Forum der Letteren. Jaargang 1968
(1968)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hulpwerkwoorden in modern FransVoor de afbakening van woordklassen of woordsoorten heeft men lange tijd vrijwel uitsluitend gevaren op het kompas van de betekenis, zonder daarnaast welbewust de formele bijzonderheden in het onderzoek te betrekken die de woorden van een bepaalde klasse - vooral ook in hun gebruik - vertonen. Men mag wel zeggen dat men, enkele gunstige uitzonderingen daargelaten, in de beschrijving van de Franse grammatica dit standpunt pas in de zestiger jaren op enigszins groter schaal heeft aangevochten. Het kan dan ook de moeite lonen het probleem van de afbakening van zo'n klasse of onderklasse, die van de Franse hulpwerkwoorden, eens wat nauwkeuriger te bekijken vanuit de nieuwe gezichtshoek. Vanwege de ingewikkeldheid van het probleem past daarbij een zekere mate van bescheidenheid, die ons niet toestaat te pretenderen dat we een volledige behandeling van de kwestie geven of haar eens en vooral oplossen. Maar we hopen wel door de tot nu toe vaak verwaarloosde formele gegevens in de discussie te betrekken de zaak wat duidelijker te kunnen maken. Zolang men voornamelijk afging op de betekenis, stelde het probleem zich ongeveer zoals geschetst door Marouzeau in zijn Lexique,Ga naar eind1. waarvan we hier het artikel ‘auxiliaire’ weergeven, in het Frans, al was het alleen maar omdat een vertaling veel verwarring zou kunnen stichten. Hoewel ‘auxiliaire’ in een grammaticale context nauwelijks ooit anders dan als ‘hulpwerkwoord’ zal worden geïnterpreteerd,Ga naar eind2. geeft Marouzeau aan de term een algemener betekenis die men ongeveer zou kunnen weergeven met ‘hulpwoord’, waarvan hij dan het volgende zegt: ‘Auxiliaire ... Mot accessoire employé de telle façon que, n'exprimant pas par lui-meme un sens complet, il ne peut être entendu que par rapport à un mot principal auquel il est joint; ainsi la préposition par rapport à son régime, l'auxiliaire de mode (angl. shall, would) par rapport à son verbe ...’ Wanneer men, afziende van de complicaties die zich hier voordoen doordat ook ‘hulpwoorden’ als voorzetsels bij het probleem betrokken worden, het hier genoemde criterium van de ‘onvolledige betekenis’ alleen toepast op de hulpwerkwoorden, dan blijkt wel duidelijk in wat voor nesten men zich steekt door bij het afbakenen van een woordklasse uitsluitend op een dergelijk semantisch criterium af te gaan. Immers, op grond van dit criterium zijn voor het Frans de meest uiteenlopende lijsten van hulpwerkwoorden opgesteld, zoals ieder die enigszins thuis is in de grammaticale literatuur over het Frans wel weet. En die lijsten verschillen niet alleen van elkaar doordat als het ware de grens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschoven wordt en aan een vaste kern van werkwoorden, naar gelang de lijsten langer worden, steeds meer, steeds perifeerdere werkwoorden worden toegevoegd, maar ook blijken bij vergelijking twee lijsten vaak allebei werkwoorden te bevatten die niet op de ander voorkomen. Speciaal met betrekking tot de hulpwerkwoorden voegt Marouzeau overigens nog twee opmerkingen aan het gezegde toe:Ga naar eind3. ‘Le verbe auxiliaire ... est parfois employé de façon à former avec le verbe proprement dit une expression verbale susceptible de prendre place dans le tableau de la conjugaison: fr. il est venu, il a vaincu, passé indéfini de venir, vaincre. On appelle quelquefois semi-auxiliaires des verbes qui servent habituellement d'antécédents à des infinitifs ou participes pour former avec eux une sorte de locution verbale: faire savoir, entendre dire ...’ Deze twee toevoegingen kunnen worden beschouwd als een uitwerking van het tevoren gezegde; immers opneming van zo'n ‘werkwoordelijke uitdrukking’ die een hulpwerkwoord bevat in het vervoegingsparadigma van het werkwoord kan moeilijk anders worden gerechtvaardigd dan door het feit dat de semantische waarde van het hulpwerkwoord in ‘onvolledigheid’ of afhankelijkheid ten aanzien van een ander element op een of andere manier overeenkomt met die van een vervoegingssuffix, en iets dergelijks is het geval met wat Marouzeau hier ‘semiauxiliaires’ noemt, die deel uitmaken van een ‘locution verbale’, eldersGa naar eind4. door hem gedefinieerd als ‘union de plusieurs mots constituant une sorte d'unité lexicologique.’ Overigens blijkt hier eens te meer hoe moeilijk het exclusief hanteren van een semantisch criterium is, aangezien er binnen de ‘onvolledige betekenis’ kennelijk volgens Marouzeau nog nuances te onderscheiden zijn die het mogelijk maken naast ‘auxiliaires’ die deel uitmaken van een ‘expression verbale’ ook ‘semiauxiliaires’ die deel uitmaken van ‘une sorte de locution verbale’ te onderscheiden; op welke gronden men deze scheiding moet maken wordt niet duidelijk gemaakt. Hoewel, als gezegd, vooral in de zestiger jaren vaak een duidelijke neiging te bespeuren valt om bij de beschrijving van de Franse grammatica consequent rekening te houden met de formele indicaties die de taal op allerlei punten biedt, blijkt een opvatting van de afbakening der hulpwerkwoorden als vertegenwoordigd door Marouzeau toch zo hardnekkig dat ze bijvoorbeeld in de enige jaren geleden verschenen Grammaire Larousse du français contemporainGa naar eind5. - waarin de auteurs toch op allerlei plaatsen blijk geven een gezonde afstand te kunnen bewaren ten aanzien van een vaak minder heilzame traditie - in een bepaald minder gelukkige formulering terugkomt: ‘La langue, au cours de son évolution, a créé plusieurs systèmes de formes composées, en réduisant à l'état de mots-outils des formes empruntées à certains verbes. C'est ainsi que avoir et être ont perdu toute valeur sémantique, pour fournir des formes composées, entièrement “grammaticalisées”. Avoir et être sont des auxiliaires purs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D'autres verbes, qui ont gardé une partie de leur valeur sémantique, pour fournir aussi des formes composées, sont dits semi-auxiliaires. Par exemple, venir, aller, devoir, faire, laisser, etc.’ Het is duidelijk dat de drie uitdrukkingen ‘ont perdu toute valeur sémantique’, ‘formes composées’, ‘grammaticalisées’ - alle oude getrouwen in de discussie in kwestie - evenzovele manieren vertegenwoordigen om het door Marouzeau aangegeven criterium van de ‘onvolledige betekenis’ te benaderen. Nu zij het verre van ons om te suggereren dat dat criterium van geen enkel belang zou zijn, integendeel. Wij willen alleen trachten om door naast dat semantische criterium de formele gegevens te exploiteren die het Frans ons verschaft iets dichter bij een oplossing van het probleem te komen, in de hoop zo duidelijk te maken dat men op deze manier inderdaad verder kan komen. Wij willen er daarbij uitdrukkelijk op wijzen dat het gaat om een combinatie van semantische en formele criteria, en niet uitsluitend om de laatste. Dit in tegenstelling tot de twee pogingen die - voorzover ons bekend - tot nu toe zijn ondernomen om te komen tot een afbakening van de Franse hulpwerkwoorden op een andere manier dan de door Marouzeau aangegevene. Het betreft allereerst een beschrijving van Togeby,Ga naar eind6. waarbij men zich moet realiseren dat het niet om een minutieuze detailstudie gaat, maar om een onderdeel van een groot en overigens bijzonder stimulerend werk over het hele Franse taalsysteem. Men sta ons toe zijn uiteenzetting over de afbakening van de klasse der hulpwerkwoorden volledig te citeren: ‘Le grand problème de l'inventaire des verbes auxiliaires est de savoir quand on a affaire à un temps composé. En ce qui concerne être, avoir et aller il ne saurait guère y avoir de doute. Quant aux verbes modaux, on les reconnaît dans la plupart des langues par le fait qu'ils se font suivre par un infinitif sans indice, sans to en anglais, sans zu en allemand, sans at en danois. Ce critérium fait évidemment défaut dans des langues qui, comme le latin, n'ont pas d'indice de l'infinitif, mais même en français il est difficilement applicable. Sandfeld, qui regarde l'infinitif comme l'objet des verbes modaux (probablement à cause de la construction il le veut), met ceux-ci sur le même pied qu'une série d'autres verbes qui se font aussi suivre de l'infinitif pur. Il s'agit surtout de 2 groupes de verbes: 1. des verbes dont le sens est apparenté à celui de vouloir, mais qui admettent aussi la construction avec de, ce qui semble indiquer qu'il est question d'un objet, par exemple il aime (de) le faire, 2. des verbes suivis d'un infinitif qui correspond à une proposition complétive en fonction d'objet: il dit le savoir. Brøndal compte valoir parmi les verbes modaux, mais il se construit avec de + infinitif. En revanche, il faut considérer faillir comme un verbe modal et peut-être sembler et paraître, s'il ne faut pas, avec Sandfeld, regarder l'infinitif qui suit ces verbes comme une partie de leur sujet: l'homme semble dormir = (l'homme dormir) semble. Reste un inventaire de 13 verbes auxiliaires | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
français: être, avoir, aller, devoir, pouvoir, vouloir, savoir, falloir, oser, faillir, daigner, sembler, paraître.’ Voor een goed begrip van deze passage diene dat men gewoonlijk,Ga naar eind7. op grond van het semantisch criterium, als Franse hulpwerkwoorden vermeld vindt être en avoir (plus verleden deelwoord), aller, s'en aller en (in de vormen fus enz., été) être (plus tegenwoordig deelwoord of gérondif) om het voortgaan van de handeling aan te duiden - bijvoorbeeld Un mal qui va (en) augmentant, Cet homme s'en va mourant, La plupart de ces difficultés ont été s'aggravant - en verder een in aantal variërende groep werkwoorden die met de onbepaalde wijs worden gecombineerd, waaronder aller. Togeby nu sluit de groep aller, s'en aller en (in bepaalde vormen) être (plus tegenwoordig deelwoord of gérondif) om een ons onduidelijke reden uit,Ga naar eind8. en neemt être en avoir (plus verleden deelwoord) zonder veel discussie op, kennelijk op grond van het semantische criterium. Uit het vervolg van zijn betoog blijkt overigens dat hij être alleen opneemt als hulpwerkwoord van tijd (Il est parti hier), en niet als hulpwerkwoord van de lijdende vorm (L'élève est instruit par le maître), zodat men zich afvraagt hoe hij een constructie als de laatstgenoemde wil verantwoorden. Hoe het ook zij, zijn aandacht concentreert zich voornamelijk op werkwoorden die zich combineren met een onbepaalde wijs, en daarbij tracht hij, op overigens originele wijze, het uit Germaanse talen bekende, zuiver formele gegeven van een directe verbinding, zonder partikel, te gebruiken, en zodoende de door die constructie gekenmerkte hulpwerkwoorden te scheiden van de met een onbepaalde wijs combineerbare werkwoorden die die constructie niet of niet uitsluitend kennen en die derhalve gevolgd zouden worden door een lijdend voorwerp in de vorm van een onbepaalde wijs. Nooit eerder heeft men, voorzover ons bekend, dit formele gegeven systematisch gebruikt voor het Frans, en het verdient dus onze volle aandacht. Allereerst is de toepassing van het criterium misschien niet helemaal consequent doorgevoerd. Zo zal men laisser ook moeten rangschikken onder de werkwoorden die zich alleen zonder partikel met een onbepaalde wijs laten combineren zonder dat de laatste vervangen kan worden door een ‘bijzin’: laisser voir son trouble.Ga naar eind9. Aan de andere kant is falloir wel opgenomen, terwijl men toch naast il faut partir tegenkomt il faut qu'on parte. Iets soortgelijks doet zich misschien voor met savoir: gecombineerd met een onbepaalde wijs zonder dat die vervangbaar is door een ‘bijzin’ heeft het de waarde ‘kunnen, in staat zijn om’, bijvoorbeeld savoir lire, maar het lijkt toch niet doenlijk - en ook lijkt het niet Togeby's bedoeling - om meer dan één savoir te onderscheiden in het Frans, en in dat geval moet men zeggen dat savoir, zij het met realisering van andere betekenismomenten, heel goed gecombineerd kan worden met een ‘bijzin’: je sais être malade, je sais que je suis malade ‘ik weet dat ik ziek ben.’ In ieder geval lijkt het toepassen van een zuiver formeel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
