| |
| |
| |
Bibliotheca Catholica Neerlandica Impressa (1500-1727) (BCNI)
Een bibliotheek van Katholieke Nederlandse gedrukte boeken (Den Haag, 1954). Men zou het niet kunnen noemen de bibliotheek enz., we zullen straks zeggen waarom.
Over de moeilijkheden, welke het opstellen van een catalogus als de onderhavige meebrengt, heeft Pater Dr. Bonaventura Kruitwagen OFM een boekje opengedaan in de voormalige vereniging, die voor het gemak ‘Onuitsprekelijke’ genoemd werd (tegenwoordig = Thijmgenootschap). Het verslag van deze voordracht kwam uit in het jaar 1910 bij de Uitgevers J.J. Romen en Zonen te Roermond.
Men heeft het er tenslotte toch op gewaagd, maar we moeten helaas zeggen, met niet al te veel succes. Het boek valt ons voor een uitgave van de Firma Nijhoff, die toch ook op dit gebied een reputatie te verliezen heeft, eerlijk gezegd, een beetje tegen. En we staan in deze opvatting, blijkens de recensies die hier en daar verschenen zijn, niet alleen. De samenstellers van dit boek geven er hoog van op, dat zij ± 18.000 titels hebben verzameld en dat zij nooit een boek dat zij beschreven zelf in handen hebben gehad, maar dat zij genoegen namen met de beschrijving ervan op fiches of anders, voor zover zij ze aanwezig vonden. Nu, het is goed te merken. Het is een hachelijke onderneming om bij het opmaken van een bibliographie als deze, de bibliotheek-catalogi tot grondslag te nemen, zoals men ze hier of daar vindt. Ze zijn lang niet overal nauwkeurig, en zijn ze dat wel, dan zijn die accuraat opgemaakte catalogi niet altijd volgens dezelfde normen in elkaar gezet.
Absolute volledigheid in deze zaken kan niemand eisen, maar men had althans naar een betrekkelijke volledigheid kunnen streven en daarmee een betere hulp kunnen bieden aan hen, die op het terrein van de geschiedenis der nederlandse vroomheid werkzaam zijn. Men geeft nu 18.000 titels. Dit is naar schatting ongeveer de helft of hoogstens twee derde van het getal, dat mogelijk zou geweest zijn. Het boek zou aan bruikbaarheid gewonnen hebben als men om te beginnen de grenzen niet had gelegd van 1500 tot 1727, het tijdvak van het optreden der Apostolische Vicarissen. We willen volstrekt niet ontkennen, dat deze Apostolische Vicarissen vruchtbaar gewerkt hebben op het geestelijk leven in die dagen. Ook is waar, dat in deze periode religieuzen van ver- | |
| |
schillende Ordes en Congregaties met grote bekwaamheid en ijver hebben gepubliceerd op ieder gebied van kerkelijke wetenschap en vroomheid, maar ook de jaren vóór 1500 en na 1727 zijn vol van rusteloze activiteiten op dit terrein.
Op het gebied van vindplaatsen zijn grote gebieden door de samenstellers van de Bibliotheca onontgonnen gebleven. We missen bijvoorbeeld de R.K. Universiteitsbibliotheek te Nijmegen, de tamelijk uitgebreide verzamelingen van Albertinum, Berchmanianum, Canisius-College in genoemde stad, de bibliotheek van het Groot Seminarie te Warmond, van het S. Ignatiuscollege te Valkenburg (L) etc. etc.
Men heeft artikelen opgenomen uit oudere jaargangen van Ons Geestelijk Erf, maar de opstellen, waarin deze artikelen werden achterhaald, in hetzelfde tijdschrift voorbij gezien.
