Forum der Letteren. Jaargang 1981
(1981)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrouwelijke persoonsnamen op -ster Ariane van Santen en J.W. de Vries1. InleidingUhlenbeck (1979:15) merkt op, dat ‘er bij de Nederlandse taalgebruiker een zeker vaag besef is dat er naast niet specifiek vrouwelijke ook specifiek vrouwelijke vormen voorkomen’, hetgeen naar zijn mening mede komt door de aanwezigheid van ‘het produktieve transpositie-procédé van het type lopen:loper:loopster = graven:graver: graafster’. Zoals we zien laat hij in het midden, of de basis voor vormingen als loopster een substantief (loper) of een werkwoord is (lopen). Het is een van de vragen die wij in dit artikel willen trachten te beantwoorden. Daarna bespreken we volgens welk procédé de vormingen op -ster worden gevormd en welke belemmeringen er bestaan op de vormingen van deze woordenGa naar voetnoot*. Vrouwelijke persoonsnamen op -ster komen voor naast vormingen die behoren tot produktieve en improduktieve categorieën op -(d)er of op -aar - de distributie van -er, -der en -aar wordt hoofdzakelijk bepaald door de bouw van het correlaat dat de basis van de afleiding vormt (zie o.a. Smith 1976) - of tot de improduktieve categorie op -ier. Het semantische moment van deze vormingen is ‘(niet-typisch-vrouwelijke)persoon die geclassificeerd wordt op grond van de conceptueel significante betrokkenheid met de zaak, of het proces, of de stand van zaken waarnaar het ongelede of minder gelede correlaat dat de basis van de afleiding vormt verwijst’.Ga naar voetnoot1. De corresponderende vormingen op -ster bezitten altijd een semantisch moment méér, namelijk ‘vrouwelijk’.Ga naar voetnoot2. Semantisch zijn deze vormingen dus gemarkeerd ten opzichte van de corresponderende vormingen op -(d)er, -aar of -ier, die gebruikt kunnen worden òf voor de exclusieve verwijzing naar een man, òf voor de verwijzing naar een persoon ongeacht de sexe, en die derhalve semantisch ongemarkeerd zijn. Vormelijk vallen de substantieven op -ster uiteen in twee groepen, namelijk (a) één waarin de corresponderende niet-typisch-vrouwelijke persoonsnaam wèl kenbaar is en (b) één waarin dit niet het geval is. Deze groepen worden achtereenvolgens behandeld in par. 2 en par. 3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Wandelaarster, molenaarster en herbergiersterOp grond van hun bouw ligt het voor de hand deze vormingen op -ster te beschouwen als afgeleid van vormingen zonder -ster. Zij beantwoorden aan de regel van Schultink (1962:24) ‘in het algemeen zijn gelede woorden te beschouwen als afleidingen van één graad minder gelede woorden’. De vormingen op -ster bezitten niet alleen een vormelijk maar ook een semantisch moment meer dan de corresponderende persoonsnamen: zij zijn ten opzichte van deze categorie vormelijk en semantisch gemarkeerd. Ze onderscheiden zich niet van andere vrouwelijke persoonsnamen die van een ongemarkeerde basis zijn afgeleid, zoals leerlinge naast leerling, barones naast baron en koningin naast koning. Van de formaties die eindigen op -aarster zijn de minder gelede correlaten in grote meerderheid gevormd op basis van een verbum, type wandelaarster. Het minder gelede correlaat op -aar bezit in dat geval altijd een aanvullend agentief semantisch moment ‘(niet-typisch-vrouwelijke)persoon die het proces verricht waarnaar het verbale correlaat verwijst’, een moment dat de vorming op -ster eveneens bezit.Ga naar voetnoot3. Deze vormingen op -aar behoren tot een produktief type. Incidenteel komen vormingen met een patiëntief moment voor, zoals gijzelaar en martelaar, waarnaast met hetzelfde semantische moment gijzelaarster en martelaarster.Ga naar voetnoot4. Ook uit deze, semantisch onregelmatige gevallen blijkt, dat de vorming op -ster is gevormd op basis van de vorming op -aar. Nog een ander argument voor deze afleidingsrelatie vormen de gevallen waarin de vormelijke onregelmatigheden van het correlaat op -aar eveneens aangetroffen worden in de vormingen op -ster: jokkenaarster naast jokkenaar, tovenaarster naast tovenaar en leugenaarster naast leugenaar.Ga naar voetnoot5. Het minder gelede correlaat van vormingen als molenaarster is een vorming op -aar die niet is afgeleid van een verbum, maar van een