Forum der Letteren. Jaargang 1979
(1979)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 340]
| |
Lezen en interpreteren in liet comparatisme: Poe's Ulalume C. de DeugdHet is overbekend dat er een meer dan een eeuwoude controverse bestaat tussen Fransen en Amerikanen over het werk van Edgar Allan Poe: is het mogelijk nog iets nieuws te zeggen over dit thema? Het volgende is een poging deze vraag te beantwoorden op basis van lezen en interpreteren, waarbij misschien tevens nog iets kan worden geconcludeerd ten aanzien van het comparatisme, een discipline waarin, vooral in de jaren dat de controverse op haar scherpst was, wel wat teveel te zien was aan traditioneel-historische activiteit, waarbij veel gelezen en weinig geïnterpreteerd werd. Een korte samenvatting van de controverse resulteert in ongeveer het volgende. Werd Poe aanvankelijk in de engelssprekende wereld op zijn best gezien als een zonderlinge figuur, in Europa ontstond al vroeg een totaal andere waardering toen Baudelaire zijn vier delen vertalingen van Poe's proza publiceerde, toen Mallarmé Poe's poëzie vertaalde, en toen Valéry - men kan dan al van de derde opeenvolgende generatie spreken - zich ging bezighouden met de theorieën van Poe, die toen bij de Franse literatoren al lang de vereerde Meester was. Wie de internationale literaire betrekkingen in de 19e eeuw enigszins kent, weet hoe extravagant de verschillen in waardering van Poe waren en ten dele nog zijn. Hetzelfde gedicht (The Bells) dat Vestdijk ‘prachtig’ vondGa naar voetnoot1, en dat door Mallarmé, die het ‘une impalpable richesse’ toeschreefGa naar voetnoot2, gewetensvol werd vertaald, was al jaren eerder voor Emerson aanleiding geweest om over zijn landgenoot Poe te spreken als ‘the jingle man’Ga naar voetnoot3; zegt Jules Lemaître dat hij Poe alleen maar in verbinding kan brengen met de allergrootsten, Plato en ShakespeareGa naar voetnoot4, Henry James zegt dat ‘an enthusiasm for Poe is the mark of a decidedly primitive stage of reflection’.Ga naar voetnoot5 Valéry spreekt over Poe als ‘mathématicien, philosophe et grand écrivain’ en zegt in deze context van The Raven: ‘Tous ceux qui ont lu le splendide morceau intitulé le Corbeau... auront été frappés de la force du refrain artificieusement employé. On peut dire que dans la poésie française l'emploi... n'en a jamais été fait...’Ga naar voetnoot6 Huxley echter bespreekt hetzelfde gedicht als een voorbeeld van vulgariteit in de letteren.Ga naar voetnoot7 Op Vestdijk maakt het refrein een ‘onverge- | |
[pagina 341]
| |
telijke indruk’Ga naar voetnoot8 terwijl Canby spreekt van ‘technical trickery’.Ga naar voetnoot9 Mallarmé noemt Poe ‘l'âme poétique la plus noble qui jamais vécût’Ga naar voetnoot10, maar More ziet hem als ‘the poet of unripe boys and unsound men’.Ga naar voetnoot11 En vindt Baudelaire Poe ‘poëte, romancier et philosophe’ die ‘porte le double caractère de l'illuminé et du savant’Ga naar voetnoot12, Winters zegt dat Poe's ‘literary merit appears... a very frail delusion’.Ga naar voetnoot13 Tenslotte, de twee meest conflicterende studies verschijnen nog in 1952 (van Colling, met o.a. een Valéry die praktisch het maaksel is van PoeGa naar voetnoot14) en in 1956 (van Chiari met een Poe die is gespeend van haast alle originaliteit en invloedGa naar voetnoot15). Hier dient, m.b.t. de mogelijkheden van het literair comparatisme, te worden gevraagd: moet dit niet altijd gebeuren - hoewel meestal minder extreem - wanneer een auteur een ander taalgebied binnenkomt, in een andere culturele entourage met andere historische achtergronden en literaire tradities? In elk geval, weer zo'n les voor de comparatist dat zijn problemen een gecompliceerdheid kunnen vertonen die ver uitgaat boven de problemen in de nationale literatuurstudies.