Mijn Confrater Dr. M. Dijkmans van Leuven somde in zijn bespreking een aantal bibliografieën op, waarmee geen rekening werd gehouden. Hij plaatste zijn respectabele lijst van locale bibliografieën in ‘Bijdragen’, Tijdschrift voor filosofie en theologie, dl. 16, 1955, afl. 3. Maar de lijst is zo respectabel niet of hij kan er nog enige nummers bij hebben. Ik moge in dit verband wel even herinneren aan de mooie catalogus van de bibliotheek van de Vereniging tot Bevordering van de Belangen des Boekhandels op de Herengracht te Amsterdam. Deze catalogus bevat een groot aantal plaatselijke bibliografieën, alfabetisch gerangschikt volgens de namen der steden, waar boeken werden gedrukt en uitgegeven. Nog meer: ook de Ordesbibliografiëen zijn onvoldoende geraadpleegd, zoals Pater Gerlach terecht klaagt in het tijdschrift ‘Franciscaans Leven’ 38 (1955) 90-92. Wat ons het meest verwondert is, dat het grote werk van Wadding-Sbazalea: Scriptores Ordinis Minorum niet wordt genoemd.
Quétif-Echard, Scriptores Ordinis Praedicatorum komt er niet aan te pas, evenmin als het driedelige werk van M. de Meulemeester, Bibliographie générale des écrivains Rédemptoristes (Louvain 1939).
De Carmelieten moeten het doen met het bescheiden boek van Pater Irenaeus Rosier OCD, een overzicht dat met een beetje meer moeite en geduld tweemaal zo omvangrijk had kunnen zijn, zoals we hebben aangetoond in Ons Geestelijk Erf van 1952 (blz. 61-104).
En nu de Jezuïeten. De samenstellers van de BCNI vermelden met enige ophef, dat zij iemand bereid vonden om de Bibliothèque
| |
| |
van De Backer-Sommervogel, zoals zij de Bibliothèque des écrivains de la Compagnie de Jésus enigszins praegnant noemen, te dépouilleren. We hadden in het jaar, waarin de ‘Bibliotheca’ verscheen, in verband met het eeuwgetij van de H. Ignatius, juist een onderzoek in genoemd werk op een speciaal punt beëindigd. We hebben het resultaat van onze arbeid eens vergeleken met dat van Pater Weyenborg. Die vergelijking is niet zo gunstig voor de BCNI afgelopen. Men heeft een vrij aanzienlijk percentage titels, die in aanmerking komen voor een bibliografie van nederlandse spiritualiteit, over het hoofd gezien, of althans niet opgenomen. Men heeft, wat de Jesuitica in de Nederlanden betreft, het grote werk van Uriarte niet ingekeken, Catálogo razonado de obras anónimas y seudonimas 5 dln. (Madrid 1905-1916). Men had er nog een aantal titels kunnen vinden van Spaanse drukken, die niet vermeld worden in het boek van Peeters-Fontainas en boeken in allerlei talen vertaald uit het Spaans en in de Nederlanden gedrukt.
Dit wat de locale en Ordesbibliografie betreft. Een verder punt vormen de catalogi van antiquariaten. Mag ik enkele namen noemen? Beyers en van Huffel te Utrecht, van Leeuwen te Leiden, Nijhoff te Den Haag, Rosenthal vroeger te München, tegenwoordig te Hilversum. Hun catalogi zijn doorgaans goed bewerkt en met kennis van zaken opgemaakt en bevatten zeer veel materiaal, dat de BCNI goed te pas zou zijn gekomen. De zaak van J.W. van Leeuwen, die vroeger te Leiden bestond (de laatste eigenaar heette bij mijn weten K. Fercken), is er al sinds jaren niet meer. Maar de catalogi van deze en andere antiquariaten worden bewaard te Amsterdam op de bibliotheek van de Vereniging tot Bevordering etc. waarover ik hierboven sprak.
Behalve de antiquariaatscatalogi zijn er ook nog de gedrukte lijsten van boekverkopingen of aucties. Ook deze bevatten meermalen waardevol materiaal voor de studie van de nederlandse vroomheid. We vonden bijv. in de catalogus der bibliotheken van Mr. J. van Lennep en Prof. J.A. Alberdingk Thijm, die geveild werden bij Frederik Muller en Co. te Amsterdam, 105 titels, waarmee de BCNI zijn voordeel had kunnen doen.
En hiermee is dunkt ons genoeg gezegd over het aantal der boektitels in de BCNI.