substantief. Dit aantal substantieven op -aar is telbaar. Bovendien is er slechts een beperkt aantal gevallen met een corresponderende vrouwelijke vorm op -ster, namelijk molenaarster naast molenaar, bochelaarster naast bochelaar en onregelmatig kluizenaarster naast kluizenaar. Naast de improduktieve categorie substantieven op -ier komen substantieven op -ster voor, met bovendien het semantisch moment ‘vrouwelijk’. Zelfs naast kamenier, dat reeds verwijst naar een vrouwelijke persoon, komt kamenierster voor. Zowel voor wandelaarster, molenaarster als herbergierster geldt, dat de produktiviteit afhankelijk is van die van het type waartoe het minder gelede correlaat behoort: een vorming van het eerste type is slechts mogelijk als er ook een vorming van het tweede type mogelijk is. Beperkingen op de produktiviteit van het type op -ster bespreken we in par. 5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Speelster en vrijwilligsterDeze substantieven op -ster komen voor naast substantieven op -(d)er die (a) gevormd zijn op een verbale basis, of (b) een niet-verbale basis:
De vormingen op -(d)er die gevormd zijn op basis van een verbum, bezitten altijd een aanvullend agentief semantisch moment ‘(niet-typisch-vrouwelijke)persoon die het proces verricht waarnaar het verbale correlaat verwijst’, een moment dat de vorming op -ster eveneens bezit.Ga naar voetnoot6. Deze vormingen op -(d)er behoren tot een produktief type. In een enkel geval komen vormingen met een patiëntief moment voor, zoals geestdrijver, waarnaast met hetzelfde semantisch moment geestdrijfster mogelijk is. Het minder gelede correlaat van vormingen als vrijwilliger kan een substantief, adjectief, telwoord, acroniem, letterwoord of woordgroep zijn; hiernaast zijn vormingen op -ster mogelijk, hoewel veelal niet in woordenboeken opgenomen:
Het gemeenschappelijk betekenismoment van deze categorie substantieven op -(d)er is ‘(niet-typisch-vrouwelijke)persoon die geclassificeerd wordt op grond van de conceptueel significante betrokkenheid met de zaak of de stand van zaken waarnaar het ongelede of minder gelede correlaat dat de basis van de afleiding vormt verwijst’. De vormingen op -ster bezitten hetzelfde semantische moment. Aan welke beperkingen dit type op -(d)er onderhevig is, zou nader onderzocht moeten worden; voor de vormingen op -ster zijn ze niet van belang. De produktiviteit van het type op -ster is afhankelijk van die op -(d)er: een vorming van het eerste type is ook hier slechts mogelijk als er een vorming van het tweede type mogelijk is. Vormingen van het type vrijwilligster kennen geen andere beperkingen dan die van het type vrijwilliger. Wel zijn er factoren die invloed hebben op het gebruik van deze woorden, waarop we in par. 5 terugkomen. Zowel voor speelster als vrijwilligster geldt, dat we in deze substantieven de semantische lading aantreffen die ook aanwezig is in de corresponderende substantieven op -(d)er. Toegevoegd is het categoriale semantische moment ‘vrouwelijk’. De semantische relatie tussen speelster en speler, vrijwilligster en vrijwilliger is dezelfde als die tussen wandelaarster en wandelaar, molenaarster en molenaar, herbergierster en herbergier: ze zijn op dezelfde wijze semantisch gemarkeerd ten opzichte van de corresponderende, niettypisch-vrouwelijke persoonsnamen. Vormelijk zijn speelster en vrijwilligster echter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet gemarkeerd zoals de reeds behandelde substantieven op -ster waarin de corresponderende niet-typisch-vrouwelijke persoonsnaam kenbaar is. Ze bezitten wel een semantisch, maar niet een vormelijk kenmerk méér; ze hebben niet een suffix méér, maar een ander suffix. Speelster en speler tonen eenzelfde mate van vormelijke geleedheid, en een afleidingsrelatie is niet vast te stellen met behulp van de reeds aangehaalde regel dat gelede woorden zijn te beschouwen als afleiding van één graad minder gelede woorden. Naast de semantische gemarkeerdheid van speelster en vrijwilligster zijn er echter nog een aantal verschijnselen die erop wijzen, dat deze vormingen zijn te beschouwen als afgeleid van speler en vrijwilliger. In de eerste plaats zijn er vormelijke aanwijzingen. In de gevallen waarin het vormmoment dat identiek is met