Forum der Letteren. Jaargang 1981
(1981)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Morfologische productiviteit en woordontleningGa naar voetnoot* Wiecher Zwanenburg0.De gangbare manieren om de woordenschat van een taal te verrijken zijn ontlening aan andere talen en vorming van nieuwe woorden door afleiding en samenstelling. Dit zijn twee in principe duidelijk te onderscheiden procédé's. Maar in de praktijk zijn ze niet altijd eenduidig te scheiden. Immers, een taal kan aan een andere taal een serie woorden ontlenen die gevormd zijn volgens een bepaald afleidings- of samenstellingsprocédé. Als nu de leenwoorden van zo'n categorie maar talrijk genoeg zijn, is het mogelijk dat het betreffende morfologische procédé gebruikt gaat worden voor de vorming van woorden waarvan de stammen alleen in de ontlenende taal voorkomen. Zulke woorden moeten uiteraard worden beschouwd als het resultaat van een woordvormingsprocédé van de ontlenende taal en niet als ontleningen. Een voorbeeld hiervan is het Franse werkwoord javelliser, dat de Franse plaatsnaam Javel en een aan het Latijn ontleend suffix bevat. Maar daarnaast kunnen er nieuwe woorden ontstaan die de beide interpretaties toelaten. Zo kan agoniser opgevat worden als een Franse afleiding van agonie, maar ook als een ontlening aan het Latijn (agonizare). Het is dus voor de bepaling van de productiviteit van dergelijke procédé's van belang om rekening te houden met de situatie in de taal waaraan het procédé is ontleend. Om de relatie tussen productiviteit en ontlening wat nader te onderzoeken wil ik hier op informele wijze een aantal Franse afleidingsprocédé's aan de orde stellen waarbij dat probleem zich voordoet. Het betreft de eerstegraads geleerde deverbale suffigeringen, dat wil zeggen geleerde woorden die door middel van één suffix zijn afgeleid van werkwoorden of werkwoordstammen. Op de term geleerd kom ik kort terug in paragraaf 1; hij kan hier kortheidshalve opgevat worden als: aan het Latijn ontleend of gevormd met een aan het Latijn ontleend suffix. Een plezierige bijkomstigheid van de keuze van dit onderzoeksmateriaal is dat het mij tegelijkertijd de gelegenheid biedt een eerste voorlopige inventaris te maken van de betreffende procédé's, waaraan het tot op heden heeft ontbroken. In paragraaf 1 zal ik de procédé's waarover het gaat nader karakteriseren in relatie tot het hele Franse afleidingssysteem. In paragraaf 2 zal ik kort uiteenzetten hoe die procédé's mijns inziens beschreven moeten worden. In paragraaf 3 ga ik dan wat nader in op vorm en betekenis van de improductieve procédé's uit het materiaal, en in paragraaf 4 op hun improductiviteit. Dit leidt tot de conclusie dat de betreffende procédé's, ondanks bepaalde nieuwvormingen, als onproductief moeten worden beschouwd, met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
name omdat het Latijnse model nauwe grenzen blijkt op te leggen aan de spaarzaam gebruikte mogelijkheden voor nieuwvormingen, die als directe of indirecte ontleningen kunnen worden geïnterpreteerd. Mijn redenering maakt deel uit van een gedachtengang waarin er een absoluut en niet een gradueel verschil is tussen productiviteit en improductiviteit. In een dergelijke gedachtengang is het uiteraard zaak om aan te tonen waarom niet alle productieve procédé's volledig worden benut en waarom onproductieve procédé's soms toch nieuwvormingen vertonen. Hier is het tweede punt aan de orde. Maar ook wanneer men een gradueel verschil aanneemt, is het uiteraard van belang de geschetste beperkingen te bestuderen van de betreffende procédé's, zij het dat men in die gedachtengang nog de keus heeft om ze als onproductief dan wel als weinig productief te beschouwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.Het is een bekend feit dat het Frans, evenals een aantal andere talen, niet alleen een ‘gewoon’ woordvormingssysteem bezit, maar ook een ‘geleerd’ systeem dat voornamelijk sinds de veertiende eeuw tot stand is