Nu iets over de sigla. Sigla zijn tekens en afkortingen. De BCNI gaat ook op dit gebied eigen wegen. We vinden ze ronduit gezegd nogal omslachtig en soms een beetje koddig. Frutsaert bijv. wordt
| |
| |
Fruts. Waar heeft de man het aan verdiend?
Volgen enige opmerkingen over de titelbeschrijving en het register.
Eerst iets over de namen en adressen van uitgevers-drukkers. Meestal worden deze namen vermeld. Soms niet. Zie in BCNI de nrs. 8443, 9646, 11324, 13863.
Men noemt soms maar één van de twee of meer uitgevers, die op de titelpagina worden vermeld. Zie de nrs. 6178, 6179, 11095. Ik kan het niet zo gelukkig vinden, dat de vóórletters van drukkers-uitgevers-boekverkopers niet worden genoemd. Men kan immers juist met behulp van die vóórnamen soms (niet altijd) uitvinden in welke tijd ongeveer men een boek, dat zonder datum uitkwam, moet dateren.
Men ging niet altijd consequent te werk bij de opgave van Keulse drukken. Meestal worden de latijnse en nederlandse genoemd, een enkele maal (zie bijv. 2396) een duitse tekst. Waarom niet méér duitse boeken, in Keulen (of elders) gedrukt, die van belang zijn voor de studie van de nederlandse vroomheid? Ik mis bijv. de oorspronkelijke uitgave van het gebedenboek van Nakatenus, een boek, dat eeuwen lang in de Nederlanden in het duits, frans, latijn, nederlands goede diensten heeft bewezen.
Er is over die keulse drukken nog iets anders te zeggen. Er werden te Amsterdam, vooral in de 17e eeuw, tamelijk veel boeken van katholieke auteurs gedrukt op naam en met het adres van een keulse uitgever, bijv. Kalcovius of Kinckius. Soms zelfs met het imprimatur op naam van een keulse geestelijke, die toestond, dat de amsterdamse pastoor Marius als censor optrad en de naam Sierstorffius gebruikte. Zo werden bijv. veel boeken van de H. Robertus Bellarminus zogenaamd te Keulen uitgegeven bij C. ab Egmond maar in werkelijkheid kwamen ze te Amsterdam uit, bij Blaeu of Elzevier. Zie in de BCNI de nrs. 8761, 8762, 8763, 8764, 8765 etc.
Men kan over dit verschijnsel meer lezen b.v. in Emil Weller, Die falschen und fingierten Druckorte (Leipzig 1864); G.J. Hoogewerff, Bescheiden in Italië omtrent nederlandse kunstenaars en geleerden dl. 3 (Den Haag 1917) blz. 380 en 389; Rijks Geschiedk. Publicaties Kl. serie no. 17: Brieven van Bertholdus Nihusius aan Fabio Chigi, tijdens diens nuntiatuur.
| |
Iets over vertalingen en vertalers.
Bij no. 4132 Henricus Adriani, Catholieke sermoonen... Ant-
| |
| |
werpen 1592, waarvan ook verschillende latere uitgaven in de BCNI zijn opgenomen (Register blz. 580) had wel vermeld mogen worden dat het werk van Adriani (een kath. geestelijke te Antwerpen) iets te maken heeft met de beroemde duitse 16e eeuwse kanselredenaar Johannes Wild (Ferus) OFM. Deze Ferus vinden we in het register van de BCNI blz. 609. Cf. Lexikon f. Theol. u. K. X, 885; en Catalogus van de... Jezuietenstatie te Leeuwarden (Prov. Bibl. van Friesland) Leeuwarden 1941, blz. 29. Bij het boek van Paul de Bary S.J. (10168) wordt de naam van de vertaler F. de Smidt S.J. niet genoemd.
