| |
| |
| |
J.P. Migne
I. In talloze boeken en tijdschriftartikelen ontmoeten we bij herhaling de sigla MPG en MPL. Deze afkortingen hebben betrekking op de uitgave door Migne van de werken van Griekse en Latijnse kerkvaders: Migne Patrologia Graeca en Migne Patrologia Latina.
In de rabbijnse terminologie sprak men van de ‘overlevering der vaderen’. In het woord lag de idee van oudere en leraar. Het is met die betekenis ook in het christendom overgegaan en hing ten nauwste samen met de traditie. In de vierde eeuw golden als kerkvaders wier leer mede-normerend was voor het christelijk geloof. Later wordt het Vader-begrip verruimd tot alle kerkelijke schrijvers. Kerkvader betekent christelijke schrijver, voor zover hij representatief is voor de kerkelijke geloofstraditie. Naarmate we verder de middeleeuwen naderen gaat het begrip meer generaties omvatten. Oorspronkelijk viel het samen met de apostolische successie. Men ging in latere eeuwen het begrip Kerkvader voorbehouden aan de tijden, die nog het dichtst bij de apostolische kerk stonden. Tot het wezen van het Kerkvaderschap behoorde de antiquitas. Het patristieke tijdvak werd besloten in de 8e eeuw voor het Oosten en de 7e eeuw voor het Westen. S. Thomas noemt ze de ‘sancti’, wier werken authentieke waarde hebben. De laterkomende theologen noemt hij ‘magistri’. Kerkvaders zijn dus vertegenwoordigers van de christelijke oudheid. Ten andere wordt verondersteld dat zij rechtzinnig zijn in de leer en dat hun opvattingen de kerkelijke goedkeuring wegdragen. Een laatste kenmerk van de Kerkvader is de heiligheid van levenswandel en dat zij ook als heiligen vereerd worden, ook als ze niet officieel werden heiligverklaard.
Welnu, in de eerste helft van de 19e eeuw organiseerde Migne de geweldige onderneming om de geschriften van Kerkvaders en kerkelijke schrijvers in een lange reeks van uniforme banden af te drukken en hij trad tevens als uitgever-boekverkoper van deze en andere cursussen, cursus completus noemt hij ze, op.
II. Jacob Paul Migne werd de 25e October 1800 geboren te Saint-Flour. Hij deed zijn studies te Orléans en werd priester gewijd in 1826. De eerste jaren was hij professor (leraar zouden wij zeggen) te Châteaudun, daarna in de zielzorg kapelaan te Orléans. Later werd hij overgeplaatst naar Parijs in het jaar 1833. Hij
| |
| |
stichtte 3 of 4 kranten. Een ervan is in leven gebleven: L'Univers. Deze ondernemingen brachten hem in contact met het beste wat de Franse hoofdstad bezat aan schrijvers op godsdienstig gebied: Foisset, Ozanam, CL Nodier, Poujoulat e.a. In het jaar 1836 kwam een nieuw plan bij hem op. Voor geestelijken en leken een algemene bibliotheek in het licht te geven, die alles zou omvatten wat de kerkelijke wetenschap tot dusver had bereikt. Gedurende een 30-tal jaren, van 1836-1868, werkte hij koortsachtig aan deze onderneming en we zullen verderop zien, wat hij van zijn plannen tot stand bracht.
Van het jaar 1868 af werd zijn leven versomberd door de brand, die uitbrak in de nacht van 14 op 15 Februari van dat jaar, waarbij zijn werkplaatsen vernietigd werden. Toch trachtte hij, na de oorlog van 1870, het gestoorde werk weer op gang te krijgen, maar hij werkte zichzelf en zijn onderneming eerder tegen door een verkoop van kerkelijke goederen en een minder gelukkig gesjacher met Mis-stipendia. Deze twijfelachtige transacties deden hem een kerkelijke censuur oplopen en het kwam zover, dat Rome hem veroordeelde, de 25 Juli 1874. Migne stierf na al deze tragische gebeurtenissen het jaar daarop, de 24 Juli van 1875. Migne was geen man van bijzonder grote ontwikkeling, noch van zo heel fijne manieren. Persoonlijk bezat hij geen fortuin, maar hij was lichamelijk sterk en geestelijk evenwichtig. In moreel opzicht was hij een deugdzaam en belangeloos priester. Hij bezat bij uitstek de kwaliteiten van zijn streekgenoten van Haute-Auvergne, ondernemingsgeest, vindingrijkheid, sterkte en lijdzaamheid van wil, volhouden ondanks de beproeving, en hij was volop, men vergeve ons het woord, een zakenman. Hij had kijk op de handel en op geld. Het laat zich horen, dat mannen met zulke gaven zich weinig thuisvoelen tussen de soms wat enge regels van het kerkelijk recht. Zij hebben geen aanleg voor mystiek, maar als zij goed geleid worden, kunnen zij grote dingen tot stand brengen.