gekomen door ontlening aan het Latijn (en in mindere mate aan het Grieks). Mij interesseert hier niet zozeer de geschiedenis van dat geleerde systeem, alswel zijn status in het moderne Frans. Heel in het algemeen kan men zeggen dat geleerde woorden kunnen worden gedefinieerd in termen van geleerde morfemen, en dat geleerde morfemen kunnen worden gekenmerkt door bepaalde positieve of negatieve fonologische eigenschappen en door hun onderlinge combineerbaarheid. Deze karakterisering laat de mogelijkheid open dat bepaalde, in de loop der tijden aan het Latijn ontleende woorden niet (meer) als geleerd worden geïnterpreteerd, en omgekeerd. Maar in het algemeen vallen beide categorieën samen. Wat de fonologische kenmerken betreft vindt men interessante aanwijzingen in Dell-Selkirk 1978. De meest pertinente karakterisering van het geleerde woordvormingssysteem in termen van morfeemdistributie vindt men in een weinig benutte studie van Pichon 1935-1940 (in het bijzonder 1939), toegespitst op suffigering. Pichon beschrijft de relatie tussen niet geleerde en geleerde stammen en suffixen als volgt (318-319): ‘Dès l'instant qu'un radical est entré dans la langue, il est soumis à toutes les possibilités linguistiques françaises: les radicaux “savants” admettent, en effet, couramment les suffixes de souche française authentique. Ex.: ... oxytonAISON ... germinAISON ... terminAISON ... félicitEURS ... dilapidEUR ... de pareilles formations ... satisfont pleinement les exigences du sentiment linguistique des Français les plus raffinés.’ Het betreft hier dus geleerde stammen met niet geleerde suffixen, waarvan de geleerde equivalenten respectievelijk -ation en -ateur zijn. Pichon vervolgt aldus, niet geleerde stammen als germ- en geleerde als germin- opponerend: ‘Au contraire, il y a toujours de la gaucherie à attacher un suffixe savant à un radical de la souche authentique. ... nous avons tout-à-l'heure confronté: germ-aison et germin-aison, germin-ation. Chacun de ces trois term es peut avoir son rôle sémantique propre, et être éventuellement appelé à figurer dans une phrase. Au contraire, il nous semble qu'un Français plein du sentiment de son idiome répugnerait à employer *germation, qui fait, par rapport au Latin, qu'il évoque l'effet d'un barbarisme.’ De ervaring met het materiaal dat ik hier aan de orde stel geeft mij de indruk dat deze karakterisering van het geleerde afleidingssysteem juist is. Pichon presenteert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haar als een regelmaat die uitzonderingen lijkt toe te laten. Maar die uitzonderingen zijn waarschijnlijk weinig talrijk, en zullen in de beschrijving het gemarkeerde geval vormen dat in de evaluatiemaat van de grammatica veel kosten met zich meebrengt. Beschouwing van het materiaal en lectuur van studies als Nyrop 1908 leveren het volgende voorlopige overzicht van suffixen op voor eerstegraads geleerde deverbale afleidingen (waarvan sommige incidenteel denominale afleidingen kunnen vormen, die ik buiten beschouwing zal laten): Van deze suffixen kunnen -ment, -ure, φ(nulmorfeem), -eur voor nomina agentis, -if, -nt, PP (verleden deelwoord) en -ble ook gecombineerd worden met niet geleerde stammen, maar onder onderling verschillende voorwaarden die ik hieronder beschouw. Ik beschouw -eur voor nomina actionis niet als zich ook combinerend met niet geleerde stammen, omdat het verwante niet geleerde -eur voorkomt in nomina qualitatis op denominale basis, als blanc/blancheur. We zullen verderop zien dat geleerde deverbale afleidingen soms een zogenaamde verlengde stam hebben en soms niet. Tot de suffixen die in geleerde woorden altijd zo'n verlengde stam hebben horen -eur, -if en -ure. Men vergelijke daartoe geleerd accélérer/accélérateur en niet geleerd acheter/acheteur, dériver/dérivatif en penser/pensif, baver/bavure en créer/créature. Hierdoor is het relatief gemakkelijk het niet geleerde en het geleerde gebruik van deze suffixen te onderscheiden. Voor -ment, φ, -nt en -ble gaat het genoemde criterium niet op, aangezien deze suffixen zich in geleerde woorden niet of niet altijd met een verlengde stam combineren. Maar geleerde woorden met -ment laten zich tamelijk gemakkelijk van niet geleerde onderscheiden, aangezien de laatste vrijwel altijd op -ement eindigen en de eerste vrijwel nooit. Met -ement beschouw ik alleen ornement en règlement als geleerd vanwege hun combinatie met geleerde suffixen in bijvoorbeeld ornernental en réglementaire; een voorbeeld van de schaarse niet geleerde woorden die niet op -ement eindigen is fourniment. De niet geleerde en geleerde woorden met -nt en -ble eindigen meestal op -ant en -able, maar -ent enerzijds en -ible en -uble anderzijds komen alleen in geleerde woorden voor. Zodoende kan men van de in de laatste twee alinea's genoemde suffixen -ment, -ure, -eur, -if, en de varianten -ent, -ible en -uble in hun geleerde gebruik bestuderen zonder dat men tegelijkertijd de niet geleerde derivatie beschouwt. Aangezien ik mij hier tot de improductieve procédé's wil beperken, betekent dit dat ik de in (1) omlijnde suffixen in geleerde woorden aan de orde zal stellen. Ik meen namelijk dat -ion, -eur, -if en -oire, met name in geleerde woorden op -ation, -ateur, -atif en -atoire afgeleid van geleerde werkwoorden, als productief moeten worden beschouwd, terwijl het geleerde gebruik van -ment en -ure en de varianten -ent, -ible en -uble niet productief is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De semantische karakterisering in (1) (waarin V uiteraard staat voor werkwoord) is een globale indicatie van de verschillende derivatietypes. Sommige suffixen impliceren altijd een specifiekere betekenis dan aangegeven, die zich voor andere suffixen van hetzelfde type incidenteel kan voordoen. Zo hebben nomina actionis op -cle altijd de betekenis ‘middel voor V’, terwijl nomina actionis met andere suffixen incidenteel die betekenis hebben, vergelijk ornement en vêtement. Ook hebben sommige suffixen naast de aangegeven betekenis in bepaalde woorden één van de andere genoemde betekenissen. Zo is het meestal passieve -ile in préhensile actief. De formele karakterisering in (1) behoeft aanvulling in die zin dat naast -ble voor nomina actionis, -cle en -ble voor adjectieven de varianten -bule, -cule en -bile voorkomen. De eenheid van deze suffixen moge blijken uit de vergelijking van paren als vocable/vocabul-aire en vestibule/vestibul-aire, spectacle/spectacul-aire en tentacule/tentacul-aire en tenslotte compréhensible/compréhensibil-ité en mobile/mobil-ité. Op de vele netelige vragen die zich verschuilen achter de symbolen φ en PP hoef ik hier gelukkig niet in te gaan. Ik verwijs daarmee, wat de geleerde derivatie betreft, respectievelijk naar een groep woorden die als geleerde suffixloze nomina actionis moeten worden geanalyseerd - als accès, flux en intellect - en een groep woorden die moeten worden beschouwd als geleerde met het voltooid deelwoord verwante adjectieven - als complexe, confus, correct, dévolu -. In de volgende paragraaf zal ik in het kort uiteenzetten hoe de in (1) genoemde procédé's mijns inziens in het algemeen beschreven moeten worden, met name om aannemelijk te maken dat het deverbale procédé's betreft, wat niet voor iedereen vanzelfsprekend is. In paragraaf 3 ga ik dan nader in op de geleerde improductieve procédé's. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.Een representatief geval van geleerde deverbale afleiding wordt gevormd door het werkwoord interroger en zijn derivaten interrogation, interrogateur, interrogatif en interrogatoire. In Zwanenburg (te verschijnen a) heb ik betoogd dat ieder afleidingsprocédé verantwoord moet worden door een regel die de klasse van mogelijke stammen, de vorm van het affix en de klasse en de betekenis van de derivaten specificeert. Dit betekent dat het procédé waartoe interrogation behoort wordt beschreven door een regel die er ongeveer uitziet als (2).