In het volgende zou ik een nog nooit uitvoerig verhoorde kroongetuige op willen roepen, nl. Poe's gedicht Ulalume. Dit om te zien wat de interpretatie van slechts één gedicht ons kan leren. Hierbij zal geen van de oude, eindeloos behandelde vragen worden bezien (wat Baudelaire c.s. van Poe hebben ‘geleerd’, wie met iets ‘eerder’ was dan de ander, enz.) omdat ze in feite volmaakt irrelevant zijn. Vanuit de Romantiek ontwikkelt de Europese literatuur zich op een aantal nogal uiteenlopende wijzen. Eén ervan is een zich bewegen - als consequente voortzetting-in-het-extreme van romantische premissen - in de richting van de esthetistisch-decadente theorie en praktijk. Op een bepaald punt in deze ontwikkeling ziet men de opkomst van het Symbolisme, dat aanvankelijk met moeite, vrij laat of zelfs helemaal niet, wordt onderscheiden als een aparte richting.Ga naar voetnoot16 De auteurs nu die in Frankrijk Poe zo | |
[pagina 342]
| |
buitengewoon hoog vereerden, zijn - daarover is geen verschil van mening - begrepen in deze ontwikkeling; en daarin is m.i. Poe, zoals ook Gautier, een relatief vroege verschijning. Beiden dragen a.h.w. in de kiem vrijwel alles wat later gemeengoed zal worden in esthetistisch-decadente kringen. Zoals dit bij Gautier te vinden is in Mademoiselle de Maupin (1835-36) zo is het bij Poe te vinden in Ulalume, a Ballad (1847). The skies they were ashen and sober;
The leaves they were crispéd and sere -
The leaves they were withering and sere;
It was night in the lonesome October
Of my most immemorial year;
It was hard by the dim lake of Auber,
In the misty mid region of Weir -
It was down by the dank tarn of Auber,
In the ghoul-haunted woodland of Weir.
Here once, through an alley Titanic,
Of cypress, I roamed with my Soul -
Of cypress, with Psyche, my Soul.
These were days when my heart was volcanic
As the scoriac rivers that roll -
As the lavas that restlessly roll
Their sulphurous currents down Yaanek
In the ultimate climes of the pole -
That groan as they roll down Mount Yaanek
In the realms of the boreal pole.
Our talk had been serious and sober,
But our thoughts they were palsied and sere -
Our memories were treacherous and sere -
For we knew not the month was October,
And we marked not the night of the year -
(Ah, night of all nights in the year!)
We noted not the dim lake of Auber -
(Though once we had journeyed down here) -
Remembered not the dank tarn of Auber,
Nor the ghoul-haunted woodland of Weir.
And now, as the night was senescent
And star-dials pointed to morn -
As the star-dials hinted of morn -
At the end of our path a liquescent
And nebulous lustre was born,
Out of which a miraculous crescent
Arose with a duplicate horn -
Astarte's bediamonded crescent
Distinct with its duplicate horn.
| |
[pagina 343]
| |
And I said - ‘She is warmer than Dian:
She rolls through an ether of sighs -
She revels in a regio of sighs:
She has seen that the tears are not dry on
These cheeks, where the worm never dies,
And has come past the stars of the Lion
To point us the path to the skies -
To the Lethean peace of the skies -
Come up, in despite of the Lion,
To shine on us with her bright eyes -
Come up through the lair of the Lion,
With love in her luminous eyes.’
But Psyche, uplifting her finger,
Said - ‘Sadly this star I mistrust -
Her pallor I strangely mistrust: -
Oh, hasten! - oh, let us not linger!
Oh, fly! - let us fly! - for we must.’
In terror she spoke, letting sink her
Wings until they trailed in the dust -
In agony sobbed, letting sink her
Plumes till they trailed in the dust -
Till they sorrowfully trailed in the dust.
I replied - ‘This is nothing but dreaming:
Let us on by this tremulous light!
Let us bathe in this crystalline light!
Its Sibyllic splendour is beaming
With Hope and in Beauty to-night: -
See! - it flickers up the sky through the night!
Ah, we safely may trust to its gleaming,
And be sure it will lead us aright -
We safely may trust to a gleaming
That cannot but guide us aright,
Since it flickers up to Heaven through the night.’
Thus I pacified Psyche and kissed her,
And tempted her out of her gloom -
And conquered her scruples and gloom;
And we passed to the end of the vista,
But were stopped by the door of a tomb -
By the door of a legended tomb;
And I said - ‘What is written, sweet sister,
On the door of this legended tomb?’