III. Zijn plan en hoe hij het tot werkelijkheid liet worden. Migne maakte plannen, maar hij liet het daarbij niet. Hij ging ook over tot handelen. Het plan was zeer eenvoudig en tevens gigantisch. Hij wilde een algemene bibliotheek van werken op het gebied van godsdienst drukken, in een handig formaat en in gelijkvormige delen, herdrukken en uitgeven alles wat tevoren aan boeken bestond van waarde voor de kerkelijke wetenschap en de christelijke godsdienst. Hij wilde door deze nieuwe edities de lacunes aan- | |
| |
vullen, welke op dit terrein in het verleden bestonden. De uitgaven zouden vooral eenzelfde formaat hebben en de vorm van dictionnaires of encyclopaedieën. Deze tweevoudige arbeid moest de totale kerkelijke wetenschap vertegenwoordigen, voor zover ze in zijn jaren bestond en op een hoog peil stond.
Dit plan werd met groot lawaai van reclame aangekondigd en ontmoette natuurlijk veel schouderophalen op vele plaatsen. Migne beantwoordde dit met daden. Hij vond het benodigde kapitaal en richtte tussen de jaren 1836 en 1840 op de Petit-Montrouge te Parijs een flinke drukkerij op, waaraan uitgebreide en ruime magazijnen werden verbonden. Hij nam drukkerspersoneel aan, opzichters, correctors, binders etc. en begon in 1840 met zijn publicaties. Tussen de jaren 1840 en 1845 gaf hij twee complete cursussen uit van theologie en Bijbel, een Cours de théologie (28 delen) en een Cours d'Ecriture Sainte (28 delen). Tussen 1842 en 1853 verschenen in 20 delen de ‘Démonstrations Evangéliques’. Van 1844-1866 kwamen uit de twee series van de ‘Collection intégrale des orateurs sacrés’ (99 delen). Vervolgens de drie onderdelen van een ‘Encyclopédie théologique’ (in totaal 171 delen), om niet te spreken over heruitgaven van oudere en nieuwere auteurs: Arnauld, Bergier, Bérulle, Bossuet, Fénelon, François de Sales, Perrone e.a.
IV. De Patrologieën. Bij al de hierboven genoemde werkzaamheden was Migne in het algemeen in de nieuwere tijd gebleven en hij had het tijdperk der middeleeuwen niet overschreden. Niet al de kracht van zijn organisatietalent had hij eraan besteed, hij zal die kracht tot het uiterste gaan uitbuiten in de Patrologieën. Hier was het doel zeer duidelijk bepaald. Het ging er immers over een complete collectie te drukken der geschriften van Kerkvaders en kerkelijke schrijvers die geleefd hadden in het Westen van het begin der christelijke jaartelling tot 1216 (de dood van Paus Innocen tius III), in het Oosten tot 1439 (het Concilie van Florence). Om bij deze onderneming leiding te geven stelde Dom Guéranger, de toenmalige abt der Benedictijnerabdij van Solesmes een van zijn jongere monniken ter beschikking, de 30-jarige Dom Pitra. Deze begreep onmiddellijk dat het er niet om kon gaan voor elke auteur een nieuwe uitgave van zijn werken klaar te maken op grond van een onderzoek in bibliotheken, collationering van handschriften, aantekeningen etc. Hij kwam tot de conclusie dat 1o men zich ertoe moest beperken om te herdrukken de oudere editie, welke
| |
| |
na onderzoek de beste zou blijken te zijn, 2o de nieuwe druk van die oudere uitgave dan zoveel mogelijk gecompleteerd moest worden door het opnemen van varianten, aantekeningen, studies geleverd door geleerden van recente datum, als men niet over de moderne tekst zelf kon beschikken.