Vrijwel ieder morfologisch procédé kent vorm- en betekenisvarianten. Zo komt men naast interroger/interrogation bijvoorbeeld tegen posséder/possession en niet *possédation; en zo kan interrogation de betekenis ‘resultaat van de handeling van V’ hebben. In het algemeen is die variatie niet aan een specifiek procédé gebonden. De genoemde vormvariatie vindt men bijvoorbeeld terug in interrogateur/possesseur en interrogatif/possessif; en de gesignaleerde betekenisvariatie komt ook voor bij nomina actionis met andere suffixen, vergelijk bijvoorbeeld enchevêtrement. Dat betekent dat deze vorm- en betekenisvariatie beschreven moet worden door afzonderlijke allomorfie- en allosemie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regels die betrekking hebben op de output van verschillende woordvormingsregels van het type (2). Daarnaast komt een ander soort vormvariatie voor, die hierin bestaat dat derivaten van een bepaald type, bijvoorbeeld nomina actionis, gevormd kunnen worden met verschillende suffixen, als -age, -ment en -ion. Aangezien zulke suffixen onderling afhankelijk zijn en een neiging vertonen tot complementaire distributie, is het wenselijk ze te beschrijven door middel van regelschema's. Voor nomina actionis zou zo'n regelschema er ongeveer uit kunnen zien als (3). Een dergelijke beschrijving verenigt elementen in zich van voorstellen uit Wurzel 1970, Halle 1973, Jackendoff 1975 en Aronoff 1976, zonder met één van die voorstellen samen te vallen. Ze is van toepassing op niet geleerde en geleerde procédé's, en het onderscheid tussen beide zal verantwoord moeten worden doordat bepaalde stammen en suffixen als geleerd worden gekenmerkt en er in de grammatica algemene restricties worden geformuleerd op de combineerbaarheid van niet geleerde en geleerde morfemen, in de trant van het voorstel van Pichon. Voor de geleerde derivatie in het bijzonder is van belang het voorstel van Aronoff 1976 om de woordvormingsregels te onderwerpen aan de beperking dat ze alleen woorden van de lexicale hoofdcategorieën substantief, adjectief, werkwoord en bijwoord tot bases kunnen hebben en geen morfemen. Zo moeten volgens hem incisive en incisor in het Engels worden afgeleid van incision en niet van een stam incis- (het werkwoord *incise bestaat niet), en per analogie interrogative en interrogator van interrogation en niet van het wel bestaande werkwoord interrogate. Toepassing van dit voorstel op ons materiaal zou betekenen dat de meeste in (1) genoemde procédé's denominaal in plaats van deverbaal zijn. In Zwanenburg 1980 en (te verschijnen b) heb ik betoogd waarom in ieder geval de Franse equivalenten van de door Aronoff behandelde woorden van werkwoorden of werkwoordstammen moeten worden afgeleid, en waarom in samenhang daarmee woordvormingsregels evenzeer op morfemen als op woorden moeten kunnen werken. In de loop van het betoog zal blijken dat het hier te behandelen materiaal ons een argument te meer levert voor die stelling. Ik neem derhalve aan dat we in (1) te maken hebben met deverbale procédé's, en ga in de volgende paragraaf in het bijzonder in op de improductieve daaronder. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.Een belangrijke beperking van het hier te behandelen materiaal heb ik al aangegeven: ik houd me alleen bezig met eerstegraads afleidingen. Een zo mogelijk ingrijpender beperking is dat ik alleen de woorden beschouw die voorkomen in Dubois e.a. 1966, behalve daar waar het er om gaat bepaalde analyses van die woorden te adstrueren door middel van woorden met dezelfde of vergelijkbare stam. Voor de tamelijk onrendabele procédé's die aan de orde zijn zou dit bezwaarlijk kunnen wezen doordat het toeval een te grote rol dreigt te spelen. Maar in de eerste plaats geeft ander materiaal, dat ik te hooi en te gras ben tegengekomen, mij de indruk dat dat gevaar niet groot is. En