Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 5
(1957)– [tijdschrift] Folium– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Besprekingen en aankondigingenE.P. Goldschmidt
| |
[pagina 84]
| |
Wij maken in het eerste hoofdstuk kennis met den eersten drukker van de Universiteitsstad Cambridge, John Siberch. Het eerste door hem gedrukte boek was Henry Bullock's Oratio ad Thomam Cardinalem (1521) en zijn laatste - tiende-, gedrukt in December 1522: Hermathena. Het was geschreven door den mysterieuzen Papyrius Geminus Eleates. De wijze waarop Goldschmidt de identiteit van dezen auteur tracht vast te stellen, is op zichzelf een kostelijk voorbeeld van het speurwerk, dat een goed antiquaar moet kunnen verrichten om zijn vondsten inderdaad tot vondsten te maken. De werkzaamheid van Siberch, de eerste drukker, die nauw contact met de Universiteit onderhield in Cambridge, is in dit boek, dat ontstaan is uit drie ‘Sanders Lectures in Bibliography’, gebruikt als condensatiekern voor allerlei losse gegevens, welke eerst hun beteekenis krijgen als zij met elkaar in verband worden gebracht. Zij konden voor een deel uit bestaande bronnen opgediept worden, voor een ander deel werden zij door Goldschmidt bijeengebracht en geconcentreerd rond de figuur van Siberch. Het tweede hoofdstuk: ‘The Emphasis on Greek’ laat ons zien hoezeer de verspreiding van de kennis van het Grieksch samenging met de verbreiding van het humanisme. Allerlei nieuwe gezichtspunten komen in dit hoofdstuk naar voren. Voortreffelijk en nuttig in dit verband is de opgave (Appendix B) van talrijke eerste uitgaven der Grieksche klassieken in het Latijn en in de oorspronkelijke taal. Wij zien opnieuw, dat de Grieksche Editiones Principes over het algemeen aanzienlijk later verschenen dan de vertalingen van de teksten. Een overzicht als dit ontbrak (Sandys' lijst in dl. II p. 103-105 is minder volledig). In de derde ‘lecture’ wordt Siberch vergeleken met de continentale ‘scholar-printers’, waarbij als aanknoopingspunten de door hem en hen gebruikte lettertypen worden gebruikt. Wij worden hier gewezen op een aantal drukkers: Marschalk, Anshelm, Baumgart, Trebelius, Thanner, Lotter, Vietor, Thierry, Martens, Froben etc. Hun werkzaamheid en hun verhouding tot de universiteiten onder wier al of niet duidelijke bescherming zij staan, worden vergeleken met die van Siberch: ‘Aldus, Badius, Thierry Martens and Froben are the men who really accomplished what John Siberch so feebly attempted against impossible odds’. Zoo eindigt het laatste hoofdstuk. Wij hebben weer een beter inzicht mogen verwerven in het zoo belangrijke tijdperk van de verspreiding van de nieuwe humanis- | |
[pagina 85]
| |
tische denkwijze, en zijn enorme invloed op het philosophisch en wetenschappelijk denken van de Westersche mensch. Helaas kunnen wij de schrijver voor dit belangrijke werk geen dank meer zeggen: hij overleed in 1954, drie dagen nadat hij de laatste drukproeven voor het boek had gecorrigeerd.
