen tot de door het werkwoord genoemde gebeurtenis: ongeacht de betekenis van het werkwoord zal steeds de ene persoon worden voorgesteld in een rol die meer beantwoordt aan de omschrijving ‘bron of drager van de gebeurtenis’, en de andere in een rol die meer beantwoordt aan de omschrijving ‘doel of richtpunt van de gebeurtenis’. Van deze algemene asymmetrie neem ik nu aan dat zij zich bevindt binnen de betekenis van ieder ongeleed transitief werkwoord. Bij intransitiva bevat de betekenis maar één facet in plaats van twee, is er maar één participant, en worden dan ook andere personale prefixen gevonden. Omdat de rol van de ene participant beter beantwoordt aan de omschrijving ‘bron of drager’ dan aan de omschrijving ‘doel’ identificeer ik hem met de agens-participant van de transitiva. Hiervoor pleit ook het gedrag van de nominale groepen die met het finiete werkwoord kunnen worden verbonden en die dan de participanten nader beschrijven (hieronder, 2.3). Bij transitiva bevinden de agens-groep en de patiens-groep zich overwegend beide voor het werkwoord, maar kunnen er ook achter geplaatst worden; en hierbij is de mobiliteit van de agens-groep veel groter dan die van de patiens-groep. De ene nominale groep die gebonden kan worden door de intransitiva blijkt nu de beweeglijkheid te bezitten van de agens-groep bij de transitiva (Hoff 1978:15). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.2 De causatieve semantische waardeDe diverse causatieve formaties, afgeleid door enkele of meervoudige affigering, laten een grote verscheidenheid aan interpretaties toe. Om deze alle te kunnen verklaren is het noodzakelijk binnen het semantisch aspect van het procédé drie momenten te onderscheiden. In de eerste plaats is sprake van (A) overdracht van de agensrol, van de agens zelf naar de (B) causee, een derde semantisch facet dat naast het tweetal agens en patiens wordt toegevoegd. De consequentie van dit alles is, dat de (C) betrekking tussen agens en gebeurtenis indirecterGa naar voetnoot3. wordt. Deze drie momenten worden gevonden bij alle causatieve affixen: -ka, -nopï, en -po. Er is echter een graadverschil ten aanzien van het moment (C) tussen enerzijds de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
formaties met -ka en -nopï, waar de toegevoegde indirectheid minimaal is, en anderzijds -po, waar deze beperking niet bestaat. Er zijn vier affigeringstypen: (1) Affigering met -ka, met -nopï, of - zonder aantoonbaar betekenisverschil - met beide affixen, bewerkt dat de drie bovengenoemde effecten optreden, waarbij (C) in lichte graad geldt: de agens blijft vrij direct in de gebeurtenis gemengd. Hoewel hij niet meer de eigenlijke ‘bron of drager’ is blijft hij present doordat hij de causee lijfelijk manipuleert (Shibatani 1976b:31) of doordat hij de rol van ‘bron of drager’ niet volledig aan de causee overlaat maar samen met deze in de gebeurtenis optreedt. (2) Affigering met -po verschilt hiervan alleen ten aanzien van de graad van (C): de betrekking tussen agens en gebeurtenis kan ook in hogere mate indirect zijn, in die zin dat de agens de gebeurtenis bewerkt door een verzoek, of deze slechts toestaat, of nalaat deze te verhinderen, of tevergeefs tracht deze te verhinderen. (1 + 2) Indien -po samen met -ka/-nopï wordt gebruikt, zijn er interpretatief twee mogelijkheden. Bij de ene draagt elk van de beide affixen afzonderlijk zijn moment (B) bij, zodat twee causees worden toegevoegd: X bewerkt dat Y bewerkt dat Z