Forum der Letteren. Jaargang 1965
(1965)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
De Franse ‘lettergreep’Vele fonetici hebben zich met de lettergreep bezig gehouden. Sievers schijnt haar eerst beschreven te hebben als gekenmerkt door een toeneming van de ademdruk gevolgd door een afneming daarvan,Ga naar eindnoot1. en daarna als voornamelijk gekenmerkt door soortgelijke veranderingen in de sonoriteit.Ga naar eindnoot2. Dit laatste criterium werd door JespersenGa naar eindnoot3. overgenomen. SaussureGa naar eindnoot4. zag in de lettergreep een opeenvolging van spraakklanken met toenemende en daarna afnemende openingsgraden. StetsonGa naar eindnoot5. beschreef haar weer als een eenheid van ademdruk, en GrammontGa naar eindnoot6. als gekenmerkt door een toeneming en daarna een afneming van de spanning der spraakorganen. Van al deze beschrijvingen lijkt er geen volledig bevredigend, zelfs niet die van Stetson, die toch in het algemeen als de waardevolste wordt beschouwd.Ga naar eindnoot7. Door de opkomst van de fonologie, die alleen die klankverschijnselen die in een bepaalde taal betekenis-onderscheidend kunnen functioneren beschouwt als behorende tot die taal, is het probleem van de lettergreep wat anders komen te liggen. Aan de ene kant is het daardoor mogelijk geworden in een gegeven taal lettergrepen te erkennen zonder dat die altijd als bepaalde articulatorische of akoestische eenheden behoeven te worden gerealiseerd, terwijl het aan de andere kant kan voorkomen dat men in een taal die in haar realisering regelmatig dergelijke eenheden vertoont toch geen (fonologische) lettergrepen onderscheidt. Meer dan bij de zuiver fonetische aanpak van het probleem is voor deze beschouwingswijze het verband tussen de lettergreep en de klinkers van belang, alsook dat tussen de lettergreep en de prosodische verschijnselen. Wij zullen ons eerst met het verband tussen syllabe en klinkers bezig houden. EldersGa naar eindnoot8. hebben wij getracht aan te tonen dat het niet wel mogelijk is de fonemen van een taal uitsluitend op grond van articulatorische of akoestische criteria te verdelen in twee aan elkaar geopponeerde groepen, klinkers en medeklinkers, zoals bijvoorbeeld de Groot doet.Ga naar eindnoot9. Men heeft daarom geprobeerd om klinkers en medeklinkers te onderscheiden door hun verschillende distributie. Zo heeft Hjelmslev in 1935 klinkerfonemen gedefinieerd als fonemen ‘which have the faculty of forming a notional unit, or a word, by themselves’ (‘independent or combined phonemes’) en medeklinkers als fonemen die die mogelijkheid niet bezitten (‘dependent or combining phonemes’), tussen welke twee klassen hij dan die der halfklinkerfonemen onderscheidt, ‘which are both combined and combining’.Ga naar eindnoot10. De geciteerde definitie van het klinkerfoneem heeft hij later nog verfijnd door te zeggen: ‘Nous entendons | |
[pagina 162]
| |
par voyelle un cénème (foneem) susceptible de constituer à lui seul un énoncé, ou bien admettant à l'intérieur d'une syllabe les mêmes combinaisons qu'un tel cénème’.Ga naar eindnoot11. Uitgaande van deze definities kan Hjelmslev met betrekking tot de lettergreep vervolgen: ‘The syllable can be defined as a series containing one and only one combined element, i.e. one and only one vowel or semi-vowel. As to the limit of the syllable, it is a law that in any language the initial and final clusters surrounding the combined phoneme and belonging to the same syllable may be composed in any way in which an initial and a final cluster can be composed in a notional unit consisting of one syllable, but not in any other way. Thus the limits of a phonematic syllable are submitted to rules, but these rules, given by the norm, leave a certain latitude of variability.’Ga naar