Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 5
(1957)– [tijdschrift] Folium– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
Twee ordonnanties van het Utrechtse Boekdrukkers, -Binders en -Handelaarsgilde
| |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
‘verlichters’ of boekillustrators, de tekenaars van kaarten, prenten, randversieringen, vignetten enz., die immers ook ‘van de kunst waren.’ Zij vormden als het ware de verbindende schakel tussen schilders en beeldhouwers enerzijds en zetters, drukkers en binders anderzijds, al was dan ook het werk dezer vaklieden een anders gerichte kunst. Toen in de 17de eeuw deze verluchters weer in de achterhoede geraakten en met de ‘afzetters’Ga naar voetnoot3) tot de groep van ‘aen-werpelingen’Ga naar voetnoot4) werden gedegradeerd (art. 18 van de Ordonnantie van 1663) traden de drukkers, zetters en binders ook meer op de voorgrond als afzonderlijke en zelfstandige vakgroep. Dan is er verder het feit, dat volgens Bodel Nyenhuis Utrecht met Leiden de eer genoot de boekhandelaars reeds vroeg in een afzonderlijk gilde verenigd te zien. Wanneer dit echter het geval was, voegt hij er niet aan toe. Intussen waren het juist niet de boekverkopers, doch de drukkers (‘boeckprinters’), binders en verluchters,’ die reeds in 1599 een eigen vakorganisatie stichtten, waaraan het stadsbestuur op 3 december van dat jaar een reglement of ordonnantie verleende. Niet zonder bedenking leest men dan ook Bodel Nyenhuis' bewering, dat de wetten van het Amsterdamse gilde ‘meestal tot grondslag hebben gediend voor de Gildewetten, die we in andere steden vinden. Dit maken we op uit het feit, dat deze van veel jongeren datum zijn en grote overeenstemming hebben met de Amsterdamse’Ga naar voetnoot5). Dit geldt beslist niet van het Utrechtse gilde der drukkers enz., dat ruim zestig jaren ouder is dan het Amsterdamse en waarvan de ordonnantie van 1663, uitvoerig behandeld door Bodel NyenhuisGa naar voetnoot6), niet, - zoals deze beweerde -, in de eerste plaats teruggrijpt op het reglement van het Amsterdamse gilde, doch op de ordonnantie van het Utrechtse gilde van 1599. Voorzover dus de bloei van deze gilden samenhing met of bevorderd werd door de oprichting en bloei van een hogeschool of athenaeum ter plaatse, | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
gold dit zeker niet in de eerste plaats voor Utrecht, dat toen immers nog zulk een instelling voor hoger onderwijs niet bezat. Jammer genoeg kennen we echter niet de aanleiding tot de stichting van dit soort gilden te Utrecht tegen het einde der 16e eeuw, want de vroedschaps- of raadsnotulen op het jaar 1599 vermelden enkel het feit alsmede de tekst der ordonnantie, waarmee de oprichting van het boekdrukkersgilde officieel werd gesanctioneerd en haar reglement kreeg. Wel waren reeds voordien en ook daarna zowel door de gewestelijke Staten van Utrecht als door de plaatselijke vroedschap der stad Utrecht verbodspublicaties afgekondigd met betrekking tot het drukken of doen drukken van allerlei fameuze libellen, paskwillen en liedekens, oproerige geschriften enz., doch dit alles behoort wel in hoofdzaak tot de ‘wetgeving op de z.g. verboden lectuur’ en heeft met de organisatie der vakgroepen weinig te makenGa naar voetnoot7). Een vergelijking der ordonnantie van 1599 en 1663 toont aan: De oudtste heeft betrekking op de ‘boeckprinters’, dus zetters en drukkers samen, ‘boeckbinders ende verlichters’, de tweede op ‘boeck-druckers, boeck-binders ende boeck-verkopers’, zodat daarin de boekhandelaren de verluchters, kaarttekenaars en allen, die de versieringskunst van het boek verzorgden en bevorderden, hadden verdrongen. Het accent in deze tweede ordonnantie werd dan ook gelegd op concentratie van de handel in boeken enz. binnen de belangensfeer van het gilde. Terwijl in 1599 de eisen van bekwaamheid voor de drie categorieën: drukkers, binders en verluchters, nog primair zijn en daarom aan het begin van de ordonnantie worden behandeld, worden die voor letterzetter en binder aan het slot van de ordonnantie anno 1663 genoemd en die voor verluchter in het geheel niet meer. Overigens is in beide ordonnanties het toezicht bij het examen of het afleggen van de proef weinig verschillend. Ten aanzien van de toetreding tot het gilde als weduwe en zoon van overleden gildebroeders dan wel als buitenstaander, zijn de bepalingen in beide ordonnanties vrijwel overeenstemmend. Bij de tekst van beide ordonnanties geven wij enige aantekeningen. | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
I OrdonnantieGa naar voetnoot8)Bij den raede der stadt Utrecht, verleent den BOECKPRINTERS, BOECKBINDERS ende VERLICHTERS op den 11 Decembris, 1599.
