Voorwoord
Het welslagen van het congres over ‘De Roman’ deed het bestuur van het ‘Oosters Genootschap in Nederland’ opnieuw besluiten één onderwerp centraal te stellen op het 17de huishoudelijke congres dat het van 27-29 september te Leiden organiseerde. Ditmaal werd besloten aan de orde te stellen ‘De Poëzie, haar wezen en haar plaats in de cultuur’, een thema zeker niet minder gecompliceerd en problematisch dan dat van het congres van 1959.
Inrichting van het congres en wijze van behandeling van het algemene onderwerp waren in hoofdzaak gelijk aan het vorige. Ook nu waren een aantal vooraanstaande Oriëntalisten uitgenodigd over de poëzie in hun gebieden van specialisatie te spreken, terwijl prof. J.C. Kamerbeek en prof. J.C. Brandt Corstius als beoefenaars van op het Westen gerichte literatuurwetenschap gevraagd waren resp. om over bepaalde kanten van de Griekse poëzie te spreken en om aan het slot van het congres een samenvattende beschouwing te geven van hetgeen door de verschillende sprekers te berde was gebracht. In deze samenvatting kon de voordracht van prof. Kohlbrugge over Perzische poëzie niet worden verwerkt. De reden hiervan is dat prof. Kohlbrugge haar lezing hield in een der sectiebijeenkomsten die naast de plenaire vergaderingen op de ochtend van de eerste congresdag plaatsvonden. Zowel het bestuur van het Oosters Genootschap als de redactie van Forum der Letteren waren evenwel van mening dat haar voordracht die zo geheel in het kader van het algemene onderwerp past, hier niet mocht ontbreken.
De redactie van Forum der Letteren en het bestuur van het Oosters Genootschap stellen het bijzonder op prijs dat door bijzondere medewerking van de firma Sijthoff het mogelijk is geworden de teksten van alle voordrachten in één aflevering verenigd, aan de lezer te kunnen aanbieden. Zij rekenen er op dat deze aflevering een even goede ontvangst ten deel zal vallen als het romannummer.
Redactie Forum der Letteren
Bestuur van het Oosters Genootschap in Nederland