in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de tweede plaats en vooral ontneemt de beschikbare ruimte mij iedere illusie om hier meer dan een voorlopige en globale verkenning van het materiaal te ondernemen. Ik zal hieronder vorm en betekenis van ieder van de genoemde procédé's kort behandelen. We hebben hierboven al gezien dat sommige suffixen met een verlengde stam worden gecombineerd en andere niet. Voorbeelden van verlengde stammen zijn bijvoorbeeld perspect-ive en act-ion, waarnaast met niet verlengde stam voorkomen perspicace en ag-ent en niet *perspect-ace en *act-ent. Sommige procédé's hebben uitzonderlijkerwijs in bepaalde woorden een niet verlengde stam terwijl ze normaal een verlengde hebben, en omgekeerd. Vergelijk corrigible en niet *correctible voor het eerste geval, en conceptacle en niet *concipiacle voor het tweede. Heel zelden ontmoet men beide stamvormen van een werkwoord in één en hetzelfde procédé, vergelijk convertible en conversible. We zullen verderop zien dat het bestaan van beiderlei stamvormen ons een argument te meer oplevert tegen het genoemde voorstel van Aronoff 1976. Bij het opsommen van de vertegenwoordigers van een bepaald procédé zal ik steeds drie categorieën onderscheiden, namelijk (i) derivaten die van geleerde of niet geleerde werkwoorden zijn afgeleid, (ii) derivaten die corresponderen met geleerde deverbale derivaten - veelal nomina actionis op -ion of nomina agentis op -eur - met een geleerde verbale stam die niet als afzonderlijk werkwoord voorkomt, en derivaten die met een verwant, veelal anders geprefigeerd, werkwoord in verband kunnen worden gebracht, en (iii) derivaten waarvoor één en ander niet geldt. Voorbeelden zijn (i) abstinent en adérent van respectievelijk niet geleerd s'abstenir en geleerd adhérer, (ii) éloquent en purulent die men in verbinding kan brengen met élocution en suppurer, en (iii) diligent en émollient. Men zou kunnen opmerken dat émollient in verband gebracht kan worden met de nominale stam mou en dus hier niet thuishoort. Zulke gevallen heb ik echter alleen opgenomen als een agentieve interpretatie, bijvoorbeeld ‘die V-t in relatie tot N’, niet uitgesloten is. In het algemeen bevat de categorie (c) zeer veel dubieuze gevallen. Aangezien tegenvoorbeelden tegen de improductiviteit van een bepaald procédé gevonden moeten worden onder geattesteerde niet verwachte woorden en niet onder niet geattesteerde verwachte, is het voor mijn doel beter ook deze dubieuzc derivaten op te nemen dan ze weg te laten. Daar komt bij dat ik, ook voor niet geleerde procédé's, een dergelijke aanpak, waarin alle woorden worden geanalyseerd die voor sommige taalgebruikers in sommige omstandigheden analyseerbaar kunnen zijn, juister acht. Het voordeel ervan is dat hij door reductie tot een restrictiever analyse kan leiden, geldig voor meer taalgebruikers in meer omstandigheden. De tegengestelde oplossing geeft daarentegen geen enkel uitzicht op een verdergaande analyse, terwijl het bovendien moeilijk is in dat geval de juiste graad van analyse te vinden in relatie tot de gebruiksomstandigheden die in dit opzicht sterk kunnen variëren. Voor de betekenisbeschrijving volsta ik met een globale indicatie van de afwijkingen van de in (1) genoemde betekenissen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.1 Nomina actionis op -ble en -bule met al dan niet afgeleide betekenis:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.2 Nomina actionis op -cle en -cule met afgeleide betekenis:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.3 Nomina actionis op -cre met afgeleide betekenis:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.4 Nomina actionis op -elle met al dan niet afgeleide betekenis:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.5 Nomina actionis op -eur met al dan niet afgeleide betekenis:
