Forum der Letteren. Jaargang 1960
(1960)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |||
Strijdbaar non-conformismeHet in 1956 verschenen werk van Günther Anders Die Antiquiertheit des MenschenGa naar eindnoot1. is een boek waarvan de intenties zich pas na voortgezette en zorgvuldige lectuur beginnen af te tekenen. De titel is op het eerste gezicht raadselachtig. Voorlopige oriëntatie verschaft de ondertitel: Über die Seele im Zeitalter der zweiten industriellen Revolution. Dat klinkt wellicht ietwat overmatig elegisch, maar men late zich door deze schijn niet misleiden. Al weldra blijkt wat de auteur voor ogen heeft gestaan: het ontwerpen van een ‘Theorie unseres Zeitalters’.Ga naar eindnoot2. Wel te verstaan: een kritische theorie, die o.m. als kritiek der techniek tot uiting komt. Het is dan ook tegen de achtergrond van de cultuurkritische traditie in het Westerse denken dat de eigenaardigheid en originaliteit van Anders' werk zich het best laat beschrijven. | |||
I‘Wat er aan cultuurkritiek in de 19e eeuw geboden is, is feitelijk steeds het constateeren van haar steeds toenemende cultuurloosheid geweest’. Deze globale uitspraak van Jan RomeinGa naar eindnoot3. roept om nadere specificatie. De 19e-eeuwse cultuurkritiek zal haar rijke veelvormigheid het volledigst demonstreren, wanneer men de thema's tracht te onderscheiden die door het cultuurkritisch denken aan de orde werden gesteld.Ga naar eindnoot4. De ongekend snelle evolutie die zich allerwegen voordeed, kon het gevaar oproepen van eenzijdige ontwikkeling. Cultus van het verstand en cultus van het gevoel werden om strijd gedenuntieerd. Men maakte zich zorgen zowel om de voortschrijdende massificatie als om het hand over hand toenemend individualisme. Verdeling van arbeid en specialisatie, door velen verheerlijkt als kenmerken van de nieuwe tijd, werden door anderen hartstochtelijk afgewezen als gevaren voor de ontplooiing der menselijke persoonlijkheid. Socialistisch was het protest tegen de ‘Entfremdung’ van de arbeider, esthetisch de klacht om het verlies van stijl dat zich in kleding, meubilering en bouwtrant manifessteerde - om het gebruik van vormen waaraan geen levende inhoud meer beantwoordde. Al naar gelang van het standpunt dat men innam, werd de moderne maatschappij dus gezien als te veel of te weinig gedifferentieerd, als lelijk, als onrechtvaardig - het daarin gekweekte mensentype als incompleet of als onharmonisch: lijdend aan hypertrofieën van de meest fatale aard. Deze thema's komen bij onderscheiden auteurs in alle denkbare combinaties voor, maar één hoofdthema hebben zij allen, of bijna allen, | |||
[pagina 34]
| |||
gemeen: de kritiek op het dogma van de Vooruitgang als de ideologie waarin de onkritische meerderheid zich rekenschap meende te kunnen geven van de zin der zich voltrekkende evolutie. ‘Le progrès, entendu de la façon vulgaire, est un radotage creux’: Amiel in 1871.Ga naar eindnoot5. ‘Quoi de plus absurde que le Progrès’ ...: Baudelaire omstreeks 1860.Ga naar eindnoot6. ‘Die Menschheit stellt nicht eine Entwicklung zum Besseren oder Stärkeren oder Höheren dar, in der Weise, wie dies heute geglaubt wird. Der “Fortschritt” ist bloß eine moderne Idee, das heißt eine falsche Idee. Der Europäer von Heute bleibt in seinem Werthe tief unter dem Europäer der Renaissance; Fortentwicklung ist schlechterdings nicht mit irgend welcher Nothwendigkeit Erhöhung, Steigerung, Verstärkung’: Nietzsche in 1888.Ga naar eindnoot7. ‘Society never advances. It recedes as fast on one side as it gains on the other’: Emerson in 1841.Ga naar eindnoot8. ‘As regards human progress ..., let them believe in it who can, and aid in it who choose ...’: Hawthorne in 1852.Ga naar eindnoot9. Naarmate het geloof in de vooruitgang luider werd beleden, stuitte het op een groeiend verzet van verspreide frondeurs, tussen wier uitspraken achteraf een curieuze overeenstemming te constateren valt. - Kritiek op de vooruitgang nam al vroeg de vorm aan van bezinning op de relatie tussen doel en middelen. Klassiek in dit opzicht is Mathew Arnold's essay Culture and Anarchy van 1869: ‘Faith in machinery is [...] our besetting danger; often in machinery most absurdly disproportioned to the end which this machinery, if it is to do any good at all, is to serve; but always in machinery, as if it had a value in and for itself. What is freedom but machinery? What is population but machinery? What is coal but machinery? What is wealth but machinery? What are, even religious organisations but machinery? ...’Ga naar eindnoot10. Maar Arnold had een voorganger gehad in Samuel Taylor Coleridge, die al een kleine veertig jaar eerder met betrekking tot de middelen uitriep: ‘With these the age, this favoured land, teems: they spring up, the armed host, - seges clypeata - from the serpent's teeth sown by Cadmus: ... mortalia semina, dentes. In every direction they advance, conquering and to conquer. Sea and land, rock, mountain, lake and moor, yea nature and all the elements, sink before them, or yield themselves captive! But the ultimate ends? Where shall I seek for infbrmation concerning these? ...’Ga naar eindnoot11. Zo oordeelde in Engeland een tijdgenoot en ooggetuige van de eerste industriële revolutie. Merkwaardigerwijze valt er een bijna gelijktijdige Franse uitspraak naast te leggen: ‘Ainsi l'industrialisme ne peut jamais devenir le beau idéal de la civili- | |||
[pagina 35]
| |||
sation. L'industrialisme ne peut être qu'un moyen, il ne sauroit être un but.’Ga naar eindnoot12. Dit schreef in 1826 de bijna totaal vergeten auteur Cyprien Desmarais, aan wie men op grond van zulk een uitspraak een bijzonder scherp bewustzijn van de moderne problematiek zou willen toeschrijven. Het is wel niet toevallig dat juist ook de Amerikanen - sómmige Amerikanen! - al vroeg hebben opgemerkt waar de schoen wrong. Spitse formuleringen treft men aan bij Thoreau en Emerson. ‘... Our inventions are wont to be pretty toys, which detract our attention from serious things. They are but improved means to an unimproved end ...’Ga naar eindnoot13. ‘We do not ride on the railroad; it rides upon us.’Ga naar eindnoot13. Dezelfde paradox in andere vorm: ‘The weaver becomes a web, the machinist a machine. If you do not use the tools, they use you. All tools are in one sense edge-tools, and dangerous’.Ga naar eindnoot14. Het gevaar van de verwisseling van doel en middelen was dus al gesignaleerd lang voordat Nietzsche alarm blies: ‘Wir gehören einer Zeit an, deren Kultur in Gefahr ist, an den Mitteln der Kultur zugrunde zu gehen’.Ga naar eindnoot15. Wanneer omstreeks 1900 die verwisseling als een kenmerk der moderne civilisatie wordt gezien, dan geschiedt zulks op het voetspoor van Nietzsche, en door