eindnoot12. Tegen deze redenering kan men twee bezwaren aanvoeren. Allereerst wat betreft het onderscheid tussen klinkers en medeklinkers. TroubetzkoyGa naar eindnoot13. heeft reeds aangetoond dat bijvoorbeeld voor het Duits een dergelijke distributionele definitie tot onaanvaardbare resultaten leidt. Men vindt haar overigens terug bij O'Connor en Trim,Ga naar eindnoot14. die haar hebben toegepast op het Engels, en in een slaafse navolging hiervan voor het Frans door Arnold,Ga naar eindnoot15. die overigens zijn model slechts en passant noemt. De beschrijving van de distributie die O'Connor en Trim geven verschilt weliswaar wezenlijk van die van Hjelmslev, zodat de kritiek van Troubetzkoy er niet op van toepassing is. Maar ze is onzes inziens even onaanvaardbaar, onder andere omdat de auteurs, teneinde tot bevredigende resultaten te komen, niet de distributie van fonemen beschrijven, maar die van ‘distributional units’. Accepteert men echter een dergelijke definitie van klinkers en medeklinkers, dan is ook hetgeen Hjelmslev zegt over het aantal lettergrepen zeer aanvaardbaar. Ons tweede bezwaar geldt dan ook het eind van zijn redenering, daar waar hij spreekt over de grenzen der syllabes. Beschouwt men deze, zoals Hjelmslev schijnt te doen, als alleen vaststaand in die gevallen waarin er, op grond van de mogelijkheden van medeklinkercombinaties aan het begin en het eind van eenlettergrepige woorden, maar één mogelijkheid tot begrenzing is, dan heeft men te maken met een automatisch verschijnsel dat als zodanig geen fonologische status behoeft. Men kan ook verder gaan, zoals O'Connor en Trim doen in hun uitwerking van Hjelmslevs ideeën voor het Engels.Ga naar eindnoot16. Zij besteden speciale aandacht aan de niet zeldzame gevallen waarin, gezien de toegestane medeklinkergroepen aan het begin en het eind van eenlettergrepige woorden, de grens tussen twee syllabes in een woord op verschillende plaatsen gelegd kan worden, zoals in ekstrə (extra), dat men volgens het genoemde criterium kan beschouwen als gesyllabeerd ek-strə, eks-trə of ekst-rə. Voor het oplossen van dergelijke gevallen nemen zij hun toevlucht tot een zeer ingenieuze, maar daarom niet minder kunst- | |
[pagina 163]
| |
matig aandoende redenering. Zij geven als voorbeeld het geval waarin een bepaald woord gesyllabeerd kan worden vc-v of v-cv. Om hun keuze tussen de beide mogelijkheden te bepalen hebben zij nagegaan hoeveel verschillende combinaties aan het begin en het eind van eenlettergrepige woorden voorkomen, en de resultaten die zij vermelden zijn: cv 421 (begin) en 276 (eind), vc 209 (begin) en 277 (eind), v 12, hetgeen volgens hen maakt dat de waarschijnlijkheid van vc-v zich verhoudt tot die van v-cv als 277 + 12=289 tot 12 + 421=433. Het woord in kwestie zal dus worden beschouwd als bestaande uit de twee lettergrepen v en cv. Nog afgezien van het feit dat voor de statistiek van aan het begin en het eind toegestane combinaties geen rekening is gehouden met de frequentie in de taal of in het gebruik daarvan, dunkt het ons willekeurig om ieder foneem in een bepaalde lettergreep te persen daar waar een taal, om met Hjelmslev te spreken, ‘a certain latitude of variability’ laat. Indien men, op grond van de door ons genoemde bezwaren, niet tevreden is met het onderscheid tussen klinkers en medeklinkers gebaseerd op articulatorische of akoestische criteria dan wel op distributionele kenmerken, lijken er twee mogelijkheden over te blijven, namelijk om het onderscheid in kwestie af te schaffen of om het omgekeerd afhankelijk te maken van de syllabe. Voor een taal als het Frans lijkt de eerste mogelijkheid uitgesloten, gezien opposities als i/j in bijvoorbeeld pays/ paye, die men moeilijk zonder de oppositie klinkers/medeklinkers kan beschrijven,Ga