| |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
Aldus gedaen t Utrecht in den Raedt, op den IIIen Decembris, 1599, ende was ondertekendt J. de Leerdam. | |||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||
II ordonnantie op het boeck-druckers, boeck-binders ende boeck-verkopers gilde binnen de stadt Utrecht,
| |||||||||||||||||
II.Item sullen geene School-meestersGa naar voetnoot24) of Matressen aen haere Discipelen, Scholiers of andere eenige van deses Gildes Waren, t sy Boecken of anders mogen verkoopen, of voor de selve van buyten ontbieden, op pene van ses gulden yeder reyse te verbeuren, uytgesondert dat de Mars-kramers gepermitteert sal wesen de AlmanackenGa naar voetnoot25), al-hier gekocht, langhs de straet te mogen venten. | |||||||||||||||||
III.Is noch verstaen, dat geen Gilde-Broeder hem sal mogen verhuyren of laten gebruycken van Persoonen, buyten desen Gilde wesende, tot executie van deses Gilds Neringe, op pene van hondertGa naar voetnoot26) gulden, ende sullen die van 't Gild haer werck oock moeten laten maken by een van den Gilde, op pene van drie gulden. | |||||||||||||||||
IV.Dat geen vreemdelingen waren van desen Gilden in dese Stad en Vryheyd van dien sullen mogen veylen, verkoopen of verhande- | |||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||
len als aen die van de Gilden, op pene van boven 't goet te verbeuren vijftigh gulden, en soo wie eenige waren van buyten inbrenght om aen 't geheele Gild te verkoopen, sal al-vorens een pertinente Catalogus van deselve Waren aen de Dekens moeten geven, om die van 't Gild te ladenGa naar voetnoot27), tegens de beraemde tijdt de Verkoopinge alleen in de Gilde-Kamer te doen, sonder dat eenige buyten Boeckverkoopers of andere daer by sullen mogen komen, als met consent van de Dekens, en sullen die Verkoopers van yeder gulden geven een stuyver van de gulden boven de gewoonlycke onkosten, of anders sal een van den Gilde op bevel van de Dekens soo veel als dat bedraeght, moeten in houden en den Verkooper het selve korten om den Bus-meester te voldoen. Maer die van desen Gilde, hare eygen Waren gelijck voorsz. verkopende, sullen maer geven half geld, sonder daer onder te mogen verkoopen andere Luydens Waren, op de verbeurte van vijf en twintigh gulden en sal de Bode voor 't laden hebben vijfthien stuyvers. | |||||||||||||||||
V.Die van desen Gilde sullen maer op eene plaats mogen Winckel houden, haere Waren niet mogen omdraghen, noch op Straten, noch op Merckten, Kerck-hovenGa naar voetnoot28) of andere publicque Plaetsen voor-stellen of verkoopen, uyt-gesondert des Saturdaeghs en in de Jaer-merckten, op pene van t'elckens te verbeuren ses gulden. | |||||||||||||||||
VI.Die van dit Gild sullen hare Waren niet mogen verkoopen bij openbare Auctien, ten ware syluyden van dese Neringe waren, en met Eeden verklaren, dat sy dese Neringe voor altijt wilden verlaten, ende soo wie een publique Auctie aengevangen of voltogen heeft, sal metter daet dit Gilde verliesen en daer noyt weer toegelaten worden, uytgesondert dat nae 't Overlijden van Man of Vrouw, hen-luyden soodanige Auctien alleen tot Boedel-scheydingh vry sal staen, ende soo wie anders dede, sal verbeuren vijftigh gulden, en even-wel dese Neringe moeten verlaten. | |||||||||||||||||
VII.Dat voorts-aen geen Boecken by openbare Auctien sullen mogen worden verkocht dan alleen die achter-gelaten zyn by Persoonen in dese Stadt ende Provintie over-leden, op verbeurten van hondert gulden, ende boven dien de Auctien moeten staken; oock sul- | |||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||
