Forum der Letteren. Jaargang 1974
(1974)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 224]
| |||||||
De interpretatie van symbolen in literatuur
| |||||||
[pagina 225]
| |||||||
in de psychiatrische traditie,Ga naar voetnoot3 de literatuurkundige maakt de indruk de ‘onbegrijpelijkheid’ voor lief te nemen en haar zelfs te koesteren in stil geluk.Ga naar voetnoot4 Het gedicht moet voor hem kennelijk nog die heilige geheimzinnigheid bezitten die men met behulp van het analyserend verstand niet mag trachten te doorgronden. In het Nederlandse taalgebied bijvoorbeeld is ons geen enkele publicatie bekend waarin de noodzaak van een systematische, wetenschappelijke benadering expliciet is geformuleerd. Internationaal gezien is de situatie wel iets gunstiger; met name in Frankrijk is al veel gedaan aan onderzoek naar het wezen van symbolen en aan het verzamelen van gegevens met betrekking tot symbolische implicaties.Ga naar voetnoot5 Toch is men ook daar nog nauwelijks aan methodiek toe. De grootste moeilijkheid bij het interpreteren wordt veroorzaakt door het feit, dat een symbool op zich vrijwel steeds poly-interpretabel is. Zo kan bijvoorbeeld het beeld van de zon in beginsel zowel mannelijkheid als vrouwelijkheid representeren. Een methode voor duiding moet er volgens ons dan ook voor alles op gericht zijn de bedoelde poly-interpretabiliteit binnen een bepaalde context aan banden te leggen.Ga naar voetnoot6 Voordat we uitleggen hoe wij dit probleem oplossen, zullen we nu eerst ons uitgangspunt aanduiden en aangeven hoe we daaraan gekomen zijn. We gaan er bij onze interpretaties vanuit dat in de poëzie in beginsel | |||||||
[pagina 226]
| |||||||
dezelfde inhouden van het onbewuste tot uitdrukking kunnen komen als in dromen. Alleen de wijze van uitdrukken is verschillend. Wij zullen hier deze opvatting niet rechtvaardigen; voor wie bekend is met de arbeid van Carl G. Jung is dit principe vanzelfsprekend.Ga naar voetnoot7 Het is belangrijk vanwege het aspect van universaliteit van symbolen ofwel het archetypische karakter ervan, hetgeen ook de basis vormt van onder meer de analytische psychologie.Ga naar voetnoot8 Om misverstanden te voorkomen is het nuttig het symboolbegrip te vergelijken met het begrip semiotisch teken. Ze hebben als overeenkomst het ‘standing for something else’.Ga naar voetnoot9 In dit verband interesseren ons echter het meest de verschillen. Terwijl een semiotisch teken individueel en cultuur-gebonden kan zijn, is een symbool altijd algemeen. Een paraplu bijvoorbeeldGa naar voetnoot10 kan geen symbool zijn; hoogstens semiotisch teken. Ook vrijwel alle z.g. fallussymbolen bij Freud zijn in werkelijkheid semiotische tekens.Ga naar voetnoot11 Bovendien representeert een (concreet) semiotisch teken steeds iets concreets, een symbool, iets abstracts.Ga naar voetnoot12 Vandaar dat | |||||||
[pagina 227]
| |||||||
het semiotisch teken zintuiglijk waarneembare, meestal vormelijke, overeenkomst vertoont met het erdoor voorgestelde uit de sfeer van de sexualiteit, terwijl het symbool in dat opzicht een grotere vrijheid bezit, met andere woorden, geneutraliseerd is.Ga naar voetnoot13; Zo kan bijvoorbeeld een boom semiotisch voor fallus staan en het getal drie symbolisch voor het mannelijk principe. Wij zien symboolvorming dan ook als een proces dat neerkomt op het verwisselen van het abstracte niveau voor het concrete. Bij behandeling van een beeld als semiotisch teken, hetgeen voor ons ook een belangrijk hulpmiddel is, blijft het niveau concreet. Een bepaald abstract principe kan door beelden uit heel verschillende sferen worden vertegenwoordigd. Behalve als het getal drie ziet men het mannelijk principe bijvoorbeeld ook wel terugkomen in de vorm van een haan, een zon, de kleur geel en vele andere voorstellingen. Het is ons al vaak gebleken dat het van de houding van de dromer of de dichter afhangt welk symbool optreedt. Bij een rationele benadering komt men dikwijls een getal tegen, bij een emotionele een kleur of een dier. Verschillende symbolen