5. | stukken die speciaal voor het studententoneel zijn geschreven en die in samenwerking tussen schrijver en spelleider zijn ontstaan. |
Dit laatste lijkt me van de grootste betekenis. En ik geloof dat een werkgemeenschap op de universiteit tot de bloei van een kreatieve toneelkunst in hoge mate kan bijdragen.
Allereerst omdat toneelschrijven in zekere zin te leren is. Juist omdat bij een opvoering in de schouwburg het publiek gedwongen wordt twee of drie uur lang te blijven zitten, moet een stuk aan andere eisen voldoen dan andere vormen van letterkunde. De verbruiker kan zijn eigen tempo niet bepalen, de kunstenaar moet zorgen dat zijn afnemer daarvan niet het slachtoffer wordt. De toeschouwer zal zich niet mogen vervelen. Om dat te bereiken moet een vrij strenge techniek worden aangewend. Het stuk moet een struktuur hebben waarin spanning en ontspanning van gegeven en handeling op doeltreffende manier worden gemengd. Deze techniek kan geleerd en onderwezen worden.
In de huidige praktijk heeft een toneelschrijver het moeilijker dan nodig is. Hij moet ten eerste zijn techniek met falen en slagen leren wat een onvruchtbare tijdsverknoeiing betekent en als hij eenmaal het vak geleerd heeft, als hij weet en voelt wat toneel is en wat het wezen van de handeling uitmaakt, is hij voor het uitvoeren van zijn werk afhankelijk van de smaak van toneeldirekties, van de behoefte van een gezelschap op een bepaald ogenblik en van allerlei andere faktoren die met een artistiek beleid weinig te maken hebben.
Voor de universiteit gelden deze overwegingen niet en daarom lijkt me de universiteit de beste plaats voor het stichten van een afdeling die men de fakulteit van de scheppende toneelkunst zou kunnen noemen indien dat niet een al te ongemakkelijke uitdrukking zou zijn. Maar ‘Werkgemeenschap voor toneel’ lijkt me ook een goede aanduiding.
Er zijn drie steekhoudende redenen aan te voeren om dit instituut aan de universiteit te verbinden.
Ten eerste heeft de universiteit daarvoor de nodige financiele middelen.
Ten tweede heeft de universiteit de benodigde ruimte of kan er voor de nodige ruimte (b.v. een goed ingericht proeftheater met 200 plaatsen) worden gezorgd. Ik zie niet in waarom er voor een chemisch laboratorium wel geld zou zijn en voor een artistiek laboratorium niet.
En ten derde kan er op de universiteit onbekommerd worden gewerkt aan een artistieke ontplooiing van de betrokkenen, zonder de bovengenoemde belemmeringen die bij het huidige toneelbestel zo fnuikend werken.
Voor een zo groot mogelijke nuttige werking van dit onderwijs moet het aan twee voorwaarden voldoen. Ten eerste moet er bij het toelaten van leerlingen, die ik liever medewerkers zou willen noemen, niet worden gelet op behaalde diploma's maar op aangeboren geschiktheid, dus op talent. Iedereen kan begrijpen dat dit een bijzonder moeilijke selektie zal worden maar daaraan is niet te ontkomen. Er zullen ook fouten