A.L. v. Gendt. I know men who say they had as lief read any book in a library copy as in one from their own shelf. To me that is unintelligible. For one thing, I know every book of mine by its scent, and I have but to put my nose between the pages to be reminded of all sorts of things. My Gibbon, for example, my well-bound eight volume Milman edition, which I have read and read and read again for more than thirty years - never do I open it but the scent of the noble page restores to me all the exultant happiness of that moment when I received it as a prize. G. Gissing | |
[pagina 86]
| |
Alice I. Bryan
| |
[pagina 87]
| |
Dictionary for the antiquarian booktradeAls men het in 1952 verschenen adresboek van antiquaren en het jaarlijks in een der Westeuropese hoofdsteden plaats vindende congres buiten beschouwing laat, heeft de International League of Antiquarian Booksellers sedert haar oprichting in het openbaar weinig blijken van haar activiteit gegeven. Nu ligt voor ons het op initiatief van de League door Menno Hertzberger uitgegeven vakwoordenboek voor het antiquariaat.Ga naar voetnoot* Het is achttalig: Frans, Engels, Duits, Zweeds, Deens, Italiaans, Spaans en Nederlands. In acht over twee naast elkaar liggende bladzijden verdeelde kolommen staat voor elk woord de in elk der acht talen geldende term. Frans is de voertaal. De zeven andere talen hebben achterin het woordenboek een alphabetische index, die bij elk woord het overeenkomstige nummer van de Franse term vermeldt. 1225 Franse woorden zijn opgenomen. Het woordenboek is uiteraard op de eerste plaats bestemd voor antiquaren; daarnaast kan het belangrijk zijn voor bibliothecarissen en voor zeer serieuze verzamelaars op internationaal niveau. De kring van die gebruikers, die voornamelijk in aanmerking komen, wordt kleiner als men bedenkt, dat van de antiquaren der grote landen slechts een zeer klein percentage handel op internationale basis drijft. Voor Frankrijk b.v. stel ik mij voor, dat dit niet meer dan vijftien of twintig procent is. Het feit, dat antiquaren in landen met een klein taalgebied gewoonlijk van de vakterminologie der grote talen op de hoogte zijn, zou in verband met het bovengezegde de - overigens door het verschijnen van het boek tamelijk overbodig gewordene - vraag rechtvaardigen, of een dergelijk woordenboek in een dringende behoefte voorziet. * De voorbereiding van het woordenboek heeft zes jaren geduurd. Behalve Menno Hertzberger hebben zestien antiquaren uit negen landen hun krachten er aan besteed. Omtrent zo zorgvuldig voorbereid teamwork kon men met recht de hoogste verwachtingen hebben. Gaarne had ik het woorden- | |
[pagina 88]
| |
boek met het enthousiasme begroet, dat aan deze verwachtingen zou hebben beantwoord. Dit is helaas niet mogelijk. * In principe bestonden er twee mogelijkheden: men kon een alphabetische woordenlijst maken, of men kon een naar groepen onderverdeeld vakwoordenboek maken. Dit laatste zou voor mijn gevoel de voorkeur verdiend hebben. Men zou b.v. de volgende indeling hebben kunnen kiezen: het boek in het algemeen, typographie, illustratie, band, toestandsbeschrijving, handschriften, etc. Bij de zeven alphabetische indices had in dit geval een achtste moeten worden gevoegd. Ik geloof, dat een dergelijk woordenboek, dat de bij elkaar horende termen ook bij elkaar liet zien, een bredere belangstelling zou hebben kunnen vinden, als het Dictionary nu zal ontmoeten. Er waren twee andere mogelijkheden: men kon zich beperken tot de naakte term met zijn vertalingen, of men kon een