ledigende woorden betekenen een ernstige didactische fout en tonen aan dat de spreker geen besef heeft gehad van de zeker voor een didacticus prikkelende uitdaging die het houden van een academische oratie inhoudt: in heldere woorden, met gebruikmaking van zo min mogelijk vaktermen, belangstelling wekken voor het vak dat men beoefent en inzicht bieden in de problemen die daarin aan de orde zijn.
In de tweede alinea blijkt de nieuwe hoogleraar het niet eens te zijn met de omschrijving die zijn voorganger Casimir in 1918 van het begrip toegepaste pedagogiek heeft gegeven. Met de term toegepaste pedagogiek is nl. naar zijn mening niets te beginnen, maar voor een argumentatie (er staat: ‘een uitvoeriger argumentatie’, wat de onjuiste indruk wekt dat er al enige argumentatie door hem zou zijn gegeven) ontbreekt ‘helaas de tijd’, een armzalig excuus waarvan de hooggeleerde spreker zich in zijn rede nog heel wat keren bedienen zal. Waarom het nu toch ‘wellicht interessant’ is ‘als curiositeit’ te vermelden dat Casimir in 1918 een oratie hield ‘Over de waardering der toegepaste opvoedkunde’ is eenvoudig raadselachtig, net zo raadselachtig als de conclusie die de spreker trekt uit zijn onvrede met de term toegepaste pedagogiek als aanduiding van een wetenschapsgebied, nl. dat hij ‘er dan ook de voorkeur aan geeft de in de omschrijving (van zijn leeropdracht) genoemde verbijzondering, te weten: de didactiek, absoluut te stellen en als enige aanduiding van de opdracht te hanteren’. Afgescheiden dat men zich afvraagt wat bedoeld is met een absoluut stellen van een verbijzondering, zal het de universitaire organen bevreemd hebben dat de nieuwe functionaris van zijn leeropdracht eigenmachtig een andere omschrijving geeft. Trouwens, zij zijn nog in voor een verrassing, als de heer Kieviet aan het eind van zijn rede niet de faculteit bedankt maar alleen die leden van de faculteit die hem voor benoeming hebben voorgedragen.
Na deze inleiding volgt dan de behandeling van het onderwerp dat ontleend is aan de ‘curriculum theorie, een van de hoofdgebieden van de didactiek’. Curriculum is een moeilijk woord, en voor alle zekerheid wijst de hooggeleerde spreker zijn in de didactiek weinig geschoold gehoor erop, dat ‘het dus gaat, eenvoudiger gezegd, over het leerplan’. Even verder echter deelt hij mede ‘het begrip leerplan of liever curriculum’ nader te willen omschrijven, wat hem evenwel niet ervan weerhoudt om op dezelfde bladzijde duidelijk te maken dat een curriculum heel wat anders is dan een leerplan. Toch blijkt een curriculum een soort plan te zijn, waarin van allerlei minimaal is aangegeven, maar