Men herdrukte, het spreekt vanzelf, op de eerste plaats de vroegere uitgaven, door Benedictijnen bezorgd, omdat deze gewoonlijk de beste waren. Toch was deze keuze niet exclusief. Naast en behalve de Benedictijnse uitgaven herdrukte Migne alles wat hij over een auteur te pakken kon krijgen aan oudere of meer moderne werken van geleerden als Huet, Le Nourry, Otto e.a. Men beschuldigde hem soms van litteraire diefstal. Hij verdedigde zich zo goed hij kon en ging zijn gang. Zette achter deze kolossale onderneming een vaart, die iedereen met verbazing sloeg. In elf jaar (van 1844 tot 1855) werd de gehele Patrologia Latina opgeleverd, 217 delen, d.w.z. gemiddeld 20 delen per jaar. De Griekse Patrologie, die 162 delen telt, begon in 1857 en werd voltooid in het jaar 1866. Men had dus gemiddeld een 18 delen per jaar geleverd. Deze twee collecties tellen tezamen 583.291 pagina's. En dit alles werd in de handel gebracht tegen betrekkelijk geringe prijs. Een deel van de Patrologia Latina kostte bij inschrijving 5 francs. Item Patrologia Graeca 7.50 francs. Migne nam voorzorgen dat zijn werk hem zou overleven. Iedere pagina werd na vijf drukproeven geclicheerd. Men kan zich ternauwernood voorstellen welk een massa deze clichés vertegenwoordigden. Ze kwamen helaas om in de vlammen van de brand van 1868. Gelukkig waren de beide collecties bijna volledig gedrukt. Aan de Griekse mankeerde alleen nog het laatste deel en de indices. Over de Indices verderop onder VII.
V. Waardering. Er is in het fonds van de uitgever Migne een gedeelte bouwvallig, dat elke dag in waarde minder wordt. Dat zijn de Dictionnaires en Encyclopedieën. Deze werken moeten alle na een zekere tijd worden herzien. Dat is ook soms al gebeurd. Er bestaan nu een vrij nieuwe Dictionnaire de Théologie Catholique van Vacant en een Dictionnaire de la Bible van Vigouroux, beide met medewerking van vele specialisten. Ze kwamen uit bij de Parijse firma Letouzey. Toch behouden de Dictionnaires van Migne in sommige opzichten nog hun waarde. Er staan nog een aantal verhandelingen in, die ook nu nog de moeite van het kennisnemen waard zijn. Het meest duurzame gedeelte van Migne's
| |
| |
Oeuvre zijn ongetwijfeld de Patrologieën. Weliswaar is men sinds jaren in Berlijn (Grieks), Wenen (Latijn) en St. Pietersabdij Steenbrugge (men is daar begonnen met een moderne uitgave van Latijnse Vaders, maar wil op de duur ook Griekse Vaders nieuw bewerken. De uitgever is Brepols, Turnhout) begonnen met een kritische uitgave der Vaders en kerkelijke schrijvers, volgens de eisen der moderne wetenschap, maar het zal nog jaren duren alvorens zij Migne in omvang en volledigheid hebben geëvenaard en daarmee overbodig gemaakt. Van buiten gezien kan de uitgave van Migne op het stuk van papier en druk (lettertype etc.) in het algemeen niet wedijveren met de prachtige oudere folio-uitgaven van de Benedictijnen. Toch leest men b.v. gemakkelijker de nieuwe Griekse lettertekens bij Migne dan de aaneengekoppelde letters in de oude folianten. En dan: welk verschil in prijs en handigheid van formaat. Enigszins gebrekkig is de manier waarop de boeken bij Migne zijn gepagineerd. De cijfers zijn dikwijls onduidelijk en moeilijk te overzien.
De tekst is in het algemeen correct, meer nog in de Patrologia Graeca dan in de Latina. Voor eerstgenoemde cursus beschikte Migne over zetters, die van Griekse afkomst waren. De drukproeven werden vaak tot 6 maal toe gecorrigeerd.
De collectie is in het algemeen waard wat de uitgaven, die men nadrukte, waard waren. Hier en daar had men misschien een betere editie kunnen kiezen, maar gewoonlijk was het raak, zoals men koos. De geleerden, die de keuze deden, Dom Pitra en zijn medewerkers waren competent. Ze putten uit de schatten van Benedictijnse wetenschap en er was weinig risico, dat men zich vergiste.
Zeker, het valt te betreuren, dat er hier en daar weglatingen zijn of nutteloze doubletten. Na Migne zijn er ontdekkingen gedaan, hebben kritische studies het licht gezien, die de waarde verminderd hebben van hier en daar een onderdeel van Migne's werk. Maar over het geheel genomen moet eerlijk worden toegegeven, dat hij een grandioze onderneming werkelijkheid deed worden, zodat iedereen, die zich interesseert voor de christelijke oudheid, hem dankbaarheid verschuldigd is. Men heeft sinds Migne anders gewerkt, maar men heeft nog lang niet evenveel tot stand gebracht.