verklarend woordenboek scheppen. Dit laatste was mijns inziens niet alleen wenselijker, maar noodzakelijk. Kan men veronderstellen, dat iedere gebruiker zonder meer weet, wat unciaal, gouache, burijn, fanfareband, koptitel, meander, juchtleer, à gouttière, grotesk betekenen? De bewerkers hebben overigens dit probleem aangevoeld en zij hebben hier en daar verklarende beschrijvingen gegeven. Zij verklaren b.v. de namen der katholieke liturgische boeken, zij verklaren termen als carton, Bradel, auteur-éditeur, chronogram (niet echter anagram). Niet steeds is deze verklaring als geslaagd te beschouwen. Indien b.v. Bradel wordt verklaard als ‘relieur qui a donné son nom à la reliure à gouttière’ dan betwijfel ik, dat meer dan tien lezers van het woordenboek wijzer geworden zijn. Hoe noodzakelijk een ruimere toepassing van verklaringen zou zijn geweest blijkt uit die gevallen, waar de bewerkers der verschillende talen in een bijkans Babylonische spraakverwarring langs elkaar heen praten, zo b.v. als de Duitse bewerker epigraphe met motto vertaalt (wat dit woord hoogst zelden betekent), of encartage (Engels insertion - beter misschien inset) met Schutzhülle, in het Nederlands trouw nagevolgd met étui. Men begrijpt niet, dat deze dingen geen der andere bewerkers zijn opgevallen. * | |
[pagina 89]
| |
Men zou kunnen tegenwerpen, dat een naar vakgroepen gerangschikt en bovendien nog verklarend woordenboek veel te omvangrijk zou zijn geworden. Ik ben er van overtuigd, dat het tegenovergestelde juist is. Het wijds getal van 1225 termen is namelijk slechts bereikt, doordat men zich geen beperkingen heeft weten op te leggen. Honderden van deze 1225 termen hadden zonder meer kunnen vervallen. Men had kunnen weglaten al die woorden, die in de acht talen van het woordenboek gelijk zijn: album, almanak, anagram, anastatisch, anoniem, anthologie, antiphonarium, aquatint, arabesk, archief, attribuut, autograaf, bibliograaf, bibliographie, bibliographisch, etc. Dit laatste brengt ons meteen op een tweede punt: het woordenboek is bestemd voor mensen, waarvan een zekere mate van ontwikkeling toch wel had mogen worden verondersteld. Wie lezen en niet slechts spellen kan, heeft in een vakwoordenboek niet acht keer naast elkaar het woord bibliograaf en bovendien onder elkaar bibliograaf, bibliographie, bibliographisch nodig. Dergelijke gevallen zijn talrijk, cartograaf, cartographie; commande, commander; collation, collationner; compilateur, compilation; déchirer, déchirure; éraflé, eraflure; etc. Een verdere verkwisting zie ik in de talloze herhalingen, die het woordenboek bevat: 370 dos, 244 reliure à compartiments. 372 dos à compartiments; 750 nerfs, 374 dos à nerfs, 375 dos à nerfs doubles; 775 orné; 376 dos orné; 511 feuille; 513 en feuilles, 480 exemplaire en feuilles. Ook echte herhalingen komen voor: 487 exemplaire réglé, 965 réglé, exemplaire (overigens met twee verschillende Duitse en Nederlandse vertalingen). Veel te veel heeft men verder gegeven in de grote groepen caractères (waar b.v. telkens onder een apart nummer acht keer bijna gelijk luidend naast elkaar staan caractères Baskerville, caractères Bodoni, caractères Caslon, caractères de civilité, caractères Cochin, caractères Didot, caractères Elsevier, caractères Fell, caractères Garamond, caractères Unger), demi (aparte nummers voor demibasane, demi-reliure, demi-toile, demi-veau, demi-vélin). Hetzelfde geldt voor de groepen papier, reliure, tranches, etc. | |
[pagina 90]
| |
