Forum. Jaargang 4
(1935)– [tijdschrift] Forum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 712]
| |
Eindelijk ‘More Brains’‘Que n'ai je étudié plus tôt pour savoir tout cela!’ Blijkbaar schenkt de Vlaamsche intellectueel niet voldoende aandacht aan de wetenschappelijke publicaties die door even bevoegde als geleerde personen met prijzenswaardige regelmatigheid in het licht worden gezonden. Deze tekortkoming wijst op een gebrek aan eerbied voor de traditie, zij toont aan dat men het belang niet beseft van de continuïteit in de Vlaamsche cultuurbeweging - natura non fecit saltum -, zij verraadt een tuchtloos individualisme waarmee de uitbouw van het integrale Vlaamsche wezen allerminst gebaat is. In haar bezorgdheid om een volledige harmonie te bewerken onder wie begaan zijn met hun eigen vervolmaking - zoodat onze nederigste arbeiders van de pen zich in den geest solidair zouden voelen met deze meest deskundige kultuurgenooten - heeft de Vlaamsche redactie van Forum eenparig en geestdriftig besloten hineinzugreifen ins volle Geistesleben Ga naar voetnoot1). Wij hebben niet geschroomd om van onze lezers, reeds bij de eerste poging in deze Nieuwe Richting, een energische centripetale geestelijke inspanning te vergen. Desalniettemin houdt de redactie er zich van overtuigd dat de lezers een voornaam geestesgenot zullen smaken bij de studie van het referaat ‘De uitingen der gevoelens’ dat door Kan. Amaat JOOS, in de Koninklijke Vlaamsche Academie onlangs werd voorgedragen en opgenomen is in de Verslagen en Mededeelingen van dit geleerd genootschap. Slechts na lang beraad konden wij er toe besluiten, genoopt door een beweenlijk gebrek aan plaats, enkele passussen van dit belangrijk stuk weg te laten. Wij hebben er echter zorg voor gedragen dat de Gesammteindruck niet verloren ging. Waar opheldering of commentaar ons gewenscht scheen, hebben we spaarzame doch desondanks wetenschappelijke | |
[pagina 713]
| |
voetnota's aangebracht. En nu, goedjonstige lezer, per aspera ad astra.
De redactie
Onze geest is uiteraard centripedaal. Denken, overwegen zijn bezigheden die hem eigen zijn en, zoolang het gemoed in die bezigheid niet of weinig betrokken is, blijft alles van die werkzaamheid in ons binnenste nauw besloten. Ja, hoe dieper onze geest aan het denken is, hoe meer ook hij zich van al het hem omgevende afzondert en streng ingetogen wordt. Anders is het gesteld met ons gemoed, dat centrifugaal is. Zoohaast een voorstelling van min of meer lust of onlust het in beslag neemt, wordt ons binnenste al spoedig te bekrompen voor de er uit ontstaande ontroering, want die wil, die moet naar buiten. Het hart versterkt en verdubbelt zijn slagen, het bloed versnelt zijn loop, zelfs de hersens komen in gloed Ga naar voetnoot3), de zenuwen prikkelen dwingend de spieren tot bewegingen, die gemeenlijk een uitweg zoeken en dikwijls vinden in onze verschillende Ga naar voetnoot4) ledematen. Hier staan wij voor uitingen die klaar onder onze zinnen vallen, en die voornamelijk kunnen ingedeeld in zinnen Ga naar voetnoot5); in uitroepen en in spierbewegingen. Zeker zijn het de zinnen, die meest onze aandacht verdienen, niet om hun inhoud, want die reikt tot het oneindige, maar om hun vorm: daarop immers drukt het gevoel zijn stempel. ........................................ ........................................ Zeker, de gevoelens, vooral wanneer zij min of meer hevig zijn en nog eerst en meest bij menschen met gedweeë zenuwen, zoeken een uitweg naar buiten en kunnen op die wijze soms te raden zijn. Zoo ken ik iemand wiens neus- | |
[pagina 714]
| |
vleugels opentrekken, telkens dat hij liegt Ga naar voetnoot6); een andere, die, wanneer hij wat gestoord is, een eigenaardige samentrekking heeft aan de onderlip... Maar de juiste betrekking vinden tusschen de gevoelens en hun uitdrukking is gewoonlijk een zaak van langen duur, van geduldige opmerkzaamheid, en het gevondene kan noch mag voor algemeenen regel gelden. Immers sommige trekken kunnen gansch onafhankelijk zijn van het gevoel en hun oorzaak vinden b.v. in het lichamelijk gestel Ga naar voetnoot7). Een zelfde trek ook dient dikwijls om twee gansch verschillende gevoelens uit te drukken, want het abc van de uitdrukkingen is te beperkt om de groote hoeveelheid gevoelens met hun talrijke schakeeringen voor te stellen. Eindelijk het verstandelijk werk heeft soms ook zijn uitdrukking, die met een gevoelstrek gelijkstaat Ga naar voetnoot8). Om dit alles klaarder te maken, zal ik een reeks voorbeelden aanhalen Ga naar voetnoot9). De neusvleugels gaan verre en dikwijls open zoowel bij menschen die kortborstig zijn als bij die lachen of kwaad zijn. Men krabt in zijn haar, niet alleen bij een ingewikkelden toestand, maar ook als men jeukte gevoelt. Wanneer wordt er gegaapt? Bij honger zoowel als bij vaak en verveling. Wij trekken onzen neus op om onaangename reuken te vermijden of misprijzen te toonen Ga naar voetnoot10). | |