criterium ons alleen de mogelijkheid in te sluiten om savoir niet op te nemen.Ga naar eind10. Vergelijk ook faire, dat kennelijk niet opgenomen is door Togeby omdat het in bepaalde gevallen, maar niet in alle, zowel met een onbepaalde wijs als met een ‘bijzin’ gecombineerd kan worden: un travail quifait suer en un travail qui fait qu'on sue, faire savoir que ... maar niet faire qu'on sait que ... in de zin van ‘laten weten dat ...’. Nu zou men, met enige retouches, het door Togeby gebezigde criterium toch wel kunnen gebruiken als er overigens geen bezwaren aan waren verbonden. Het allerbelangrijkste dunkt ons wel dat het voor het vrijwel stilzwijgend toegelaten aller niet opgaat (vgl. beneden over aller pour (plus onbepaalde wijs) naast aller (plus onbepaalde wijs), terwijl het voor être en avoir, zo ongeveer de enige werkwoorden aan wier hulpwerkwoordelijk karakter in bepaalde contexten nooit getwijfeld is, niet relevant is en een zuiver formeel criterium voor deze werkwoorden ook niet te vinden is. Zodoende zou Togeby's criterium alleen bevredigend kunnen bijdragen tot het afbakenen van de klasse der hulpwerkwoorden als het in de klasse der met een onbepaalde wijs combineerbare werkwoorden al die en ook alleen die werkwoorden afzonderde die aan het voor être en avoir gehanteerde semantische criterium, bijvoorbeeld in de vorm van Marouzeaus ‘onvolledige betekenis’, voldoen. Dit nu kan niet het geval zijn. Immers, wanneer het, gezien het semantische criterium, gaat om werkwoorden die gekenmerkt worden door een bijzonder nauwe band met een erop volgend deelwoord of onbepaalde wijs, dan kan het niet zonder belang zijn - om een ander criterium te noemen - dat bepaalde werkwoorden, als bijvoorbeeld vouloir, ook combineerbaar zijn met een zelfstandig naamwoord, terwijl andere, als daigner, die mogelijkheid niet vertonen. Dit brengt ons op een laatste bezwaar, dat overigens voor veel meer op formele criteria gebaseerde beschrijvingen geldt, namelijk dat men de neiging heeft om op grond van één enkele formele bijzonderheid een bepaalde klasse van woorden af te bakenen, terwijl er daarnaast vaak andere zijn, met een vergelijkbare spreiding, die men geheel buiten beschouwing laat. Het door ons genoemde voorbeeld dunkt ons duidelijk genoeg om het gevaar van zo'n alleenzaligmakend formeel criterium te illustreren. In de beschrijving van Togeby manifesteert zich dit gevaar met name ook in het opnemen van paraître en sembler, gewoonlijk tot de koppelwerkwoorden gerekend, die bij beschouwing van meer formele bijzonderheden (bijvoorbeeld hun combineerbaarheid met bijvoeglijke naamwoorden: il paraît (semble) bon) zeker niet onder één dak gebracht zouden zijn met werkwoorden als daigner en vouloir. Het bezwaar van één zaligmakend formeel criterium doet zich op enigszins andere wijze gelden in de beschrijving van Pottier.Ga naar eind11. Deze onderscheidt, voortbordurend op een terminologische vernieuwing van Damourette en Pichon,Ga naar eind12. ‘auxiliés’, ‘auxiliants’ en ‘auxiliaires’. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eerste twee worden als volgt omschreven: ‘Dans un complexe verbal, le dernier élément est dit auxilié, les précédents auxiliants.’ ‘Auxiliaires’ of hulpwerkwoorden zijn dan alle werkwoorden die ‘auxiliants’ kunnen zijn, afgezien van de vraag of ze in andere gevallen ook ‘auxiliés’ kunnen zijn. Zo is in il semble avoir décidé de laprendre alle werkwoordelijks dat aan prendre voorafgaat als hulpwerkwoord te beschouwen, en hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor dis in je dis de prendre ces décisions. Zoals men ziet is dit een wel zeer radicale formele aanpak, en misschien heeft het inderdaad zin om twee groepen werkwoorden te onderscheiden waarvan de leden respectievelijk wel en niet ‘auxiliants’ kunnen zijn, ook al zien wij die zin op het eerste gezicht niet. Maar in ieder geval dunkt het ons onjuist om de werkwoorden van de eerste groep hulpwerkwoorden te noemen, aangezien er nauwelijks meer verband is met de groep die traditioneel die naam draagt. Wij menen dat er zich theoretisch bij het opsporen van formele criteria voor traditioneel bekende woordklassen drie mogelijkheden kunnen voordoen. Allereerst is het mogelijk dat men op grond van formele criteria zinvol een klasse van woorden kan afbakenen die ongeveer of geheel samenvalt met de traditionele; in dat geval heeft het zin de traditionele benaming op die klasse toe te passen. In de tweede plaats kan het verstandig blijken de grens een aanzienlijk stuk te verleggen, zonder dat de traditionele grens zinloos is, in welk geval het handhaven van de traditionele naam geen zin heeft. In de derde plaats tenslotte kan men tot de conclusie komen dat de grens zoals men die traditioneel aangeeft of suggereert niet bestaat. De behandeling van de Franse hulpwerkwoorden zoals Togeby die geeft kan men met enige goede wil nog wel onder het eerste geval rangschikken, en er is dus iets voor te zeggen om, gegeven zijn aanpak, van hulpwerkwoorden te blijven spreken wanneer men de door hem afgebakende klasse wil aanduiden. Maar de resultaten van Pottier horen duidelijk zoal niet in het derde, dan toch in het tweede geval thuis, en de handhaving van de traditionele term dunkt ons hier dan ook niet zinvol. Wij menen echter dat uit Pottiers betoog helemaal niet duidelijk naar voren komt dat een met de traditionele afbakening ongeveer samenvallende delimitatie op grond van formele criteria onmogelijk of zinloos zou zijn, en wij willen dan ook in het volgende trachten na te gaan in hoeverre het tegendeel het geval is. Ons criterium om uit te maken of we al dan niet met een hulpwerkwoord te maken hebben zal daarbij van semantische en formele aard tegelijk zijn. Immers, indien een hulpwerkwoord, in de termen van Marouzeau, een werkwoord met een ‘onvolledige betekenis’ is, dan betekent dit dat het een werkwoord is dat altijd gecombineerd moet worden met een deelwoord of onbepaalde wijs en niet alleen kan voorkomen, dan wel een werkwoord dat altijd of in bepaalde gevallen samen met een deelwoord of onbepaalde wijs een semantische waarde oplevert waarvan men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen rekenschap kan geven door middel van de betekenis van het werkwoord in kwestie en die van deelwoord of onbepaalde wijs plus de semantisch-syntactische verschijnselen die in het algemeen aan dergelijke combinaties eigen zijn. In beide gevallen gaat het om een nauwer verband dan het zuiver syntactische tussen twee woorden. Hoewel er een duidelijk formele kant aan is, is ons criterium dus veel minder formeel dan die van Togeby en Pottier. Dit kan men betreuren, maar men dient daarbij niet uit het oog te verliezen dat, met name in het geval van Pottier, zo'n zuiver formeel criterium op bijna mechanische wijze een woordklasse oplevert die juist veel van zijn belang verliest doordat allerlei semantische verschillen die zich onder de formele gelijkheid verbergen onopgemerkt blijven, zelfs indien men het alleenzaligmakende criterium door meer zou vervangen. Dat het werk door de beschouwing van de semantische aspecten moeilijker wordt en in bepaalde zin tot minder zekere resultaten leidt, is geen reden om die beschouwing geheel uit te schakelen, aangezien men hier mutatis mutandis kan zeggen wat De GrootGa naar eind13. zegt over de semantische waarde van morfologische elementen: ‘Het verschil in semantische functie is, zoals alles wat met betekenis te maken heeft, bijzonder moeilijk scherp en ondubbelzinnig te formuleren. Aan deze moeilijkheid ontkomt men alléén door - zoals sommige extreme positivisten dat doen - in de taalbeschrijving geen, of een absoluut minimum van, betekenisbeschrijving te geven. Men speelt dan echter blindemannetje, het resultaat is een onvolledige beschrijving.’ Ons uitgangspunt zal zijn een lijst van werkwoorden waarin alles of ongeveer alles is opgenomen dat ooit in de gangbare grammatica's van onze eeuw tot de hulpwerkwoorden is gerekend. Als hierbij al iets onder tafel valt, dan is het in ieder geval numeriek van geen belang, en, voorzover wij zien kunnen, voor de resultaten van ons onderzoekje niet van doorslaggevend gewicht. We geven achtereenvolgens de werkwoorden die zich laten combineren met een onbepaalde wijs (1), met een tegenwoordig deelwoord of gérondif (2) en met een verleden deelwoord (3), ieder van de drie groepen alfabetisch geordend:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierbij dienen terstond een paar dingen opgemerkt te worden. In de eerste plaats zijn niet alle eenheden van onze lijst werkwoorden, maar zijn er ook woordcombinaties bij die een werkwoord bevatten. Auteurs die dergelijke combinaties in hun inventaris van hulpwerkwoorden opnemen gaan er van uit dat ze semantisch gezien een hechtere eenheid vormen dan zich uit de betekenis van de samenstellende delen plus de semantisch-syntactische verschijnselen die in het algemeen aan dergelijke combinaties eigen zijn laat verklaren. In hoeverre dit ten aanzien van elk van de op de lijst voorkomende combinaties juist is hopen wij zo dadelijk na te gaan. Die combinaties die wij menen te moeten handhaven zouden we ‘hulpwerkwoordelijke uitdrukkingen’ kunnen noemen of een andere naam kunnen geven; ter vereenvoudiging van het betoog zullen wij ze echter, afgezien van enkele gevallen waarin deze combinaties alleen ter sprake zijn, mede begrijpen onder de term ‘hulpwerkwoorden’. Verder dient opgemerkt te worden dat niet aan alle werkwoorden en combinaties van onze lijst op dezelfde manier de hoedanigheid van hulpwerkwoord wordt toegekend. Wanneer men avoir tôt fait de als hulpwerkwoord beschouwt, neemt men aan dat dit geldt voor alle gevallen waarin deze combinatie voorkomt; van vouloir echter, dat niet noodzakelijkerwijs met een onbepaalde wijs wordt gecombineerd, kan men hooguit beweren dat het hulpwerkwoord is wanneer dit wel het geval is; van een werkwoord als penser tenslotte veronderstelt men, voorzover men het ooit als hulpwerkwoord beschouwt, dat het dit alleen is in bepaalde gevallen van combinatie met de onbepaalde wijs, als bijvoorbeeld Il pensa se trouver mal ‘Hij werd bijna misselijk’, maar niet in andere, als Où pensez-vouz aller? ‘Waar denkt u heen te gaan?’. Ook denkt men zich het ‘hulpwerkwoordelijk gebruik’ van bepaalde werkwoorden wel op andere manieren beperkt; zo bijvoorbeeld aller dat volgens GrevisseGa naar eind14. alleen in de tegenwoordige tijd of de ‘imparfait’ samen met een onbepaalde wijs een zeer nabije toekomst kan aanduiden. Op dit verschil tussen hulpwerkwoord en ‘hulpwerkwoordelijk gebruik’ van een werkwoord, dat met name door Damourette en PichonGa naar eind15. benadrukt wordt, zullen we nog ruimschoots gelegenheid hebben terug te komen. Wanneer we dan allereerst de lijst beschouwen van kandidaat-hulp- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkwoorden die zich laten combineren met een onbepaalde wijs, kunnen we om te beginnen être après à ‘bezig zijn te’ en ne pas laisser que de ‘voortdurend (iets doen), toch (iets doen)’ uitschakelen, als we mogen afgaan op RobertGa naar eind16. die zegt dat beide uitdrukkingen verouderd zijn en dat men tegenwoordig in plaats daarvan respectievelijk être occupé à, en train de en ne pas laisser de zegt. Vervolgens zijn er een aantal combinaties waarvan men zich kan afvragen of ze niet eerder van syntactische dan van lexicale aard zijn. In de eerste plaats een aantal uitdrukkingen met être en één met rester: être (rester) à ‘bezig zijn (blijven) te’, être en passe de ‘op het punt staan om’, être en train de ‘bezig zijn te’, être en voie de ‘bezig zijn te’, être loin de ‘(iets) helemaal niet (doen)’, être long à, être longtemps à ‘lang duren voordat (men iets doet)’, être pour ‘van die aard zijn dat (men iets doet)’, être près de, être sur le point de ‘op het punt staan om’. Deze moeten onzes inziens inderdaad worden beschouwd als syntactische combinaties, aangezien hetgeen op être (rester) volgt ook zonder être (rester) in dezelfde semantische waarde met de onbepaalde wijs kan worden gecombineerd, of, in het geval van etre longtemps à, een ander element van de combinatie vervangbaar is, zonder dat de semantische waarde van wat overblijft erdoor verandert. Één en ander moge blijken uit de volgende serie voorbeelden, twee aan twee gerangschikt zó dat links steeds de als hulpwerkwoord beschouwde combinatie staat en rechts een deel ervan in een andere combinatie:Ga naar eind17.
In hoeverre bepaalde delen van de hier als hulpwerkwoorden uitgeschakelde combinaties, zoals en passe in être en passe de, een ‘hulpwoordelijk’ karakter hebben, blijft nog vast te stellen, maar dat is een zaak die ons kader te buiten gaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De combinaties ne pas arrêter de ‘voortdurend (iets doen)’, ne pas être long à, ne pas être longtemps à ‘niet lang duren voordat (men iets doet)’, ne pas manquer de ‘niet nalaten om’, ne pas tarder à ‘weldra (iets doen)’ laten zich eveneens uitschakelen als zijnde volgens syntactische regels tot stand gekomen combinaties van ne pas en arrêter de, être long à, être longtemps à, manquer de, tarder à. Ne pas être sans ‘zeker (iets doen)’, dat zich alleen in de geciteerde ontkennende vorm met een onbepaalde wijs laat combineren, kan desalniettemin geïnterpreteerd worden als het resultaat van syntactische combinatieregels, getuigeGa naar eind18.