kunnen betrokken zijn op hetzelfde principe.Ga naar voetnoot14 Als daarvan binnen dezelfde context sprake is, zeggen wij dat die symbolen een identiteitsrelatie ten opzichte van elkaar en ten opzichte van het principe bezitten.Ga naar voetnoot15 Dit soort relaties, die zowel voor de interpretatie van semiotische tekens als voor die van symbolen gelden, zullen we verticaal noemen. Naast deze verticale verbanden zijn er ook horizontale, dat wil zeggen dat door middel van een ander beeld (meestal in dezelfde sfeer) naar een ander principe wordt overgegaan. Zo kan - in een bepaalde situatie - het feit dat de maan plaats maakt voor de zon erop duiden, dat het principe van vrouwelijkheid plaats maakt voor dat van mannelijkheid.Ga naar voetnoot16 Daarnaast kunnen er ook auxiliaire beeldaspecten. optreden, die het oorspronkelijke principe nuanceren. Als zodanig treft men meestal aan kleuren, getallen, locaties en allerhande | |||||||
[pagina 228]
| |||||||
attributen.Ga naar voetnoot17 Voor onze methodiek zijn deze auxiliaire aspecten zeer belangrijk; ze zullen een bepaalde hypothese kunnen bevestigen of tegenspreken. Zo kan men bijvoorbeeld in zijn veronderstelling dat de maan ergens als ‘hoofdbeeld’ vrouwelijkheid vertegenwoordigt, door water, de kleur rood en het getal zes als auxiliaire beeldaspecten worden gesterkt. Tot het bestaan van genoemde relaties tussen symbolische beelden kunnen we besluiten op grond van de volgende drie soorten gegevens.
| |||||||
[pagina 229]
| |||||||
Onze methode nu komt neer op het blootleggen van verticale en horizontale relaties en het herkennen van auxiliaire beeldaspecten met behulp van drie soorten gegevens.Ga naar voetnoot21 We hebben de indruk dat elk van de drie soorten indicaties in beginsel èn identiteitsrelaties èn horizontale relaties èn het onderscheid tussen hoofdbeelden en auxiliaire beeldaspecten kan blootleggen. Dat is maar goed ook, want, zoals ons al vaak gebleken is, kunnen teksten zeer sterk van elkaar verschillen wat betreft de soort gegevens die er in verwerkt zijn. Dit laatste is er ook de oorzaak van, dat het volstrekt onmogelijk is een interpretatiemodel op te stellen volgens welk de symbolische implicaties van elke willekeurige tekst systematisch kunnen worden achterhaald. Soms - wij zullen daarvan hieronder een voorbeeld geven - staat de identiteitsrelaties met een abstract principe van het eerst in de tekst gebruikte symbool onmiddellijk al vrij vast, doordat de lezer op grond van zijn cognitieve kennis van het begin af aan weet waar het op duidt, terwijl in andere gevallen pas aan het slot, na veel overwegingen, tot zo'n identiteitsrelatie kan worden geconcludeerd. In het algemeen namelijk is het niet mogelijk het concrete beeld onmiddellijk trefzeker met een abstract principe in verband te brengen. Als tussenstadium brengen we dan de symboliek terug naar een gemeenschappelijk concreet niveau, bijvoorbeeld dat van de lichamelijkheid. De beelden worden - m.a.w. - voorlopig behandeld als semiotische tekens. Pas als we over voldoende gegevens beschikken, stoten we door naar het principe. De enig mogelijke werkwijze is, dat men al lezend doorlopend probeert gegevens van elk soort te verzamelen en relaties van elk soort te leggen.Ga naar voetnoot22 Voorzover we het nu kunnen overzien, laat de grilligheid van de literatuur geen andere aanpak dan die van de rebus toe. Door zo te | |||||||
[pagina 230]
| |||||||
werk te gaan kunnen wij naar onze mening symbolische implicaties achterhalen, dat wil zeggen het bedoelde principe of de bedoelde principes en hetgeen met betrekking tot die principes wordt medegedeeld. Om de doeltreffendheid van onze rebusmethode aan te tonen passen we haar toe op het gedicht ‘Blauwbaard’ van de Vlaamse dichter Hugo Claus,Ga naar voetnoot23 hetgeen een betrekkelijk willekeurige keuze betekent. Willekeurig omdat we voor ons doel uit talloze gedichten hebben kunnen kiezen; betrèkkelijk willekeurig omdat het een gedicht is dat zich inderdaad voor de door ons voorgestelde analyse leent.