VI. Andere Migne-uitgaven. Behalve de uitgaven hierboven (zie hierboven onder III) genoemd, gaf Migne in zijn Bibliothèque
| |
| |
Universelle du Clergé ook nog in het licht:
een Griekse Patrologie met Griekse en Latijnse tekst naar elkaar (166 delen)
een Griekse Patrologie in het Latijn vertaald (85 delen)
Encyclopédie Théologique (171 delen)
Histoire ecclésiastique (27 delen)
Somme d'Or (13 delen)
Publications diverses (120 delen)
De uitgeverij J.P. Migne bestaat sinds vele jaren niet meer. Maar een aantal van zijn publicaties zijn herdrukt en nog steeds verkrijgbaar bij de uitgeverij Librairie d'Argences, 4 Rue de L'Eperon, Melun (S. et M.), France.
De collecties van Migne komen nog altijd voor in de grotere antiquariaten. De oorspronkelijke druk (het ‘ancien tirage’) is nog steeds ‘extrêmement recherché’.
VII. De indices of registers mogen wel in een afzonderlijk hoofdstuk worden besproken. Zij vormen op zichzelf een kleine bibliotheek van minstens 235 indices. We maken een begin met u de weg te wijzen in deze bibliotheek. Zij bewijst hoe rijke schatten aan wetenschappelijk materiaal op ieder gebied in de grote uitgaven van Migne zijn opgetast.
De vier slot-delen van de Patrologia Latina (dl. 218, 219, 220 en 221) bevatten niet 24 indices, maar 24 reeksen van indices op de gehele Patrologia Latina. Aan het eind van elk der 4 genoemde registerdelen vinden we een overzicht van de indices welke in dat deel zijn opgenomen.
In 1952 gaf Mgr. P. Glorieux uit wat hij noemt een aantal ‘tables rectificatives - pour revaloriser Migne’. Zijn boekje verscheen te Lille, als cahier supplémentaire op de Mélanges de Science Religieuse IX (1952). Dit supplement belooft ‘et de connaître et d'utiliser ensuite aisément toutes les modifications, réserves ou corrections, que la critique a apportés depuis la parution de Migne’.
Er zijn met het geschrift van Glorieux mee minstens 235 indices op de Latijnse Patrologie van Migne. Op deze indices gaf een Karthuizer monnik een Elucidatio in 235 tabulas M.P.L. in het licht (Rotterdam, de Forel, 1952).
| |
| |
We hebben hierboven in hfdst. IV verteld hoe de registers op de Patrologia Graeca bij de brand van de ateliers van Migne vernietigd werden (dl. 162 van de Patrologia Graeca). Ferd. Cavallera bezorgde indices in Migne's Patrologiam Graecam (Parisiis, Garnier, 1912). Hij geeft:
I | Brevis conspectus auctorum ex ordine tomorum |
II | Index alphabeticus auctorum;
anonyma scripta (Kol. 111 v.) |
III | Index methodicus;
index op het werk van F. Cavallera (Kol. 213 v.). |
Uitgebreider Indices in Migne Patrologiam Graecam digessit Theod. Hopfner Paris, Geuthner, 1928-(1936) 2 dln. 8o. 1945
I | Index ex ordine tomorum, met indiculus. (dl. 2, Kol. 851 v.) |
II | Indiculus auctorum ex ordine alphabetico (dl. 2, Kol. 856 v.) |
III | Index methodicus (dl. 2, Kol. 872 v.) Index op de 2 dln. van Hopfner: dl. 2, Kol. 879 v. |
Een alphabetisch auteursregister over Migne Patrologia Latina vinden we bij Potthast in zijn Bibliotheca Historica Medii Aevi, 2e druk (Berlin, Weber, 1896) blz. XLIV v.
Idem over de Griekse Patrologie: Grieks-Latijnse uitgave, blz. CI v.
Idem over de Griekse Patrologie (Lat. vertaling) blz. CVI v.
In deze twede druk excerpeerde Potthast de Acta S.S. Bollandiana, de drie Patrologieën van Migne en vele andere werken, die van belang zijn voor de kennis van de geschiedenis van de middeleeuwen.
We vonden nog de volgende aantekening van een Duitse geleerde uit de vorige eeuw: Table et clef de la Patrologie grecque de Migne et de la Byzantine de Bonn, door D. Scholarios. 3 bndn.:
I | Algemeen register |
II | de letters α en ² |
III | de letter γ tot het woord τσ δας. |
Men heeft er voorin geschreven: ‘Das Buch wird wohl ein Torso bleiben’. Papier is slecht, het maakt alles een ongunstige indruk. Verdere inlichtingen zijn niet te krijgen. Tot zover de aanteke- | |
| |
ning. De Praefatio van Hopfner helpt ons uit de onzekerheid. Hopfner was Dr. philologiae, professor philol. class. ord. universitatis German. Praegensis.
