vaardig werden gehanteerd. Penningmeester was onze nieuwe germanistische Groninger collega Debus, evenals de Belgische secretaris medewerker aan de Deutsche Sprachatlas, zoals trouwens de gehele leiding, inclusief erevoorzitter Mitzka, onmiskenbaar in het teken van dit beproefde centrum van dialectwetenschap stond.
Onze ook in dit gezelschap zo hogelijk gewaardeerde en betreurde landgenoot Kloeke, wiens portret in de galerij van de grote dialectologen in het Instituut aan de Kaffweg prijkt, is met andere sinds het vorig congres gestorvenen in woord en stilte herdacht. Dat éérste internationale dialectologencongres was in 1960 in Leuven onder leiding van de eveneens overleden Sever Pop gehouden. De continuïteit was thans gewaarborgd door het aandeel dat Van Windekens en Draye in de organisatie hadden. De wetenschappelijke adviescommissie was echter samengesteld uit deskundigen op de verschillende te bestrijken gebieden uit de omgeving van de voorzitter. Aan dit delegeren van oordeel ten aanzien van het referatenaanbod (komt men daar eigenlijk gemakkelijk toe, zichzelf als spreker veil te bieden?), alsmede aan het beroep dat op de eventuele medewerking van gekwalificeerde sprekers uit eigen omgeving was gedaan, moet de boven gesignaleerde, kwalitatieve en kwantitatieve evenwichtigheid te danken zijn geweest. Zo zouden ook onze vakcongressen, indien per doelstelling aan het tweeledig spectrum van een ‘taal- en letterkunde’ gewijd, voor hypertrofie van een van beide kunnen worden behoed. Inderdaad, zo moet 't.
‘Un dialecte est une langue qui n'a pas réussi’, citeerde schertsend de Amerikaanse afgevaardigde van het Ninth International Congress of Linguistics in de openingszitting. Hoezeer daarentegen de wetenschappelijke beoefening ervan uit de kluiten gewassen is, toont ten overvloede een opsomming van de secties: I Historische Dialektologie; II Wertung von Isoglossen; III Morphologie und Dialektologie; IV Syntaxgeographie; V Die Beziehungen der Dialektologie zu anderen Zweigen der Sprachwissenschaft; VI Phonetik, Phonologie und Dialektologie; VII Mundartdichtung, Stilistik und Dialektologie; VIII Wortgeographie; IX Sprachgrenzprobleme; X Dialektologie und Soziologie; XI Lehnwortwanderungen. Ook wie geen dialectonderzoeker van professie is en, zoals Uw recensent, uit onkunde de aansluiting aan specialistische tongvalstudie mist, kon veel voordeel hebben van beschouwingen en gedachtenwisselingen van methodologische en linguïstische aard, van de evident vruchtbare ‘inbreng’ van de fonologie in de dialectbeschrijving, en evenzeer b.v. van de behandeling van de vraag ‘Où va la lexicologie romane?’ door onze Utrechtse collega Keller, als van 'n principiële uiteenzetting over ‘Akzent, Intonation und Quantität’ door de grijze slavist Koschmieder.
Een en ander speelde zich af in de verschillende grotere en kleinere zalen van het indrukwekkende kubieke ‘Auditoriengebäude’, dat deze