[pagina 715]
| |
Men legt de handen op de ooren bij een tergend geluid of een snerpend gevoel. Kuchen wordt gedaan, als men gegeneerd is of belemmerd in de keel. Wij worden bleek door ziekelijkheid, door koude, door schrik of pijn. Wij worden rood door hitte en schaamte. Zweeten doen zij die hevig hitte, vrees of pijn gewaar worden. Men zucht of zwijgt bij diep peinzen of verdriet. Die luide roepen, doen het soms uit hoovaardigheid, soms omdat zij gewoon zijn met een doove om te gaan Ga naar voetnoot11). Men fronst zijn wenkbrauwen bij gespannen aandacht, bij pijn of ongenoegen. Lachen doet men uit vermaak, soms uit gegeneerdheid of uit haat. Er zijn er die weenen uit droefheid en ook bij groote vreugde. Ik heb nog gelezen dat het gevoel vooral langs de oogen naar buiten wil en de oogen gelijk het sleutelgat zijn waarlangs men in het gemoed kan kijken Ga naar voetnoot12). Maar zie: Wij hebben glinsterende oogen, als wij denken of lachen. De oogen zijn dof, als men domgeboren of zwak of ziek is. Wij sluiten de oogen, als wij iets te helder zien Ga naar voetnoot13) of ons iets voorstellen dat zeer wreed is. Wij zetten onze oogen wijdopen om iets goed te bekijken, ook bij ver- | |
[pagina 716]
| |
wondering, bij groote vrees of hevigen haat. Wij slaan de oogen neer niet alleen uit schaamte, maar ook uit zedigheid Ga naar voetnoot14) en uit vereering, b.v. in het gebed. Dan, een zelfde gevoel wordt bij alle menschen niet op dezelfde wijze uitgedrukt Ga naar voetnoot15). Dat hangt af, onder andere, van den ouderdom: bij verdriet weenen groote menschen anders dan kinderen; - van het geslacht: droefheid maakt veel mannen kwaad, terwijl de vrouwen stil zijn en treuren; - van de opvoeding: hoe meer men beschaafd is, hoe meer men alle overmatige uitdrukking tracht te bedwingen: de werklieden, als zij eenig groot geluk hebben, roepen, zingen en dansen langs de straat, wat voor anderen een onbeleefdheid zou zijn Ga naar voetnoot16). Eindelijk moet er nog bijgevoegd dat de schaamte en de valschheid er op uit zijn om aan het gelaat een uitdrukking te geven die soms een zeer ongetrouwe vertaling, ja, wel eens het tegendeel is, van de ware gevoelens die het hart bewegen. Wanneer het gevoel niet al te geweldig is, schijnt het aan velen weinig moeite te kosten om zich anders te toonen dan zij werkelijk zijn. Het meerder of minder gemak dat iemand voor dit gebaren heeft, duidt de maat aan van zijn geschiktheid om een goed tooneelspeler te worden Ga naar voetnoot17). En al vroeg hebben de kinderen de kunst van te veinzen, en weten zij door welk zuur wezentje hun moeder zich | |
[pagina 717]
| |
haasten zal om hun grillekens te voldoen. In de scholen is het kluchtig om te zien hoe nog kleine kinderen reeds gebaren kunnen: terwijl de meester hen vermaant, weenen zij tranen gelijk knikkers, maar, als de meester den rug keert, staat reeds de lach op hun lippen, zelfs voor dat de tranen uit de oogen zijn Ga naar voetnoot18). Gij zijt allen reeds getuigen geweest van de begrafenis van een rijke ongehuwde juffrouw: neven en nichtjes zagen er buitengewoon bleek en droef uit in de kerk, maar 's avonds vonden zij best naar huis te rijden, om aan de straat niet te laten blijken hoe rood en glanzend ze waren door den wijn om het geld van de dierbare overledene. Ik heb mij laten wijsmaken dat sommige dames, zonder blijde te zijn, veel lachen om hun witte tanden te kunnen toonen. Andere, beweert men, al zijn zij opgeruimd, lachen heel profijtig of lachen niet, uit vrees van rimpels te krijgen. Maar - om iets meer over de rimpels te zeggen - wat men doe of niet, ze komen toch, als 't hun tijd is; en het volgende spreekwoord is een groote waarheid: Het velleken is geen zotje
Ga naar voetnoot19),
Het weet wanneer het rimpelen moet.