She replied - ‘Ulalume - Ulalume -
'Tis the vault of the lost Ulalume!’
| |
[pagina 344]
| |
Then my heart it grew ashen and sober
As the leaves that were crispéd and sere -
As the leaves that were withering and sere;
And I cried - ‘It was surely October
On this very night of last year
That I journeyed - I journeyed down here -
That I brought a dread burden down here -
On this night of all nights in the year,
Ah! what demon has tempted me here?
Well I know, now, this dim lake of Auber -
This misty mid region of Weir -
Well I know, now, this dank tarn of Auber,
This ghoul-haunted woodland of Weir.’
Wat opvalt is dat dit gedicht van niet minder dan 94 regels zo heel weinig ‘inhoudt’. De gedachte, het rationele element, is tot een minimum gereduceerd: als de ik-figuur in de nacht door een mistig en desolaat herfstlandschap gaat, is hij aanvankelijk zeer gepassioneerd (het hart is ‘volcanic’). Tegen de morgen verschijnt, in ‘a nebulous lustre’, Astarte. Psyche, zijn ziel, wantrouwt deze lichtende, verleidelijke verschijning en smeekt hem te vluchten (str. 6). Hij echter voelt er zich zeer door aangetrokken (str. 5) maar geeft niettemin gehoor aan de smeekbede; verdergaande komen ze tenslotte bij een graftombe waar de ik precies één jaar geleden zijn geliefde Ulalume heeft begraven. Verbijsterd vraagt hij nog welke demoon hem hier in verzoeking heeft gebracht. (Daar dit gebeurt - de verzoeking door Astarte, de vruchtbaarheidsgodin met ‘love in her luminous eyes’ - maar hij zich niettemin verder laat leiden naar zijn weliswaar dode, maar toch werkelijke geliefde, blijken we te doen te hebben met een nogal vaag soort allegorie: een strijd tussen aardse (lichamelijke) en bovenaardse (geestelijke) liefde, zo bijzonder goed passend in het metafysisch-idealistische denken van Poe, hoewel slecht passend bij zijn minachting voor allegorie en het belerende in de poëzie. De ‘betekenis’ is echter, zoals we zullen zien, bijzaak.) Het komt mij voor dat in Ulalume vijf van de meest karakteristieke facetten van de esthetistisch-decadente literatuur min of meer duidelijk terug zijn te vinden.Ga naar voetnoot17 Het eerste, ‘de basis-these’, luidt: schoonheid is het essentiële, het wezen van de literatuur. Hierbij is het natuurlijk zaak ons te richten op Poe's eigen normen, op wat hij ziet als schoonheid. Zijn uitspraken (even duidelijk als algemeen bekendGa naar voetnoot18) zijn daarbij van minder belang dan hetgeen te vinden is in Ulalume, dat overigens in Frankrijk nooit grondig als exemplarisch is geanalyseerd en in de V.S. zeer dikwijls (en door de New Critics altijd) als van weinig waarde is voorgesteld. Poe's definitie van poëzie als de ritmische creatie van schoonheid is in de tekst van Ulalume terug te vinden in het streven naar de z.g.n. eenheid van effect. Hiermee hangen overigens alle vijf facetten van de esthetistisch-decadente literatuur samen, die, zoals gezegd, óók in Ulalume te vinden zijn. | |
[pagina 345]
| |
Wat betreft de eenheid van effect, we zijn hier heel ver verwijderd van de eenheid van structuur als Aristotelisch erfgoed. Tot nogal eenvoudige proporties teruggebracht, kan men zeggen dat die structurele eenheid op verschillende wijzen kan worden bereikt. De auteur kan uitgaan a) van een min of meer vaststaande intrige; b) van een geografische, historische of ideologische setting om daaraan personen, handelingsprincipes en andere gegevenheden te ontlenen voor de opbouw van een intrige; c) van een waarheid (voor hem) of een principe, teneinde dat te ontvouwen tot een intrige die functioneert ten dienste van dat principe of die waarheid; d) van enkele, of een wat groter aantal protogonisten, teneinde tot een intrige te komen door het uitspinnen van de relaties tussen hen. In al deze gevallen kan een structuur tot stand komen die voldoet aan de eisen die een esthetica moet stellen ten aanzien van o.a. een eenheid die meer is dan de som van de delen. Poe echter blijft ver