Blauwbaard
In het gespleten onderaardse woud
Van zijn zeven vrouwen
Heeft Blauwbaard (Zoals hij op hen te paard
Heeft niemand ooit gepaard)
Zijn zeven honden losgelaten
Hoor het hooglied dat hij in hun vouwen
Op zijn horen blaast
Zoals hij en ik en gij
In een aquarium in een cel of in een bos
Bij paarden dode vrouwen of kinderen van dertien jaar
Een uitweg vinden en naderhand
Verblind naar onze handen staren.
Met behulp van cognitieve kennis - i.c. onze bekendheid met het door Charles Perrault vertelde sprookje Barbe-bleueGa naar voetnoot24 - maken wij uit de titel op, dat de inhoud van het gedicht op een nu nog voor ons onduidelijke wijze een relatie moet hebben met Blauwbaard. Deze representeert het in de gehele Europese literatuur voorkomende motief van de vrouwenmoordenaar. Dat stelt ons onmiddellijk al in staat een (voorlopige) relatie te leggen met sado-masochistische tendenzen. Het vervolg zal deze veronderstelling bevestigen of tegenspreken. Op grond van syntactische overwegingen kunnen we de eerste strofe splitsen in de ‘hoofdmededeling’ | |||||||
[pagina 231]
| |||||||
In het gespleten onderaardse woud
Van zijn zeven vrouwen
Heeft Blauwbaard
Zijn zeven honden losgelaten
en de intercalatie Zoals hij op hen te paard
Heeft niemand ooit gepaard.
Laten we ons nu eerst bezighouden met de hoofdmededeling. Met behulp van cognitieve kennis stellen wij een identiteitsrelatie vast van ‘het gespleten onderaardse woud van vrouwen’ met de vulva.Ga naar voetnoot25 Met de transpositie naar de sfeer van de lichamelijkheid behandelen wij het beeld van het woud voorlopig als semiotisch teken - men kan het hier zelfs als metafoor zien - en (nog) niet als symbool. Een poging tot transpositie van dit beeld naar het symbolische niveau zou in deze fase voorbarig zijn. Het is bij een dergelijk ambivalent beeldGa naar voetnoot26 efficiënter af te wachten wat er verder over wordt medegedeeld. Het ‘onderaardse’ ervan kan duiden op verborgenheid. Dit gegeven heeft een auxiliaire functie en maakt de juistheid van onze veronderstelling nog waarschijnlijker. De syntaxis duidt erop dat de betekenis van het loslaten van honden in het woud ook in de lichamelijke sfeer moet worden gezocht, m.a.w. dat we onze interpretatie op dezelfde horizontale lijn moeten houden. We mogen dan ook veronderstellen - op grond van cognitieve kennis - dat het hier gaat over copulatie. Dit komt overeen met hetgeen zich afspeelt in het sprookje van Blauwbaard. Nu is de hond niet specifiek een beeld voor sexualiteit, maar hij wordt er wel vaak als auxiliair beeldaspect mee in verband gebracht. Als vertegenwoordiger van dood en aggressiviteitGa naar voetnoot27 geeft hij de copulatie de aspecten dood en aggressiviteit mee, hetgeen ook weer in overeenstemming is met de inhoud van het sprookje. Ook als we door onze kennis van identiteitsrelaties, waarmee we anticiperen op de interpretatie op symbolisch niveau, niet over dit gegeven beschikt hadden, zouden we het achteraf - na duiding van het hele gedicht - toch hebben kunnen achterhalen. Het getal | |||||||
[pagina 232]
| |||||||
zeven is historisch en (daarom?) symbolisch. Historisch omdat Blauwbaard zich inderdaad aan zeven vrouwen vergreep, symbolisch omdat het het getal van de vereniging van man en vrouw is.Ga naar voetnoot28 De intercalatie is noch symbolisch noch semiotisch. Zij bevestigt de juistheid van de door ons voorgestelde transpositie naar de sfeer van de lichamelijkheid. Tot samenhang tussen de intercalatie en de hoofdmededeling mogen we besluiten op grond van de syntaxis.
De tweede strofe: Hoor het hooglied dat hij in hun vouwen
Op zijn horen blaast.