naar eindnoot17. en dus dienen we de tweede mogelijkheid te onderzoeken. Deze vinden we in latere artikelen van Hjelmslev.Ga naar eindnoot18. Hier heeft hij het roer omgegooid en de lettergreep afhankelijk gemaakt van de andere groep van taalverschijnselen waarmee ze een nauw verband vertoont, de prosodische: ‘Une syllabe est ... une unité cénématique (fonologische eenheid) dont la partie caractérisante est un (seul) accent (haut ou bas, fort ou faible etc. selon le nombre d'accents distingués par le système et selon l'expression qu'ils reçoivent dans chaque communauté)’.Ga naar eindnoot19. Een soortgelijke, zij het wat ruimere, opvatting vindt men bij Pike en Martinet. De eerste definieert (fonologische) lettergrepen als ‘units of one or more segments in length such that one phonemic syllable constitutes ... a unit of actual or potential stress placement, or tone placement, or intonation placement, or rhythmic grouping, or of morpheme structure’Ga naar eindnoot20. (dat ook Pike hier ieder foneem in een bepaalde lettergreep wil persen is in dit verband niet van belang). Martinet zegt: ‘La syllabe n'acquiert de statut phonologique que comme segment de l'énoncé susceptible de différents traitements prosodiques’.Ga naar eindnoot21. Dank zij deze beschouwingswijze lijkt het mogelijk om voor een bepaalde taal, gegeven een beschrijving van haar prosodie, al dan niet (fonologische) lettergrepen te erkennen, en op grond van die lettergrepen te komen tot een wezenlijk onderscheid tussen klinkers en medeklinkers. Ten over- | |
[pagina 164]
| |
vloede zij er hier nogmaals op gewezen dat het erkennen van syllabes niet het erkennen van syllabegrenzen hoeft te impliceren. Verder spreekt het vanzelf dat een opmerking als die van Haugen: ‘the syllable is the most convenient framework for describing the distribution of phonemes’Ga naar eindnoot22. met deze beschouwingswijze niet in overeenstemming is te brengen. Wanneer wij nu trachten het zojuist gekenschetste syllabebegrip toe te passen op het Frans, dan hebben we ons dus in de eerste plaats af te vragen met welke prosodische verschijnselen we daar te maken hebben. Men is het er algemeen over eens dat het zogenaamde ‘intensiteitsaccent’ aan het eind van woorden of klankgroepen in het Franse taalgebruik geen fonologische status heeft,Ga naar eindnoot23. en hiervan zullen we ons dus niet kunnen bedienen om lettergrepen te onderscheiden in het Frans. Is men nu, met Martinet, van mening dat de zinsintonatie ook niet of nauwelijks tot het Franse taalsysteem behoort,Ga naar eindnoot24. dan is men genoodzaakt om, zoals Martinet doet,Ga naar eindnoot25. het Frans te beschouwen als een taal zonder syllabes. Is men daarentegen, met ons, van mening dat die intonatie wel degelijk tot het taalsysteem behoort,Ga naar eindnoot26. dan is het mogelijk om bijvoorbeeld lier te beschouwen als bestaande uit twee (fonologische) lettergrepen en pied als bestaande uit één (fonologische) lettergreep. Het eerste woord kan namelijk, bijvoorbeeld aan het einde van een zin, worden gecombineerd met twee verschillende toonhoogtes, - en - (respectievelijk hoog ‘level’ en midden ‘level’), hetgeen voor het tweede woord niet mogelijk is (vgl. Pikes definitie van de lettergreep: ‘unit of actual or potential ... intonation placement ...’). Men zou dus geneigd kunnen zijn te concluderen dat het Frans wel lettergrepen bezit. Vragen we ons nu af hoe het met de grenzen van die vermeende Franse syllabes is gesteld, dan moeten we constateren dat de (fonetische) syllabificatie in het Frans wordt beschreven als in het algemeen binnen door (eventueel virtuele) pauzes omgeven klankgroepen alleen bepaald door de opeenvolging van klinkers en medeklinkers, zonder dat grenzen tussen woorden of delen van woorden