Forum der Letteren. Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |||||
Het literaire communicatieproces
| |||||
InleidingDit artikel heeft tot onderwerp het literaire communicatieproces. Als uitgangspunt gebruik ik wat T.A. van Dijk daarover zegt in hoofdstuk II van Moderne literatuurtheorie.Ga naar voetnoot1 Paragraaf 3 van dit hoofdstuk behelst een specificatie van het literaire communicatieproces. Ik zal nagaan in hoeverre die specificatie houdbaar is en hem waar nodig aanvullen. Terwille van de duidelijkheid zal ik vooraf aangeven wat van Dijk globaal verstaat onder het literaire communicatieproces. Hoewel hij nergens een definitie geeft, blijkt dat hij denkt aan een communicatieproces waarbij de boodschap die de zender de ontvanger toezendt een literaire tekst is. Deze benadering vind ik heilloos. Immers, de netelige vraag die dan rijst, luidt: wat is een literaire tekst? In mijn slotconclusie hoop ik het literaire communicatieproces bevredigender te omschrijven. | |||||
[pagina 46]
| |||||
Eigenschappen van de tekst zelfAls eerste kenmerken die bepalend zijn voor het literaire communicatieproces noemt van Dijk ‘de eigenschappen van de tekst zelf’.Ga naar voetnoot2 Hij haast zich echter eraan toe te voegen dat de afwezigheid van deze tekstuele eigenschappen niet impliceert dat er geen sprake is van een literair communicatieproces en dat hun aanwezigheid geen literair communicatieproces garandeert.Ga naar voetnoot3 Waarom dan gerept van deze eigenschappen? Deze vraag klemt vooral ook, omdat van Dijk niet toelicht welke tekstkenmerken hij bedoelt. | |||||
De gedrukte staat van de literaire tekstVervolgens releveert van Dijk dat een literaire tekst meestal ‘geschreven of liever gedrukt is’.Ga naar voetnoot4 Hoewel van Dijk toegeeft dat ook andere teksten dit kenmerk vertonen,Ga naar voetnoot5 verbindt hij er toch enkele conclusies aan: 1. schrijver en lezer bevinden zich niet in een ‘gemeenschappelijke tijdruimtelijke situatie’;Ga naar voetnoot6 de communicatie tussen hen is indirect;Ga naar voetnoot7 2. de communicatie tussen schrijver en lezer verloopt eenzijdig; er is geen dialoogrelatie.Ga naar voetnoot8 | |||||
Het model van WunderlichIn een artikel van Klaus Baumgärtner, ‘Der methodische Stand einer linguistischen Poetik’,Ga naar voetnoot9 wordt het model gekenschetst waarmee Wunderlich de poëtische (literaire) communicatie beschrijft. Wunderlich noemt vijf kenmerken die het literaire communicatieproces specificeren: ‘[+Verzögerung] [+Entfernung] [+Fiktion] [-Dialog] [-Appell]’.Ga naar voetnoot10 | |||||
[pagina 47]
| |||||
Vergelijking van de twee conclusies van van Dijk met het model van Wunderlich levert de volgende resultaten op.