Tenslotte kan men zich afvragen, of in een zuiver vakwoordenboek heel algemene woorden thuishoren, zoals ancien, angle, centre, hauteur, largeur. Hierbij horen ook de kleuren, waarmee men zeer willekeurig te werk is gegaan. * De zeer belangrijke besparingen, die men op de hier aangeduide manier had kunnen bereiken, zouden zeer noodzakelijk zijn geweest om plaats te maken voor het vervullen van een groot aantal nu onvervuld gebleven wensen. Ten eerste mist men een lijst van termen, die in de voertaal Frans niet voorkomen, die echter desondanks in de wereld van het antiquarische boek een rol spelen. Ik denk b.v. aan Nederlandse uitdrukkingen als burgemeestersband of hoornen band, aan de Duitse Stehkantenvergoldung, aan Amerikaanse termen als mint, enz. Ten tweede mist men enige aanvullingen van het eigenlijke woordenboek, die mijns inziens hier beter dan waar ook op haar plaats waren geweest: een lijst (met vertalingen) van de geregeld voorkomende Latijnse termen; een vergelijkende lijst van de in de verschillende landen gebruikelijke wijze het formaat aan te duiden; vooral echter een lijst der in de catalogi der acht landen geregeld voorkomende afkortingen. * Zover de meer principiële gezichtspunten. Gaat men nu over tot het boek zoals het voor ons ligt, dan moet men reeds na vluchtige kennisneming bekennen, dat het gebrekkiger is dan had mogen worden verwacht. Het is onmogelijk, een volledige critische bespreking te geven.Ga naar voetnoot*) Ik beperk mij tot enkele punten en bij ieder punt tot enkele voorbeelden. Lacunes: en regard, à recouvrement, chagrin grenat, craquelure, condition (zeker zo veel voorkomend als état), lettre minuscule (ergens wordt naar deze term verwezen; men zoekt echter tevergeefs), égyptienne, feuillet; spine (meer gebruikt dan back), hinge, leaf, sound, thumbed, front matter, levant morocco; einsei- | |
[pagina 91]
| |
tig bedruckt, Doppeltafel, Falttafel, Pappband, Farbtafel, Buckbeutel; lichtdruk. Indien men kleuren wilde opnemen, dan hadden crimson en havane niet mogen ontbreken. Er ontbreken de termen voor gedrukte muziek (musique annoté, musical scores, Noten). Te weinig differentiatie: er werd geen verschil gemaakt tussen shaved en cropped; tussen gegraveerde titel en frontispiece; helaas ook niet tussen woodcut en woodengraving, Holzschnitt en Holzstich, houtsnede en houtgravure, waardoor deze woorden gedeeltelijk helemaal ontbreken. Geen vaste lijn: infinitieven als réimposer, imprimer, paraître, renouveller wisselen af met participia perfecti: broche, collé, coupé, déchiré, enz. Onvoldoende of foutieve vertaligen: 3 abîmé is sterker dan endommagé, 771 strook is te algemeen, 576 versierd is te zwak, 959 référence bibliographique hoeft geen literatuurlijst te zijn, 377 is platte, niet gladde rug; feuillets liminaires zijn heel iets anders dan Vorsatzblätter; fauve wordt niet voor rood kalfsleer, maar voor natuurkleurig kalfsleer gebruikt; 1130 tirage (action) is Nederlands niet grootte der druk en 1132 tirage (résultat) is Nederlands niet druk of afdruk, maar oplage; fablier is geen sprookjesboek; chachet de cire is geen lak-, maar een waszegel; allongé is niet verlängert, maar länglich; composition (249) is Nederlands zetsel; édition originale Duits Erstausgabe; 1123 tête de série is niet alleen het eerste deel, maar het grotere of kleinere beginstuk van een serie; 1224 xylographie is met houtsnede niet adequaat vertaald; 1138 tiré heet in het Nederlands ook getrokken. * Het negatieve resultaat dezer beschouwingen geeft te denken. Ik weet, dat de onderneming met enthousiasme werd begonnen, en ik weet, dat er veel kracht en tijd aan besteed werd. Het zou interessant zijn te onderzoeken, waarom zij desondanks niet geslaagd is. Ik vermoed, dat door de lange tijdsduur het enthousiasme van het team gelijdelijk aan is verdwenen, en ik zou mij ook kunnen voorstellen, dat het team te omvangrijk was om werkelijk voor vruchtbare samenwerking geschikt te zijn. G. | |