toedoen van denkers die men als zijn discipelen kan beschouwen. ‘het is [...] voldoende bekend dat bij de stoffelijke en geestelijke versplintering der hedendaagsche samenleving in vele dingen het begrip der verhoudingen te loor is gegaan zoodat doel is geworden wat middel moest zijn’. (Alphons Diepenbrock, 1898)Ga naar eindnoot16. ‘In welchem bereich man sich heut umtun mag, ob man wirken oder betrachten, schaffen oder geniessen will: überall begegnet man demselben merkmal, fühlt sich von demselben prozess ergriffen oder bedingt, gefördert oder gestört: was früher mittel war ist endzweck geworden, die organe haben sich freigemacht von ihrer bestimmung und funktionieren selbständig weiter. Von gröbsten äusseren formen der zivilisation bis in die kaum mehr wägbaren geistigkeiten hinein durchdringt diese tendenz mehr oder minder erfolgreich fast alle kräfte der modernen welt’. (Fr. Gundolf, 1911)Ga naar eindnoot17. ‘Der Geist der modernen Zivilisation dokumentiert sich als eine Dekadenzerscheinung darin, daß er überall ein Nachlassen der zentralen, leitenden Kräfte im Menschen gegen die Anarchie seiner automatischen Strebungen bedeutet, ein Vergessen der Zwecke über der Entfaltung bloßer Mittel. Und eben das ist Dekadenz’. (Max Scheler, ± 1915)Ga naar eindnoot18. Een variant op het protest tegen de verwisseling van doel en middelen | |||
[pagina 36]
| |||
(het hic et nunc te voltooien leven gesubordineerd aan de in principe onvoltooibare vervolmaking van de technische middelen) wordt gevormd door de hekeling van een eenzijdige en dientengevolge absurde preoccupatie met de toekomst ten koste van het heden (het concrete leven ondergeschikt aan een abstracte toekomst). Deze vorm van kritiek vindt men reeds bij Pascal, maar dan toch wel zonder cultuurkritische pointe: ‘...Le présent n'est jamais notre fin: le passé et le présent sont nos moyens; le seul avenir est notre fin. Ainsi nous ne vivons jamais, mais nous espérons de vivre; et, nous disposant toujours à être heureux, il est inévitable que nous ne le soyons jamais.’Ga naar eindnoot19. Ook bij Jean Paul Richter heeft een analoge gedachtengang nog een zuiver moralistisch karakter: ‘Mache deine Gegenwart zu keinem Mittel der Zukunft; denn diese istja nichts als eine kommende Gegenwart, und jede verachtete Gegenwart war ja eine begehrte Zukunft’.Ga naar eindnoot20. Maar bij de Franse romantici van de 19e eeuw klinkt het protest tegen utilitarisme en utopisme: ‘Est-il rien au monde de plus subversif et de plus funeste que cette fiévreuse préoccupation de l'avenir qui dégoûte du présent et vous rend la vie insupportable par l'espérance de félicités chimériques?’ (Gautier, 1841)Ga naar eindnoot21. ‘L'Humanité toujours future avant tout! L'individu présent n'est rien ...’ (Villiers de l'Isle-Adam, 1888)Ga naar eindnoot22. Het ligt in de lijn der verwachting dat men deze variant ook bij Nietzsche en trawanten aantreft: ‘Das Leben für die Zukunft - das ist eine Folge der Moral, bei der das ganze Leben, das heisst die Summe aller gegenwärtigen Momente, eine Thorheit und Jagd und Unannehmlichkeit wird’.Ga naar eindnoot23. ‘Der geist des fortschritts ist zwiefach selbstbetrügerisch. Er gibt vor die welt wirklichst zu besitzen und hat sie ganz verloren, besitzt in wahrheit nur den schein von teilen, will ganz der wirklichheit gehören und ist der verwegenst ideologische mit seinem in keinem Wirklichen - nicht einmal wie die Romantik in der vergangenheit - einen anhalt habenden zukunftsspuk’. (Berthold Vallentin, 1910)Ga naar eindnoot24. Een variant van deze variant, toegespitst op de kennistheorie, leverde een kwart eeuw later Ortega y Gasset: ‘Het leven is haast en moet dringend weten waaraan zich te houden en het is nodig van die dringende haast de methode van de waarheid te maken. Het progressisme dat de waarheid in een vaag “morgen” verplaatste, is de verdwazende opium van de mensheid geweest. Waarheid is wat nu waarheid is en niet wat men in een onbepaalde toekomst zal ontdekken’.Ga naar eindnoot25. Otto Gmelin zag de samenhang tussen progressisme en ‘futurisme’ als specifiek burgerlijk: | |||
[pagina 37]
| |||
‘Der Bürger lebt wesentlich der Zukunft und zwar über seine eigene Zukunft hinaus der seiner Familie, seiner Kinder und Enkel, seinem Volk oder der Zukunft irgendeiner Gemeinschaft. Er sorgt. Dies Wort im doppelten Sinn genommen: Arbeiten für die Zukunft und sich Sorgen machen um die Zukunft ... Der Bürger lebt den Augenblick nicht’.Ga naar eindnoot26. ‘Die Zukunft muß immer in irgendeiner Weise mehr sein als die Vergangenheit und Gegenwart. Sonst könnte sie dem Bürger nicht die Kraft zu seinem Leben geben. Jedes Leben ist zugleich Mehr-Leben und Mehr-als-Leben. Also muß es einen Fortschritt, eine Entwicklung, einen Aufbau geben. Der Glaube daran ist der Ersatz für den Verzicht oder die innere Unmöglichkeit des “reinen” Augenblicks und der Selbsterfüllung des Individuums’.Ga naar eindnoot27. Verwant hiermee, maar doortastender als proeve van cultuursociologische verklaring is het volgende aperçu van Jean-Paul Sartre, waarmee wij tot de verhouding van doel en middel terugkeren: ‘[le bourgeois] est le moyen terme élevé à la toute-puissance; il a donc dans le couple indissoluble du moyen et de la fin, choisi de donner la première importance au moyen. La fin est sous-entendue, on ne la regarde jamais en face, on la passe sous silence; le but et la dignité d'une vie hummaine c'est de se consumer dans l'agencement des moyens; il n'est pas sérieux de s'employer sans intermédiaire à produire une fin absolue; c'est comme si l'on prétendait voir Dieu face à face sans le secours de l'Eglise. On ne fera crédit qu'aux entreprises dont la fin est l'horizon en perpétuel recul d'une série infinie de moyens’.Ga naar eindnoot28. ‘La fin est sous-entendue, on ne la regarde jamais en face’: Scheler bedoelde wel hetzelfde verschijnsel, toen hij van ‘ein Vergessen der Zwecke’ sprak. Ook de Zwitser Hermann Steinhausen heeft zich met deze problematiek beziggehouden: ‘Der Liberalismus, der in seiner edelsten Ausprägung die prinzipielle Ausschaltung physischer Gewalt bei der Durchsetzung von Zielen bedeuten wollte, der seinem Prinzip nach jedes mögliche geistige Ziel freigibt, kann - mit bösen Augen betrachtet - allerdings ein prinzipielles Ausweichen vor der Gewissensfrage nach dem Ziel, kann die Unfähigkeit bedeuten, auf die drängende Frage nach dem “Wozu” des Lebens eine eindeutige Auskunft zu geben’.Ga naar eindnoot29. Ook deze versie is niet zonder predecent in de 19e eeuw: ‘Het “hoogste liberalisme” en de “hoogste liberaal”, dat is de liberaal zonder enig concreet doel ...’Ga naar eindnoot30. In dit verband mag men niet vergeten dat Mathew Arnold's kritiek op het geloof in ‘machinery’ een kritiek op het vulgaire liberalisme inhield: ‘Freedom [...] was one of those things which we thus worshipped in itself, without enough regarding the ends for which freedom is to be desired ...’Ga naar eindnoot31. | |||
