Forum. Jaargang 4(1935)– [tijdschrift] Forum– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [Vierde jaargang, No. 8] [pagina 709] [p. 709] Vlaanderen [pagina 710] [p. 710] De Paarden Gij zijt mijn paarden en ik heb u lief, onuitgesproken, lijk al wat ruig en sterk is, en gemeend. Gij hebt mij lief, het heeft mij lang ontbroken, aan het gevoel dat hart en hart vereent, wat ik zoolang verwachtte van mijn harts beminden, hebt gij van zelf aan mij verleend. Ik lach nu soms, als wij te zamen konden, wij zouden lachen om het heimwee van een jeugd, om wat er in een mensch al wordt gevonden, aan honger om geluk, om liefde, en zooveel dat schrijnend als een wonde, mij blijvend heugt. En ieder heugen moet, en zoo bezwaren, tot hij het recht verkrijgt, één enkele maal, om uit te schreien al het leed van jaren, en dan weer man te zijn van rots en staal. Dan is er niets zoo zacht als uwe hals, mijn paarden, om aan te huilen, als het niemand ziet; uw stom begrijpen maakt zoo klein wat ons bezwaarde, en zoo vergeefs, zoo nutteloos, al dat verdiet. [pagina 711] [p. 711] Ik weet het wel, het beste waar', lijk in die oude tijden, ruiter en paard te wezen, gelijk één wil, gelijk één lijn, te stormen op een vijand in, te strijden, te winnen of te sneuvelen, en dan bevrijd te zijn. Maar dat bestaat alleen in droomen, het onrecht van de wereld heeft geen aangezicht, er is geen kans voor ons, wij kunnen niet ontkomen, er is geen ander aarde waar wij zouden wonen, hiér speelt het lot zich af dat in ons wezen ligt. En zijn wij dan niet goed te zamen op ons werk? ..., wij worden samen oud en tam. Slechts pakt mij telkens weer diezelfde drang, - een lichte pijn, als van een schram, een onrust, - als gij hinnikt 's morgens om mijn stap, lijk ik bij dag en nacht naar iets verlang, naar iets verlang... André Demedts Vorige Volgende