van elk van deze uitgangspunten en wendt zich in al zijn poëzie, en zeker in Ulalume, van het eerste moment af tot het effect dat hem voor ogen staatGa naar voetnoot19, hetgeen er op neer komt dat hij alles, ook het kleinste onderdeeltje, richt op de eenheid van het totale effect op de lezer. Dit is zijn principe-van-eenheid, ongetwijfeld nog geworteld in de romantische revolte tegen het klassieke en klassicistische in literatuur en literaire theorie. Vatten we de lezing van Ulalume weer op dan kunnen tegelijk alle vijf de bij Poe te vinden facetten van de esthetistisch-decadente literatuur worden behandeld, omdat ook de vier nog niet genoemde facetten bij hem volledig in dienst staan van het eerste, de bij alle estheten en decadenten voorkomende these van de schoonheid als essentie van de literatuur, of, in Poe's variatie: ‘Beauty as the sole true poetical thesis’.Ga naar voetnoot20 Het tweede van die vijf facetten is de grote nadruk die wordt gelegd op de vorm, een verschuiving van het, ook in de romantiek nog zo sterke accent op de inhoud, in de richting van wat tenslotte een vormcultus zou worden in esthetistisch-decadente kringen.Ga naar voetnoot21 Van deze ontwikkeling, is Ulalume bij uitstek een voorbeeld. Zijn vroege, nog zo in de romantische sfeer liggende, filosofische gedichten zoals Al Araaf achter zich latend, schrijft Poe nu een gedicht dat één lang experiment is met de vorm, en wat daarmee samenhangt, en dat dáárin een ononderbroken demonstratie is van zijn streven naar de eenheid van effect. Wat de meeste lezers wel het eerst zal opvallen in deze ballade is de uitzonderlijk grote mate van repetitie, de herhalingswerking dus, en de klank. Op vele plaatsen gaat een en ander hand in hand. Het herhalingselement is werkzaam in alle onderdelen van het gedicht; woorden, klanken, zinsdelen en zelfs hele zinnen komen met of zonder lichte wijzigingen terug. Dit geldt voor elke strofe afzonderlijk, maar strekt zich ook uit over het gedicht als geheel. In dit herhalingsspel is ook de klank, dat wil dan vooral zeggen het rijm, opgenomen. Nu berust rijm altijd op herhaling, doch hier zien we dat er bij dit zeer vele herhalen toch slechts hier en daar sprake is van traditioneel eindrijm: telkens zien we een herhaling van dezelfde woorden. Soms volgen deze, laten we zeg- | |
[pagina 346]
| |
gen: herhaal-woordenGa naar voetnoot22, elkaar op (str. 1, r. 2 en 3) soms verschijnen ze afwisselend (str. 1, laatste vier regels) en soms gaat het gepaard plaatsen samen met het afwisselen, (de laatste 5 regels van str. 6). Zo zouden nog een groot aantal soortgelijke kanttekeningen te plaatsen zijn, doch ook zonder die is wel duidelijk dat we in dit uitgebreide (vorm)experiment te doen hebben met een aftasten van de taal op haar muzikale mogelijkheden. En dit slaat op allerlei kenmerken aan de muziek eigen, zoals klankrijkdom, ritmiek en het herhalingselement: in de muziek heeft men immers altijd veel meer kunnen doen met klank, ritme en herhaling dan in de poëzie. En nergens kon Poe een idealer voorbeeld van zijn (esthetistisch-decadente) definitie van poëzie als de ritmische creatie van schoonheid gevonden hebben dan in de muziek. En wie kent niet de namen uit latere generaties die er ook, en soms veel verfijnder, mee hebben gewerkt? Op enkele plaatsen hierover theoretiserend, loopt zijn betoog uit op de vaststelling dat het ware poëtische berust op ‘the indefinite’ en dat de auteur weloverwogen dient te besluiten tot een ‘suggestive indefinitiveness of meaning’ teneinde een ‘definitiveness of vague and therefore of spiritual effect’ te bewerkstelligen, waar hij aan toevoegt: I know that indefinitiveness is an element of the true music.’Ga naar voetnoot23 Dit praktiseert hij in Ulalume, o.a. ook door telkens weer woorden te kiezen voor hun klank, suggestiviteit of ritmische potentie en niet voor hun betekenis, die voor hem bijzaak is. Het derde facet is wat misschien het best kan