[pagina 38]
| |||
Ja, hij noemt ‘faith in machinery’ ‘the bane of middle-class Liberalism’Ga naar eindnoot32. en hekelt het blinde, doel-vergeten vooruitgangsgeloof van Manchesterse proveniëntie met de pen van een geboren satiricus: ‘... if we are sometimes a little troubled by our multitude of poor men, yet we know the increase of manufactures and population to be such a salutary thing in itself, and our free-trade policy begets such an admirable movement, creating fresh centres of industry and fresh poor men here, while we were thinking about our poor men there, that we are quite dazzled and borne away, and more and more industrial movement is called for, and our social progress seems to become one triumphant and enjoyable course of what is sometimes called, vulgarly, outrunning the constable’.Ga naar eindnoot33. Arnold kon moeilijk weten dat zijn generatiegenoot AmielGa naar eindnoot34. terzelfder tijd gedachten van soortgelijke strekking in zijn dagboek noteerde: (over de Westerse wereld) ‘Sa passion du progrès tient en grande partie à une infatuation, qui consiste à oublier le but et s'absorber dans la gloriole des petits pas faits les uns devant les autres; au besoin même, cet enfant confond changement avec amélioration, recommencement avec perfectionnement’.Ga naar eindnoot35. Van enige tientallen jaren later, maar toch nog van vóór 1914, dateert die merkwaardige filosofische dialoog Entre les Deux Mondes waarin Gulgielmo Ferrero een der gesprekspartners - de meest bezonnene - volgende woorden in de mond geeft: ‘... le jour où l'homme sera sorti de cette route du progrès, il comprendra combien est vaine et mortelle l'illusion de courir pour courir, de s'agiter pour s'agiter, de convoiter la richesse pour elle-même, comme il fait à présent ...’Ga naar eindnoot36. Wat alle drie gezien hebben is de samenhang, het structureel verband tussen vooruitgangs-craze en doelvergetenheid: datgene wat ik voorlopig ‘atelisme’ zou willen noemen.Ga naar eindnoot37. Uitlatingen als de hier aangehaalde kunnen op zichzelf beschouwd, puur persoonlijke reacties schijnen of in het gunstigste geval vernuftige aperçu's, maar verwerven, naast elkaar gelegd, een documentaire waarde die stijgt met elke nieuwgevonden analogie. Elke analogie die niet op ontlening berust, versterkt namelijk de waarschijnlijkheid dat de cultuurcritici méér zijn dan ‘mere railers against progress’ (om een uitdrukking van William Morris te gebruiken), dat hun bevindingen corresponderen met in de werkelijkheid gegeven structuren, die aan scherpziende ogen niet kunnen ontgaan. Zo vinden we een verwante thematiek in het werk van de begaafde Amerikaanse cultuurfilosoof Lewis Mumford, zonder dat hij nu speciaal bij Mathew Arnold in de leer schijnt te zijn geweest (hoogstens kan men vermoeden dat hij bij de oudere traditie van zijn landgenoten Emerson, Thoreau en Hawthorne aanknoopt): | |||
[pagina 39]
| |||
‘Unlike the organic patterns of movement through space and time, the cycle of growth and decay, the balanced motion of the dancer, the statement and return of the musical composition, progress was motion toward infinity, motion without completion or end, motion for motion's sake. One could not have too much progress [...]: for progress was a good in itself independent of direction or end’.Ga naar eindnoot38. Elders karakteriseert hij de verheerlijking van de machine als ‘purposeless materialism’: ‘Its particular defect is that it casts a shadow of reproach upon all the non-material interests and occupations of mankind: in particular, it condemns liberal esthetic and intellectual interests because “they serve no useful purpose”’.Ga naar eindnoot39. ‘... to the extent that this materialism is purposeless, it becomes final: the means are presently converted into an end’.Ga naar eindnoot40. Bijzonder fraai wordt hier in het licht gesteld hoe juist het utilitarisme, dat de mond vol heeft van ‘useful purpose’, in atelisme omslaat. Mumford beschrijft met voorliefde zulke dialectische buitelingen (of ‘perversions’, zoals hij ze bij gelegenheid noemt). Zo wanneer de geestesgesteldheid ter sprake komt die in de tijd der eerste industriële revolutie prevaleerde, toen men zich op zijn werkelijkheidszin liet voorstaan: ‘The values of the paleotechnic economy were topsy-turvy. Its abstractions were reverenced as “hard facts” and ultimate realities; whereas the realities of existence were treated by the Gradgrinds and Bounderbys as abstractions, as sentimental fancies, even as aberrations’.Ga naar eindnoot41. Hier komt een nieuw en wijdvertakt thema van cultuurkritiek in het zicht: de technische mens, die zich door de macht van het abstraherend verstand de wereld onderwerpt, vervreemdt zich daardoor van de werkelijkheid; of nog algemener gesteld: men heeft, door welke oorzaken dan ook, zijn greep op de realiteit verloren en daardoor een schade geleden die met het woord ‘cultuurloosheid’ niet afdoende kan beschreven worden.Ga naar eindnoot42. In onze tijd is het Gabriel Marcel die zijn eigen werk beschouwt als ‘een hardnekkige en onvermoeide strijd tegen de geest der abstractie’, en A. Roland Holst, die (ware) ‘werkelijkheid’ tegen slechte ‘feitelijkheid’ uitspeelt. Maar een eeuw eerder signaleerde Kierkegaard al abstractie en onwerkelijkheid als symptomen van verval: ‘Man lächelt über das Klosterleben und doch lebte kein Eremit so unwirklich, wie man heutzutage lebt, denn ein Eremit abstrahierte wohl von der ganzen Welt, aber [...] nicht von sich selbst’.Ga naar eindnoot43. En elders: ‘... die Nivellierung ist der Sieg der Abstraktion über die Individuen’.Ga naar eindnoot44. | |||
[pagina 40]
| |||
