Commentaar
Wie mocht denken, dat onze mederedacteur wat overdreef toen hij het overzicht van de grammatica's van het Nederlands, Frans, Duits en Engels samengesteld door de samenwerkende leraren van het Praediniusgymnasium te Groningen in het mei-nummer van de vorige jaargang aan de kaak stelde, vergist zich. Met de koningin van Scheba kan ik zeggen na kennisneming van het tweede overzicht, waarin nu ook de klassieke talen betrokken zijn: de helft is mij nog niet aangezegd. Op zich zelf is het misschien niet zo erg dat een ongelukkig grammaticaatje verschijnt; er zijn er zo vele, waarbij men niet zeker weet of de één voor de negen van het jaartal van verschijnen er niet bij vergissing is bijgezet. Erger is dat men uit dit anno 1960 verschenen geschrift kan afleiden, hoe voormiddeleeuws het grammaticale onderwijs althans op bepaalde scholen nog steeds is. En verder hoe de publicatie van dergelijke werkjes (notabene in een universiteitsstad) niet op enige moeilijkheid stuit. Hoe blijkbaar noch de uitgever, noch de leiding van de school, noch de inspectie, noch wie ook, in plannen tot het maken van dit soort monstruosa wordt gekend en hoe de kinderen tenslotte rustig het slachtoffer kunnen worden van deze zwaar belegen en verlegen grammaticale kost. Een mijner collegae pleegt wel op te merken dat de eenmaal taalkundig bevoegd geachte alles kan en mag, zulks in tegenstelling tot bijv. de ingenieur, die nauwkeurig op de vingers gekeken wordt, als hij een brug te bouwen heeft. Een slecht gebouwde brug kan namelijk velen het leven kosten, een slechte spraakkunst hindert slechts kinderen bij het onderwijs en onthoudt hen inzicht in een apparatuur die zij hun hele leven zullen hebben te hanteren, maar dit schijnt nauwelijks iets waar men zich druk over hoeft te maken.
E.M.U.