Hetzelfde geldt onzes inziens voor ne pas laisser de ‘(iets) blijven (doen), toch (iets doen)’, dat zich ook alleen maar (meer) in ontkennende vorm met een onbepaalde wijs laat combineren; de semantische waarde ervan, door RobertGa naar eind19. omschreven als ‘ne pas cesser de, ne pas s'abstenir de’, laat zich afleiden uit die van laisser ‘ne pas s'occuper de’ in bijvoorbeeld Laissez donc cela, ce n'est pas un travail pour vous, en een dergelijke interpretatie wordt nog vergemakkelijkt door een analoog geval als van ne pas cesser de, waar de combinatie van cesser met de onbepaalde wijs wel zonder ontkenning mogelijk is:Ga naar eind20.
Tenslotte laat zich van de resterende uitdrukkingen die voor syntactische analyse in aanmerking zouden kunnen komen - avoir beau ‘ook al (doet men iets)’, avoir tôt fait de, avoir vitefait de ‘gauw (iets gedaan hebben)’, ne faire que (de) ‘zojuist (iets gedaan hebben)’, se mettre à ‘beginnen te’, s'en aller (onder andere) ‘(iets) (in de nabije toekomst) zullen (doen)’ - avoir vitefait de syntactisch analyseren, aangezien faire vite alleen dezelfde semantische waarde heeft als in deze combinatie,Ga naar eind21. en naar dit voorbeeld laat avoir tôt fait de zich waarschijnlijk evenzo analyseren, hoewel faire tôt alleen niet (meer) voorkomt.Ga naar eind22. Ook se mettre à is ontleedbaar op deze manier, aangezien mettre à alleen dezelfde semantische waarde kan hebben als in deze combinatie:Ga naar eind23.
Dat mettre à alleen ook geen hulpwerkwoord is blijkt dan weer uit het feit dat het, met behoud van dezelfde semantische waarde, zich behalve met een onbepaalde wijs ook met een zelfstandig naamwoord laat combineren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onontleedbaar en als één lexicaal geheel te beschouwen lijken ons echter avoir beau, ne faire que (de) en s'en aller. Avoir beau komt nooit zonder onbepaalde wijs voor, en de semantische waarde van Vous avez beau faire, beau dire laat zich op geen enkele wijze afleiden uit de betekenissen van de samenstellende elementen. Voorzover ne faire que (de) gebruikt wordt in de zin van ‘alleen maar (iets doen)’ is het uiteraard als een zuiver syntactische combinatie te beschouwen - de komt ook in andere gevallen voor tussen que en een onbepaalde wijs als lijdend voorwerp, bijvoorbeeld: Il aime mieux faire cela que de faire autre choseGa naar eind24. - maar in een zin als Il ne fait que d'arriver, laissez-lui le temps de se reposerGa naar eind25. laat de semantische waarde van ‘zojuist (iets gedaan hebben)’ zich niet volgens semantisch-syntactische regels uit de betekenis van de elementen ne, faire, que en (de) afleiden. Hetzelfde geldt voor s'en aller ‘weggaan’ ten aanzien van aller ‘gaan’; in hoeverre s'en aller met de waarde van ‘(iets) (in de nabije toekomst) zullen (doen)’ en bepaalde andere waarden te beschouwen is als hulpwerkwoord of als hulpwerkwoordelijk gebruikt hopen we later te bezien; op grond van het op dit ogenblik ter sprake zijnde criterium kunnen we het in ieder geval niet elimineren. Zo resten ons van onze oorspronkelijke lijst de volgende kandidaten voor de status van hulpwerkwoord te combineren met de onbepaalde wijs:
Hiervan kunnen onzes inziens achever de ‘(een handeling) voltooien, (iets) geheel (doen)’, aller ‘(iets) (in de nabije toekomst) zullen (doen)’ (en een tweede semantische waarde, zie beneden), aller pour ‘op het punt staan om’, daigner ‘zich verwaardigen te’, devoir ‘moeten’, soms ‘zullen’, faire ‘(iets) laten (doen), maken dat (men iets doet)’, falloir ‘moeten, nodig zijn’, finir de ‘(een handeling) voltooien’, laisser ‘(iets) laten (doen), toelaten dat (men iets doet)’, oser ‘durven’, paraître ‘schijnen, lijken’, passer pour ‘ervoor doorgaan dat (men iets doet)’, penser ‘bijna (iets doen)’, pouvoir ‘kunnen’, savoir ‘kunnen, weten te’, sembler ‘schijnen, lijken’, s'en aller ‘(iets) (in de nabije toekomst) zullen (doen)’ (en een twee semantische waarde, zie beneden), sortir de ‘zojuist (iets gedaan hebben)’, tarder à ‘lang duren voordat (men iets doet)’, venir à ‘komen te’, venir de ‘zojuist (iets gedaan hebben)’, vouloir ‘willen’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgeschakeld worden op grond van het feit dat ze in dezelfde semantische waarde als die ze in combinatie met de onbepaalde wijs hebben zich ook laten combineren met een zelfstandig naamwoord (in enkele gevallen alleen met bepaalde voornaamwoorden). Voor een aantal kunnen we volstaan met het geven van twee voorbeelden:Ga naar eind26.
Ietwat moeilijk ligt in de eerste plaats het geval van penser en venir à. Wat penser betreft, een zin als Il pensa se trouver mal kan men evengoed vertalen met ‘Hij dacht dat hij misselijk werd’ als met ‘Hij werd bijna misselijk’, en dit geldt voor alle gevallen van zogenaamd hulpwerkwoordelijk gebruik van penser in modern Frans. RobertGa naar eind27. merkt hierover op: ‘Ce tour n'est plus usité de nos jours que lorsqu'il exprime une impression personnelle; il ne peut être employé pour une constatation objective (sur une personne et même sur une chose) comme il l'était fréquemment autrefois.’ Als voorbeeld van dat verouderde gebruik van penser signaleert hij dan onder andere de volgende zinsnede van Madame de Sévigné: Le bal du mardi gras pensa être renvoyé. Het lijkt daarom niet juist penser in Il pensa se trouver mal te interpreteren als een andere semantische waarde bevattend dan bijvoorbeeld in Nous pensons avoir résolu ces problèmes ardus. Het verschil tussen Je pensais tomber ‘Ik dacht dat ik viel’ en Je pensai tomber ‘Ik dacht dat ik viel’ of ‘Ik dacht dat ik zou vallen, ik viel bijna’ zou dan verklaarbaar zijn door het verschil tussen ‘imparfait’ en ‘passé défini’, waarvan de laatste het begin van een handeling aan kan geven (vgl. j'avais faim ‘ik had honger’, j'eus faim ‘ik had honger’ of ‘ik kreeg honger’). Hiermee strookt het feit dat penser in zogenaamd hulpwerkwoordelijk gebruik voorzover wij weten alleen voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
komt in de ‘passé défini’ en de ‘samengestelde verleden tijden’. Als deze redenering juist is, mag men dus naast elkaar zetten:Ga naar eind28.