de verbale stam niet het correlaat van de vorming op -(d)er is, is dat ook het geval met de vorming op -ster (zie ook Koelmans 1978:65). Vormingen die verwant zijn met de monosyllabische verba doen, gaan, slaan, staan en zien hebben het vormmoment dat identiek is met de infinitief als correlaat: doenster naast doener, doorslaanster naast doorslaander, opstaanster, naast opstaander, uitgaanster naast uitgaander of uitganer en zienster naast ziener. Indien de vorming op -(d)er onregelmatig is gevormd, is de vorming op -ster dat ook: feestgangster en voorgangster naast feestganger en voorganger. Ook als de vorming zich onttrekt aan systematiek bij andere dan de monosyllabische verba, toont de vorming op -ster parallelliteit met die op -(d)er: reizigster naast reiziger, zangster naast zanger. In de Volkskrant van 1 september 1980 troffen we nog schutster (‘beoefenaarster van het handboogschieten’) naast schutter aan. Er is nog een vormelijke aanwijzing dat de vorming op -ster is afgeleid van die op -(d)er: in de spreektaal wordt in enkele gevallen een dentale occlusief geïnserteerd, als het verwante correlaat de variant -der heeft: naast vormingen zonder dentale occlusief als aanvoerster, toehoorster en woordvoerster zijn aanvoerdster, toehoordster en woordvoerdster te vernemen. Zoals Koelmans (1978:65) vermeldt, komt het laatste woord, evenals hoordster, al in het W.N.T. voor. In de tweede plaats zijn er semantische indicaties. Zoals we reeds opmerkten, treffen we de semantische lading van de vormingen op -(d)er ook aan in die op -ster. Dit geldt niet alleen wanneer sprake is van een regelmatige betekenis (speelster), maar ook bij een afwijkende (geestdrijfster). Zo ligt het ook om semantische redenen voor de hand woorden als procuratiehoudster en padvindster als afleidingen te beschouwen van procuratiehouder en padvinder: in deze gevallen worden immers de onvoorspelbare semantische eigenschappen meegenomen in de afleidingen op -ster. Tenslotte ligt voor zowel speelster als vrijwilligster ook een argument in de produktiviteit van deze typen: de produktiviteit van het type op -ster is afhankelijk van die van het type op -(d)er. Het niet voorkomen in woordenboeken van vormingen op -(d)er naast bijvoorbeeld aankleedster en borduurster heeft sociaal-culturele oorzaken, geen linguale: aankleder en borduurder zijn potentiële woorden. Zo berust het ontbreken van plantster naast planter op dezelfde factoren. Uit het voorgaande trekken we de conclusie dat vormingen als speelster en vrijwilligster afgeleid zijn van vormingen als speler en vrijwilliger. Dit houdt in, dat alle vormingen op -ster zijn afgeleid van vormingen die naar een niet-specifiek-vrouwelijke persoon verwijzen. De afleidingen op -ster onderscheiden zich wat betreft hun basis derhalve niet van alle andere als specifiek-vrouwelijk gemarkeerde persoonsnamen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Basis en morfologisch procédéOp grond van het voorafgaande is de basis waarop de regel werkt die woorden op -ster afleidt van substantieven op -aar, -(d)er en -ier:De basis van de afleiding is een N. Deze basis is een geleed woord. Het tweede lid is een suffix, aangeduid door het voorafgaande plusteken, namelijk -aar, -(d)er of -ier. Voor de suffigering van -ster doet het er niet toe tot welke categorie het eerste lid x van de N-afleiding behoort. Evenmin is van belang hoe de onderlinge distributie van de suffixen is beregeld. Het ligt voor de hand het morfologisch procédé te beschrijven met een suffigeringsregel:
(4) Suffigering met +ster Woorden als molenaarster, wandelaarster en herbergierster worden nu correct gevormd, maar woorden als speelsier en vrijwilligster niet. In het spoor van Aronoff (1976:88-90) en Booij (1977:39-44) zouden formaties als speelster correct gevormd kunnen worden met een trunceringsregel die als aanpassingregel het interne affix -(d)er kapt na de morfologische regel (4) en vóór de erna werkende fonologische regels. Een van de redenen waarom Aronoff trunceringsregels hanteert, is dat in een theorie die ervan uitgaat dat woorden van woorden afgeleid zijn, agressor alleen afgeleid kan zijn van agressie, en niet van agress, dat als woord immers niet voorkomt. Deze reden behoeft evenwel voor