........................................ De menigte voorbeelden van gevoelsuitingen die wij aangehaald hebben, mogen reeds tot de gedachte leiden dat het in veel gevallen vermetel is de oorzaak en ware beteekenis der gevoelsuitingen vast te stellen. Maar nog niet alles werd hierover gezegd. Want de meeste gevoelens hebben een heele ladder van hevigheidskracht, en de gelaatkunde leert als algemeen feit dat het getal der verschillende bewegingen in verhouding is van de hevigheid | |
[pagina 718]
| |
der ondergane gevoelens Ga naar voetnoot20). Het gebeurt zelfs meer dan eens dat door die hevigheid de spieren alle beweging weigeren en men haast in den toestand komt van iemand die de coma heeft. Vandaar de volksspreuken: ‘uit zijn lood geslagen zijn’, ‘den kluts kwijt zijn’, ‘van den donder, van den bliksem, van de hand Gods geslagen zijn’, ‘aan den grond genageld zijn’. Zoo iets kan men soms ondervinden bij een nakend erg gevaar, ook bij het verrassend vernemen van een groot geluk of ongeluk. Ten slotte dient er vermelding gemaakt van de rol in sommige gevoelens door het zwijgen gespeeld. Wel luidt een volksspreuk zwijgen is niets zeggen Ga naar voetnoot21), maar dit is niet ver genoeg gezien; want zwijgen is dikwijls de taal van diepen eerbied, van hooge achting en oprechte treurnis. Ons volk heeft er een sprekend Ga naar voetnoot22) voorbeeld van geleverd bij de begrafenis van Koning Albert. Wat zie ik op de voetpaden van den weg die van het Koninklijk Paleis naar Sinter-Goedelekerk leidt? Daar staan zwijgend en roerloos gansche rijen menschen. Het was donker nog en 't was koud, als de eersten er kwamen. Nu staan zij er met duizenden en nog duizenden, en gedurig komen nieuwe treinen aan, die hun levende, maar zwijgende vrachten uitgieten, waarvan allen, tot de laatste, nog altijd zwijgend naar dezelfde straat zich spoeden Ga naar voetnoot23); en die er reeds stonden, wijken stil een voet voor de nieuw aankomenden. Zoo volgt zonder ophouden de eene groep na de andere, waaruit een zwijgende golving ontstaat gelijk in de baren van de Schelde, als die door een briesken gestreeld worden. En nu staan zij opeengedrongen en geperst, | |
[pagina 719]
| |
maar niemand klaagt of mort, want zij voelen zich allen broeders in 't verlies, broeders ook in de reden van hun tegenwoordigheid. Hoevelen staan er nu? Wellicht zooveel als er steenen op de paden zijn. Want meer plaats hebben zij niet. Maar hoort! Het kanon buldert met zijn reuzenstem door heel de hemelruimte, die aan het trillen en bibberen gaat onder het gelijktijdig dommelen der groote klokken. Reeds afgetrokken is de duisternis, die als een rouwfloers over de hoofden hing en nu vervangen wordt door een rouwfloers van tonen dat nog tot meer zwijgende ingetogenheid stemt... Ga naar voetnoot24) Hoort nog! Reeds wellicht komt de stoet in beweging: paardenhoeven kletteren op de straat. O! te midden van al dit zwijgen klinken zij scherp en schor als het krassen van den ratel op Goeden Vrijdag. En zie! de duizendkoppige menigte, ongevraagd, buigt onwillekeurig het hoofd, want het is hij, de goede, de held, 't is hij de betreurde, die aankomt, gevoerd door drie paar zwarte paarden en hoogverheven boven de buigende menigte, rustend als veldheer op het affuit van een kanon... En achter zijn meester, hinkt zijn geliefkoosde klepper, zijn Alezan. Door zoo dikwijls paard en ruiter samen te zien, zijn die twee tot één in de verbeelding van het volk gegroeid en de buigende hoofden beuren zich op naar het paard, als om te vragen: Zit Hij er op? Ga naar voetnoot25) Ach neen! en zwijgend buigen zij weer het hoofd, met een zucht uit het hart of een traan uit ieder oog! o! Zwijgen hier was spreken, luide spreken! Ga naar voetnoot26)
Kan. Amaat Joos |
|