worden aangeduid als ‘sensitivisme’, een term die bij een zeer beknopte bespreking snel misverstanden oproept.Ga naar voetnoot24 Hier wordt er mee bedoeld het tenderen van zeer veel 19e eeuwse literatoren naar alles wat in, maar ook buiten de literatuur verband houdt met het zintuiglijke, en een zich bewegen wèg van ideeën, abstracties, inhoud of tendens. Iets hiervan hebben we al gezien bij de bespreking van Ulalume vanuit de gezichtshoek van het tweede facet, maar dan nog zonder het aspect van het intensiveren van het zintuiglijk leven. Ook wat we op dit punt vinden in Ulalume verbindt Poe met vele Europese auteurs en groeperingen in de 19e eeuw; met de discipelen van Walter Pater, de Beweging van Tachtig, de groep rond Stefan George, met Gautier, Baudelaire, Huysmans, Couperus en tientallen anderen. Hier verder op ingaan valt buiten het huidige bestek. Zij die gefascineerd raakten door de mogelijkheden van een geïntensiveerd zintuiglijk leven, trokken a.h.w. de karakteristiek-post-romantische consequenties uit opvattingen zoals Keats er een onder woorden had gebracht (en die in zijn mond nog goed romantisch was bedoeld en ook was): ‘O, for a life of sensations rather than of thoughts’ (brief van 22 nov. 1817, aan Baily). Ook Poe legt in zijn latere poëzie de prioriteit altijd bij wat de zinnen aanspreekt en op allerlei wijzen dringt hij het gedachte-element terug. Dit terugdringen zien we heel in het bijzonder in Ulalume. Een relatief groot aantal regels voegt aan de informatie niets toe; ze herhalen slechts, meestal licht | |
[pagina 347]
| |
genuanceerd, wat reeds is gezegd. En verder: niet alleen, maar wel mede omdat de ‘betekenis’ (de zeer geringe mate van allegorie) niets om het lijf heeft, komt het gedicht op de lezer over als één golf - eenheid van effect! - van klank en ritme. Een ervaring van de zinnen bij uitstek. Hieraan werkt nog mee het feit dat Poe de woorden, zoals we reeds zagen, niet kiest voor hun betekenis maar om redenen die met het zintuiglijke samenhangen, woorden als ritmische eenheden en voertuigen van de klank. Woorden met een onjuiste betekenis zoals ‘immemorial’, woorden die met het oog op de betekenis eigenlijk onbruikbaar zijn, zoals ‘scoriac’ (= gestolde lava, kan niet van de berg rollen), woorden uitsluitend gekozen voor hun, in die bepaalde sfeer benodigde suggestiviteit, zoals ‘ghoul’ (= lijkenetende geest) en verschillende andere die zo gemakkelijk leiden tot een negatief oordeel. Wie echter bereid is - al is het maar voor de duur van die ene lezing van het gedicht - het idee van de traditionele structurele eenheid op te geven voor Poe's eenheidsbegrip, zal de redenen voor dit gebruik niet alleen herkennen, maar ook billijken. Tot dat opgeven moeten de grote Franse dichters bereid zijn geweest; misschien is het hen niet eens zwaar gevallen: zij hadden zelf diep persoonlijk deel aan deze zo typisch na-romantische ontwikkeling en konden het doen met een, in empathie verankerde zekerheid. Het komt mij voor dat met Poe's streven naar eenheid van effect de belangrijkste bron van divergerende interpretaties van zijn werk is aangewezen. Na de wat uitvoeriger behandeling van drie facetten van de esthetistisch-decadente literatuur vorderen thans de twee andere veel minder ruimte. Het vierde facet is dat van de specifiek esthetistisch-decadente thematiek: het telkens terugkeren van dezelfde of verwante thema's die zo sterk als mogelijk de zintuigen (de sensibiliteit) stimuleren. Het verband met het voorafgaande zal duidelijk zijn. Drie van deze thema's zijn zeer uitvoerig behandeld door Praz in het bekende The Romantic Agony, nl. vlees, dood en duivel. Ook Ulalume, zoals zoveel proza en poëzie in Poe's oeuvre, heeft als thema de dood en wel de dood van een geliefde vrouw. Men lette echter nog op Poe's uitwerking er van: juist in het uur dat háár dood zou moeten worden herdacht, komt, in een onheilspellende en mysterieuse atmosfeer, de poging tot