speelster niet te gelden: de klankvorm speel komt immers als woord wel voor. Het wegvallen van segmenten is een verschijnsel dat ongetwijfeld voorkomt. Het substantief timiditeit is afgeleid van het adjectief timide, waarbij de slotvocaal verdwijnt. In veel talen komt voorts haplologie voor. In beide gevallen volgt de weglating uit de bouw van het woord, in het geval van timiditeit dwingend, in het geval van haplogie niet dwingend. Men zou kunnen overwegen of in het geval van speelster geen sprake is van weglating als bij timiditeit en haplogie, dus geen truncering van morfemen, maar delering van klanksegmenten. De weglating in gevallen als speelster zou overigens dezelfde moeten zijn als in gevallen als timidiieit, niet als in gevallen als haplologie naast haplogie. In het laatste geval kán weglating voorkomen, in het eerste geval is weglating verplicht, zoals ook bij speelster. Een onafhankelijke fonologische regel zou moeten verantwoorden, waarom de combinatie van erster in het Nederlands onmogelijk is. Het gebruikmaken van truncering van morfemen, of in verzwakte vorm van segmenten, past binnen een syntagmatisch morfologisch kader: affixen worden toegevoegd. De systematiek in gelede woorden openbaart zich echter niet alleen in de relatie tussen de leden binnen het gelede woord, maar bovenal in de oppositierelatie van gelede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woorden tot hun minder gelede correlaten; de systematische relatie is er een in absentia (Kaldeway en Koefoed 1979:99). De oppositie tussen woorden als speelster enerzijds en woorden als speler anderzijds bepaalt de systematiek van de categorie waartoe speelster behoort. Zoals een verschil in fonemen (bleef:blijf) een categoriale semantische waarde kan dragen, kan een verschil in morfemen dat ook: speelster: speler. Binnen een paradigmatisch morfologisch kader is naast affixtoevoeging (en affixwegneming bij Rückbildung) plaats voor affixsubstitutie (De Groot 1968:242). Regel (4) moet op zodanig wijze aangevuld worden, dat bij affixsubstitutie ook woorden als speelster en vrijwilligster de juiste structuur wordt toegekend:
De variabele x staat in dit geval voor zowel speel als vrijwillig. Dit is in de derivationele morfologie niet ongewoon. De deverbale substantivische afleiding zeur heeft immers de volgende structuur:
En de denominale afleiding grossieren heeft, in abstractie van het infinitiefkenmerk, de volgende structuur:
Van de vormingen op -ster zijn de bases in de grote meerderheid afgeleid van een verbum. Afleidingen als wandelaarster en speelster vormen het centrum van de categorie van substantieven op -ster. In deze vormingen wordt het semantische moment ‘(niettypisch-vrouwelijke)persoon die het proces verricht waarnaar het verbale correlaat verwijst’ aangetroffen, een moment dat de basis reeds bezit. Voor de taalgebruiker kan hierdoor een categoriale semantische verschuiving plaats vinden: van ‘vrouwelijke speler’ en ‘vrouwelijke wandelaar’ naar ‘een vrouwelijke persoon die speelt’ en ‘een vrouwelijke persoon die wandelt’. Het categoriale semantische moment wordt in dit geval ‘vrouwelijke persoon die het proces verricht waarnaar het verbale correlaat verwijst’. Deze verschuiving zal consequenties moeten hebben voor de beschrijving van de taalsystematiek die aan het taalgebruik ten grondslag ligt. Woorden als speelster worden dan als geleed beschouwd volgens (8):
Naast regel (4) kunnen taalgebruikers nieuwe woorden op -ster gaan vormen volgens een andere regel, namelijk (9), op basis van een verbum:
Deze regel is nog niet correct, want hij vormt ook woorden als wandelster. Een morfonologische conditie moet aangeven, dat deze regel niet aan toepassing is op verba waarvan de stam eindigt op -Əl, -Ən of -Ər. Het is denkbaar dat vormingen als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wandelaarster op hun beurt beïnvloed worden door de herstructurering in vormingen als speelster, te meer daar deze laatste verreweg de meerderheid vormen van de vrouwelijke persoonsnamen. Onder deze invloed zouden ook woorden als wandelaarster rechtstreeks met een morfeemcluster -aarster van een verbum kunnen worden afgeleid. Wandelaarster wordt dan opgevat als:
We kunnen dit verantwoorden door regel (9) te vervangen door regel (11):