Pater Gerlach OFM Cap. signaleert in zijn hierboven aangehaalde bespreking in het tijdschrift Franciscaans Leven, dat de namen van Matthias van Aerssen en Jan van Aken volledig ontbreken in de BCNI. Maar als deze namen niet voorkomen in het register dan wil dat op zich zelf genomen nog niet zeggen, dat zij niet voorkomen in de BCNI zelf. Enige voorbeelden: de nummers 6103, 6104, 6228, 6615, 6887, 7656, 8182, 8404, 8818 komen wel voor in de catalogus, maar ontbreken in het register. We hebben hier te doen met vertalingen in het latijn door de middelburger Matthias Martinez de Waucquier. Er is over deze bekwame vertaler geschreven in het tijdschrift ‘Ons Geestelijk Erf’
jg. 1952 blz. 92 v. |
jg. 1953 blz. 72 v. |
jg. 1955 blz. 84 v. |
Het volgende hoort ook nog bij dit hoofdstuk. Het register brengt ons soms in kennis met de vertaler, niet door onmiddellijk zijn naam te noemen, maar indirect, door te verwijzen naar een vroegere uitgave van het boek, dat in de titellijst is opgenomen. Deze indirecte methode heeft niet altijd succes. Ze is gevaarlijk, want eenzelfde boek wordt soms in de loop van de jaren door meer dan één vertaler overgezet. Enige voorbeelden: S. Franciscus van Sales, Introduction werd in het latijn vertaald door M.H. Stortelbeck en Matthias Martinez (Ons Geestelijk Erf 1953, blz. 66).
Het Compendium Meditationum van L. de Ponte-Arnaya werd in het latijn vertaald door Remaclus du Vaulx en Math. Martinez (B.S. I, 560).
Het Exercitium Perfectionis van Alphonsus Rodriguez item door Creder, Tannemar en Martinez (Ons Geestelijk Erf 1955, blz. 100).
Arias werd vertaald door Antonius Dulckens Ocarth, Joannes
| |
| |
Dulckens Ocarth, Andreas Hoius Brugensis, Math. Martinez, Joh. Busaeus etc.
Over Hafakker: Het paradijs der... lofzangen, dat voorkomt onder nr. 18465 is het volgende te zeggen. De schrijver heet soms ook Afhakker en zijn pseudoniem was Salomon Theodotus. Het werd uitgegeven te Amsterdam, bij Stichter, z.j. Had de BCNI ook de vóórnaam van de uitgever genoteerd, dan hadden we met behulp van de dissertatie van P. Leuven, De boekhandel te Amsterdam door katholieken gedreven tijdens de Republiek (Epe 1951), iets meer kunnen zeggen over de datering. BCNI dateert het tussen 1651 en 1727. We worden nog verwezen naar nr. 6910, waar een uitgave wordt vermeld te 's-Hertogenbosch 1621. Nr. 10209 geeft een uitgave te zien van Antwerpen 1648. Het boekje, dat zich bevond op de bibliotheek van het Canisianum te Maastricht, is helaas tijdens de oorlog verloren gegaan.
J.B. Agnensis (nr. 1544) is J.B. Agnese, of nog beter Agnesi. Hij was een Italiaans priester. Werd geboren in 1611 te Calvi op het eiland Corsica en leefde lange tijd te Rome. Werd later blind. Hij leefde nog in 1667. Maakte veel anagrammen. Nr. 15444 vermeldt een boekje van hem, dat te vinden is op de Prov. Bibl. van Friesland: Epinicion gloriae virgineae in psalterium Marianum (Coloniae, J. Busaeus [1696]). Catalogus Prov. Bibl. van Friesland blz. 106, RK 268. Enige bijzonderheden over deze schrijver bij Adelung, Fortsetz. u. Erg. zu... Joechers, Allg. Gelehrtenlexikon, Bd. I (Leipzig 1784).
S. Albertus Magnus. De titel onder nr. 118 is wel erg summier: Opus tripartitum, Coloniae, H. Quentell, 1503. Dit driedelige werk bevat
I | Summa de Officio Missae |
II | Summa de Sacramento Eucharistiae |
III | Sermones XXXII super verbos Venite et comedite. |
Onder No. 7444 krijgen we te doen met de Biblia Mariae van Albertus Magnus V. Justinianus, Coloniae 1625.