als bron of drager optreedt. Bij de andere interpretatie wordt geen tweede causee toegevoegd, en versterkt -po alleen het moment (C), met als resultaat: X verzoekt, staat toe, verhindert niet dat Y als bron of drager optreedt. Ook wanneer -po wordt toegevoegd aan een transitief werkwoord dat niet -ka/-nopï bevat maar lexicaal een causatief karakter heeft, zoals ‘brengen’, is het mogelijk hiermee alleen de betrekking tussen agens en gebeurtenis indirecter te maken, met als resultaat ‘uitnodigen, tot zich lokken’. (2 + 2) Herhaalde affigering met -po kan in de eerste plaats bewerken meervoudige toevoeging van causees (B), die zowel in serie (X bewerkt dat Y bewerkt dat Z...) als parallel (X bewerkt dat Y & Z...) kunnen optreden. Ook kan de meervoudigheid betrekking hebben op andere factoren tussen agens en causee en gebeurtenis, zoals vervoersmiddelen of werktuigen. Hiernaast is er een geheel andere gebruiksmogelijkheid: de verdubbeling van -po kan ook, bij enkelvoudigheid van causee, een intensivering bewerken van het moment (A): overdracht van de agensrol. De uitkomst is dan een coërcieve interpretatie (X dwingt Y te...). Voor zover ik weet gaat dit coërcief gebruik van -popo gepaard met een geëmotioneerde intonatie, maar misschien hoeft dit niet altijd het geval te zijn.
In de nu volgende voorbeelden lette men er op dat -nopï voor -po en ook voor bepaalde andere suffixen de syllabe pï verliest. Cijfers die naar de besproken affixen en affixcombinaties verwijzen gaan aan elk voorbeeld vooraf. Intransitiva: Van rombï ‘sterven’, (1:) ta:saka:rï romohkai kasi:ri aiku:ru ke ‘zijn dorpsgenoot heeft hij doen sterven met giftig cassavesap’; (1 + 2, dubbele causee): ta:saka:rï romohkapoi tïpoitorï ?wa ‘zijn dorpsgenoot heeft hij doen ombrengen door zijn schoonzoon’; (1 + 2, een causee:) rnohko tï?me tuwa:roro romohkapoi mo:ro ihpori:rï ta ‘zij heeft haar kind achteloos doen omkomen in de kreek’; (idem:) pa:rï ko siro:mohkapoi ra ‘mijn kleinzoon, ach! heb ik laten sterven’ - klacht van een medicijnman, uit een lied. Van tunda ‘aankomen’, (1:) wo:numenggarï situndano:pïi ‘mijn nadenken heb ik doen aankomen’, d.w.z. de hele weg hierheen heb ik gepiekerd; (idem:) ya:wo nitundano:pïi ‘oom heeft hem hier gebracht’; (1 + 2, een causee:) ya:wo nitundano:poi timi:rikeng ta ‘oom heeft hem hierheen gestuurd met de rivierboot’; (1+2+2:) ya:wo | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nitundano:popoi ‘oom heeft hem hierheen gestuurd, met de hulp van diverse begeleiders en/of in verschillende vervoersmiddelen’. Van u:wa ‘dansen’, in antwoord op ‘kom nou mee naar huis’, (1:) ainde non ï?me non suwa:nosa ‘nog even, ik dans net met mijn kind’; (1+2, een causee:) ainde non, ï?me non suwa:nopo:ya ‘nog even, ik geef net mijn kind de gelegenheid te dansen (met anderen)’. Van we.i ‘verblijven, worden’, (2:) e:ro po kïneipoiyan ka:pite:ni ?wa ‘hij heeft zich hier een verblijfplaats laten aanwijzen door het dorpshoofd’; (2+2, meerdere causees:) tamu;si yu?pa ra:pa kïneipopo:yan tïya:kuwa:rïkon ?wa ‘grootvader heeft hem weer goed (gezond) doen maken door al zijn geesten’. Transitiva: Van wo ‘slaan, doden’, (2:) mo:ro ya:ko kïni:wopo:tan ko:u mohko i:mu:po ?wa ‘toen eindelijk ging hij hem laten doodslaan door de zoon van de vermoorde’; (idem:) yu?pa aye:kï ene:ko, kaiku:si ?wa kïsi:wopoi ‘let goed op je hond, laat hem niet doodmaken door de jaguar’; (2+2, meerdere causees:) kïsi:wopo:poi kaiku:si ?wa ‘laat hem niet doodmaken door al die