Een morfonologische conditie moet dan nog aangeven, dat -aarster optreedt bij verba die eindigen op -əl, -ən en -ər.Ga naar voetnoot7. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. BeperkingenProduktieve woordvormingsregels geven aan hoe de bestaande woordenschat op onopzettelijke en niet-incidentele wijze (Schultink 1962:39) uitgebreid kan worden. Nietproduktieve regels analyseren slechts de bestaande woordenschat. Produktieve woordvormingsregels bepalen de potentiële woordenschat. De regel moet zodanig geformuleerd zijn, dat er niet alleen uit blijkt tot welke categorie de basis behoort, maar ook welke subcategoriale, fonologische, morfologische en semantische condities het domein van de regel bepalen. Deze condities kunnen van universele of van taalspecifieke, van regelonafhankelijke of van regelafhankelijke aard zijn. In het taalgebruik is de grens tussen het gerealiseerde en het potentiële vaag en vlottend (Uhlenbeck 1978:4). Hiervoor zijn in de eerste plaats talige factoren verantwoordelijk. Een semantisch doorzichtig procédé zal sneller benut worden dan een semantisch ondoorzichtig procédé. Een relict uit een ouder taalstadium kan een vorming volgens een produktief procédé hinderen. Hoewel absolute blokkering zelden of nooit voorkomt, kan een improduktieve categorie een vorming volgens een produktief procédé hinderen. In de tweede plaats doen niet-talige factoren het gerealiseerde niet samenvallen met het potentiële. Niet alle taalgebruikers benutten de mogelijkheden die woordvormingsregels bieden, in gelijke mate: de een is creatiever dan de ander. Voorts wordt het gerealiseerde binnen het potentiële begrensd door factoren van sociale of sociaal-psychologische aard als de attitude tegenover een bepaald procédé, de spreekstijl en de sociaal-economische status van spreker en hoorder. Ook de esthetische factor welluidendheid kan een vorming hinderen. Tenslotte kan de pragmatische factor van geringe bruikbaarheid in conceptueel opzicht remmend werken. Deze laatste factor geldt in het bijzonder voor gemarkeerde leden van een oppositie: ze zijn altijd minder frequent dan de ongemarkeerde. Onze regel is in elk geval semantisch geconditioneerd: de basis moet het semantisch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moment ‘persoon’ bezitten. Voorshands zien we geen reden om subcategoriale, fonologische of morfologische condities op de regel te formuleren.Ga naar voetnoot8. De realisering van het potentiële wordt wel gehinderd door het bestaan van andere categorieën. Als de basis uitgaat op -ier ondervindt het procédé dat woorden op -ster afleidt, concurrentie van de categorie die vrouwelijke persoonsnamen afleidt op -e. In de woordenboeken vinden we naast scholierster ook scholiere. Naast passagier wordt zelfs alleen passagiere aangetroffen. We achten echter passagierster weliswaar mogelijk, maar dit woord kan ook afgeleid zijn van passagierder, een afleiding van het verbum passagieren. Het aantal woorden op -ier is telbaar; hiervan kan slechts in twee gevallen hinder worden ondervonden van vormingen op -e.Ga naar voetnoot9. De vormingen op -ster worden in belangrijke mate gehinderd door vormingen op -es. Zoals zal blijken, moet onderscheid gemaakt worden tussen bases als wandelaar, die afgeleid zijn van verba, bases als molenaar, die niet afgeleid zijn van verba, en bases als speler, die weer afgeleid zijn van verba. De vormingen op -ster die afgeleid zijn van een substantief dat op een niet-verbale basis is gevormd (zoals vrijwilligster) worden niet gehinderd door vormingen op -es. Vormingen als wandelaarster worden gehinderd door de improduktieve categorie waartoe een woord als bedelares behoort. In de eerste plaats komen in de woordenboeken vormingen op -ster naast vormingen op -es voor:
Naast het laatste paar komt bovendien toveres, dat zich aan iedere systematiek onttrekt, voor. De vormingen op -ster zijn gewoner, minder plechtig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de tweede plaats geven de woordenboeken alleen vormingen op -es: godloochenares, middelares en moordenares. Vormingen als godloochenaarster, middelaarster en moordenaarster behoren echter zeker tot de potentiële woordenschat. In de derde plaats komen vormingen op -es voor die afgeleid zijn van vormingen die uitzonderingen zijn op de regel die de distributie van -(d)er en -aar bepaalt (zie o.a. Srnith 1976):