[pagina 92]
| |
Nederlandse incunabel-bibliographieNadat in het begin der negentiende eeuw Hain door zijn Repertorium Bibliographicum een nieuwe stoot gegeven had tot de wetenschappelijke bestudering der drukken uit de vijftiende eeuw, waren het drie Nederlandse werken, die voor het eerst moderne wetenschappelijke methodes op de incunabelwetenschap toepasten. 1856 publiceerde J.G. Holtrop, Bibliothecaris der Koninklijke Bibliotheek, de catalogus van de in de door hem beheerde verzameling aanwezige incunabelen. 1868 gaf hij de incunabel-atlas Monuments typographiques des Pays-Bas au XVe siècle uit. 1874 verscheen van de hand van Holtrop's opvolger M.F.A.G. Campbell een repertorium van Nederlandse incunabelen, dat bijna 1800 nummers telt, en van 1878 tot 1800 met vier supplementen werd aangevuld. Hiermee was - dus ruim 65 jaar geleden - de catalogisering der Nederlandse incunabelen voorlopig afgesloten. Het kon niet anders of het grondleggende werk van Campbell moest in deze lange tijd van modern-wetenschappelijke beoefening van het vak blijken niet alleen aanvulling te behoeven met de sedert 1890 nieuw ontdekte Nederlandse incunabelen, maar ook aanpassing nodig te hebben aan nieuwe denkbeelden vooral over de toeschrijving van vijftiende eewse drukken, die zelf zwijgen over plaats en werkplaats van hun vervaardiging. Een volledige nieuwe bewerking van Campbell's repertorium (door hemzelf Annales de la typographie néerlandaise au XVe siècle genoemd) bleek een door haar omvang en door vele andere moeilijkheden afschrikkende taak te zijn. Des te dankbaarder moeten wij zijn, dat wij nu het materiaal in handen hebben gekregen, waarmee een nieuwe bewerking van Campbell's Annales misschien binnen het bereik der mogelijkheden gebracht is. In haar Contributions to a new edition (of Campbell) heeft Mejuffrouw Dr. M.E. Kronenberg dit materiaal op de bij haar vanzelfsprekende voorbeeldige wijze voor de wetenschap beschikbaar gesteld. Voor ieder, die zich op welke wijze ook met Nederlandse wiegedrukken moet bezig houden, zijn de Contributions in de toekomst onmisbaar. In het eerste hoofdstuk worden 458 Nederlandse en Belgische incunabelen vermeld, die Campbell onbekend waren. Een kleine restrictie is hierbij noodzakelijk: de lijst bevat vijf werken, die in | |
[pagina 93]
| |
Parijs gedrukt zijn; dertig incunabelen, waarvan het volgens de samensteller twijfelachtig of geheel onzeker is, dat zij in Nederland gedrukt zijn; zesentwintig drukken, waarvan zij het mogelijk acht, dat zij na 1500 gedrukt zijn. Het tweede hoofdstuk vervult een negatieve taak: de tegenwoordige stand van ons weten maakt het noodzakelijk, 212 incunabelen uit Campbell's lijst te lichten. Het derde hoofdstuk bevat drie concordanties, waarvan vooral de twee eerste belangrijk zijn. De eerste geeft het overzicht over de Campbell nummers (met de aanvullingen van Mejuffrouw Kronenberg), vergeleken met eenenwtintig belangrijke buitenlandse catalogi en bibliographieën van incunabelen. De tweede toont aan, welke Campbell nummers in de catalogi van de volgende Nederlandse verzamelingen aanwezig zijn: U.B., Utrecht; Maastricht; U.B., Amstedam; Athenaeum-Bibliotheek, Deventer; Librye, Zutphen; Goudsche