daarop enige invloed uitoefenen. Bally zegt: ‘la constitution des mots et des syllabes contribue à fondre les éléments dans un tout uniforme: nous rappelons que l'initiale vocalique n'est pas protégée contre le contact avec la finale du mot précédent, parce que son articulation n'est pas énergique et n'est pas précédée d'une occlusion laryngale. Les consonnes finales, de leur côtù, sont toutes prêtes à se fondre avec une voyelle suivante, à cause de leur articulation explosive ou prolongée, en sorte que toute consonne finale forme une seule syllabe avec une initiale suivante (pâte: pâ-t'à gâ-teau)’.Ga naar eindnoot27. Dit betekent dat de (fonetische) syllabificatie in het algemeen automatisch is en derhalve geen fonologische status heeft. Hierop zijn echter een aantal uitzonderingen, zowel binnen het woord als op de grens tussen | |
[pagina 165]
| |
twee woorden. Veel nuttig werk is op dit gebied gedaan door Delattre.Ga naar eindnoot28. Hij beschrijft bijvoorbeeld hoe le couple est complet verschillend gerealiseerd kan worden van le couplet complet, namelijk als lə-kupl-ε-kõ-plε tegenover lə-ku-plε-kõ-plε.Ga naar eindnoot29. Ook al is men het niet eens met het begrip van de (fonetische) spanningssyllabe à la Grammont dat Delattre hanteert, dan geven zijn artikelen toch een overvloed van mooi materiaal voor een fonologische beschrijving van dergelijke gevallen. Door een en ander lijkt de wenselijkheid om in het Frans lettergrepen te onderscheiden nog groter geworden. Nu kent het Engels veel gevallen van een soortgelijk verschil als dat tussen le couple est complet en le couplet complet, bijv. dat van a name en an aim. Voor het beschrijven van dergelijke verschillen hanteert o.a. HarrisGa naar eindnoot30. het begrip juncture in plaats van syllabificatieregels, en hij transcribeert de beide uitdrukkingen als respectievelijk ae-neym en aen-eym. Naar aanleiding hiervan merkt Haugen terecht op dat juncture ‘does not account for all the divisions provided by the traditional syllable’.Ga naar eindnoot31. Iets verder concludeert hij dat het aantal (fonologische) lettergrepen in een bepaalde taal niet identiek is met het aantal junctures, en dat deze laatste kunnen worden gedefinieerd in hun eigen termen onafhankelijk van de lettergreep. Dit lijkt ons juist, al zijn we het met de andere conclusies waartoe Haugen komt niet zonder meer eens. Indien dit nu zo is, dan geeft het voorkomen van opposities als die tussen le couple est complet en le couplet complet ons geen enkele aanleiding om in het Frans lettergrepen te onderscheiden, en rest ons dus slechts het feit dat, gezien onze voorbeelden lier en pied, de Franse prosodie wel voor het erkennen van dergelijke eenheden lijkt te pleiten. Wanneer we nu echter de kring weer sluiten en, na de lettergreep te hebben gedefinieerd in verband met de prosodie, de klinker definiëren in verband met de lettergreep, met dien verstande dat er evenveel klinkers zijn als er syllabes zijn, dan blijkt het overbodig om voor het Frans een eenheid tussen de prosodische elementen en de klinkers aan te nemen, Immers, in plaats van te zeggen dat lier, gezien zijn prosodische mogelijkheden, uit twee lettergrepen bestaat en dus twee klinkers bevat, kunnen we, zonder een essentiële schakel uit de redenering weg te nemen. zeggen dat lier, gezien zijn prosodische mogelijkheden, twee klinkers bevat. Wanneer wij aldus het Frans beschouwen als een taal zonder syllabes, dan zijn de consequenties daarvan dat de beschrijving van de Franse fonologie een hoofdstuk zal moeten bevatten over de junctures en dat de foneemdistributie niet zal moeten worden beschreven in het kader van de lettergreep of het woord, maar in het kader van grotere eenheden, begrensd door junctures en pauzes. W. Zwanenburg |
|