jaguars hier’. Van sa:wo ‘wassen’, (2+2, meerdere causees:) tïka:misa:rï sa:wopo:poyan tomïirï ?wa wasmasin ke ‘haar kleren laat ze wassen door haar dochter met de wasmachine’. Van ena:pï ‘eten’, (2+2, een causee:) tore:parï ena:pïrï sehpa man, indo ke:ne ye:repa:rïmbo i?wa senahpopo:ya ‘hij wil zijn eigen brood niet eten, daarom dwing ik hem mijn overgebleven brood te eten’. Van etïhto ‘naar beneden brengen’, (simplex:) pu:si etïhtotan we:we are: tïrï wïino ‘hij zal poes naar beneden dragen uit de top van de boom’; (2, met alleen versterking van het moment ‘minder directe betrokkenheid’:) pu:si etïhtopo:tan we:we are:tïrï wïino ‘hij zal poes naar beneden brengen uit de top van de boom, en wel door roepen of lokken’; (2, toevoeging van een causee:) pu:si etïhtopo:tan tï?muru ?wa ‘hij zal poes naar beneden doen brengen door zijn zoon’; (2+2, meerdere causees:) pu:si etïhtopo:poyan ‘hij laat poes naar beneden brengen door een aantal personen’ - die hem aan elkaar doorgeven, of samen aan de voet van de boom staan te roepen. In het voorgaande is nog geen aandacht besteed aan de formaties met -nopï op basis van bepaalde transitiva op a, die althans in centraal Suriname wel mogelijk zijn. Wij hebben nog niet kunnen vaststellen of deze toevoeging van -nopï enig semantisch gevolg heeft. Bijv. op basis van pa:nama ‘beluisteren’, met -nopï:tïko:weirï pa:nama:nosan ‘hij let op of hij (het geluidssignaal van) zijn haak hoort’, waar de vorm zonder -nopï evenzeer mogelijk is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.3 Gradueel/kwantitatief karakter van het procédéIn de vorige paragraaf zijn binnen het semantisch aspect van het causatief procédé drie momenten aangewezen: (A) overdracht van de agensrol naar (B) een causee, met als consequentie dat (C) de betrekking tussen agens en gebeurtenis indirecter wordt. Deze geleedheid werd aangenomen om een verklaring te geven voor de verschillende effecten die iteratieve affigering kan hebben. Tegelijk is hiermee aannemelijk gemaakt dat het semantisch karakter van het procédé zeer geschikt was voor het ontstaan van een produktiviteit die iteratieve toepassing mede insluit. Het moment (A), ‘overdracht van agensrol’ levert nl. bij duplicering een semantisch zinvol resultaat op: intensieve overdracht, dat is dwang. Evenzo resulteert duplicering van (B) ‘introductie van een causee’ natuurlijkerwijs in meervoudigheid van causees. Het semantische verschil tussen -ka/-nopï en -po tenslotte, maakte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het mogelijk door gecombineerde affigering ook graadverschil ten aanzien van (C) uit te drukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2.4 Parallellen in andere talenIn 2.2.2 was sprake van de twee interpretaties die mogelijk zijn bij causatieven van het type romohkapo: een met tussen-causee (X laat Y maken dat Z sterft), de andere met versterkte indirectheid van de betrekking tussen agens en gebeurtenis (X verhindert niet dat Y sterft). Dat hier niet sprake is van een toevallige convergentie blijkt uit het voorkomen van dezelfde toestand in een aantal andere talen. Het Jinghpaw beschikt over een produktief suffix -shangun, dat waar het een nietproduktieve formatie met sha- naast zich heeft dezelfde dubbele gebruiksmogelijkheid heeft als -kapo (Maran en Clifton 445-446). De parallellie is nog opvallender indien Maran en Clifton terecht reconstrueren dat sha- vroeger, evenals Car. -ka thans, beperkt was tot intransitiva, en historisch