Librye; Museum Meermanno-Westreenianum; Kon. Akademie v. Wetenschappen; Latijnsche School, Edam; U.B., Groningen en U.B., Leiden. Het valt op, dat de catalogus van de incunabelen in de belangrijkste Nederlandse verzameling op dit gebied ontbreekt, die van de Koninklijke Bibliotheek. Vanzelfsprekend kon de honderd jaar oude catalogus van Holtrop voor dit doel niet meer dienen. Vermoedelijk bestaat er echter op de Koninklijke Bibliotheek een bijgewerkte catalogus, en het komt mij betreurenswaardig voor, dat deze niet voor dit doel gebruikt werd. Het ware interessant geweest, te zien hoeveel en welke Nederlandse incunabelen in onze meest representatieve collectie ontbreken. G. | |
[pagina 94]
| |
AankondigingenWij betreuren, dat de in dit nummer beschikbare ruimte niet toelaat, enige belangrijke uitgaven, die wij gaarne uitvoerig zouden hebben besproken, anders dan in een korte aankondiging aan onze lezers aan te bevelen. In de eerste plaats willen wij op de feestbundel voor Horst KliemannGa naar voetnoot1) wijzen. Kliemann is een vooraanstaande figuur in de Duitse boekenwereld. Vele jaren heeft hij zijn activiteit en zijn pen beschikbaar gesteld voor de oplossing van de meest uiteenlopende problemen van het vak. Op een nog weinig ontgonnen gebied: de sociologie van het boek mag hij een pionier worden genoemd. De feestbundel is even veelzijdig als de belangstelling van Kliemann. Alle aspecten van het boek komen tot hun recht. Wij noemen hier slechts die bijdragen, die ons het meest boeiden: H.W. Eppelsheimer, Von der Würde bibliographischer Arbeit; Annemarie Meiner, Die Frau im Buchgewerbe; B. Wendt, Der Antiquar. Gedanken um ein Berufsbild: G.K. Schauer, Architektur und Typographie Een bijzondere plaats neemt het omvangrijke opstel van B. Hack in: Buch und Buchhandel im Jahre 1896. Ein Querschnitt. Wij hebben hier te maken met een belangrijke stap in de richting van een nieuw soort cultuurgeschiedenis, een cultuurgeschiedenis in dwarsdoorsnede. Uit een fonds van rijk en veelzijdig weten, waaruit hem gegevens, cijfers, anecdoten en associaties ter beschikking staan, bouwt Hack een fascinerend tijdsbeeld op. Dit soort geschiedschrijving verdient navolging. - De uiterlijke verzorging is boven alle lof verheven; papier, typographie, band, alles is even gaaf en degelijk. * De in de wereld van het antiquariaat in alle landen gedurende vijftig jaren goed bekende Zweedse arts Dr. Erik Waller heeft enige jaren geleden zijn beroemde verzameling van oude medische werken en van werken over de geschiedenis der geneeskunde aan de universiteitsbibliotheek te Uppsala geschonken. Deze verzameling heeft als prestatie van een particulier verzamelaar niet haars gelijke. Zij telt meer dan 20.000 werken. Haar catalogusGa naar voetnoot2) | |
[pagina 95]
| |
is een onmisbaar hulpmiddel voor ieder, die met de geschiedenis der geneeskunde te maken heeft. In twee grote banden zijn alle werken niet slechts vermeld, maar met uitvoerige collaties (formaat, aantal bladzijden, platen) beschreven. In het begin staan de 150 medische incunabelen, die Dr. Waller bijeen heeft weten te brengen. Een index besluit het werk. * Sedert enige jaren bestaat voor de verzamelaars van antiquiteiten het Antiques Year Book, een uitgebreid adresboek van antiquairs. Sedert enige jaren omvat het ook Nederland en in de zojuist verschenen drukGa naar voetnoot3) is ook België opgenomen. Het handboek beperkt zich niet meer tot antiquairs, het vermeldt tevens de antiquaren. Het Year Book bevat niet slechts adressen en zakelijke gegevens. Voor