verleiding door een sensuele figuur, die bewust geplaatst wordt tegenover Diana, symbool van de kuisheid (And I said - She is warmer than Dian). Ook al is de inhoud uiterst mager, hij is daardoor niet minder karakteristiek voor de stroming waarin het gedicht hier is geplaatst. Het vijfde en laatste facet hangt samen met het principe van de autonomie van de literatuur waar de idee van l'art pour l'art uit is voortgekomen. In de esthetistisch-decadente stroming blijkt die autonomie - literatuur is autonoom, naast andere levensgebieden die dat ook zijn - voor velen op de duur niet ver genoeg te gaan. Literatuur wordt voor hen zó belangrijk dat het leven er aan ondergeschikt wordt gemaakt. Men kan spreken van de soevereiniteit van de literatuur: zij gaat heersen over het leven. Van de gevolgen die dit heeft is er één die in dit verband behoort te worden genoemd. Niet alleen zoekt men naar thema's, maar ook naar wijzen van uitbeelden die steeds meer en steeds sterker de zinnen prikkelen. Het gevolg hiervan is weer dat men meent àlles te kunnen ‘veresthetiseren’, ook verschijnselen die, hoe dikwijls ook beschreven, nooit in verbinding waren gebracht met het verschijnsel schoonheid, dat men nu gaat koppelen aan de meest negatieve levenservaringen: aan dood, verdriet, marteling, sacrilegie, enz. Dit nu vinden we ook in Ulalume, hoewel, zoals ook bij Gautier, minder opvallend dan bij Baudelaire, Huysmans, Couperus en verschillende anderen. In dit gedicht, dat een consistente poging is vooral zintuiglijk gerichte schoonheid | |
[pagina 348]
| |
te creëren, is het thema de dood van een geliefde vrouw direct verbonden met een poging tot verleiding - terwijl ‘the tears are not dry on/ These cheeks’ (verg. Praz!). Weinig menselijk? morbide? terugvallend op de zwarte romantiek? Misschien alle drie wel, maar het is een uiting van een kunst die de realiteit van het mensenleven negeert door schoonheid te verbinden aan dood en pijn om die dood, duidelijker misschien: door die dood, de meest existentieel-negatieve ervaring in de menselijke relaties, object te maken van een experiment met schone vormen. Het ligt geheel in de lijn van een dichter die zegt dat ‘the death... of a beautiful woman is, unquestionably, the most poetical topic in the world’Ga naar voetnoot25, die spreekt van ‘beauty, heightened into the sublime by terror’Ga naar voetnoot26, van ‘the most delicious because the most intolerable of sorrow’Ga naar voetnoot27 en die vertelt: ‘I derived positive pleasure even from many of the legitimate sources of pain’.Ga naar voetnoot28
Zou de controverse-Poe dan misschien toch wel wat minder raadselachtig kunnen verschijnen na een, vooral historisch georiënteerde analyse van één van zijn gedichten? Zeker is wel dat die controverse aantoonbare oorzaken heeft. Teveel is over het hoofd gezien dat Poe ‘gewoon’ thuis hoort in de esthetistisch-decadente stroming. Dat verbindt hem met niemand in de V.S. maar wel met hen die de stoot gaven tot zijn roem in Frankrijk. In de atmosfeer van die stroming hoort ook zijn boven getoonde theorie van de eenheid van effect. Die wordt, ook door hen die Poe niet kennen, in Europa veelvuldig gepraktiseerd als natuurlijk gevolg van een verwante geestesgesteldheid, maar het stuk waaruit blijkt dat ook Valéry dat doet, wordt pas meer dan een halve eeuw later gepubliceerd.Ga naar voetnoot29 Belangrijk is ook dat men The Philosophy of Composition, waar Poe's genoemde theorie uit kan worden afgeleid, zelden ernstig heeft genomen, ook in Europa niet (Valéry deed dat wel!) omdat men niet kon geloven dat Poe op de daarin weergegeven wijze zijn gedicht schreef. Of hij dat al of niet deed, doet echter niets af aan die theorie. Het gevaar van het onstaan van zulke controversen wanneer literatuur een ander cultuurgebied binnengaat, is dikwijls aanwezig. Echter, zoals vele comparatistische studies aantonen, dat gevaar is meestal wel binnen afzienbare tijd te bezweren. |
|