een component is van -shangun (ibidem, 448, 453). In het Amhaars en in het Awngi bestaat dezelfde situatie, en hier wordt bovendien ook de coërcieve gebruiksmogelijkheid vermeld. Het Amhaars gebruikt de prefixen a- en as-, in het Awngi wordt de distinctie gedragen door enkele resp. dubbele toepassing van eenzelfde prefix (Hetzron 1976:379-380). In het Turks tenslotte laat de iteratief gevormde causatief de coërcieve interpretatie en die met meervoudige causee toe (Zimmer 1976:412). Andere talen bewijzen dat de drie causatieve momenten ook elk voor zich kunnen voorkomen, ieder met zijn eigen formele drager. In zowel het Hongaars als het Japans dient iteratieve toepassing alleen voor het dupliceren van de causee. De distinctie indirecte/nog indirecter betrekking van de agens tot de gebeurtenis manifesteert zich waar naast de produktief gevormde causatieven een doubletvorm aanwezig is. Het Japans heeft bovendien ook de coërcieve distinctie, door middel van twee verschillende partikels in de causee-groep (Hetzron 1976:381-382, 389-391; Shibatani 1973:344; 1976a:259-267, 251). Uiteraard kunnen de verschillende verschijningsvormen van causativiteit ook met andere dan morfologische middelen onderscheiden worden; voor een algemene bespreking zie Givón 1975. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 Grammatisch aspect van het procédéIn successievelijk 2.1 en 2.2.3 is betoogd dat zowel in formeel als in semantisch opzicht het Caraïbische procédé de juiste eigenschappen bezit om de ontwikkeling van iteratieve toepassing mogelijk te maken. Thans worden vanuit dit gezichtspunt de grammaticale eigenschappen van de causativa bezien. Het beslissende gegeven is dan, dat de causativa in grammaticaal opzicht niet verschillen van niet-causatieve verba. Voor alle transitieve finiete werkwoorden, causatief of niet, geldt dat zij kunnen worden begeleid door maximaal twee nomina of nominale groepen die verwijzen naar de agens- en de patiens-participant (als nomina gelden in dit opzicht ook infiniete verba; voor de semantische en morfologische achtergrond van de beperking tot juist twee verbindingen zie hierboven, 2.2.1, en verder Hoff 1978:12-14). Buiten de agens- en de patiens-groep om kan nominaal materiaal nooit anders worden toegevoegd dan via een postpositie. Hiervan zijn er 29, o.a. ke ‘met, instr.’, ma:ro ‘met, com.’, ?wa ‘naar, door, voor’. Bijv. sime:roya ‘ik schrijf het’, a:wu (ik) ka:reta am (een brief) sime:roya ta:ta ?wa (voor moeder). Het aantal postpositionele groepen dat kan worden toegevoegd is niet aan een grammaticale limiet gebonden, ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan - in verschillende groepen - dezelfde postpositie vaker dan één maal worden gebruikt. Causatieven hebben precies dezelfde mogelijkheden: ook hier is er ruimte voor een agens- en een patiens-groep, en kan verder nominaal materiaal via postposities worden toegevoegd. Voor de causee, die in 2.2.1 als semantisch facet is ingevoerd, is er geen speciale causee-groep: hij kan niet anders dan via een postpositie worden gespecificeerd. Bijv. sime:ropo:ya ‘ik laat het schrijven’, a:wu ka:reta am sime:ropo:ya ta:ta ?wa ‘ik laat een brief schrijven voor moeder’, ta:ta ?wa a:wu ka:reta am sime:ropo:ya ‘door moeder laat ik een brief schrijven’: vooropplaatsing bevoordeelt de agentieve interpretatie van ?wa, achteropplaatsing de benefactieve, maar dwingt deze niet af. Met de juiste partikels, intonatie en contextuele ondersteuning zijn