elke zaak is een karakteristiek bijgevoegd. Hierdoor en door talrijke algemene mededelingen is het geheel tot een bijzonder nuttig instrument uitgegroeid. De prijs is laag. * Het Zwitserse Gutenbergmuseum laat behalve zijn interessant tijdschrift van tijd tot tijd ook boeken verschijnen. Wij maken hier gaarne melding van twee der laatst verschenen delen in deze Bibliothek des Schweizerisches Gutenbergmuseums, omdat zij belangrijke bijdragen tot de geschiedenis van het boek bevatten. No. 16Ga naar voetnoot4) is een monographic, gewijd aan de uitgever Walthard. Hij is bekend door zijn vroege en bijzonder fraaie herdruk van Goethe's Werther, 1775, en door de karakteristieke sierlijkheid van al zijn uitgaven. Verschillende studies over hem zijn in dit boek verenigd en aangevuld met een volledige bibliographie van zijn uitgaven. - No. 17Ga naar voetnoot5)) bevat een offset-facsimilé van een klein en zeer zeldzaam geschrift: Beschreibung und Abrisse einer neuen Buchdruckerpresse erfunden in Basel im Jahre 1772, herausgegeben von Wilhelm Haas dem Vater. Gedruckt bey Wilhelm Haas dem Sohne 1790. Dit boekje is meer dan een curiositeit, het bevat namelijk het bewijs dat Haas de eerste ijzeren drukpers heeft geconstrueerd. Zijn naam, die door die van König en | |
[pagina 96]
| |
Stanhope in de verdrukking was gekomen, wordt nu in ere hersteld. * Tenslotte enige periodica op het gebied van het oude boek en van de bibliographie In Amerika verschijnt nu de zevende jaargang van de American Book Collector (oorspronkelijk The Amateur Book Collector); hoewel dit fris geredigeerd tijdschrift zich vanzelfsprekend voornamelijk tot Amerikaanse lezers richt, bevat het ook veel van algemeen belang. Waardiger in zijn uiterlijke verschijning is het Engelse tijdschrift The Book Collector (voortgekomen uit het in 1951 begonnen Book Handbook). Ook de inhoud staat op een ander peil: de bijdragen zijn meestal afgeronde studies. Engelse particuliere verzamelingen worden uitvoerig besproken; aan de grote bibliotheken worden beschouwingen gewijd. Jaarlijks verschijnen vier nummers van 96 pagina's. Weinig bekend zijn hier de Annali della Bibliotheca Governativa e Libreria Civica di Cremona. Onder deze verzamelnaam verschijnen monographieën, die grotendeels de rariora uit het oude boekenbezit der bibliotheek tot uitgangspunt hebben. Wij noemen enige titels: I Corali del Duomo di Cremona e la miniatura cremonese nel Quattrocento; Le origini dello studio di Pavia. De Société des Bibliophiles et Iconophiles de Belgique beschikt over een fraai en interessant periodiek: Le Livre et l'Estampe. De afleveringen verschijnen onregelmatig. Bibliophilie in Franse betekenis van het woord staat op de voorgrond. Ook de Duitse bibliophielen - tot heden slechts beschikkend over een gedeelte van het in Wenen verschijnend Das Antiquariat - hebben nu weer hun eigen tijdschrift. De Maximilian-Gesellschaft heeft onder leiding van E.L. Hauswedell Reichner's vooroorlogs Philobiblon doen herleven, nu als kwartaalblad. Het eerste nummer is verschenen en maakt naar inhoud en vorm een uitstekende indruk. Een belangrijke bijdrage van Hermann Tiemann leidt dit nummer in: ‘Sammeln und lesen. Ueber Begriff und Ziel der Bibliophilie.’ Als bijlage van het Börsenblatt für den Deutschen Buchhandel (Frankfurter Ausgabe) verschijnt opnieuw het Archiv für Geschichte des Buchwesens. Van 1878 tot 1898 verschenen de eerste twintig jaargangen van dit tijdschrift; in 1930 verscheen nog een enkel deel. Na 26 jaren is nu een nieuw en veelbelovend begin gemaakt. |
|