Eerst moet worden opgemerkt dat deze Biblia Mariae niet meer wordt toegeschreven aan de H. Albertus de Grote. (Zie o.a. Dict. de Théol. Cath. dl. I1, 670). Ook het boekje, dat in de BCNI voorkomt onder het jaartal 1663, volgnummer 11930, wordt niet meer
| |
| |
op naam gezet van de H. Albertus de Grote. (Zie Lexikon f. Theol. u. Kirche V, 507-508).
En verder: men verwijst naar Justinianus. Hiermee is bedoeld Vincentius Justinianus Antist O.P. Deze predikheer is afkomstig van Valencia in Spanje en leefde in de laatste helft van de 16e eeuw. Hij was goed bedreven in verschillende vakken van kerkelijke wetenschap.
Lijst van de boeken die hij schreef bij Antonio, Bibliotheca Hispanica en Quétif Echard II, 326.
Een der oudere bibliografen van de Jezuietenorde, Philippus Alegambe, die te Brussel geboren werd in het jaar 1592, bracht de laatste jaren van zijn leven te Rome door en overleed in die stad op 6 september 1652. Hij had gehoopt met zijn boek klaar te komen in 1640 bij het eerste eeuwfeest van de Societeit van Jezus. Hij slaagde niet in dit voornemen. Zijn boek verscheen te Antwerpen bij J. Meursius in het jaar 1643. Het is in de BCNI te vinden onder dit jaartal, op het volgnummer 9610. De lijst van zijn geschriften in Bd I, Kol. 151-153.
Over de historische betrouwbaarheid van Alegambe's Bibliotheca en over de medewerking aan dit boek door Joh. Bollandus S.J. kan men lezen in de tijdschriften ‘Het Boek’, dl. XXVI (1943) blz. 281 v. en ‘De Gulden Passer’, dl. XXVIII (1950) blz. 32 v. Er wordt in deze studies ook gewezen op het feit dat de nieuwere bibliografieën gewoonlijk de oudere niet volstrekt overbodig maken.
Het boek van J. Andries S.J., genoemd onder het jaartal 1648, toen het te Brussel verscheen (volgnr. 10164 etc.) wordt weer erg summier aangeduid. Het boek van Andries heet voluit: Perpetua crux sive passio Jesu Christi a puncto Incarnationis ad extremum vitae XL explicata iconibus, BS I, Kol. 376.
Over Johannes Bollandus en zijn grootse onderneming de Acta Sanctorum, die toch zoveel materiaal bevatten met betrekking tot de nederlandse vroomheid, wordt in de BCNI in alle talen gezwegen. We geven in een afzonderlijk opstel een overzicht over de bewogen geschiedenis van deze merkwaardige boekenreeks, in de zeventiende eeuw begonnen en nog steeds niet voltooid.
In het register van de BCNI wordt niet verwezen van J. a Castro naar Judocus van der Borght OFM. Vgl. de volgnrs. 8569 en 8807 met register blz. 595.
| |
| |
Homélies Morales. Liège, G.H. Streel, 1680, 3 dln. 8o.
Onder volgnr. 13908 wordt de schrijver niet genoemd. Het is Pierre Floriot of A. Godeau. Cf. Vacant D.T.C.
L'idée d'une vierge chrétienne dans la vie de mademoiselle Marie Anne du Val de Dampiere (door G. le Roy) Bruxelles, Marchant, 1684. BCNI Nr. 14353. Cat. Rosenthal XVI, 286.
Leonardus Lessius, Quinquaginta Considerationes... BCNI 9898 verwijst naar 9668, waar de titel iets meer zegt: 50 Considerationes de 50 nominibus Dei. Lovanii 1643. De uitgever was Jac. Wynsius S.J. (BS IV, Kol. 1745).
Van Martinus von Cochem OFM Cap. vinden we in de BCNI onder nr. 15949 een uitgave van Medulla Missae (Coloniae 1700). Wel wat weinig voor een man, die minstens 70 geschriften op zijn naam heeft staan. Het Lex. f. Theol. u. Kirche VI, 980 noemt hem een ascetisch schrijver voor het volk von ‘zeitloser Grösse’. Hij was een uitstekend volksmissionaris door woord en geschrift. Heeft veel en goed geschreven. Zijn boeken munten uit door grondige en degelijke bewerking. Zijn voornaamste werk is de bovenaangeduide Medulla Missae (Mess-Erklärung).