ook twee agentieve groepen met ?wa mogelijk: meester ?wa hkuru a:wu ka:reta sime:ropo:poya pita:nikon ?wa ‘het is door de meester dat ik laat bewerken dat brieven worden geschreven door de kinderen’. Zulke zinnen zijn even ongebruikelijk als hun Hongaars pendant (Hetzron 1976:382) maar begrijpelijkheid en correctheid zijn voor de informant buiten kijf. Een en ander houdt in dat de Caraïbische causatief niet ‘has the effect of increasing the valency of the verb by 1’ (Lyons 1977:486-487, Comrie 1975:2, Derbyshire 1979:134), tenzij het basiswerkwoord intransitief is. Voor intransitiva geldt de formulering wel, dank zij het feit dat zij door causativisering transitief worden gemaakt. Bij de causativa op intransitieve basis krijgt de causee de status van patiens: bijv. tundai of a:wu tundai ‘ik ben aangekomen’, a:wu o?muru situndano:pïi ‘ik heb je zoon hier gebracht’. Ook nu echter doet de toevoeging van een valency het aantal hiervan niet stijgen boven twee, welk aantal toch al beschikbaar was voor alle transitiva. De grammaticale identiteit van causativa en niet-causativa kan nu worden gezien als bevorderlijk voor de produktiviteit, inclusief iterativiteit, van het procédé. Indien nl. wel een valency boven het normale aantal wordt toegevoegd, zal de taal over een extra naamval, grammaticale functie o.i.d. moeten beschikken om de causee-groep in de constructie onder te brengen. Ontbreken van geschikte syntactische middelen kan dan remmend werken op het gebruik van causativa. Comrie 1976:264 noemt enkele talen waar het effect van deze ‘causative blockage’ kan worden opgemerkt, en ook Givón (1976:336-340) houdt er rekening mee ter verklaring van de geringe vitaliteit van de causatief in Bantoe-talen. In het Caraïbisch kan causative blockage echter nimmer optreden, omdat het al dan niet toevoegen van nominale en postpositionele groepen geheel vrij is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Aanvulling en besluitTot nu toe heb ik de indruk gewekt dat het causatief procédé in enkele noch dubbele toepassing op enige hinderpaal stuit. Deze voorstelling van zaken steunt op het feit dat formaties die ik aan de heer Kiban voorlegde vrijwel steeds door hem werden herkend, geaccepteerd, of eventueel gecorrigeerd, en op ongeforceerde wijze in zinnen verwerkt, waarbij hij situaties construeerde of uit zijn geheugen opriep. Dit alles gold. echter niet voor vier verba, die zich in het geheel niet leenden tot de vorming van een causatief: het reeds in 2.1 genoemde wo:mï ‘binnengaan’, en verder wopo:tï ‘kijken’, wo:pï ‘komen’ en wï:to ‘gaan’. Ter verklaring kan over het laatste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geval niet meer worden gezegd dan dat het ook in andere opzichten een onregelmatig paradigma heeft. Bij de andere drie echter stuit het procédé waarschijnlijk op een morfologische barrière. Er is een produktief en frequent gebruikt procédé dat van transitieve verba intransitiva maakt door prefigering met we-, wot-, woh-, of w- plus klinkerwisseling e/o. Daardoor zien wo:mï, wopo:tï en wo:pï er uit of zij zijn afgeleid van *e:mï, *epo:tï en *e:pï, welke verba echter niet bestaan. Wil de taalgebruiker nu het causativiseringsprocédé toepassen op wopo:tï c.s., dan ziet hij zich voor een dilemma geplaatst. De intransitiviteit suggererende beginsyllabe wo zou eigenlijk moeten verdwijnen, maar dit zou het bestaan impliceren van *epo:tï. Naast zes andere intransitiva met beginsyllabe we of wo is overigens wel