Rectificatie en aanvulling
In het artikel Contra-revolutionaire journalistiek omstreeks 1853 in Forum der Letteren I (1960), pp. 233-246 uitte ik in noot 13 (p. 245) de onderstelling, dat J. Bakker Korff, toen hij er schande van sprak, dat het christelijk Nederland ‘een joodschen minister van justitie duldde’, maar wat fantaseerde. Mijn collega Jhr. prof. dr. P.J. van Winter was echter zo vriendelijk mij onder verwijzing naar C.W. de Vries: Het grondwettig koningschap onder koning Willem III. 's-Gravenhage, 1946, pp. 79-90 erop attent te maken, dat tegen eind juni 1852 de benoeming overwogen werd van de (ook door mij ter plaatse genoemde) mr. M.H. Godefroi en, na overwonnen bedenkingen van Willem III, doorgegaan zou zijn, als de betrokkene haar niet had geweigerd. In dezen was Bakker Korff dus zeer goed geïnformeerd.
L.J. Rogier