We noemen nog enige uitgaven uit de 18e en 19e eeuw en het zou ons verwonderen, als er ook geen uitgaven te vinden waren in de 17e eeuw in de Nederlanden verschenen:
1. | Der grosse Baumgarten, abgekürtzt, in grossem Druck: darinn jedoch die kräfftigste Gebetter begriffen seynd...
Cöllen 1721 (Canisianum, Maastricht). |
2. | Gründliche Messerklärung... sampt 50 Exempeln.
Köln a Rh. 1808 (7. Aufl.) (Can. Ma.). |
3. | Erklärung des H. Messopfers...
Gulpen, M. Alberts, 1853-1887 (Can. Ma.).
In vroeger jaren werden er in Nederland, niet zo heel ver van de grens, boeken uitgegeven in de duitse taal. Omgekeerd, toen en nu, nederlandse boeken in Duitsland (Kevelaer b.v.). In nederlandse grensplaatsen werd in het duits gepreekt en godsdienstonderricht gegeven. In Duitsland vice versa. Aan deze toestand kwam een eind na de 1e wereldoorlog.
Een uitgebreide opgave van duitse boeken in Nederland verschenen, tussen de jaren 1853-1887, bij Mes blz. 84. |
| |
| |
4. | Die vier letzten Dinge: Tod, Gericht, Hölle und Himmelreich. Gulpen, M. Alberts, tussen 1853 en 1887.
(Mes blz. 83). |
5. | Leben und Leiden unseres Herrn und Heilandes Jesu Christi und... Maria.
Gulpen, M. Alberts, 1878.
1e editie Franckfurt: 1689.
1e editie Gulpen: 1855. |
6. | Christelijk huis- en volksboek... bew. door J. de Gruyter pr. Venlo, Wed. H.H. Uyttenbroeck, 1879 (3e druk).
Mes, blz. 52. |
7. | Christelijk huis- en volksboek... met Mis- en Lofgebeden. Bew. door J. de Gruyter pr.
Venlo, Wed. H.H. Uyttenbroeck, 1894, 4e druk.
Imprimatur Ruraemunde 1872.
1e duitse ed. Augsburg: 1698.
1e uitg. de Gruyter: 1867.
(Can. Ma.). |
8. | Hetzelfde werk, Gulpen, M. Alberts 1896 (Can. Ma.). |
9. | Erklärung des hl. Messopfers... bea. von L. Grubenbecker. Köln a. Rh. J.P. Bachem, 1897 (38-42 Aufl.).
(Can. Ma.). |
Het boek van Joannes Nijder OP. De reformatione religiosorum... praelo subjecit Joannes Nijs OP.
Antwerpiae, Plantin, 1611.
BCNI 5723.
Onder het jaartal 1698 had de duitse vertaling van de Evangelische Peerle vermeld mogen worden. Zij is gemaakt door Heribertus Hobusch, een Minderbroeder Conventueel en kwam uit te Keulen in genoemd jaar bij Johannes Alstorff. Enige bijzonderheden over de zeer mooie vertaling zijn gepubliceerd in ‘Het Boek’, dl. XXVIII (1944) blz. 209-218. Het is waar, dat het exemplaar, dat tot die datum op de bibliotheek van het Canisianum berustte, werd uitgeleend en bij een brand in de Limburgse mijnstreek, van 5 op 6 october 1942, vernietigd werd. Maar vroeg of laat zal er toch wel weer een exemplaar van dit kostbare boek voor de dag komen.
Een nauwkeurige bibliographie over de Peerle en de vertalingen
| |
| |
vinden we in genoemd deel van ‘Het Boek’ op blz. 219-225. Over de latijnse vertaling, die zo goed als zeker aan de Karthuizer Laurentius Surius kan worden toegeschreven, vinden we een studie in ‘Ons Geestelijk Erf’ 1943 en enige kleine verbeteringen op dit artikel in O.G.E. 1953.
BCNI 2088.