| |||||
De referentiële functieMet [+Fiktion] wordt bedoeld dat er in het literaire communicatieproces niet over objecten in de werkelijkheid wordt gesproken.Ga naar voetnoot12 Van Dijk heeft hetzelfde voor ogen, als hij betoogt dat de referentiële functie in het literaire communicatieproces van secundair belang is. De literaire tekst dient niet ‘om iets mee te delen over bestaande feiten in de historiese werkelijkheid. (....) De woorden en zinnen van de tekst hebben - omdat zij aktualiseringen van de taal zijn - wel een betekenis, maar zij hoeven via die betekenis niet noodzakelijkerwijs te verwijzen naar een bestaande historiese werkelijkheid’.Ga naar voetnoot13 Tegen van Dijks referentiebegrip kan hetzelfde bezwaar ingebracht worden als tegen dat van Maatje in diens boek Literatuurwetenschap.Ga naar voetnoot14 Ook bij van Dijk impliceert referentie objectieve existentie. Sies de Haan laat zien in zijn scherpe kritiek op het boek van Maatje dat er geen directe relatie bestaat tussen referentie en existentie.Ga naar voetnoot15 | |||||
[pagina 48]
| |||||
Voor het overige lijkt mij wat van Dijk zegt in grote lijnen juist. In het algemeen zal de lezer die zich instelt op literatuur niet op informatie uit zijn en zich derhalve niet bekommeren om het waarheidsgehalte van de tekst. | |||||
De appellerende functieMet [-Appell] - een term van de taalpsycholoog BühlerGa naar voetnoot16 - wordt aangeduid dat er geen beroep op de lezer wordt gedaan iets te doen of te zeggen. De appellerende functie van de taal ontbreekt in het literaire communicatieproces.Ga naar voetnoot17 Hierop doelt van Dijk als hij schrijft: ‘Een literaire tekst zal bovendien in mindere mate een individueel-pragmatiese funktie hebben, eerder een esteties-kulturele. De schrijver produceert zijn tekst niet in de eerste plaats om iets van een lezer gedaan te krijgen (...)’.Ga naar voetnoot18 Ik geloof dat het genuanceerde standpunt van Wunderlich en van Dijk op dit punt juist is. In het algemeen zal de auteur van een literair werk niet de bedoeling hebben de lezer tot iets over te halen; evenmin als de lezer de betreffende tekst als een gebod, of poging tot overreding zal opvatten. Dat er uitzonderingen zijn, waarbij de appellerende functie een belangrijke rol speelt (Max Havelaar is het geijkte voorbeeld) mag bekend verondersteld worden. Het is echter niet moeilijk in te zien dat de appellerende functie in meer communicatiesituaties van gering belang is, zonder dat het gaat om een literair communicatieproces. Voorbeeld: een communicatieproces met het weerbericht als boodschap. | |||||
Explicietheid en dubbelzinnigheidUit de conclusies 1 en 2 (zie hiervoor: De gedrukte staat van de literaire tekst) leidt van Dijk af: ‘een geschreven tekst moet eksplicieter zijn dan een gesproken tekst om dezelfde graad van ondubbelzinnigheid te bereiken” (...)’.Ga naar voetnoot19 Als gevolg van 1 kan de zender nl. niet beschikken over fonische middelen, mimiek en gebaren om zijn intenties te verduidelijken. Als gevolg van 2 kan de ontvanger geen opheldering vragen over onduidelijkheden.Ga naar voetnoot20 | |||||
[pagina 49]
| |||||
Na deze gevolgtrekking, die geldt voor alle geschreven/gedrukte teksten, gaat van Dijk aldus verder: ‘Welnu, opvallend bij literaire teksten - en vooral bij het type literaire teksten dat we “poëzie” noemen - is dat de dubbelzinnigheid van de betekenis die door een gebrek aan eksplicietheid kan ontstaan zelf ook een “literaire” funktie kan hebben’.Ga naar voetnoot21 Inderdaad kan dubbelzinnigheid (‘van de betekenis’ lijkt mij een overbodige toevoeging) functioneel gebruikt worden in een tekst die als literair wordt bestempeld. De titel Aktaion onder de sterren kan bijv. op twee manieren geïnterpreteerd worden:
In Vestdijks roman wordt beschreven hoe Aktaion zijn aardse positie (A) uit verering voor de godin Artemis (te vereenzelvigen met de maangodin) verwisselt voor een plaats te midden van de sterren (B). Op de vorige zin laat van Dijk de volgende mededeling volgen: ‘De mogelijkheid om aan een tekst of aan een gedeelte daarvan meerdere betekenissen tegelijk toe te kennen wordt over het algemeen zelfs als een positief waarde-kriterium beschouwd, een kriterium dat specifiek is voor het literaire kommunikatieproces’.Ga naar voetnoot22 Wat staat hier eigenlijk? Volgens mij dit: dubbelzinnigheid van een tekst of een tekstfragment beschouwt men i.h.a. zelfs als een criterium op grond waarvan men, indien eraan voldaan is, de tekst extra waardeert; dit criterium is specifiek voor het literaire communicatieproces. Het is, m.a.w., specifiek voor het literaire communicatieproces dat op dubbelzinnigheid positief wordt gereageerd. Ik wil hierbij twee kanttekeningen maken. In de eerste plaats wordt dubbelzinnigheid zonder meer niet positief gewaardeerd. Dit geldt slechts voor homonymie die voor de lezer werkzaam is, die hij kan integreren in zijn interpretatie van de hele tekst. Bovendien is een positieve reactie op een ambiguïteit niet uitsluitend een eigenschap van het literaire communicatieproces. De respons op een dubbelzinnigheid in bijv. een reclametekst (‘Gun u De Tijd’) is niet principieel anders. | |||||
[pagina 50]
| |||||
GrammaticaliteitHiervoor is beargumenteerd dat een geschreven/gedrukte tekst explicieter moet zijn dan een gesproken tekst. Daarmee hangt samen dat een geschreven/gedrukte tekst i.h.a. grammaticaler is dan een gesproken tekst.Ga naar voetnoot23 De literaire tekst neemt volgens van Dijk in dit verband een bijzondere positie in. ‘Niet alleen opzettelijke dubbelzinnigheid maar ook on-grammatikaliteit - of liever: instelling van “andere” grammatikale regels - kan hier een funktionele rol spelen’.Ga naar voetnoot24 Dit verschijnsel mag bekend verondersteld worden in literatuur, maar beperkt zich daar niet toe. Carstensen geeft in zijn artikel ‘Stil und Norm’Ga naar voetnoot25 een reeks voorbeelden uit de reclame van afwijkingen van de grammaticale norm. Zo wordt de Boeing 747 in een advertentie aldus aangeprezen: ‘You'll have to agree: that's a lot of a plane’ en adverteert Air France met: ‘India is just an Air France jet away’.Ga naar voetnoot26 | |||||
Aandacht voor de tekst zelfTenslotte komt van Dijk bij wat doorgaans als het belangrijkste kenmerk van het literaire communicatieproces wordt beschouwd, nl. de ‘speciale aandacht voor de tekst zelf (...) In wat vage termen kan men zeggen dat in het literaire kommunikatieproces niet alleen de “inhoud” maar ook de “vorm” de aandacht van schrijver en lezer krijgen (sic). Het literaire kommunikatieproces heeft daardoor als het ware een metalinguisties karakter, d.w.z. net zoals er in de taalkunde over de taal wordt gesproken is er ook in het literaire kommunikatieproces aandacht voor de “taal-vormen” van de tekst, (...)’.Ga naar voetnoot27 De vergelijking die van Dijk hier trekt tussen het literaire communicatieproces en de linguïstiek gaat volledig mank. De taalmiddelen krijgen in het literaire communicatieproces speciale aandacht, maar dat houdt niet in dat er over de taal gesproken wordt, zoals in de linguïstiek. Van Dijk laat het hier niet bij. Hij kent het literaire communicatieproces een ‘meta-linguisties karakter’ toe en dus impliciet (via de vergelijking) ook de taalkunde. Dat het literaire communicatieproces metalinguïstisch is, is iets waaraan ik nog wel even zal moeten wennen; | |||||
[pagina 51]
| |||||
maar dat de linguïstiek metalinguïstisch is, mag gerust een revolutionair gezichtspunt heten.Ga naar voetnoot28 Van Dijk maakt in het laatste (lange) citaat twee fouten:
| |||||