len geen Inwoonders van dese Stadt ende Provintie hare Boecken by haer leven meer als een-mael alsoo mogen verkoopen, en alleen nae dat sy hier toe al vorens geobtineert sullen hebben, consent van de Ed. Achtbare Heeren Regeerders deser Stad op pene van vijftigh guldens. | |||||||||||||||||
VIII.Dat soo wel die van 't Gild als anderen die Auctie houden willen, al-vorens de Schriftelicke Catalogus aen de Dekens sullen moeten over-leveren, die deselve Boecken sullen mogen visiteren, en aen de selve verklaren den Eygenaer van dien, en soo den Drucker sonder dat sulcks geschiet ware, den Tijtel van soordanigen Auctie liet affigeren, of de Catalogus distribueren, sal verbeuren vijf en twintigh gulden. | |||||||||||||||||
IX.De soodanige Verkoopers sullen, als t bij de Dekens vereyscht ende by den Gerechte goedt gevonden wordt, al-vorens d'Auctie te mogen aen. vangen of laten voort-gaen, voor Commissarissen van 't Gerechte deser Stad verklaren moeten, dat alle de Boecken, in haer Catalogus vermelt, haer eygen zijn, ende geen van dien in Commissie of Factorye hebbenGa naar voetnoot30), ende datse alle by den Overleden achter gelaten zijn, op pene van vijftigh gulden, en even-wel de Auctie na gedaene denunciatieGa naar voetnoot31) moeten staken: Alle 't welcke oock plaets hebben sal tegens die genen, die bevonden wordt soodanige verklaringhe fraudeleus of niet nae waerheyd gedaen te hebben. | |||||||||||||||||
X.Dat alle Auctien sonder intermissien aen den anderen sullen moeten voortgaen, op pene van ses guldens t'elkens te verbeuren en sal den Erf-huys-meesterGa naar voetnoot32) geen Boecken buyten de Catalogen mogen verkoopen, op pene van twaelf guldens elcke reys te verbeuren. | |||||||||||||||||
XI.De Erf-huys-meestersGa naar voetnoot32) en sullen in geen Erf-huysenGa naar voetnoot33) mogen verkoopen eenige Boecken, Caerten, Prenten of andere koopman- | |||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||
schappen van desen Gilde, die van buyten in komende en vremde toe-behooren op pene als by 't achtste articul van de Ordonnantie van Erfhuysen van den 2 Mey 1638Ga naar voetnoot34). | |||||||||||||||||
XII.Niemand sal tot dit Gild toe-gelaten worden als nae dat hy sal bewesen hebben van sijn Borger-recht, tsy by Geboorten of aenneminge met acten van den Secretaris deser Stad geteekent, en nae dat hy in dese Stad drie Jaren geleert heeftGa naar voetnoot35), ten minsten twee Jaren bij eenen Meester. | |||||||||||||||||
XIII.Yemand behoorlijcken gequalificeert, dit Gild willende winnen, sal by 't aengeven aen de Dekens voor 't Gild betalen ses gulden, en tot rantsoen drie gulden, daer van yeder Deken sal hebben achthien stuyvers, den Bus-meester en Bode yeder twaelf stuyvers, en dan zijn bequaemheid toonen met der Gilde proef. | |||||||||||||||||
XIV.Een Letter-Setter sal moeten konnen setten en af-tellen, een Brevier VormGa naar voetnoot36) schoon en weer-druck in duodecimo, nae een geschreven Copye die hem bij de Proef-meesters sal worden voor gestelt, op de selve proef leveren, ende op 't loot weder corrigeren, en alle Formaten konnen af-tellen en over-slaen, die de Dekens en Proefmeesters hem geven sullen. | |||||||||||||||||
XV.Een Boeck-binder sal moeten konnen in Binden ende opmaken een Bybel of ander Boeck in Folio, met sloten en beslagh en een Caerteboeck in Mediaen, midsgaders een Boeck in Octavo op snee en leer Verguld. | |||||||||||||||||
XVI.Een Gild-winderGa naar voetnoot37) sal zijn Proef-werck in een loopende weeck moeten vol-trecken, des Manendaeghs beginnen, en voort continueel werckende, in presentie van twee Meesters by de Dekens te stellen, die daer by gestadigh sullen moeten wesen, waer voor hy yeder Meester des daeghs geven sal twintigh stuyvers en den Bode | |||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||