Van beperkter strekking, maar niet minder belang is een uitspraak als de volgende: ‘So wird schlieBlich Geld das einzig Begehrte, es ist ja auch etwas Repräsentatives und eine Abstraktion’.Ga naar eindnoot45. Verwante geluiden worden vernomen in het wilhelminische Duitsland van kort voor 1914: ‘Indem ich vor unserer Neigung zum Irrealen warne, meine ich nun nicht etwa die Ideen selbst. Sie sind, sobald sie wirken, das Realste, was es überhaupt gibt, viel realer, als etwa das Geld, das gerade die Neigung hat, das Leben unwirklich zu machen’.Ga naar eindnoot46. Uitvoeriger en principiëler werd het geld, als symbool van de moderne maatschappij, aan de kaak gesteld door Gundolf: ‘Das geld, die unwirklichkeit als gegenstand, die abstrakte geltung an sich, als der herr der welt: das ist das sinnbild des zustandes den wir konstatieren. Solange die welt eine bindende leibhafte mitte hatte, war geldwirtschaft, aber kein kapitalismus möglich, da überall in einem leibhaft begrenzten ein maass gegeben war. Heut rollt das geld aus sich selbst, und von dieser welt aus ist ein ende nicht abzusehen. Der weg führt vom zentrum ins unendliche, und nur ein zentrum das seine organe in der gewalt hat könnte dem zentrifugalen taumel begegnen. Solch bindekräftiges zentrum fehlt, seit an stelle des göttlich leibhaften die abstraktionen getreten sind’.Ga naar eindnoot47. Parallel met de kritiek op het geld loopt de kritiek op die andere, bij uitstek moderne macht: de dagbladpers. Het is merkwaardig, met welk een heftigheid dichters en denkers de pers en bloc hebben afgewezen, zonder de enorme kwaliteitsverschillen in aanmerking te nemen die de dagbladwereld van oudsher gekend heeft.Ga naar eindnoot48. Théophile Gautier (1834): ‘La lecture des journaux empêche qu'il n'y ait de vrais savans et de vrais artistes; c'est comme une pollution quotidienne qui vous fait arriver énervé et sans forces sur la couche des muses, ces filles dures et difficiles qui veulent des amans vigoureux et tout neufs’. En aansluitend bij Victor Hugo: ‘Le journal tue le livre, comme le livre a tué l'architecture, comme l'artillerie a tué le courage et la force musculaire’.Ga naar eindnoot49. Baudelaire (± 1860): ‘Tout journal, de la première ligne à la dernière, n'est qu'un tissu d'horreurs [...] Et c'est de ce dégoûtant apéritif que l'homme civilisé accompagne son repas de chaque matin. Tout en ce monde, sue le crime: le journal, la muraille et le visage de l'homme. Je ne comprends pas qu'une main pure puisse toucher un journal sans une convulsion de dégoût’.Ga naar eindnoot50. Richard Wagner (1879): ‘Daß wir ein Volk von Zeitungslesern geworden sind, hierin liegt eben unser Verderb. Wie würde es denn jener literarischen Straßenjugend beikommen, das Edelste mit schlechten | |||
[pagina 41]
| |||
Witzen zu besudeln, wenn sie nicht wüßten daß sie uns damit eine angenehme Unterhaltung gewähren?’Ga naar eindnoot51 Nietzsche (1883): ‘Seht mir doch diese Überflüssigen! Krank sind sie immer, sie erbrechen ihre Galle und nennen es Zeitung’.Ga naar eindnoot52 R.L. Stevenson (1886) ‘... to me the press is the mouth of a sewer, where [...] everything prurient and ignoble, and essentially dull, finds its abode and pulpit’.Ga naar eindnoot53 Roland Holst (1919): ‘de pers, die eindelooze en afschuwelijke kroniek van een wereld die zichzelf belijdt’.Ga naar eindnoot54 Voor de hier gevolgde gedachtengang is het van bijzondere betekenis dat Kierkegaard verband legde tussen de invloed van de pers en de triomf van de geest der abstractie: ‘Damit die Nivellierung eigentlich zustande kommen soll, muß erst ein Phantom zuwege gebracht werden, ihr Geist, eine ungeheure Abstraktion, ein allumfassendes Etwas, das Nichts ist, eine Lufterscheinung - dieses Phantom heißt Publikum. Nur in einer leidenschaftslosen, aber reflektierten Zeit kann dieses Phantom sich entwickeln mit Hilfe der Presse, wenn diese selber zu einer Abstraktion wird’.Ga naar eindnoot55 Analoog daarmee was de aanklacht van ‘ontwerkelijking’ die in het milieu van de Blätter für die Kunst tot de pers gericht werd: ‘Wie jedes technische, jede nicht ursprünglich und umfänglich körperhafte schöpfung zur mechanisierung, zur ausbildung von praktiken und klischees führt, ist am ende das fortdauernde berufsmässige entwesentlichen, abschwächen, verdünnen der wirklichkeiten in der presse zu formeln gelangt, die das zeitungsmassig wiederzugebende einer erscheinung auszudrücken vermögen, ohne den schreibenden geist mit einer “schöpfung”, noch den lesenden mit einer “aufnahme” zu behelligen’.Ga naar eindnoot56 Een unicum vormt bij mijn weten het volgende distichon van Karl Kraus, waarin het thema ‘pers’ met het thema ‘doel en middel’ is verbonden: Im Anfang war die Presse
und dann erschien die Welt.
| |||
IIVan hier uit laat zich nu een gemakkelijke overgang vinden naar het boek van Anders, en wel door de vernuftige variatie die deze op het geciteerde versje gevonden heeft: Im Anfang war die Sendung,
für sie geschieht die Welt.Ga naar eindnoot57
Deze woorden zijn in meer dan één opzicht karakteristiek voor Der antiquierte Mensch: materieel, omdat Anders de stof voor zijn beschouwingen gedeeltelijk aan de verschijnselen van de ‘Sendung’ (radio en televisie) ontleent, formeel, omdat de verhouding van doel en middelen hem | |||
[pagina 42]
| |||
het allesbeheersend gezichtspunt levert, gradueel, inzoverre zijn aandacht gericht is op de intensivering van symptomen die al door de oudere cultuurkritiek waren opgemerkt, stilistisch, aangezien hij met de variatie-vorm niet zelden een burlesk effect weet te sorteren. Het burleske is overigens minder het begin- dan het eindpunt van zijn overdenkingen. Aan het begin staat een koele zakelijkheid die de relevante verschijnselen van een ‘hoog’ geïndustrialiseerde samenleving tot spreken wil brengen.Ga naar eindnoot58 Der antiquierte Mensch is dus in eerste aanleg een ‘Phänomenologie des Alltags’. Aan zulk een opzet herkent men de leerling van Husserl en HeideggerGa naar eindnoot59, maar dan een leerling die, eigen wegen gaande, het program der fenomenologie noch door de een noch door de ander verwerkelijkt acht en die, in afwijking van de machtigste ‘trend’ der filosofische traditie, staande houdt: ‘daß der Philosophierende sich nicht nur als Philosoph in der Welt aufhält, nicht nur umgeben vom Horizont der “Überhaupts”, nicht nur fasziniert von der Schönheit des “Ganzen”, nicht nur eingeschüchtert oder angezogen vom “Grunde”; sondern daß er außerdem, oder vielmehr zuerst, als normaler Nachbar seiner Nachbarn zur Rechten und zur Linken lebt, als geborener, bedürftiger und sterblicher Mensch, verfolgt, verlockt und umflattert von haecceitates; und daß es gerade diese haecceitates sind, die ihn in die Aktion des Philosophierens hineinzerren oder hineinjagen. Ja, gerade diese. Denn durch die Beliebigkeit ihrer Faktizität, durch die absolute Unvorhergesehenheit ihres Da- und Soseins geben sie nicht weniger dunkle Ratsel auf, beunruhigen sie um nichts weniger tief, als es die “Überhaupts”, das “Ganze” oder der “Grund” tun; ja, vielleicht sogar tiefer, da das “Ganze” oder der “Grund” ja gerade als die Dimensionen der Antwort gelten, in denen alle Fragen stille werden’.Ga naar eindnoot60 De eerste ‘haecceitas’Ga naar eindnoot61 die in het boek aan de orde wordt gesteld, is dan het verschijnsel ‘Prometheische Scham’, gedefinieerd als ‘Scham vor der “beschämend” hohen Qualität der selbstgemachten Dinge’ en door de schrijver geconstateerd en waargenomen bij een bezoeker van een technische tentoonstelling in Californië. Naam en definitie komen voor in een uitvoerig geciteerde dagboekaantekening van 1942.Ga naar eindnoot62 Daar hebben ze het karakter van een ‘aperçu’. Maar voortgezette waarneming, vergelijking, doordenking demonstreren de vruchtbaarheid van dat aperçu. Bedenkingen duiken op, maar blijken weerlegd te kunnen worden. Zorgvuldige fenomenologische beschrijvingen, bijvoorbeeld van het schaamtegevoel, scheppen klaarheid in de troebele sfeer van het naïeve denken. Na ruim zestig bladzijden heeft, wat aperçu was, de aard van evidentie aangenomen. Het onderzoek van het verschijnsel ‘prometheïsche schaamte’ is een onderzoek naar de waarderingsmaatstaven van de moderne maatschappij. Is het bestaan van dat verschijnsel eenmaal buiten twijfel ge- | |||