Van S. Petrus Canisius had kunnen worden opgenomen het ‘Cabinet der devotien vol schoone godtvruchtige Oeffeningen, Ghebeden, Seven Psalmen ende Litanien’... door J.C. Antwerpen, Joan. Sleghers, 1687. In 't extract van het privilegium dat zich achterin bevindt, wordt het boekje toegeschreven aan Petrus Canisius... De inhoud komt trouwens overeen met de nederlandse vertaling van het Manuale Catholicorum. Het boekje is te vinden op de bibliotheek van het Ruusbroec genootschap te Antwerpen. Het eerste katern ontbreekt.
Van de vier, misschien vijf uitgaven van Pedro de Ribadeneira's catalogus is alleen de bewerking door Alegambe opgenomen: BCNI no. 9610. Ribadeneira was heel jong toen hij door Ignatius in de orde werd opgenomen. Precies 13 jaar. Hij was geboren te Toledo 1527. Werd naar België gezonden in 1555. Keerde om redenen van gezondheid naar Spanje terug in 1574. Stierf te Madrid 22 september 1611. Zijn ‘Illustrium scriptorum Societatis Jesu Catalogus’ kwam uit misschien in 1602, maar zeker in 1608 te Antwerpen, ex Officine Plantiniana, apud Joannem Moretum. De tweede (of derde) editie, bewerkt door de fransman M. Coyssard verscheen te Lyon, bij J. Pillehotte in 1609.
De derde (of vierde) uitgave, bewerkt door een italiaan J. Negroni en de antwerpse filoloog Andreas Schottus zag het licht te Antwerpen, bij Plantin, 1613.
De z.g. editio ultima van 1653 is een titeluitgave. Onder titeluitgave verstaan we een boek waarvan alleen de titelpagina nieuw is. De overige vellen zijn restanten van een vroegere druk.
Over deze catalogus en zijn geschiedenis werd geschreven in ‘Huldeboek Pater Bonaventura Kruitwagen OFM, aangeboden op Sint Bonaventura, 14 juli 1949, ter gelegenheid van zijn gouden priesterfeest en zijn 75e verjaardag’ (Den Haag, Mart. Nijhoff, 1949) blz. 454-464.
H. Teresia van Avila: in Ons Geestelijk Erf 1952 blz. 82-102
| |
| |
kan men een uitvoerige bibliographie vinden van haar werken in het spaans en in andere talen in de Nederlanden verschenen. De indeling is volgens de taal waarin de boeken verschenen. In elke groep worden onder A. de oorspronkelijke werken, uittreksels en bloemlezingen vermeld. Onder B. andere boeken en geschriften, die op een of andere wijze betrekking hebben op deze schrijfster. Tussen twee haakjes, waarom wordt in het register van de BCNI Johannes de Avila onder de letter A geplaatst (Avila, Joh. de) en Teresia van Avila onder de letter T (Teresia van Avila)? Nog: Granada O.P.L. van (bijv. 7063 en 7064) en Johannes van Carthagena OFM (bijv. 7076 en 7077).
Ten slotte: waarom is wel opgenomen het werk van Adrianus Poirters S.J., een dichter van het tweede plan, en niet dat van een Joost van den Vondel en andere dichters, voor zover ze over God en godsdienst geschreven hebben? Het is maar een vraag.
We hebben zo'n beetje het onze gezegd. Men kan het er mee doen. Tenslotte: heeft men de BCNI gekocht, dan make men zich ook weer niet al te ongerust. En wie het nog niet gekocht zou hebben, raden we aan het toch maar te doen als het geld ervoor is. Het is beter een instrument te hebben met tamelijk veel gebreken, dan helemaal geen instrument. Men zal van de BCNI altijd wel enig nut kunnen hebben, al moet men ze dan steeds een beetje of tamelijk critisch bekijken en het zal weer lang duren alvorens een nieuwe verbeterde uitgave het licht ziet.
Het is niet gemakkelijk, zo niet onmogelijk een bibliographie te vinden, die U geheel ontslaat van de noodzakelijkheid om ook zelf aan het werk te gaan.
Maastricht, Canisianum.
A. de Wilt S.J.
|
|