De Praefatio op de index, die hij maakte op de Patrologia Graeca van Migne luidt als volgt: ‘Cum ultimo Patrol. Graecae tomo (nr. 162), qui indices omnium voluminum locupletes continebat, anno 1868 igne consumpto thesaurum auctorum operumque immensum percensere opus esset arduum, Dorotheus Scholarius primum, deinde Ferdinandus Cavallera, viri doctissimi et de litteris christianis propagandis optime meriti, indices suos ediderunt. Cum Scholarii Kleis, Athenis anno 1879 (in 4o 611 pp.) Neograeca quae dicitur lingua edita, plurimorum non omnium operum argumenta contineat, recentiorum virorum doctorum plane neglectis, Cavallerae indices Parisiis anno 1912 (4o 208 pp.) lingua latina editi nihil nisi nomina auctorum veterum eorumque operum titulos praebent, ita tarnen summa cum doctrina et diligentia digesta, ut nemo sit qui Cavallerae minorem quam Scholario gratiam habeat, praesertim cum Cavallera indicem quoque methodicum adiecerit, opus hercle admirandum et utilissimum.
Attamen qui opes e thesauro Patrologiae Graecae inexhausto plurimas sibi comparare voluerit, Scholarii et Cavallerae indicibus ne conjunctim quidem inspectis propositum facile assequetur, cum alius index alio modo imperfectus sit et Scholarii liber ita rarus, ut vix in bibliothecis maximis asservetur. Itaque nunc tertius index universalis in lucem mittitur locupletissimus qui non solum veterum auctorum omnium opera sed etiam adiectas apud Migne recentiorum virorum omnium omnes praefationes, dissertationes, commentationes ad percensenda veterum opera utilissimas, per capitulorum singulorum argumenta descripta praebet, additis insuper indiculis duobus, quibus auctorum veterum nomina cum ex ordine tomorum turn ex ordine alphabetico enumerantur, singulis auctoribus operum titulis appositis; indiculus tertius methodicus Cavallerae multo brevior, cum indicio universalis copia praesto sit, agmen claudit.
Titulis operum in secundo indiculo alphabetico congestis adiectus est editionum recentiorum elenchus, quae post annum 1862, quo Patrologiae Graecae cursus absolutus est, in lucem prodierunt.’
We mogen ten slotte niet onvermeld laten, dat de Bibliotheek van onze Leidse Academie de wetenschappelijke wereld tegemoet wilde komen met een zorgvuldig en zeer duidelijk opgesteld register
| |
| |
op de Latijnse Patrologie van Migne. Het boekje telt 64 bladzijden en is uitgegeven Lugduni Batavorum (Leiden) 1945.
VIII. Enige aantekeningen uit de onder VI genoemde Elucidatio en uit 19e eeuwse catalogi van uitgevers, die het fonds van Migne overnamen (Garnier en Welter), van belang voor hen, die met oude boeken of bibliotheken te maken hebben.
Voor wat de Patrologieën betreft:
Een index bibliographicus vinden we
in M.P.L. dl. 218, Kol. 1141-1183
in M.P.L. dl. 219, Kol. 579-584.
Voor M.P.G. bij Cavallera Kol. 200-201.
Enc. Théol. 3e série:
dl. 39-42, Dictionnaire de bibliographie
dl. 43-44, Dictionnaire de bibliologie.
Index biographicus, Elucidatio blz. 15. Cavallera Kol. 196-198. Enc. Théol. 2e série dl. 1-3: Dictionnaire de biographie.
Index hagiographicus: Cavallera Kol. 167-178. Elucidatio blz. 40.
Enc. Théol. 1e série dl. 40-41: Dictionnaire d'hagiographie.
Index diplomaticus: Elucidatio blz. 29.
Enc. Théol. 1e série dl. 47: Dictionnaire diplomatique.
Ibid. 2e série dl. 40-41: Dictionnaire des manuscrits.
Laatstgenoemde dictionnaire bevat een aantal catalogi van handschriften, zoals ze in de voornaamste bibliotheken van Europa voorkomen, en meer in het bijzonder voorzover ze materiaal bevatten op het gebied van kerkelijke wetenschap en geschiedenis.
A. de Wilt S.J.
Maastricht,
Canisianum 1958
|
|