een causatief gevonden, o.a. wone:tï ‘dromen’, wonehka ‘doen dromen’; in bijv. asi:wotahpo kïni:wonehkanon ‘dat hij zich heeft volgegeten doet hem dromen’. De informant accepteerde hier uiteindelijk alleen formaties waarin de oorspronkelijke syllabe behouden was, maar formaties met de Rückbildung, i.c. tot *enehka, herkende hij dikwijls wel, en het duurde dan enige tijd voor hij definitief tot hun verwerping besloot. Het lijkt mij daarom toch aannemelijk dat het in morfologisch opzicht verwarrende karakter van de beginsyllabe remmend heeft ingewerkt op de vrije toepassing van het procédé. Een ander punt waarop nog beknopt moet worden ingegaan is de algemener geldigheid van wat hier in het bijzonder over het Caraïbisch is gezegd. De prealabele vraag, of er inderdaad zoiets is als een universale ‘causatief’ kan in het licht van o.a. de in 2.2.4 geresumeerde zeer specifieke semantische overeenkomsten tussen talen uit alle werelddelen alleen maar positief beantwoord worden, in zoverre dat tenminste sprake is van een statistisch universale. Hierop volgt de vraag of dit universale adequaat beschreven kan worden - zoals hier gebeurd is - als een woordafleidmgsregel die de in 2.2.2 geformuleerde semantische modificatie aanbrengt en eventueel ook de syntactische valentie wijzigt, of dat een andere opvatting van de causatief de voorkeur verdient. Met name is dan te denken aan de interpretatie van de causatief als legger van een relatie tussen twee proposities resp. gebeurtenissen (cause-event en result-event, Givón 1979:341 en Shibatani 1976b, passim). Ik twijfel er niet aan dat de hier gepresenteerde feiten ook in dit kader kunnen worden ondergebracht: de te volgen weg wordt dus bepaald door de keuze die men al eerder en op andere gronden voor een bepaald type grammatica heeft gedaan. Dit neemt niet weg dat naar mijn smaak de beschrijving in termen van woordvorming zeer geschikt is voor een ongecompliceerde en directe verantwoording van wat de causatief inhoudt. Ook zijn mij uit andere talen geen vormen van causativisering bekend die zich tegen deze beschrijvingsvorm verzetten, mits gehanteerd in een grammatica die een volwaardige morfologie omvat samen met een vorm van valentiesyntaxis. Met kleine aanpassingen geldt dit ook voor de vorming van causatieven met afzonderlijke werkwoorden, zoals laten, to have, enz. Ten slotte: het is niet nodig of nuttig volstrekte uniformiteit te verwachten van de grammaticale middelen die in verschillende talen de causatieve distincties dragen. In nog veel sterker mate geldt dit voor de functies die causatieven vervullen in feitelijk gebruikte zinnen, omdat die functies mede afhangen van de overige grammaticale hulpbronnen van de taal in kwestie. Zo toont Saksena in een recent artikel (1980:129) overtuigend aan dat het Hindi en andere Indiase talen hun causativisering gebruiken als een foregrounding mechanism. In het Caraïbisch daarentegen, waar foregrounding met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere middelen tot stand komt, heeft de causatief niets met foregrounding uit te staan.Ga naar voetnoot4. Naar aanleiding van Comrie 1975 heeft de geleerde die wij met deze bundel huldigen indertijd zijn belangstelling doen blijken voor de iteratieve causatief van het Turks. Ik hoop daarom op zijn belangstelling ook voor de voorafgaande bijdrage, waarin de achtergronden van deze hypertrofische vorm van produktiviteit worden belicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|