De nomina uit categorie (ii) corresponderen veelal met een adjectief op -ide (zie hieronder): candeur/candide, humeur/humide, enz. Het verbale karakter van hun stam is veelal dubieus, maar aan de andere kant kan men toch ook niet van een nominale stam spreken, en het gelede karakter van de woorden lijkt mij waarschijnlijk vanwege de genoemde correspondentie. Wellicht gaat het hier, evenals in andere gevallen van dit procédé en de overige, om stammen zonder gespecificeerde categorie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.6 Nomina actionis op -ice met al dan niet afgeleide betekenis:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.7 Nomina actionis op -ment met afgeleide betekenis:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1.8 Nomina actionis op -ure met meestal afgeleide betekenis:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.1 Actieve adjectieven op -ace:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.2 Actieve adjectieven op -bond:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.3 Meestal actieve adjectieven (en een nomen) op -ice:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.4 Actieve adjectieven op -ide:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2.5 Meestal actieve adjectieven (en nomina) op -nt, meer dan 100 in getal, waarvan ik alleen categorie (iii) volledig opsom:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 Meestal passieve adjectieven (en nomina) op -ile:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4 Meestal potentieel-passieve adjectieven op -ble en -bile (‘die ge-V-d kan worden’), meer dan 100 in getal, waarvan ik alleen categorie (iii) volledig opsom:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5 Meestal deontisch-passieve nonima op -nd(e) (‘die ge-V-d- moet worden’)
Voordat ik nu in de volgende paragraaf inga op de improductiviteit van de behandelde procédé's, wil ik hier kort iets zeggen over de stamvormen. Het blijkt dat -ure, adjectivisch -ice, -ile en -ble een verlengde stam bij zich hebben en de overige suffixen een niet verlengde, al dan niet gevolgd door een vocaal. Allomorfieregels zullen deze variatie moeten verantwoorden, evenals de uitzonderingen erop, zoals réceptacle met verlengde stam en corrigible met niet verlengde stam. Als men nu volgens Aronoff 1976 voor een woord als réceptif geen verbale stam mag aannemen, maar het moet afleiden van réception, dan is er uiteraard geen mogelijkheid om voor récipient wel zo'n stam aan te nemen. Maar voor niet verlengde stammen als récip- ontbreekt de mogelijkheid zijn toevlucht te nemen tot zulke frequente en semantisch neutrale woorden als nomina actionis op -ion, zodat Aronoffs voorstel hier op een supplementaire moeilijkheid stuit. Dit probleem doet zich in mijn beschrijvingswijze niet voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.Om de improductiviteit van de in 3 behandelde procédé's te bestuderen zal ik nu nagaan welke nieuwvormingen ze sinds 1800 hebben opgeleverd volgens Bloch-von Wartburg 1964 subsidiair Dauzat e.a. 1964 subsidiair Robert 1953-1970. Samen met het totaal aantal geattesteerde woorden per procédé kan dit ons een redelijk indirect beeld geven van de improductiviteit van elk procédé (voor een directe benadering zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men zich uiteraard niet tot de geattesleerde woorden mogen beperken, zie Corbin 1976). De grens van 1800 is ruim genomen om het modern Frans in ieder geval niet te nauw te definiëren, en ook omdat ik de indruk heb dat een aantal van de behandelde procédé's in de achttiende eeuw nog wel nieuwvormingen te zien geven, maar daarna niet meer of nauwelijks. Van de in 3 opgesomde woorden dateren er 42 van na 1800. Hiervan hebben er 13 een letterlijk Latijns voorbeeld, als pigment/pigmentum en cumcupiscent/concupiscens. Voor de onderstaande 29 geldt dit niet:
De meeste van deze woorden kunnen worden geïnterpreteerd als ontstaan uit de combinatie van een Frans woord van vóór 1800 (met Latijns model) en één of ander voorvoegsel. Décadent en grandiloquent kunnen worden teruggevoerd op décadence (decadentia) en grandiloquence (eloquentia en grandiloquus) van vóór 1800, de woorden van (20) (e) op déduction (deductio), prévision (praevisio), répression (repressio) en réversion (reversio). Als min of meer origineel resteren zodoende fioriture, fluorescent en opalescent, Fioriture is ontleend aan het Italiaans, fluorescent en opalescent zijn gevormd met Latijnse stammen, fluor en opalus, en volgens Latijns model, vergelijk déliquescent/deliquescens. Deze gegevens zijn voldoende voor de hieronder te trekken conclusie ten aanzien van het modern Frans. Maar het is dienstig te vermelden dat beschouwing van alle andere in paragraaf 3 genoemde woorden, die vóór 1800 zijn geattesteerd, niet erg veel meer en geen anderssoortige gevallen zou opleveren dan de hier genoemde. Dat betekent dat de status van de behandelde procédé's in de oudere taalstadia niet wezenlijk verschilt van die in het modern Frans, althans voorzover men daarover kan oordelen aan de hand van de tot op heden bewaarde woorden. Hiermee hebben we het stadium bereikt waarin het mogelijk is een antwoord te geven op de vraag naar de verhouding tussen (im)productiviteit en ontlening voorzover het de hier behandelde procédé's betreft. Ik meen dan te mogen concluderen dat deze procédé's als improductief moeten worden beschouwd. De schaarse niet als directe ontleningen te interpreteren woorden die sinds 1800 zijn opgenomen blijken zozeer aan Latijnse voorbeelden gebonden dat ze als indirecte ontleningen zijn op te vatten. Ik beschouw dit resultaat als een nuttige bouwsteen voor een argumentatie ten gunste van een absoluut verschil tussen productiviteit en improductiviteit, als vermeld aan het einde van de inleidende paragraaf. Toch is het niet voldoende om op de boven aangegeven manier nieuwvormingen van onproductieve processen als directe of indirecte ontleningen weg te verklaren. Immers, het bestudeerde materiaal leert ons nog iets meer omtrent de verhouding tussen morfologische (im)productiviteit en ontlening. Gegeven de culturele situatie mag men verwachten dat men zal doorgaan met het ontlenen van woorden aan het Latijn. Deze ontleningen zijn strict taalkundig in principe onvoorspelbaar en met name onafhankelijk van de vraag of ze al dan niet morfologisch geleed zijn. Maar men mag aannemen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat ontlening van gelede woorden wordt vergemakkelijkt wanneer er al gelede woorden van hetzelfde type in de taal aanwezig zijn. En dat verleent aan geleerde improductieve processen een soort indirecte productiviteit van een bijzonder soort. Dit is echter een punt om nader te onderzoeken en voorlopig in zeer relatieve zin op te vatten. Immers, ook ontlening van ongelede woorden zal niet geheel onafhankelijk zijn van de taalkundige status van die woorden, zij het dat dan alleen de fonologische structuur - eventueel samen met de semantische structuur en de syntactische status - een rol kan spelen. Dit doet echter mijns inziens niets af aan het algemene principe waaraan mijn betoog gerelateerd kan worden, namelijk een absoluut verschil tussen productiviteit en improductiviteit. En ondanks alle detailverschillen meen ik mij daarmee te bevinden binnen het kader dat door degeen ter ere van wie deze bundel is samengesteld - onder meer in Uhlenbeck 1977 - is aangegeven voor de bestudering van morfologische productiviteit. Mede daarom hoop ik dat hij deze bijdrage zal willen interpreteren als een bewijs van respect, waardering en dankbaarheid. Frans en Occitaans instituut Rijksuniversiteit Utrecht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Referenties
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|