Boekbespreking
A.-M. Malingrey, ‘Philosophia’, Étude d'un groupe de mots dans la littérature grecque, des Présocratiques au IVe siècle après J.-C. (Études et Commentaires XL), Paris, Klincksieck 1961. 328 blz. NF. 32.-.
De schrijfster, die na inleidende hoofdstukken over philosophia, philosophos en philosophein bij de oudere Griekse wijsgeren en bij de vertegenwoordigers van de Hellenistisch-Joodse cultuur de ontwikkeling van deze termen in de Christelijke literatuur uitvoerig behandelt, merkt bescheiden op (bl. 27): ‘Ses résultats (d.w.z. les résultats d'une telle enquête) sembleront peut-être disproportionnés avec le temps et les soins qu'elle a exigés.’ Nee, de tijd en de moeite niet waard mag men dit onderzoek zeker niet noemen. Maar wel moet men de vraag stellen, of het niet de voorkeur had verdiend de uitkomsten samen te vatten in een boek of artikel van veel geringere omvang. Dat alle besproken passages in het Grieks geciteerd worden, kan de lezer, die de teksten niet steeds tot zijn beschikking heeft, alleen maar waarderen; dat zij ook waar het de eenvoudigste zinnetjes betreft, consequent vertaald worden, lijkt overbodig; dat telkens bij de verschillende schrijvers wordt vermeld, dat zij philosophia en philosophos ook gebruiken in de een of andere overal voorkomende betekenis, kan van belang zijn; dat hiervoor bewijsplaatsen worden uitgeschreven en vertaald, is te veel van het goede. Had de schrijfster haar resultaten een bondiger vorm gegeven, dan zou er minder aanleiding geweest zijn voor haar verwachting: ‘Elle (sc. cette enquête) met ainsi à l'épreuve la patience du lecteur qui sera probablement tenté de lui reprocher tantôt ses subtilités, tantôt sa monotonie.’ Inderdaad. Gelukkig geven samenvattingen de lezer gelegenheid zich te realiseren, dat hier interessante feiten aan het licht gebracht worden omtrent de ontwikkeling van de begrippen philosophia en philosophos en omtrent de invloed die enerzijds de historische omstandigheden, anderzijds de persoonlijke aanleg en belangstelling van figuren
als Clemens, Origenes, Basilius, Johannes Chrysostomus daarop gehad hebben.
Natuurlijk kan men ten aanzien van details met de schrijfster van mening verschillen. Een enkele maal is een vertaling niet geheel juist, bijv. die van Arist. EN 1096 a 16 op bl. 57, die van φιλοσοφίας ἄγαλμα op bl. 294. - Ter illustratie van de stelling ‘Cette notion de désir est tellement inhérente au mot philosophia que, dans la mesure où s'impose l'espoir d'une satisfaction immédiate, le mot lui-même arrive à disparaître’ wijst de schrijfster (p. 290) op het veelvuldig voorkomen van sophos, niet van philosophos, in de fragmenten van de Oude Stoa, doch het voorbeeld is onjuist: volgens deze school is de Wijze even zeldzaam als de vogel phoenix. Maar haar ethiek is een ethiek van zwart en wit. Wie niet wijs is, is dwaas. Dat geldt ook voor degene die naar wijsheid streeft, en de Wijze eist, als concretisering van het zedelijk ideaal, alle aandacht voor zich op. - Misschien zou de schrijfster haar uitspraak (p. 299) ‘le mot philosophia contient, dès l'origine, un appel et un avertissement: le philosophos est invité à exercer son intelligence, mais aussi à en mesurer les limites’ hebben herzien, als zij vóór het verschijnen van haar boek nog had kunnen kennis nemen van het artikel van W. Burkert, Platon oder Pythagoras? Herm. 88 (1960) 159-177.
Maar de schrijfster verdient alle hulde voor dit degelijke werk, waarvan wij speciaal het hoofdstuk over Johannes Chrysostomus met genoegen hebben gelezen.
Abcoude
W. Wiersma