eensGa naar voetnoot38) dertigh stuyvers, ende het werck Saturdaeghs volmaeckt hebben, 't welck dan by de Proef-Meesters in presentie van de Dekens goedt gekent wordende, sal tot het Gild geadmitteert wesen, alsdan gelaecktGa naar voetnoot39) wordende, sal de proef op nieuws moeten doen, en betalen de leges van de Proef-meester, ende het rantsoen. | |||||||||||||||||
XVII.Een Soon oft Weduwe van een overleden Gild-verwantGa naar voetnoot40) sal binnen 's Jaers naer 't Over-lijden het Gild mogen ver-her-vaerdenGa naar voetnoot41) met half geldt en rantsoen; een Soon sal niet-te-min sijn Proef moeten doen als voren, en daer van halve leges geven, een Weduwe het Gild als voorsz. verhervaert hebbende, sal het mogen voeren soo langh sy ongetrouwt blijft, en anders getrouwt zijnde, maer Jaer en dagh nae haer Mans afsterven. | |||||||||||||||||
XVIII.De Verlichters en Af-settersGa naar voetnoot42) sullen maer aen-werpelingenGa naar voetnoot43) zijn ende sullen in 't Gild aengenomen worden, mits daer aen betalende drie gulden, doch en sullen niet mogen eenige Boecken Drucken oft doen Drucken, Binden, verhandelen noch verkoopen, directelijck noch indirectelijck, op pene van t'elckens te verbeuren ses guldens. | |||||||||||||||||
XIX.Niemand sal mogen aen-nemen meer als twee leer-Jongens, onder wat pretext het oock zy, op verbeurte van ses gulden, en den Jongen te moeten verlatenGa naar voetnoot44), ende als yemand een leer-Jongen aenneemt of te werck stelt, alwaer 't oock sijn Soon, sal sulcks binnen XIV dagen daer na de Dekens notificerenGa naar voetnoot45), en daer by alleen voor vreemdeGa naar voetnoot46) aen 't Gild geven twee guldens, op verbeurte van dubbelt leer-geld, welcke leer-Jongens twee Jaer continuelick aen den anderen op haer Vaders- en Meesterswinckels sullen moeten uit-dienen, en voor de tijd wech gaende, by niemandt anders mogen aengenomen worden, op pene van t'elckens te verbeuren drie gulden, en indien des leer-Jongens Vader of Meester quam te Over- | |||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||
lijden, sal hem, 't werck continuerende, af-slach van syn leer-Jaren strecken den tijdt die hy by den selven geleert heeft. | |||||||||||||||||
XX.Een Knecht moet sijn bedongen tijd uytdienen, soo dat niemand anders den selven naer gedaene waerschouwinge sal mogen werck geven of sal soo wel den Meester als Knecht yeder dagelijcks verbeuren vijf en twintigh stuyvers. | |||||||||||||||||
XXI.Dat alle de voorsz. boeten sullen vervallen tot profijt van den Officier, den AelmoeseniersGa naar voetnoot47) en het Gild, elck een derden-deel. Aldus provisionelijck gearresteert ter Vergaderinge van de Ed. Vroedschap der Stad Utrecht, die aen haer behoud 't recht omme de voorgaende Articulen deser Ordonnantie nae haer wei-gevallen 't allen tijden te mogen dispenseren, amplieren, dresseren, interpreteren en annulleren, op den tweeden Februarij 1663Ga naar voetnoot48). In kennisse van mij, J. Quint. Gedrukt 1679. De Vroedschap der Stad Utrecht, interpreterende de woorden in 't vierde Articule van 't Boeck-verkoopers-Gilde-Ordonnantie, gestelt boven de gewoonlijcke Onkosten: Verstaet dat de Verkoopers voor de selve onkosten van het afslaenGa naar voetnoot49)), op en uyt-schrijven der rekeningen sullen van yeder gulden vier penningen geven, sonder tot Bier of ander drinkgeld yets te mogen vorderen. Ende en sullen voortaen de Boeck. verkoopers den prijs van de Boecken die sy-luyden op de Tafel brengen ofte doen brengen, selfs ofte door anderen, directelijck ofte indirectelijck niet mogen verhogen op pene van ses gulden, maer wel op te houden, mids betalende ten behoeven van 't Gilde van soodanige op-gehouden Boecken vier penningen van yeder gulden. Actum den XIVen Mey 1666. J. Quint. |
|