Het hooglied uit de bijbel handelt over de liefde tussen man en vrouw. Op grond van dit (cognitieve) gegeven kunnen we vaststellen dat hier naar het zelfde complex van identiteitsrelaties wordt verwezen als in de eerste strofe. Dit hooglied wordt geblazen in de ‘vouwen’ van de vrouwen. Net als de intercalatie in de eerste strofe dwingt dit ‘vouwen’ de interpretatie in eerste instantie naar de sfeer van de lichamelijkheid. Het betekent een breuk met de aanvankelijk gekozen sfeer of - liever - met de aanvankelijk gekozen horizontale relaties. ‘Consequent’ zou zijn geweest: ‘Hoor het hooglied dat hij in hun tempels op zijn horen blaast’. Met behulp van de syntaxis kan men dan vervolgens concluderen, dat de horen het mannelijk copulatieorgaan moet zijn. Dit betekent een nieuwe identiteitsrelatie, die wordt bevestigd door onze kennis van identiteitsrelatiesGa naar voetnoot29 en door cognitieve kennis. Op dezelfde wijze associëren wij het blazen met ejaculatie. De syntaxis, met name het gebruik van het woord zoals, duidt op een identiteitsrelatie van de inhoud van de derde strofe met het voorafgaande: Zoals hij en ik en gij
In een aquarium in een cel of in een bos
Een uitweg vinden.
| |||||||
[pagina 233]
| |||||||
Aquarium en cel zijn niet archetypisch. Daarvoor zijn deze begrippen te zeer cultuurgebonden. Voor de duiding ervan zijn we dan ook aangewezen op syntaxis en cognitieve kennis. De enumeratie wijst in de richting van een identiteitsrelatie tussen aquarium, cel en bos. We moeten nu dus de gemeenschappelijke eigenschap van dit drietal opsporen. Op grond van cognitieve kennis en de gegevens die bekend zijn over de symbolische implicaties van het beeld bos,Ga naar voetnoot30 vermoeden we dat hier de afgeslotenheid bedoeld wordt. Dit wordt aannemelijk gemaakt door het problematische karakter van het vinden van een uitweg, namelijk bij paarden, dode vrouwen en kinderen van dertien jaar. Ook in deze laatste reeks van drie noopt de syntaxis ons de overeenkomst te zoeken. Paarden, vrouwen en kinderen zijn poly-interpretabele symbolen, die op zich niet in één bepaalde richting wijzen. Dat doet wel het adjectief dode. Dit beteugelt tegelijkertijd de symbolische veelduidigheid van het paard. Net als de hond wordt het in de literatuur in verband gebracht met de dood als overgang naar een andere toestand.Ga naar voetnoot31 Dat is ook het geval met het getal dertien, dat het begin van een nieuwe reeks van twaalf aanduidt.Ga naar voetnoot32 De betekenis van deze strofe tot hiertoe is dus dat ‘hij en ik en gij’ door de dood een uitweg kunnen vinden uit de gevangenschap. Naderhand staren ‘we’ verblind naar onze handen (slot derde strofe). Dit laatste lijkt ons geen symboliek, maar een zegswijze om machteloosheid aan te duiden. Zoals we gezien hebben, geeft de syntaxis een identiteitsrelatie aan van de derde strofe met het eraan voorafgaande. Ook het blazen van het hooglied zou dus een uitweg uit gevangenschap moeten zijn. Met andere woorden: men kan aan de gevangenschap ontkomen door de dood en door de liefde. In de figuur van Blauwbaard komen deze twee methoden samen: hij moet zijn ‘hooglied’ met de dood bekopen. De vraag rijst nu welke gevangenschap bedoeld wordt. Een aanwijzing bevat het beeld van het bos. Het bos of hout symboliseert de prima | |||||||
[pagina 234]
| |||||||
materia, ‘la substance universelle’.Ga naar voetnoot33 De dood en het hooglied bewerkstelligen dus de verlossing uit het gekluisterd zijn door de stof. Hiermede zijn we dan tegelijkertijd aangeland op het echt symbolische, abstracte niveau van dit gedicht, namelijk dat van de waarlijk existentiële momenten in het menselijk leven, waarin men boven zichzelf uitstijgt. De aanvankelijk veronderstelde identiteitsrelatie met het Blauwbaard-principe is juist gebleken, maar op zichzelf ontoereikend. De dichter heeft er een onverwachte wending aan gegeven: voor hem betekent het - net als de confrontatie met de dood - een bevrijding. |
|