en penser in het eerste voorbeeld als niet hulpwerkwoordelijk gebruikt beschouwen. Wat betreft venir à geeft RobertGa naar eind29. voor het zogenaamd hulpwerkwoordelijk gebruik de volgende semantische beschrijving: ‘(... pour exprimer une éventualité, un aspect accidentel). Se trouver en train de faire, d'accomplir quelque action.’ Voor venir à gevolgd door een zelfstandig naamwoord geeft hij: ‘parvenir à ... (un but, une certaine étape d'un développement).’ Dit zou kunnen doen vermoeden dat in dit geval het toevallige, het niet voorzienbare altijd is uitgesloten. Maar in een zin als ... le jeune bourgeois ne peut venir à la révolution que sur la vue des injustices socialesGa naar eind30. is dit toch niet noodzakelijkerwijs zo. Wij menen dus venir à ‘komen te’ ook als niet hulpwerkwoordelijk te mogen beschouwen en naast elkaar te mogen zetten:Ga naar eind31.
waarbij het eerste voorbeeld duidelijk illustreert dat het ‘toevallige’ in de semantische waarde van venir à toch niet zózeer aanwezig is dat een explicitering ervan door par hasard uitgesloten zou zijn. De werkwoorden aller, aller pour, s'en aller, sortir de, venir de hebben dit gemeen dat ze alle een bepaald tijdsaspect kunnen aanduiden in combinatie met een onbepaalde wijs, en uit dien hoofde worden ze ook vaak, expliciet of impliciet, in de vervoeginsparadigma's van het Franse werkwoord opgenomen. Juist het genoemde temporele aspect heeft gemaakt dat men deze werkwoorden misschien wel wat al te gemakkelijk een hulpwerkwoordelijke status heeft toegekend. Voor de combinatie van aller (s'en aller) plus onbepaalde wijs neemt men trouwens twee soorten van hulpwerkwoordelijk gebruik aan, door Damourette en PichonGa naar eind32. respectievelijk ‘ultériorité’ en ‘(allure) extraordinaire’ genoemd, en die men bijvoorbeeld aantreft in Louis va te raconter son après-midi d'hier ‘Louis zal je vertellen ...’ en Pourquoi Jean est-il allé reparler de cet incident à Durandet? ‘Waarom heeft (moest) Jean nu nog eens over dat voorval gepraat (praten) ...?’ De reden om aller (s'en aller) in dergelijke gevallen als hulpwerkwoordelijk te beschouwen is in ieder geval niet gelegen in het feit dat ze zich alleen met een onbepaalde wijs laten combineren en niet met een zelfstandig naamwoord. Men ontmoet immers frequent constructies als aller se promener, waarin aller zijn gebruikelijke waarde van ‘beweging in de ruimte’ heeft en daarnaast, met dezelfde semantische waarde, constructies met bijvoorbeeld à plus zelfstandig naamwoord, als in aller à la campagne; en hetzelfde geldt voor s'en aller. De eerste twee gevallen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden dan ook als hulpwerkwoordelijk beschouwd alleen omdat er, in de termen van Damourette en PichonGa naar eind33. ‘amenuisement sémantique’, een soort betekenisreductie, is. Zij beijveren zich om aan te tonen hoe bepaalde betekenismomenten in deze gevallen niet gerealiseerd worden en andere wel, met andere woorden dat men de verschillende waarden van aller (s'en aller) inéén kan denken. Daarnaast wijzen ze erop dat niet altijd uit te maken is met welk aller men te maken heeft; zo zien zij in Tu sais pourtant que vous couriez tous après ce garcon. - Voyons, père, tu ne vas pas le défendre ... een combinatie van ‘ultériorité’ en ‘allure extraordinaire’, terwijl StenGa naar eind34. als overgangsgeval van aller ‘gaan’ en aller ‘(iets) (in de nabije toekomst) zullen (doen)’ de volgende zin citeert: Je vais passer une fraîche après-midi au musée. Één en ander maakt het alleen maar aannemelijker dat men aller (s'en aller) in al deze gevallen als één werkwoord moet beschouwen, waarvan in bepaalde contexten bepaalde betekenismomenten ongerealiseerd kunnen blijven, en dat in geen van de gevallen hulpwerkwoordelijk wordt gebruikt. Deze interpretatie wordt dan nog gesteund door het feit dat ook zonder de combinatie met een onbepaalde wijs aller heel goed het betekenismoment ‘beweging in de ruimte’ kan ontberen, vergelijk Je vais bien ‘Ik maak het goed’. Dat men bijvoorbeeld kan zeggen: Demainje vais vous dire ce qui s'est passé met demain aan het begin is geen bewijs dat demain op vais ... dire en niet op dire betrokken moet worden en dat dus vais ... dire als een bijzonder intieme, een hulpwerkwoord bevattende, combinatie moet worden opgevat, aangezien men ook kan zeggen Demain je veux vous dire ce qui s'est passé, waarin demain, ondanks zijn plaats aan het begin van de zin, duidelijk op dire betrokken moet worden. Vóór onze interpretatie pleit dan nog in zekere zin het feit dat il va faire, in tegenstelling tot il fera, door bepalingen als maintenant kan worden begeleid,Ga naar eind35. die de uitdrukking dichter bij de tegenwoordige dan bij de toekomende tijd situeren; Damourette en Pichon, die aller hier wel als hulpwerkwoordelijk beschouwen, ondervangen deze moeilijkheid overigens door niet van ‘nabije toekomst’, maar van ‘ultériorité’ te spreken. Voor aller pour, dat aller met de waarde van ‘ultériorité’ kan vervangen, en venir, dat de ‘allure extraordinaire’ kan aanduiden in combinatie met een onbepaalde wijs, geldt onzes inziens hetzelfde als voor aller (s'en aller) plus onbepaalde wijs is gezegd; HenrichsenGa naar eind36. citeert voor aller pour een overgangsgeval tussen ‘hulpwerkwoordelijk’ en ‘niet-hulpwerkwoordelijk’ als Elle va pour se prosterner, hésite, ... Sortir de, venir de hebben betrekking op het recente verleden. Ze komen beide in combinatie met de onbepaalde wijs alleen voor in de semantische waarde van ‘zojuist (iets gedaan hebben)’. Het uitzonderlijke, door StenGa naar eind37. geciteerde geval van D'où viens-tu? De mepromener, nourrice ..., waarin Sten aan de combinatie viens ... de me promener exclusief de semantische waarde van ‘beweging in de ruimte’ toekent, is misschien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in zoverre iets gecompliceerder dat het gelijktijdig aanwezig zijn van een temporeel betekenismoment helemaal niet uitgesloten is. Maar belangrijker is dat de beide werkwoorden in het verband dat ze