[pagina 43]
| |||
steld, dan blijken de tijdgenoten van de tweede (of als men wil: derde) industriële revolutie aan de zelf-geschapen apparaten en hun serieproducten een hogere ontologische rang toe te kennen dan aan het genus ‘mens’, deze laatste te beschouwen als ‘obsoleet’ of ‘geantiqueerd’. Iemand als Thoreau heeft de mogelijkheid van deze ontologische revolutie voorvoeld (‘we do not ride on the railroad; it rides upon us’) en Ferrero heeft in de boven aangehaalde dialoog, bij monde van zijn vrouw Gina Lombroso, de geantiqueerdheid van de mens met zoveel woorden geformuleerd: (over de machines) ‘Produisent-elles excessivement? Ce n'est pas leur faute: c'est nous qui ne consommons pas assez. La hâte avec laquelle elles nous contraignent à vivre et à travailler nous met-elle sur les dents? Ce n'est pas elles qui courent comme des folles: c'est nous qui sommes des engourdis et des tardigrades. Détruisent-elles les traditions, propagent-elles des vices, dissolvent-elles la familie? Allons donc! La vraie cause du mal, c'est nous qui sommes des animaux antédiluviens’.Ga naar eindnoot63 Dergelijke paradoxale anticipaties vinden nu bij Anders een maar al te gegronde bevestiging. Krasse bewijzen van deze ‘Selbstentwürdigung’ of ‘Selbstdegradierung’Ga naar eindnoot64 ziet hij in de zg. ‘human engineering’Ga naar eindnoot65 en in het door hem gesignaleerde verschijnsel dat in de U.S.A. een politico-militaire beslissing van de hoogste importantie aan het ‘electronisch brein’ zou zijn toevertrouwd.Ga naar eindnoot66 Maar is de prometheïsche schaamte wel zo iets nieuws? Valt ze niet op te vatten als een symptoom van de lang en breed besproken, door Lukács aldus gedoopte, ‘Verdinglichung des Menschen’? Tot op zekere hoogte - als men maar in het oog wil houden dat de reïficatie inmiddels een tweede stadium heeft bereikt, waarin de mens zich niet meer schaamt, tot ‘ding’ gedegradeerd te zijn, maar omgekeerd zich er zorgen over maakt dat hij niet genoeg ‘ding’ is.Ga naar eindnoot67 Er is m.a.w. een climax ingetreden die tot een dialectische omslag geleid heeft. Climax en omslag stelt Anders ook in de verhouding van vraag en aanbod vast. Ook deze omkering is op het eerste gezicht geen nieuws. Men is al lang vertrouwd met de chronologische omkering die daarin bestaat dat het aanbod aan de vraag voorafgaat en met het verschijnsel dat de vraag in het ‘Publicity Department’ der grote bedrijven ‘vervaardigd’ wordt en dus optreedt als wat Anders ‘het tweede product’ noemt. Dit is de ‘normale Pervertierung’, waarbij het subject van de vraag nog altijd de mens is. Maar tegenwoordig is men getuige van een nieuwe, daar ver bovenuit gaande fase der pervertering: ‘Offen und schamlos tritt nun das Gerät mit dem Anspruch auf, Subjekt der Nachfrage zu sein; mit dem Verlangen, daß ihm dasjenige geboten werde, was es benötigt; daß also der Mensch [...] sich anstrenge, mit immer besseren Offerten aufzutreten; also dasjenige zu | |||
[pagina 44]
| |||
bieten, was das Gerät benötigt, um so zu funktionieren, wie es funktionieren könnte’.Ga naar eindnoot68 Resultaat: de ‘human engineering’. ‘Die Maxime “Werde der du bist” ist als Maxime der Geräte anerkannt; und die Aufgabe des Menschen beschränkt sich nun darauf, durch Angebot, Zubereitung und Bereitstellung seines Leibes das Gelingen dieser Maxime zu verbürgen’.Ga naar eindnoot68 Deze wonderlijke toepassing van een diepzinnig Goethe-woord dient als inleiding tot een volslagen burleske passage waarin met een goedmoedig optimistische leuze van de 19e eeuw: ‘Freie Bahn dem Tüchtigen’ op soortgelijke wijze wordt omgesprongen. ‘Was damals vom Menschen gegolten hatte, gilt heute vom Gerät: dessen “Anlagen” zu fördern, ihm “freie Bahn” zu schaffen, ist Pflicht; dessen Anlagen zu unterdrücken eine unmoralische Tat. Die Geräte sind die “Begabten” von heute. Und selbst die inhaerenten Anlagen des Wunderkindes unter diesen Geräten, der H-Bombe, gelten als sakrosankt’.Ga naar eindnoot68 Het is er verre van dat met deze samenvattingen en citaten de inhoud van het eerste opstel zou zijn uitgeput. Het bevat een rijkdom aan inzichten en perspectieven waaraan een kort verslag geen recht kan laten wedervaren. Maar wellicht is het bovenstaande voorlopig voldoende, om enige indruk te geven van een denktrant die, in het eerste opstel geconfronteerd met een relatief eenvoudige samenhang, zich tot taak stelt, steeds ingewikkelder structuren te ‘bewältigen’. In zekere zin valt dat eerste hoofdstuk als een formele denkoefening te beschouwen, waardoor de schrijver en zijn lezers zich voorbereiden op wat hun nog te wachten staat. | |||
III‘Die Welt als Phantom und Matrize: philosophische Betrachtungen über Rundfunk und Fernsehen’: zó titel en ondertitel van het tweede opstel (pp. 97-211), dat, zeer in het algemeen gezegd, de complicaties behandelt die radio en televisie in de verhouding tussen mens en wereld brengen. Punt van uitgang is een vergelijking met de bioscoop: hier vindt consumptie van een massa-artikel door een massa plaats. Radio en televisie bieden evenzeer een massa-artikel, dat echter en famille of zelfs solistisch wordt geconsumeerd: ‘Der Typ des Massen-Eremiten war entstanden; und in Millionen von Exemplaren sitzen sie nun, jeder vom anderen abgeschnitten, dennoch jeder dem anderen gleich, einsiedlerisch im Gehäus - nur eben nicht um der Welt zu entsagen, sondern um um Gottes willen keinen Brocken Welt in effigie zu versäumen’.Ga naar eindnoot69 Wanneer men nu bedenkt dat massamensen geproduceerd worden door hen massawaren te laten consumeren, dan blijkt die ‘Massen- | |||
[pagina 45]
| |||