Naast dienaar komt ook diender voor, met een onvoorspelbaar semantisch aspect; zo ook naast dienares de vorming dienster. Naast winnaar komt winner voor; van (kost) winner is (kost)winster afgeleid. Naast de eveneens onregelmatig gevormde woorden oordelaar en veroordelaar komen geen woorden op -es voor; hoewel de vormingen oordelaarster en veroordelaarster niet in de woordenboeken worden aangetroffen, lijken ze wel mogelijk. Naast het regelmatig gevormde beoordeler - waarnaast beoordeelster te verwachten is - komt ook het eveneens onregelmatig gevormde beoordelaar voor, ook hiernaast lijkt slechts beoordelaarster mogelijk, en niet beoordelares. Samenvattend kan geconcludeerd worden, dat naast woorden als wandelaarster, gevormd op een verbale basis, slechts verhinderd worden afleidingen op -ster, indien de basis een van de niet-typisch vrouwelijke persoonsnamen op -aar uit (13) is. Deze substantieven zijn alle uitzonderlijk gevormd. De regel voor vormingen van substantieven op -ster is gevoelig voor de wijze waarop de basis is afgeleid. Als de basis op onregelmatige wijze afgeleid is met het suffix -aar, is de aanhechting van -ster niet mogelijk. Voorshands namen we aan, dat de regel voor de vorming van vrouwelijke persoonsnamen slechts semantisch geconditioneerd was. Dit nu blijkt niet geheel waar te zijn: de aanhechting van -ster wordt verhinderd door het suffix -aar mits er een beklemtoonbare syllabe aan voorafgaat. Het aantal substantieven op -aar dat afgeleid is van een niet-verbale basis, is telbaar. De hiervan afgeleide vrouwelijke persoonsnamen worden op bochelaarster, molenaarster en kluizenaarster na en wellicht ook het niet in de woordenboeken aangetroffen bultenaarster gevormd met -es:
Het niet voorkomen van zondaarster kan weer verklaard worden, doordat in zondaar aan het suffix -aar een beklemtoonde syllabe voorafgaat. Ambtenares, eigenares en schuldenares zijn uitzonderlijke gevallen. Vormingen als speelster, die gevormd zijn op basis van verbale afleidingen als speler, worden eveneens gehinderd door vormingen op -es. Dit suffix wordt aangehecht aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
substantieven (voogdes), waarvan enkele eindigen op -er, zonder dat deze segementen een suffix vormen (burgeres en meesteres). In de eerste plaats komen in de woordenboeken naast vormingen op -ster vormingen op -es voor:
Naast lijderes troffen we in de woordenboeken weliswaar geen lijdster aan, maar wel meer gelede vormingen als maaglijdster en zenuwlijdster. In enkele gevallen is de vorming op -es wat minder gewoon, wat plechtiger. In de tweede plaats vermelden de woordenboeken slechts vormingen op -es:
Het is mogelijk, dat hier de esthetische factor welluidendheid een rol speelt: de vervanging van -er door -ster zou een opeenvolging van sibilanten - waarbij een uitgestoten wordt - veroorzaken. Hier is echter sprake van een hinderende tendens, geen verhinderende: leesster bleek immers wel voor te komen en fietsster en schaatsster zijn eveneens bestaande woorden. De vervanging van -er door -ster wordt om dezelfde reden mogelijk gehinderd na een stemloze dentale occlusief, zoals in dichter en (ver)trooster. Ook in dit geval is er slechts een hinderende tendens: pachtster en stichtster komen immers wel voor. Het niet voorkomen in de woordenboeken van vormingen op -ster naast niettypisch-vrouwelijke persoonsnamen is vaak te verklaren uit de pragmatische factor van geringe bruikbaarheid in conceptueel opzicht. Naast A.O.W.-er bij voorbeeld is A.O.W.-ster wel mogelijk, maar zo lang er geen behoefte bestaat vrouwen die A.O.W. genieten, te onderscheiden van mannen met hetzelfde inkomen, bestaat er ook geen behoefte naast het ongemarkeerde woord het gemarkeerde op -ster te gebruiken. Het ongemarkeerde woord verwijst immers naar niet typisch-vrouwelijke personen. Gemarkeerde leden van een oppositie zijn altijd minder frequent dan ongemarkeerde leden (Greenberg 1966:33).
Vakgroep Nederlands Vakgroep Algemene Taalwetenschap Rijksuniversiteit Leiden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|