frequent aangaan met een voorzetsel plus zelfstandig naamwoord weliswaar vaak het betekenismoment ‘beweging in de ruimte’ bevatten, als in chaque parole qui lui sortait de la bouche, nuages qui viennent du Nord,Ga naar eind38. maar niet altijd, vergelijk Sortir de l'enfance, Des biens qui lui venaient de son grandpère,Ga naar eind39. waarin sortir bovendien duidelijk een temporeel betekenismoment bevat. In een door KlumGa naar eind40. geciteerde zin als Il vient d'essayer de me la raconter tout à l'heure kan tout à l'heure heel goed op essayer de raconter betrokken worden en men hoeft daarin dus geen bewijs van het hulpwerkwoordelijk karakter van venir de te zien. Iets ingewikkelder liggen de zaken in het eveneens door Klum geciteerde voorbeeld Tout à l'heure vous venez de m'accuser d'orgeuil, maar aangezien men, met vooropplaatsing van bijvoorbeeld hier, heel goed kan tegenkomen Hier je pense avoir fait une bonne action, waarin hier ondanks zijn plaats op avoir fait en niet op pense avoir fait betrokken moet worden, is er onzes inziens toch geen aanleiding om venir de, en parallel daarmee sortir de, in bepaalde gevallen als hulpwerkwoordelijk gebruikt te beschouwen. Deze interpretatie wordt volgens ons alleen maar gesteund - en niet, zoals Damourette en PichonGa naar eind41. om voor ons raadselachtige redenen beweren, verzwakt, door het volgende voorbeeld: Je viens de perdre sa mère ily a quatre mois. Pouvoir tenslotte neemt een aparte plaats in. Weliswaar is het niet combineerbaar met een zelfstandig naamwoord, maar wel met het onzijdig persoonlijk voornaamwoord le en met andere onzijdige voornaamwoorden:Ga naar eind42. Résistez, si vous le pouvez; Je fais ce que je peux, Que peuvent tes amis?, Il ne pouvait rien. Nu verwijzen deze voornaamwoorden altijd expliciet of impliciet naar een onbepaalde wijs, en men zou dus kunnen aarzelen om pouvoir buiten de klasse der hulpwerkwoorden te sluiten. Aangezien echter de mogelijkheid van combinatie met een onbepaalde wijs niet die van combinatie met genoemde voornaamwoorden insluit (vergelijk daigner faire quelque chose, maar niet *le daigner), lijkt het ons toch verstandiger om dit geval gelijk te trekken met de voorgaande en pouvoir niet tot de hulpwerkwoorden te rekenen. Behalve avoir beau, daigner en ne faire que (de) ‘zojuist (iets gedaan hebben)’, die uitsluitend met een onbepaalde wijs zijn te combineren, resten ons dus nog slechts faillir en manquer (de) ‘bijna (iets doen)’. Faillir laat zich met een zelfstandig naamwoord combineren: faillir à son devoir ‘tekort schieten in zijn plicht’, maar wanneer men dat vervangt door een onbepaalde wijs krijgt men: faillir à faire son devoir. In een zin als J'ai failli tomber ‘Ik ben bijna gevallen’ wordt een betekenismoment ‘buiten de wil van de door het onderwerp aangeduide persoon om’ gerealiseerd dat overal elders vreemd is aan faillir. Aangezien het anderzijds niet wel mogelijk lijkt, gezien een grote mate van overeenkomst in betekenis,Ga naar eind43. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van twee woorden te spreken, lijkt het ons verstandig faillir in J'ai failli tomber als hulpwerkwoordelijk gebruikt te beschouwen. Het geval van manquer (de) laat zich tot op zekere hoogte hiermee vergelijken. Manquer gevolgd door een zelfstandig naamwoord heeft volgens RobertGa naar eind44. de semantische waarde van ‘ne pas réussir, ne pas rencontrer’ enz.: La flèche a manqué son coup. In een zin als ... on avisait les premiers de la liste ... qui ne manquaient pas de se présenter hebben we te maken met een gebruik van manquer met de onbepaalde wijs in deze semantische waarde. Maar in Il a manqué de tomber, Il a manqué mourir is het idee van ‘iets te missen dat men tracht te bereiken of te treffen’ afwezig. De semantische waarde van manquer (de) plus onbepaalde wijs laat zich dus niet uit de betekenis van de elementen plus de syntactische combinatieregels aflezen; maar, als in het geval van faillir, lijkt de verwantheid van de semantische waardes van manquer in de beide gevallen groot genoegGa naar eind45. dan dat men er verstandig aan doet in Il a manqué mourir van een hulpwerkwoordelijk gebruik van manquer te spreken. Resumerende, zouden wij, wat de met een onbepaalde wijs combineerbare werkwoorden betreft, avoir beau, daigner en ne faire que (de) ‘zojuist (iets gedaan hebben)’ als hulpwerkwoorden willen beschouwen, faillir en manquer (de) ‘bijna (iets doen)’ als hulpwerkwoordelijk gebruikt. Ten aanzien van aller, s'en aller en (in de ‘passé défini’ en de ‘samengestelde tijden’) être gecombineerd met een tegenwoordig deelwoord of ‘gérondif’Ga naar eind46. moet men zeggen dat er steeds een streng onderscheid te maken valt tussen genoemde werkwoorden in constructies waarin een tegenwoordig deelwoord of gérondif volgens de syntactische regels op ze betrokken wordt - bijvoorbeeld Cet homme s'en va, mourant d'une mort terrible - en de door traditie als hulpwerkwoordelijk gekenmerkte, veel intiemere combinaties - bijvoorbeeld Cet homme s'en va mourant d'une mort terrible ‘Die man sterft langzaam maar zeker een verschrikkelijke dood’. Ook hier doet de mate van overeenkomst die er bestaat in semantische waarde tussen aller enz. in de beide gevallen ons ertoe neigen om van hulpwerkwoordelijk gebruik liever dan van hulpwerkwoorden te spreken. Resten ons tenslotte nog avoir en être, gecombineerd met het verleden deelwoord. Het geval van avoir lijkt tamelijk eenvoudig. Damourette en PichonGa naar eind47. illustreren het zeer duidelijk met de twee voorbeelden Tu as écrit sur les robinets ce que c'est, pour ne pas te tromper ‘Je hebt op de kranen staan ...’ en Tu as écrit des indications sur les robinets ‘Je hebt tekens op de kranen gezet’. Alle gevallen van gebruik van avoir behoren duidelijk in de categorie van het eerste voorbeeld of in die van het tweede, er zijn geen overgangsgevallen. Alleen in de eerste categorie is er sprake van een vorm van bezit, alleen in de tweede categorie is er combinatie mogelijk met bepalingen die op het verleden betrekking hebben als hier:Ga naar eind48. Hier, j'ai revu Malraux. Men moet aannemen dat men met twee verschillende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werkwoorden avoir te maken heeft die semantisch niets meer met elkaar van doen hebben, en dat het tweede avoir een hulpwerkwoord is, dat semantisch en formeel alleen in combinatie met een verleden deelwoord kan functioneren. Être vertoont, in combinatie met een verleden deelwoord, drie constructies, die men met de volgende voorbeelden kan illustreren: Il est mort maintenant, Il est parti hier, Il est tué par les ennemis. Men spreekt in het algemeen van een koppelwerkwoord in het eerste geval, van een hulpwerkwoord van tijd in het tweede, van een hulpwerkwoord van de lijdende vorm in het derde. Zowel tussen het eerste en tweede geval als tussen het eerste en derde zijn er vele overgangsgevallen, vergelijk respectievelijk Il est rentré ‘Hij is weer terug, hij is thuisgekomen’ en Le vieux maire est aimé et honoré ‘De oude burgemeester is (wordt) bemind en geëerd’.Ga naar eind49. Men moet dus aannemen dat men met één werkwoord te doen heeft, dat, naar gelang van de context, één of twee van de drie mogelijke semantische waarden kan aannemen in onze constructie, en dat in zinnen als Il est parti hier, Il est tué par les ennemis hulpwerkwoordelijk gebruikt wordt, aangezien de betekenis van être koppelwerkwoord en van het verleden deelwoord plus de syntactische combinatieregels niet voldoende zijn om zulke zinnen te verklaren. Daar waar être tegelijkertijd als koppelwerkwoord en als hulpwerkwoord fungeert zou men misschien een term als half-hulpwerkwoordelijk gebruik kunnen toepassen. Niet dat wij aan dit barbarisme hechten, maar we willen er wel graag op wijzen dat de term ‘semi-auxiliaire’ of een equivalent ervan ons hier heel wat zinvoller voorkomt dan waar men hem traditioneel nogal eens gebruikt.Ga naar eind50. Wanneer être als hulpwerkwoord van de lijdende vorm gebruikt wordt, kan, in tegenstelling tot zijn andere hulpwerkwoordelijk gebruik en tot het hulpwerkwoord avoir, het voltooid deelwoord vervangen worden door le: Si elle ne fut pas exécutée, c'est que depuis longtemps en France aucune femme ne l'était plus; À Londres, au Harts Theatre où je l'ai vu, ‘le Balcon’ était mal joué. Il l'a été aussi mal à New York, à Berlin et à Paris.Ga naar eind51.Ga naar eind52. Concluderend zouden we willen zeggen dat we op grond van de door ons gebruikte criteria, die ons in bepaalde opzichten niet ver van de traditie hebben gevoerd, als hulpwerkwoorden menen te moeten beschouwen avoir beau, daigner, ne faire que (de) (plus onbepaalde wijs), en avoir (plus voltooid deelwoord), en als werkwoorden die een hulpwerkwoordelijk gebruik kennen faillir, manquer (de) (plus onbepaalde wijs), aller, s'en aller, être (in de ‘passé défini’ en de ‘samengestelde tijden’) (plus tegenwoordig deelwoord of ‘gérondif’) en être (plus voltooid deelwoord). Dit is niet hetzelfde als te zeggen dat de combinaties van genoemde hulpwerkwoorden of hulpwerkwoordelijk gebruikte werkwoorden met een onbepaalde wijs of een deelwoord nu ook moeten worden beschouwd als één woord vormend, waardig opgenomen te worden in het vervoegingsparadigma van het werkwoord. Immers, zo deze hulpwerk- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woorden hun semantische functie alleen kunnen uitoefenen in die combinaties, dan moet men toch vaststellen dat het, volgens de door ReichlingGa naar eind53. aangegeven criteria voor het woord, namelijk, naast volstrekte vormelijke bepaaldheid, niet-uiteenplaatsbaarheid en (ten dele) niet-omstelbaarheid van de delen, woorden blijven. Omstelbaarheid hoeven we in onze combinaties niet te verwachten, aangezien die bij analoge, niet hulpwerkwoordelijke constructies ook niet voorkomt - *Me promener j'aime, *Satisfait il est -, behalve bij de combinaties met tegenwoordig deelwoord of gérondif, waar men inderdaad aan elkaar kan opponeren Mourant d'une mort terrible cet homme s'en va en *Mourant d'une mort terrible cet homme s'en va in respectievelijk niet hulpwerkwoordelijk en hulpwerkwoordelijk gebruik. Uiteenplaatsing is in alle gevallen mogelijk, zo niet altijd op de manier van ... un monsieur juif de Prague, qui a, six hivers de suite, visité toutes les stations méridionales; la défense de la langue doit être dans les occasions menée impitoyablement,Ga naar eind54. dan toch doordat één hulpwerkwoord of hulpwerkwoordelijk gebruikt werkwoord gecombineerd kan worden met meer dan één deelwoord of onbepaalde wijs: Nous avons lu, écrit et chanté; J'ai failli tomber et me casser une jambe. Naar aanleiding van de syntactische ontleding van combinaties als être en passe de in être en en passe de hebben we er reeds op gewezen dat het heel goed mogelijk is dat de hulpwerkwoorden deel uitmaken van een veel algemener klasse van ‘hulpwoorden’, die met de hulpwerkwoorden alle hierin overeenkomen dat ze semantisch alleen geïnterpreteerd kunnen worden te zamen met één of meer andere elementen waarmee ze altijd gecombineerd moeten worden. Aan de andere kant kan men de klasse der hulpwerkwoorden beschouwen als een onderdeel van een algemener klasse van werkwoorden (en nog algemener: woorden) die, zonder noodzakelijkerwijs een soort semantische fusie aan te gaan met één of meer andere elementen, toch om combinatie daarmee vragen; men denke bijvoorbeeld aan de koppelwerkwoorden, waarvan bepaalde, als devenir, nauwelijks alleen gebruikt kunnen worden, of bepaalde overgankelijke werkwoorden die het bezwaarlijk zonder een lijdend voorwerp kunnen stellen. Hoewel het hier de plaats niet is en ons de tijd ontbreekt om op deze problematiek in te gaan, hebben wij niet willen eindigen zonder haar te signaleren en zodoende te tonen dat wij ons bewust zijn van de relatief geringe plaats die het overigens voldoende gecompliceerde en hier zeker niet uitputtend behandelde probleem van de afbakening van de klasse der hulpwerkwoorden in het geheel van de beschrijving van het moderne Frans inneemt.Ga naar eind55. W. Zwanenburg |
|