Eremit’, de luistervink en kijkmus, tegelijk een ‘Heimarbeiter’, die meewerkt aan de vervaardiging van massamensen, resp. aan de omzetting van zichzelf in massamens - een arbeidsprestatie die (tweede paradox) bij wijze van vrijetijdsbesteding plaatsvindt. Het televisie-apparaat is om zo te zeggen in plaats van de huiskamertafel gekomen: was de laatste een centrum, dan geeft de televisie de huisgenoten juist een centrifugale, naar de buitenwereld gerichte oriëntatie. Anders meent het apparaat dan ook te mogen dopen als de ‘negative Familientisch’.Ga naar eindnoot70 Bijzonder op dreef is hij ook in zijn fenomenologie van de portable: ‘Die Liebenden, die mit einem sprechenden “portable” am Ufer des Hudson, der Themse oder der Donau spazieren gehen, sprechen nicht zueinander, sondern hören einer dritten Person zu: der öffentlichen, zumeist anonymen Stimme des Programms, die sie, einem Hündchen gleich, spazieren führen’ en wat daar meer volgt.Ga naar eindnoot71 Maar nu de verhouding van mens en wereld. Wanneer in de radio en televisie de wereld tot ons komt in plaats van wij tot de wereld, dan heeft dat zekere consequenties. Door de zendingen wordt de wereld bij ons ‘thuisbezorgd’. De betrekking tussen mens en wereld wordt daardoor unilateraal, in die zin dat de luistervink-kijkmus volslagen passief tegenover de thuisbezorgde wereld staat. Terwijl dus enerzijds de aanraking met de werkelijkheid versterkt schijnt, zijn we niet ‘werkelijk’ bij de werkelijkheid aanwezig. De beluisterde en geziene gebeurtenissen zijn er en zijn er tegelijk niet, hebben m.a.w. fantomatisch karakter: de thuisbezorgde wereld is een fantoom. ‘Je mehr anwesend gemacht wird, desto weniger anwesend wird es gemacht’.Ga naar eindnoot72 We herkennen hier een thema dat al in de oudere cultuurkritiek voorkwam: het ontwerkelijkend effect van de communicatie-middelen, met name van de dagbladpers. Maar de verschijnselen die Anders op het oog heeft, zijn, naar omvang en intensiteit, van een andere orde, en zo heeft dan ook het begrippenapparaat waarmee hij ze te lijf gaat, te voldoen aan hogere eisen van differentiatie, strengheid en dialectische souplesse. Ronduit meesterlijk is de analyse die hij van een geval geeft waarin men naar verkiezing een toppunt of een afgrond van absurditeit kan zien. Het schijnt dat in de Verenigde Staten een type van vervolgzendingen voorkomt dat met onze ‘Familie Doorsnee’ te vergelijken valt. Nu zijn er een aantal vereenzaamde oude dames wier wereld uitsluitend uit leden van zulk een fantoom-familie bestaat: ‘Für ihre Phantome stricken sie im Winter Handschuhe; und ist gar ein Phantombaby unterwegs, dann türmen sich in den Rundfunkhausern Pakete voll Säuglingswäsche, gehäkelten Jackchen und Häubchen an, ...’Ga naar eindnoot73 Zulke zendingen leveren een massa-product, in casu ‘gevoelens’, voor | |||
[pagina 46]
| |||
solistische consumptie, en wel zo dat tussen de menselijke subjectiviteit en de wereld een volledig schisma tot stand is gekomen. Wat deze vrouwen liefhebben, is niet ‘hun’ kleinzoon, maar de liefde voor hun kleinzoon. Met deze formulering heeft Anders het ontaardingsverschijnsel ‘sentimentaliteit’ op onovertroffen exacte wijze vastgenageld en de door radio en televisie bereikte (of bereikbare) ontwerkelijking aan een geprivilegieerd geval zichtbaar gemaakt. Uiteraard is dit een exceptie. Een soortgelijke formule van oneindig ruimer strekking luidt: ‘Het werkelijke als de reproductie van zijn reproducties’.Ga naar eindnoot74 Anders verdedigt namelijk de stelling: ‘daß sich heute das Wirkliche bereits in Hinblick auf seine Reproduktionen, ja diesen zuliebe, abspiele; daß es seinen Abbildungen entgegenkommen müsse, da diesen eben die massivere soziale Realität zukomme, und daß es damit zur Abbildung seiner Abbildungen werde’.Ga naar eindnoot75 Hier doet zich het verschijnsel van de ‘modellering’ (Prägung, Matrizenleistung) gelden. Wat daaronder te verstaan valt, kan verduidelijkt worden aan een eenvoudig voorbeeld dat niet tot het ressort van de ‘zendingen’ behoort, en wel aan die waren die een ‘accumulerende behoefte’ scheppen: ‘Daß Gott oder die Natur dem Menschen ein “basic need”, ein “Grundbedürfnis”, nach Coca Cola eingepflanzt habe, wird man ja selbst im Herstellungsland nicht behaupten. Aber auf Coca Cola hat sich drüben der Durst nun einmal eingespielt; und das - hier kommen wir zur Hauptsache - obwohl dessen heimliche letzte Funktion gar nicht im Durst-Löschen besteht, sondern in Durst-Erzeugen; und zwar im Erzeugen eines Durstes, der zum spezifischen Durst nach Coca Cola wird’.Ga naar eindnoot76 ‘Einmalige’ Coca Cola-drinkers worden dus gemodelleerd tot eeuwige Coca Cola-drinkers. Op soortgelijke wijze worden nu luistervinken en kijkmussen gemodelleerd door de massawaar die hun wordt voorgezet. Maar omgekeerd is de ‘werkelijkheid’ die hun wordt voorgezet, ook door de matrijs gevormd: ‘Das Wirkliche - das angebliche Vorbild - muß also seinen eventuellen Abbildungen angemessen, nach dern Bilde seiner Reproduktionen umgeschaffen werden. Die Tagesereignisse müssen ihren Kopien zuvorkommend nachkommen. Wirklich gibt es bereits zahllose Geschehnisse, die nur deshalb so geschehen, wie sie geschehen, damit sie als Sendungen brauchbar seien ...’Ga naar eindnoot77 Ook in deze perversie doet zich een bij uitstek moderne waarderingsmaatstaf gelden: de voorrang toegekend aan de serie boven het singuliere (‘Einmalige’), in axiomatische vorm: ‘Realiteit wordt door reproductie geproduceerd’.Ga naar eindnoot78 | |||
[pagina 47]
| |||
Anders licht dit toe met een kostelijke excursie over het fotograferen. De touristen uit ‘hoog’ geïndustrialiseerde landen verdragen geen singulariteiten meer. Zij hebben geen rust voordat deze door fotografische reproductie in het serie-universum zijn opgenomen. Zij reizen niet om te zien, zij zien om te fotograferen. ‘Würde man Herrn Schmid oder Mr. Smith eine Italienreise anbieten, aber unter der Bedingung, unterwegs auf keinen Fall zu photographieren, also keinerlei Erinnerungen für übermorgen vorzubereiten, er würde wohl die Einladung als Vergeudung, also als eine beinahe unmoralische Zumutung, ablehnen’.Ga naar eindnoot79 We vinden hier een grappige variëteit van het ‘futurisme’ dat de oudere cultuurkritiek al in het licht had gesteld: ‘Nicht dort zu sein, zählt für sie, sondern allein, dort gewesen zu sein’.Ga naar eindnoot80 ‘Wer aber auf diese Art reist, für den ist die Gegenwart zum Mittel für das “es wird gewesen sein” degradiert; zur selbst nicht der Rede werten, Ausrede für die allein gültige Reproduktionsware des Futurum II ...’Ga naar eindnoot81 Analoog is de verhouding van model en reproductie in het filmbedrijf: ‘neben ihren tausend Projektionen gelten die Modelle: die wirklichen Filmstars nichts; und wie sie, die “wirklichen”, in Hollywood als Fleisch und Blut herumlaufen, sind sie eigentlich auch nur noch die erbärmlichen Gespenster ihrer Reproduktionen; Gespenster, die vergeblich versuchen, ihren Großaufnahmen gewachsen zu bleiben’.Ga naar eindnoot82 Samenvattend kan men zeggen, dat de matrijzen naar twee kanten modelleren:
Nu is het uiteraard van het grootste belang (voor de ‘leveranciers’) dat wij consumenten ons van deze toedracht niet bewust worden. De ontwerkelijking dient dan ook te worden gecamoufleerd door een zware dosis pseudo-realisme, de vervreemding door middel van de pseudofamiliarisering (‘Verbiederung’) der wereld: het gaat erom ‘der Verfremdung eine Tarnkappe aufzustülpen, die Realität der Verfremdung zu verleugnen, um ihr dadurch die Straße für ihre hemmungslose Tätigkeit frei zu halten; was sie dadurch bewirkt, daß sie pausenlos die Welt mit Bildern von Scheinvertrautem bevölkert, ja die Welt selbst, einschließlich ihrer fernsten räumlichen und zeitlichen Regionen, als ein einziges riesiges Zuhause, als ein Universum der Gemütlichkeit darbietet’.Ga naar eindnoot84 | |||
[pagina 48]
| |||
Het gaat er, in laatste instantie, om: ‘das Wirkliche abzudecken, und zwar mit Hilfe des angeblich Wirklichen selbst; also die Welt unter ihrem Bilde zum Verschwinden zu bringen’.Ga naar eindnoot85 De wereld als wereld houdt op te bestaan: de stukken ‘uitgezonden’ wereld vliegen ons als de gebraden duiven van luilekkerland ogen en oren binnen en worden ‘restloos’ geassimileerd.Ga naar eindnoot86 De wereld als luilekkerland, als genotmiddel biedt niet langer de weerstand die tot interpretatie en verwerking uitdaagt.Ga naar eindnoot87 Dat betekent: volslagen onvrijheid, te meer omdat deze vrijheidsberoving ons niet bewust wordt.Ga naar eindnoot88 Toch laat de behoefte aan weerstanden en aan de overwinning van weerstanden zich niet onderdrukken. De recente hobby ‘do it yourself’ valt op te vatten als een reactie tegen de ‘luilekkerlandsituatie’. Ook Mumford heeft oog voor zulke ‘Compensations and Reversions’ en wijdde er in zijn Technics and Civilization van 1934 een uitvoerig hoofdstuk aan. Beiden, de Amerikaan en de Duitser, weten voor de onontkoombaarheid van de machine treffende en onderling verwante formuleringen te vinden: ‘So complete has the victory of the machine been during the last generation that in the periodic exodus from the machine which takes place on holidays in America the would-be exiles escape in motor cars and carry into the wilderness a phonograph or a radio set’.Ga naar eindnoot89 ‘Vollkommenes Glück erhofft [dieser erbarmungswürdige Sohn unserer Epoche] (und er hätte Recht auf dieses Glück, denn was kann er schon für sich selbst, für die unselige Epoche, in die er hineingeboren, und was für die Jämmerlichkeit seiner Rettungsversuche?) - vollkommenes Glück, wenn er am Wochenende im Wagen herausfahren kann, um mit Hilfe irgendeines nagelneuen und “garantiert auf primitivste Weise” Funken schlagenden Gerätes “selbst” Feuer zu machen; um robinsonhaft an diesem Feuer seine auf Trockeneis mitgebrachten “Frankfurter” “selbst” zu rösten; oder um pionierartig sein Zelt “selbst” aufzuschlagen; oder um sogar den Tisch für sein portable Radio aus den vorgebohrten Holzblöcken “selbst” zusammenzuschrauben’.Ga naar eindnoot90 Niettemin is er een verschil van accent. In de nabetrachting van zijn boek geeft Mumford uiting aan de hoop op een positieve vorm van reactie op de machine: ‘this second reaction promises to transform the nature and function of our mechanical environment and to lay wider and firmer and safer foundations for human society at large’.Ga naar eindnoot91 En om te besluiten: ‘... however far modern science and technics have fallen short of their inherent possibilities, they have taught mankind at least one lesson: Nothing is impossible’.Ga naar eindnoot92 De klankbodem van latere ervaring geeft aan deze woorden een on- | |||
[pagina 49]
| |||
bedoeld omineuze toon. Ook Anders houdt zich in zijn laatste opstelGa naar eindnoot93 met een ultieme mogelijkheid bezig - een mogelijkheid die in 1934 nog niet boven de horizon verschenen was: ‘Die Menschheit als ganze ist tötbar.’ Dat opstel is gewijd aan de atoombom. | |||
IVIn de voorgaande hoofdstukken komt de atoombom tweemaal ter sprake: als het wonderkind onder de apparaten, aan de ontwikkeling van wiens ‘aanleg’ niets in de weg mag worden gelegd, en als voorbeeld van het ontwerkelijkend effect der ‘zendingen’: ‘Gewiß sind wir außerstande, uns eine Atomexplosion vorzustellen. Aber ebenso gewiß ist es, daß die scheiternde Phantasie, oder die Verzweiflung über deren Scheitern, der Maßlosigkeit dieses Ereignisses ungleich näher kommt und angemessener ist, als die scheinbar augenzeugenhafte Wahrnehmung des TV-Bildes, das, weil es übersichtlich ist, das Unabsehbare verfälscht; und weil es uns überhaupt ins Bild setzt, uns betrügt’.Ga naar eindnoot94 Met dit ‘bedrog’ is de noodzakelijkheid van een fenomenologie van de bom gegeven. Daarbij is van het grootste belang, met het populaire misverstand af te rekenen, als zou de bom een ‘middel’ zijn dat tot enig ‘doel’ kan dienen. Anders stelt vast - en wie zou hem willen tegenspreken?-: ‘Daß ihr geringster Effekt, wenn sie eingesetzt würde, größer wäre als jeder noch so große von Menschen gesetzte (politische, militärische) Zweck; daß “effectus transcendit finem”; und daß ihr Effekt nicht nur größer ware als ihr angeblicher Zweck, sondern daß er aller Voraussicht nach jede weitere Setzung von Zwecken überhaupt in Frage stellen würde; also auch jede weitere Verwendung von Mitteln; mithin das Mittel-Zweck-Prinzip als solches auslöschen würde’.Ga naar eindnoot95 Een apparaat van zodanige gesteldheid laat zich met de beste wil van de wereld geen ‘middel’ meer noemen. De schepping van zulk een toestel was slechts mogelijk in een samenleving waarin het begrippenpaar ‘doel-middel’ aan een langdurige degeneratieproces onderhevig is gewecst. In dit opzicht bestaat er een volslagen consensus tussen Die Antiquiertheit des Menschen en de oudere cultuurkritiek. Doel en middel zijn verwisseld: ‘Die Herstellung von Mitteln ist zum Zweck unseres Daseins geworden’.Ga naar eindnoot96 Maar het vernuft van Anders, gescherpt aan de absurde ‘perversies’ der zendingen, vindt nog stringenter formules om de fatale paradoxen van onze situatie in het licht te stellen: ‘Der Zweck von Zwecken besteht heute darin, Mittel für Mittel zu sein’.Ga naar eindnoot97 | |||
[pagina 50]
| |||
