Commentaar
Wetenschappelijke spelling
De ‘Vereniging voor wetenschappelijke spelling’ zit niet stil. Hoewel ik me niet als lid heb opgegeven, stuurt ze me haar publikaties toe. Ik ben daar dankbaar voor, daar ze me op deze wijze belet ortografisch geheel in te sluimeren. Haar voorstellen tot de zoveelste wijziging van onze permanent in existentiële nood verkerende spelling zijn zeker niet onredelijk. Ze zijn redelijker dan haar naam. Want een wetenschappelijke spelling is principieel onmogelijk. Wie nadenkt over fonemen en woordvormen in ‘de taal’ en hun realisaties in ‘de spraak’, stuit hier en daar op onoplosbare problemen. Hij begeeft zich buiten de wetenschap, als hij dit niet erkent. Maar wie de spelling wil regelen, moet doen of die problemen niet bestaan en moet knopen doorhakken. Streeft hij werkelijk naar een zo consequent mogelijke fonologische spelling, dan zal hij beslissingen moeten nemen, die met wetenschap weinig te maken hebben. Maar hij kàn daar niet eens naar streven. Hij weet immers, dat hij, om iets hij zijn spel-genoten te kunnen bereiken, moet aanknopen bij wat er nu eenmaal is en dat hij b.v. niet een hoeveelheid totaal nieuwe tekens kan invoeren, hoewel dit noodzakelijk zou zijn. Gesteld dat iemand een cohaerent systeem van foneem- en archifoneem-tekens zou kunnen uitdenken, dan zou hij daarmee eenzaam op zijn studeerkamer blijven zitten.
De Vereniging met de wetenschappelijke naam heeft zich dan ook, zeer onwetenschappelijk, met haar voorstellen niet ver van de laatste officiële spelling verwijderd en dus vele apert-onfonologische elementen gehandhaafd. In de door haar gepropageerde spelling blijven verscheidene tekens overbelast. De e blijft er dienst doen voor drie verschillende fonemen (de vokalen van ‘bek’, ‘beek’ en ‘de’) en bovendien voor iets dat helemaal geen foneem is (ei); enz. De vokaal van ‘niet’, één foneem, krijgt opnieuw twee tekens toebedeeld, die beide reeds andere functies hebben; enz. In ‘maat - maten’ (enz., enz.) wordt hetzelfde foneem met twee verschillende tekens aangeduid, zoals nu al eeuwen gebruikelijk is. Ongetwijfeld zijn ettelijke onfonologische elementen verdwenen (ik zal ze hier niet opnoemen), maar verreweg het grootste gedeelte is zonder protest overgenomen.
Het is opmerkelijk, dat één verandering - ‘giten’ i.p.v. ‘gieten’ - ons zelfs fonologisch verder van huis brengt. ‘Laten - latten’ toont ons een en hetzelfde teken voor twee verschillende vocaal-fonemen en twee verschillende tekens voor een en hetzelfde consonant-foneem. In ‘gieten -