Ieder zijn roes (en we gaan tevreden naar huis)
De strijd over poëzie in het vorige nr. van Forum
tussen
Marsman en
Ter Braak is een van de onvruchtbaarste advokaterijen die
een behoorlik mens heeft kunnen bijwonen in onze literatuur. Er viel meer
gloed, meer overtuiging te bewonderen bij Marsman, meer dialektiese
bedrevenheid bij Ter Braak. Maar het kan zijn dat Ter Braak toch meer dupe is
geworden van zijn eigen dialektiese bedrevenheid dan Marsman van zijn
gloed.
Wij hebben vroeger eindeloze debatten gevoerd over wat meer waard was,
ook in de poëzie: de persoonlikheid van de dichter of de schoonheid van het
gedicht. Wij hebben toen ongeveer vastgesteld dat een schoon gedicht van een
epigoon vrijwel waardeloos blijft; en het was tenslotte niet eens een zo
machtig resultaat, maar in onze literatuur had het zijn nut.
Het debat gaat nu om iets heel anders: is een ‘sierdichter’ een dichter
van betekenis of iemand die zijn ‘roes’ te zeer au sérieux neemt? Is Ter Braak,
die zich minachtend over deze ‘roes’ heeft uitgelaten, wel tot beoordelen van
poëzie bekwaam?
De advokaterij gaat elkaar met citaten uit Nietzsche te lijf; en Ter
Braak, die het laatste woord heeft, stopt Marsman de mond met een welgekozen
citaat, d.w.z. stopt Nietzsche de mond met Nietzsche, wat wel het gemakkelikste
is wat iemand doen kan die een komplete Nietzsche in zijn boekenkast heeft
staan. Alle citaten van Nietzsche tegen Nietzsche zijn
waardeloos. Men kan uit Nietzsche alles halen en alles bewijzen, niet
alleen pro en contra het nazisme, maar ook pro en contra de poëzie.
Blijft de roes. Zonder roes geen kunst, heeft Nietzsche zelf
verordonneerd. Bravo! Aangezien het een vrij idioot standpunt zou zijn
Nietzsche kunstenaarschap te ontzeggen, mag men aannemen dat hij voortdurend de
roes heeft beleefd. Er is zeker zelfs een roes van het denken, zonder welke men
slecht, d.w.z. plat (banaal) denkt, zoals er een roes van het dichten bestaat.
Het gescherm met Dionysos laat ik (ondanks Nietzsche!) liever buiten
beschouwing: dit over en weer ingeroepen patronaat is mij te ‘goddelik’, in een
diskussie