En tenslotte - wat hij het geheime wachtwoord van ons tijdperk noemt -: ‘Die Mittel heiligen die Zwecke’.Ga naar eindnoot98 Onlangs kon men in een Engels dagblad, bij gelegenheid van het in Amsterdam gehouden congres voor ruimtevaart, lezen hoe Werner von Braun antwoordde op de vraag wat hij dacht omtrent de vervaardiging van de V2 voor Hitler: ‘he says, without hypocrisy, that it was simply an excuse to get on building rackets. The means justified the end - however terrible that was for thousands of people he had never met’.Ga naar eindnoot99 Een meer onverdacht en onbewimpeld getuigenis aangaande het ideologisch kader waarin de ontwikkeling van zulke apparaten plaatsvindt, is wel nauwelijks denkbaar. De daarin tot uiting komende degradatie van het ‘doel’ correspondeert met de in het eerste hoofdstuk vastgestelde degradatie van de ‘mens’ en manifesteert zich allerwegen in de meest volstrekte ‘Zielblindheit’ of ‘Zweck-Abblendung’.Ga naar eindnoot100 Dit zijn de termen waarmee Anders het ‘atelisme’ bestempelt, dat ook aan de oudere cultuur-critici niet ontgaan was. Maar terwijl de doelvergetenheid der 19e-eeuwers als een relatief onschuldige verdwazing valt op te vatten, betekent de huidige ‘Zielblindheit’ dat men in blinde indolentie naar de catastrofe drijft. Het atelisme is één der wortels van ons onvermogen tot angst, in Anders' terminologie: van onze ‘Apokalypse-blindheit’.Ga naar eindnoot101 In afwijking van de modieuze opvatting als zouden wij een ‘age of anxiety’ beleven, stelt Anders een monsterlijke wanverhouding vast tussen onze indolentie en de gevaren die ons bedreigen. Met hartstocht speurt hij daarom naar de wortels van die ‘Apokalypse-blindheit’. Wanneer men er in slaagt, die wortels aan het licht te brengen, dan betekent dit een bewustwording inzake de waarheid van onze situatie. Nu lijkt het mij een vondst van de eerste orde, wanneer hij als een der hoofdoorzaken van de huidige ‘eschatologische windstilte’ het geloof in de Vooruitgang aanwijst. De desbetreffende passages vormen m.i. een triomf van het cultuur-sociologisch denken, een verworvenheid die niet meer verloren mag gaan: ‘Die Fähigkeit, uns auf “Ende” einzustellen, ist uns durch den generationenlangen Glauben an den angeblich automatischen Aufstieg der Geschichte genommen worden. Selbst denjenigen unter uns, die an Fortschritt schon nicht mehr glauben. Denn unsere Zeit-Attitüde, namentlich unsere Einstellung auf Zukunft, die vom Fortschrittsglauben geformt war, hat diese ihre Formung noch nicht verloren: wir sind noch, was wir gestern geglaubt hatten; mit den neuen, unterdessen angenommenen Gedanken haben sich unsere Attitüden [...] noch nicht synchronisieren können. Vermutlich wäre keine Generation vor dem 18. Jahrhundert, also | |||
[pagina 51]
| |||
vor dem Triumphzug der Fortschritts-theorien, auf die Angst-Aufgabe, mit der wir konfrontiert sind, so schlecht vorbereitet gewesen, wie wir es heute sind. Denn für den Fortschrittsgläubigen war die Geschichte a priori Ende-los, ...’Ga naar eindnoot102 Het vooruitgangsgeloof is dus niet slechts een dwaze illusie van de massa - zoals de 19e-eeuwse cultuurkritiek al meende -, maar ook een in strikte zin pernicieus waandenkbeeld, waarmee allen, ook de meest verstokte nonconformisten, zijn geïnfecteerd. Als er nog enig heil te verwachten valt, dan ligt het in een radicalisering van de cultuurkritiek en een dienovereenkomstige wijziging van ons gedragspatroon. Dit is allereerst een zaak van het begrip. In dit opzicht is het boek van Anders een voorbeeld, beter: een leerschool van tegendraads denken. Het klaagt de ‘perversies’ waaraan onze wereld onderhevig is, niet slechts aan, het stelt ze ons a.h.w. in scherpe diagrammen voor ogen en - wat nog meer is - brengt ons het mechanisme der ‘modellering’ tot bewustzijn waardoor het glad functioneren van de geperverteerde wereld wordt verzekerd. De ambitie van Anders is niet meer of minder dan dit gladde verloop te verstoren. Daartoe dient echter ook de fantasie te worden ingeschakeld. Anders denkt zich een soort ‘exercitia spiritualia’ die ons in staat moeten stellen, de grenzen van ons normale voorstellingsvermogen te doorbreken en het ‘verval’ (‘das Gefälle’ in de zin van ‘niveauverschil’) tussen technische werkelijkheid en menselijke bevatting op te heffen. Dan zal de waarheid van de atoombom ons voor ogen staan en de eschatologische windstilte tot het verleden behoren. Hij is zich bewust dat hier van de fantasie het bijna-onmogelijke wordt gevraagd. En hij laat niet na, te wijzen op een zekere formele overeenkomst tussen deze eisen en die welke de ‘human engineering’ aan het menselijk lichaam stelt. Maar deze overeenkomst is niet compromittant, immers: ‘Die Waffen des Angreifers bestimmen die des Verteidigers. Wenn es unser Schicksal ist, in einer (von uns selbst hergestellten) Welt zu leben, die sich durch ihr Übermaß unserem Fühlen entzieht und uns dadurch tödlich gefährdet, dann haben wir zu versuchen, dieses Übermaß einzuholen’.Ga naar eindnoot103 Dit inhalen is onze onafwijsbare plicht bij een gewetensonderzoek waarin als opperste norm heeft te gelden wat men de categorische imperatief van het atoomtijdperk kan noemen: ‘Habe nur solche Dinge, deren Handlungsmaximen auch Maximen deines eigenen Handels werden könnten’.Ga naar eindnoot104 Wat is nu de geheime maxime van de waterstofbom? Anders geeft er de volgende formulering van: ‘Alles ist eins. Auch ob es die Welt gibt oder nicht, ist eins. Warum sollte es sie nicht ebensogut nicht geben?’Ga naar eindnoot105 Deze maxime is niet zonder precedent: bij enig nadenken blijkt zij | |||
[pagina 52]
| |||
identiek met de wereldbeschouwing van het radicaalste nihilisme. Maar dit betekent dat de bezitters van de bom, of negatief gezegd: zij die er geen afstand van willen doen - Anders noemt hen ‘die Herren der Bombe’ - in de strikte zin des woords nihilisten zijn. Zulk een uitspraak kan wel niet anders dan protest uitlokken. Welke overeenkomst bestaat er tussen de ‘klassieke’ nihilisten van 1880 en de ‘Herren der Bombe’: ‘im Privatleben gutmütige, anständige und philiströse Männer, die weder jener Melancholie noch jenes Zynismus fähig sind, ohne die auch ein mittlerer Nihilist, der seinem Beruf keine Unehre machen will, nicht auskommt’?Ga naar eindnoot106 De overeenkomst - aldus Anders - bestaat hierin dat de macht tot totale vernietiging die de eersten zonder succes nastreefden, aan de laatsten in de schoot is gevallen. Het particulier fatsoen van de ‘Herren der Bombe’ betreft uitsluitend hun gedragingen binnen een levenshorizon waarin de bom niet ‘voorkomt’, is daarom ineffectief en van nul en gener waarde. Zolang zij hun apparaat niet afschaffen, staan zij schuldig aan nihilisme: zij zijn tot totale vernietiging in staat en wellicht zelfs niet bij machte, hun macht niet uit te oefenen. En zo culmineert het boek van Anders in een appel aan de wil: een oproep tot volstrekte afwijzing van het atoomwapen. De totaliteit van de voorafgaande argumentatie verleent aan dat appel een fascinerende macht. Men kan slechts hopen dat deze, op korte termijn en in steeds breder kring, onweerstaanbaar zal blijken. Pas dan zal het boek aan de diepste intentie van de auteur beantwoorden: de mogelijkheid van totale vernietiging met een positief equivalent tegemoet te treden.
Deventer J. Kamerbeek Jr. |
|