Forum der Letteren. Jaargang 1979
(1979)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 428]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
0.Bovenstaand motto, ontleend aan Dresdens commentaar op het begin van ‘Der Zauberberg’ in zijn ‘Wereld in woorden’, geeft iets nader aan op welke aspecten van het aangekondigde onderwerp ik hier zou willen ingaan. Allereerst zou ik iets willen zeggen over de term ‘interpretatie’ zoals die in de generatieve grammatica gelijkelijk op de semantische en de fonologische beschrijving van zinnen wordt toegepast. Daarbij zal blijken dat die term in de praktijk een zekere dubbelzinnigheid aankleeft, die kan verklaren waarom hij meer in het kader van de semantische dan in dat van de fonologische beschrijving wordt gebruikt. Daarna zal ik iets nader ingaan op de verhouding tussen de semantische interpretatie in de generatieve beschrijving van een taalsysteem en de interpretatie van taaluitingen door hoorders of lezers in het taalgebruik, waarbij ik voornamelijk zal refereren aan het laatste hoofdstuk van Kooij 1971. Ik probeer daarbij te laten zien dat onvoldoende bedachtheid op de boven genoemde dubbelzinnigheid leidt tot een onjuist inzicht in de semantische interpretatie in de generatieve beschrijving van een taalsysteem. De aandacht zal daarbij in het bijzonder gericht zijn op de dubbelzinnigheid van lexicale elementen in taalsysteem en taalgebruik. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.De plaats van de semantische en de fonologische component in het geheel van een generatieve taalbeschrijving wordt aldus gekenschetst in Chomsky-Halle 1968 (6-7): ‘... a grammar contains a syntactic component which is a finite system of rules generating an infinite number of syntactic descriptions of sentences. Each such syntactic description contains a deep structure and a surface structure that is partially determined by the deep structure that underlies it. The semantic component of the grammar is a system of rules that assigns a semantic interpretation to each syntactic description, making essential reference to the deep structure and possibly taking into account certain aspects of surface structure as well. The phonological component of the grammar assigns a phonetic interpretation to the syntactic description, making reference only to properties of the surface structure, so far as we know. The structural description assigned to a sentence by the grammar consists of its full syntactic description, as well as the associated semantic and phonetic representations.’ En Chomsky 1965 (16) vat de rol van de beide niet-syntactische componenten aldus samen: ‘Both the phonological and semantic components are therefore purely interpretive. Each utilizes information | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
provided by the syntactic component concerning formatives, their inherent properties, and their interrelation in a given sentence.’ De toepassing van de term ‘interpretatie’ op de fonologische beschrijving van een taalsysteem wekt verwondering bij wie alleen vertrouwd is met de betekenis die Van Dale voor ‘interpreteren’ vermeldt, namelijk ‘uitleggen, verklaren naar de innerlijke bedoeling’ (1976: 1063), dat wil zeggen ‘een betekenis toekennen aan’. Deze verwondering verdwijnt wanneer men zich realiseert dat ‘interpreteren’ in logisch taalgebruik staat voor ‘een betekenis toekennen aan de tekens van een formeel systeem’; ‘fonologisch interpreteren’ is dan zoveel als ‘een klankvorm toekennen aan de abstracte symbolen die op syntactisch niveau zinnen representeren’. En hetzelfde geldt dan uiteraard mutatis mutandis voor ‘semantisch interpreteren’. In de praktijk blijkt men trouwens veelal minder scheutig met het toepassen van de term ‘interpretatie’ op de fonologie dan op de semantiek. Zo leest men bij Chomsky 1965 (16): ‘The phonological component of a grammar determines the phonetic form of a sentence generated by the syntactic rules. ... The semantic component determines the semantic interpretation of a sentence.’ En in Ruwet 1968 (330): ‘... seules les structures profondes sont pertinentes pour l'interprétation sémantique, tandis que seules les structures superficielles le sont pour la représentation phonologique’ (cursivering in beide citaten van de auteur - WZ). Ik neem aan dat de courante betekenis van ‘interpreteren’ hierbij ongemerkt een rol speelt. De vraag is vervolgens wat het betekent wanneer men met Chomsky zegt dat de semantische en de fonologische component zuiver interpretatief zijn, en hoe zij zich daardoor van de syntactische component onderscheiden. Afgaande op het hierboven gegeven citaat van Chomsky-Halle en de betekenis die Van Dale ons geeft voor ‘genereren’: ‘telen, verwekken, doen ontstaan’ (1976: 779), zou men zich de verhouding aldus kunnen denken: de syntaxis produceert iets, zegt abstracte zinsstructuren, die vervolgens door de semantische en de fonologische component worden geïnterpreteerd. Maar ook hier is het nodig ons te realiseren dat ‘genereren’ een technische betekenis heeft, namelijk: ‘door middel van een eindig aantal regels expliciet beschrijven of opnoemen’. Dat betekent dat de term ‘genereren’ van toepassing is op de hele grammatica en niet alleen op de syntactische component, en niet kan dienen om de syntaxis van de andere twee componenten te onderscheiden. Chomsky 1965 (3) omschrijft de syntaxis als het geheel van ‘rules that specify the well-formed strings of minimal syntactically functioning units (formatives) and assign structural information of various kinds both to these strings and to strings that deviate from well-formedness in certain respects’ en (16) als de component die ‘specifies an infinite set of abstract formal objects, each of which incorporates all information relevant to single interpretation of a particular sentence.’ Dit levert het beeld op van een syntactische component die abstracte formele objecten beschrijft en een semantische en een fonologische component die die objecten interpreteren. Maar dit beeld is niet geheel conform het werkelijke model. Allereerst zijn de producten van de syntaxis niet geheel abstract ten aanzien van de fonetische interpretatie of klankvorm, omdat ze wel al de opeenvolging van formatieven bevatten zoals die zich in de klankvorm manifesteert. Bovendien zegt Chomsky verderop over het lexicon, dat deel uitmaakt van de syntactische component (142): ‘The lexicon consists of an unordered set of lexical entries and certain redundancy rules. Each lexical entry is a set of features. Some of these are phonological features... The set of phonological features in a lexical entry can be extracted and represented as a phonological matrix that bears the relation “is a” to | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
each of the specified syntactic features belonging to the lexical entry. Some of the features are semantic features. ... The redundancy rules of the lexicon add and specify features wherever this can be predicted by general rule. Thus the lexical entries constitute the full set of irregularities of the language.’ Dit betekent dat een deel van de semantische en fonologische interpretatie plaats vindt in de syntaxis. Samenvattend mag men concluderen dat de semantische en fonologische interpretatie voorzover die idiosyncratisch is, dan wel regelmatig is maar betrekking heeft op individuele formatieven in de zin, plaats vindt in de syntaxis, die bovendien dat deel van de fonologische interpretatie specificeert dat bestaat in de opeenvolging van de constituerende formatieven. De semantische en fonologische component beschrijven - met de laatst genoemde uitzondering voor de fonologie - alleen dat deel van de interpretatie dat regelmatig is en niet beperkt is tot individuele formatieven. Hoewel er de laatste jaren het een en ander veranderd is in het model (zie bijvoorbeeld Chomsky-Lasnik 1977), blijft, voorzover ik zien kan, wat hierboven op basis van oudere teksten gezegd is geldig. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.In wat volgt zou ik van wat dichterbij willen kijken naar de relatie tussen de hierboven geschetste semantische interpretatie als onderdeel van de beschrijving van het taalsysteem en de semantische interpretatie zoals die plaats vindt in het taalgebruik. Met deze laatste komen we op het terrein van de courante betekenis van de term ‘interpreteren’: ‘een betekenis toekennen aan’. We hebben dan alleen te maken met het receptieve taalgebruik van hoorders en lezers. Over de relatie tussen taalsysteem en taalgebruik in het algemeen lezen we bij Chomsky 1965 (9): ‘... a generative grammar is not a model for a speaker or a hearer. It attempts to characterize in the most neutral possible terms the knowledge of the language that provides the basis for actual use of language by a speaker-hearer. When we speak of a grammar as generating a sentence with a certain structural description, we mean simply that the grammar assigns this structural description to the sentence. When we say that a sentence has a certain derivation with respect to a particular generative grammar, we say nothing about how the speaker or hearer might proceed in some practical or efficiënt way, to construct such a derivation. These questions belong to the theory of language use - the theory of performance. No doubt, a reasonable model of language use will incorporate, as a basic component, the generative grammar that expresses the speaker-hearer's knowledge of the language; but this generative grammar does not, in itself, prescribe the character or functioning of a perceptual model or a model of speech production.’ Het is niet mijn bedoeling hier een model te schetsen van de manier waarop interpretatie in het taalgebruik plaats vindt. Ik wil mij beperken tot het probleem van de beschrijving van ambiguë woorden, en mij daarbij afvragen welke verschillende taken daarbij toekomen aan de beschrijving van het taalsysteem en aan die van het taalgebruik. Het probleem wordt aangesneden in het laatste hoofdstuk van Kooij 1971. Kooij gebruikt de term ‘interpretatie’ alleen voor het taalgebruik. Hij zegt (117-118): ‘... it is necessary first of all to maintain a basic distinction between the content of a sentence | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
and its interpretation. By the content of a sentence I will understand: the inherent semantic structure of a sentence as a type, such as it is specified in a linguistic description. By the interpretation of a sentence I will understand the various ways in which one and the same sentence can be understood in each unique case of language use. It is unfortunate, I think, that the well-established term “interpretation” is nowadays often used for what I refer to here as the inherent “content” of a sentence. As a corollary to this distinction, I will distinguish between (i) the inherent meaning of a lexical element - its full specification in the lexicon -, (ii) the possible further specification of its inherent meaning in the context of a particular sentence, (iii) the possible further specification in the interpretation of a sentence in language use.’ Hij maakt dan, wat de woordbetekenis betreft, een onderscheid tussen homonymie, polysemie en algemeenheid of neutraliteit. Homonymie is het geval van één woordvorm met verschillende, onderling niet gerelateerde betekenissen, bijvoorbeeld Engels bank ‘van een rivier’ en bank ‘plaats om geld te deponeren’. Enigszins tegenstrijdig spreekt Kooij bij homonymie nu eens van één lexical element (124), dan weer van verschillende (125); het laatste lijkt mij het meest juist. Polysemie is het geval van één woord met verschillende, onderling gerelateerde betekenissen (127), bijvoorbeeld old in an old man (‘van relatief hoge leeftijd’), an old shoe (‘niet nieuw’) en an old custom (‘van vroeger’) (118). Van algemeenheid (119, 126) of neutraliteit (122) is sprake wanneer een woordbetekenis in de context van een zin of in het taalgebruik aanleiding geeft tot betekenisonderscheidingen of contextuele specialisaties (137) die niet in het lexicon van de taalbeschrijving hoeven te worden opgenomen, bijvoorbeeld zien in Hij ziet scherp (‘in staat zijn om te zien, het gezichtsvermogen hebben’) en in Katten zien in het donker (‘in staat zijn dit vermogen bij bepaalde gelegenheden te gebruiken’) (129-130). Door homonymie en polysemie te onderscheiden op het niveau van het taalsysteem verzet hij zich - mijns inziens terecht - met Weinreich 1966 tegen Katz - Fodor 1964, die dat onderscheid niet relevant achten en het reduceren tot een gradueel onderscheid in verwantschap tussen betekenissen van één woordvorm in het taalgebruik. Als voorbeeld van polysemie behandelt hij (127-133) een aantal adjectief-substantief-combinaties als blinde man (‘die niet kan zien’) en blinde klip (‘niet te zien, verborgen’). In het spoor van Bolinger 1965 en zich afzettend tegen Weinreich 1969, concludeert hij dat dergelijke relaties tussen de betekenissen van een polysemisch woord een gedeeltelijke regelmaat vertonen, waarvan de taalbeschrijving rekenschap moet geven door middel van semantische regels, en argumenteert daarbij als volgt (132-133): ‘The first reason is that even among those senses that will have to be listed for the sake of descriptive adequancy, there are relationships that will have to be stated as well. The second, and more important reason is that there are possible interpretations of lexical elements that need not be listed at all as so many different “senses”, but are to be substracted from the lexicon and to be explained by rules of semantic interpretation.’ Het eerste argument is juist, en komt overeen met wat Chomsky 1965 (142) zegt: ‘The redundancy rules of the lexicon add and specify features wherever this can be predicted by general rule.’ Zie voor recentere bespreking van dergelijke regels Jackendoff 1975 en Miller 1978. Maar in het tweede argument gooit hij zonder nadere adstructie drie dingen op een hoop die hij tevoren (zie het eerste citaat van hem hierboven) zorgvuldig heeft gescheiden, namelijk (i) de betekenis van een individueel lexicaal element, (ii) de mogelijke | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdere specificatie van die betekenis in de context van een zin en (iii) de mogelijke verdere specificatie in taalgebruik. En wat hij in zijn tweede argument als bewezen veronderstelt, namelijk één en dezelfde beschrijvingswijze voor de drie genoemde verschijnselen, noemt hij verderop als nog te onderzoeken, waar hij zegt (139): ‘What a semantic theory should be concerned with, first of all, is to try to define some structure among [the various senses of lexical elements] by formulating the principles by which these senses are related; and to decide to what extent these same principles are operative in the formulation of the content of a sentence and in its further specifications in the context.’ Als voorbeelden van de noodzaak van het hanteren van regels ter beschrijving van het derde verschijnsel behandelt Kooij aan het eind van zijn hoofdstuk een aantal gevallen (141-146). Het betreft in het bijzonder plane ‘vliegtuig’ en ‘afbeelding van een vliegtuig’ in He looked at the plane, president ‘persoon’ en ‘functie van de persoon’ in The president will decide on this question, en book ‘productie van het boek’, ‘materiële verschijningsvorm van het boek’ en ‘inhoud van het boek’ in The book gave him a lot of trouble. Men kan zich afvragen of het hier niet eerder gevallen van het tweede verschijnsel betreft, die in de taalbeschrijving door de projectieregels van de semantische component moeten worden verantwoord. Kooij suggereert immers een bepaalde linguïstische regelmaat door te spreken van ‘sommige lexicale elementen’ als plane, ‘substantieven als president en pope’ en ‘een element als book’. Nu is dit voor mijn betoog minder relevant omdat het ook dan geldig blijft, en bovendien omdat men Kooij's voorbeelden zou kunnen vervangen door eenduidige gevallen van specificatie in het taalgebruik. Wel brengt ons het tweede argument van Kooij op het centrale punt dat ons hier bezighoudt, namelijk de relatie tussen de beschrijving van lexicale ambiguïteit in het taalsysteem en in het taalgebruik. Het toont mijns inziens de fundamentele tegenspraak aan waarop Kooij's redenering dienaangaande is gebouwd. Aan de ene kant erkent hij namelijk het onderscheid tussen beide en zegt zelfs ‘that the linguistic description of the semantic structure of sentences must precede the theory of contextual and situational specification in language use’ (140). Maar aan de andere kant weigert hij met de eigensoortigheid van beide niveaus rekening te houden als het op beschrijven aankomt. Het hierboven gegeven citaat kan niet anders betekenen dan dat de taalbeschrijving rekenschap moet geven van het feit dat sommige woorden meer dan één betekenis hebben in het lexicon en dat sommige woordbetekenissen in een zin - en in grotere gehelen dan een zin, voorzover mocht blijken dat de taalbeschrijving daarover iets heeft te melden - niet in het lexicon gespecificeerde betekenisonderscheidingen kunnen vertonen, afgezien van contextuele en situationele specificatie in het taalgebruik. Aan de andere kant zal de beschrijving van het taalgebruik rekenschap moeten geven van de manier waarop de hoorder of lezer er in slaagt aan een woord in het taalgebruik één of meer tot het taalsysteem behorende betekenissen en betekenisonderscheidingen en één of meer in het taalgebruik zelf tot stand komende betekenisonderscheidingen toe te kennen. Het is niet onmogelijk dat de strategie van hoorder of lezer voor alle gevallen vergelijkbaar zal blijken te zijn, maar dat zegt nog niets over de manier waarop de taalbeschrijving de voor haar relevante gevallen moet verantwoorden. Met een verwijzing naar het eerste deel van dit artikel zou men het onderscheid kunnen beschrijven als een onderscheid tussen semantische interpretatie in de courante zin en in de technische zin | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het woord. En het is de verwaarlozing van dat onderscheid die tot de tegenspraak in Kooij's redenering leidt. In dit licht lijkt mij het volgende bezwaar van Kooij tegen Katz-Fodor (136) niet houdbaar: ‘I think that Katz and Fodor... confuse the issue by the assumption that there are two strictly separable forms of “disambiguation”. In their view, disambiguation either takes place on the basis of “competence”, where it is synonymous with “automatic sentence-internal selection of not incompatible senses”; or disambiguation is a matter of “performance” and takes place on the basis of knowledge of the world, or setting, the context and the situation surrounding the utterance token.’ Het is mogelijk dat Katz en Fodor niet overal helder zijn op dit punt, maar dat het hun in principe gaat over het hierboven aangegeven verschil tussen beschrijving van taalsysteem en taalgebruik lijdt geen twijfel. Op een andere manier komt dit punt aan de orde in Kooij's bezwaar tegen de volgende uitspraak van Katz-Fodor 1964 (488): ‘... a theory of settings must contain a theory of semantic interpretation [of sentences in isolation] as a proper part, because the readings that a speaker attributes to a sentence in a setting are a selection from among those that the sentence has in isolation. It is clear that, in general, a sentence cannot have readings in a setting which it does not have in isolation.’ Kooij zegt hierover (140-141): ‘To conclude... that the effect of “setting” is solely selective can only mean that all different ways in which lexical elements, or sentences in general, can be understood, should be specified as such in the description of the sentence, as so many disjunctions. If we recall the example of a sentence like The marine captain liked his new position and the various readings it could have, we would be compelled to list all these readings as readings it has in isolation, and to attribute a lot of different senses to the word position. But some of these readings are merely contextuel specializations of the same sense of position: “situation, (+local)”, and others are merely contextual specializations of position: “situation, (-local)”. ... By incorporating all these distinctions, we will burden the semantic description of the sentence, as well as the lexicon, with superfluous information. If we take an alternative approach - as I think we should - we can define one sense of position roughly as “situation, (+local)”, as far as the lexicon is concerned. But then, of course, we can no longer maintain that the interpretations of position in [the given sentence] and of [the given sentence] in context are a selection from among those it has in isolation. “Situation, (+local)” is not an interpretation, but a linguistic specification of a semantic structure that awaits further specialization. And it is the specification of such semantic structures that a description of sentences in isolation can properly deal with. The conclusion drawn by Katz and Fodor, therefore, should be reversed. The readings of a sentence in isolation are only a subset of the readings it can have in language use.’ Deze al te mooie omkering van de woorden van Katz en Fodor kan Kooij alleen tot stand brengen door ongemerkt over te gaan van ‘the readings that a speaker attributes to a sentence in a setting’ naar ‘the readings it can have in language use.’ Wat resteert is de constatering dat de gehekelde uitspraak van Katz en Fodor preciezer geformuleerd dient te luiden: de linguïstisch relevante lezingen die een spreker toekent aan een zin in een situatie vormen een deel van de lezingen die de geïsoleerde zin heeft. Het is vreemd dat Kooij hier zo ongevoelig blijkt voor het verschil tussen taalsysteem en taalgebruik. Elders immers - en ik beschouw dat als zijn beste en op zichzelf waardevolle bijdrage aan het probleem - zegt hij dat een relatief grote ambiguïteit in het taalsysteem van gering belang kan zijn voor het taalgebruik en omgekeerd (123, 126). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo blijken drie mogelijke lezingen van een syntactisch ambiguë zin in een vers van Johnson maar gering verschil te vertonen wat betreft de interpretatie van het vers. En zo blijken de twee gerelateerde betekenissen ‘niet nieuw’ en ‘van vroeger’ van het polysemische woord old in This is a very old shoe, toegepast op een schoen gevonden in een Foenicisch graf, in het taalgebruik even veel verschil te kunnen maken als de twee niet gerelateerde betekenissen van de homonymen port in The soldiers took the port at night. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.Concluderend zou ik willen zeggen dat men, voor een juiste beschrijving van woorden die ‘meer verbeelden dan zij schijnen te doen’ in taalsysteem en taalgebruik, erop bedacht moet zijn dat ook de term ‘interpretatie’ hoort tot de woorden die meer verbeelden dan hun in een bepaalde context toegestaan is te doen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|