De poëtische functieDe aandacht voor de tekst op zichzelf brengt van Dijk in verband met de esthetische of poëtische functie van het taalgebruik. De eerste term is van de Praagse school, de tweede van Roman Jakobson. Ze hebben | |||||
[pagina 52]
| |||||
vrijwel dezelfde betekenis. Jakobson geeft de volgende definitie: ‘The set (Einstellung) toward the MESSAGE as such, focus on the message for its own sake, is the POETIC function of language’.Ga naar voetnoot32 Hoe komt de bijzondeer aandacht voor de tekst in het literaire communicatieproces tot stand? Van Dijk geeft het volgende antwoord: ‘Het taalgebruik in zijn “poëtiese funktie” werkt sterk de-automatiserend, d.w.z. het doorbreekt als het ware de automatismen van het dagelijkse taalgebruik (...)’.Ga naar voetnoot33 Aan dit antwoord is het begrip “foregrounding”, d.i. actualisering,Ga naar voetnoot34 van de Praagse school niet vreemd: ‘By foregrounding we mean the use of the devices of the language in such a way that this use itself attracts attention and is perceived as uncommon as deprived of automatization, as deautomized, (...)’.Ga naar voetnoot35 Volgens Baumgärtner wordt met het actualiserende gebruik van ‘the devices of the language’ gedoeld op traditionele poëtische middelen als metrum, rijm, assonantie etc.Ga naar voetnoot36 Deze taalverschijnselen kunnen gevangen worden in de befaamde stelling van Jakobson: ‘The poetic function projects the principle of equivalence from the axis of selection into the axis of combination’.Ga naar voetnoot37 | |||||
Culturele indicatiesVan Dijk, in navolging van de Praagse school, waartoe Jakobson heeft behoord,Ga naar voetnoot38 acht de poëtische/esthetische functie van het taalgebruik veroorzaakt door bepaalde linguïstisch beschrijfbare verschijnselen. Belangrijker zijn evenwel de culturele indicaties,Ga naar voetnoot39 zoals de serie of het tijdschrift waarin de tekst gepubliceerd wordt, de flaptekst of het omslag. Zulke indicaties conditioneren de lezer. Deze zal op een bepaalde manier gaan lezen. Hij zal bijv. de tekst als fictioneel accepteren en oog hebben voor de stilistische inkleding ervan. Soms komt de lezer bedrogen uit. Dan stuit hij in een literair tijdschrift op een fragment uit een handleiding bij een landbouwmachine. Er ontstaat in zo'n geval een discrepantie tussen de culturele indicatie en het daardoor bepaalde verwachtings- | |||||
[pagina 53]
| |||||
patroon van de lezer enerzijds, en de tekst die hij onder ogen krijgt anderzijds. Bepaalde teksten ontlenen hun werking uitsluitend aan de kortsluiting die aldus in het brein van de lezer teweeg wordt gebracht. Hieruit blijkt eens te meer dat de lezer zich al instelt op een bepaalde manier van taalgebruik nog voordat hij een letter van de tekst heeft gelezen. | |||||
BesluitDaar er geen talige kenmerken zijn die een tekst literair maken,Ga naar voetnoot40 ligt het voor de hand dat een tekst literair wordt, doordat hij op een bepaalde manier wordt gepresenteerd en daarmee samenhangend door de lezer op een bepaalde manier wordt benaderd. Dit houdt in dat niet de tekst een bepaald communicatieproces literair maakt - ik kom hier terug op het begin van dit artikel -, maar het communicatieproces de tekst literair. Het communicatieproces met deze werking wordt gekenmerkt door aandacht voor de tekst zelf en het secundaire belang van appellerende en referentiële functie. Doorslaggevend voor de totstandkoming van zo'n communicatieproces is de intentie van schrijver en lezer. Hun intenties zullen niet altijd parallel lopen.Ga naar voetnoot41 De schrijver kan een tekst als fictioneel presenteren, maar de lezer kan hem als niet-fictioneel recipiëren. Omgekeerd kan de lezer een als niet-fictioneel bedoelde tekst fictioneel opvatten. De hiervoor al vermelde culturele indicaties spelen in dit verband een belangrijke rol. |
|