Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 4
(1954)– [tijdschrift] Folium– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Rousseau en Voltaire in Nederland
| |
[pagina 143]
| |
gekondigde werk als de Staten van Holland, die er in Maart van dat jaar reeds hun fiat van publicatie aan verleend hadden. Want spoedig daarna zou blijken, welk een storm van verontwaardiging en protesten in binnen- en buitenland tegen het verschijnen van dit werk zou opsteken. Het ‘kwaad’ was toen echter al geschied en zou nimmermeer in zijn loop gestuit kunnen worden! Tegenwoordig, nu we nauwelijks meer van ‘verboden boeken’ weten of willen weten, met uitzondering dan van obscoene, zedenkwetsende en personengrievende lectuur, waartegen publieke en officiële verboden echter ook maar weinig kunnen uitrichten, is het niet zo gemakkelijk ons voldoende een geestesgesteldheid in te denken, welke het noodzakelijk maakte, de Emile van Rousseau te verbieden, het werk door beulshanden te doen verbranden en de auteur er van te verbannen. Toch werd achter hem en zijn boek aangezeten, in Frankrijk, Zwitserland, in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Vanuit het Zuiden kwam het eerst die vervolgzucht om de schrijver in zijn hart en de uitgevers in hun beurs te treffen. Want de sentimentele, emotionele, idealistische Rousseau mocht dan weinig zakelijk zijn ingesteld, zijn uitgevers Néaulme en Rey waren dit wel. Daarvoor waren zij handelaar in boeken, die in een geschrift als Rousseau's Emile terecht een belangrijk winstobject zagen en dit met evenveel recht van hun kant wensten uit te buiten. Emile ou de l'éducation werd hèt nieuwe evangelie der opvoeding (Goethe), dat de grondslag zou worden van de paedagogiek der Philanthropijnen evenals zijn Contrat Social vorm en gestalte schonk aan de democratische gedachte der 18de eeuw en de Staatsregeling der Franse Conventie er zijn politieke idealen aan zou ontlenen. Elke objectieve kennisneming en bestudering van de Emile doen beamen wat eens de nestor der hoogleraren in de paedagogische wetenschap in ons land, J.H. Gunning Wzn., als zijn oordeel in de 20ste eeuw over Rousseau's Emile schreef: ‘Dit is het meest suggestieve boek over opvoeding, dat ooit geschreven is en waarschijnlijk ooit zal geschreven worden; het eerste, dat de recruut lezen moet, die begint paedagogiek te studeren; het laatste, waarnaar de bejaarde paedagoog nog grijpt, wanneer veeljarige studie reeds een gevoel van verzadiging bij hem heeft doen ontstaan. Trots zijn geweldige sophismen, zijn tastbare overdrijvingen, zijn uitdagende paradoxen, zijn gevaarlijke dwaal- | |
[pagina 144]
| |
leringen zelfs, blijft dit boek het ware vestibulum der paedagogiek, welks lezing niet genoeg kan worden aanbevolen.’ En juist twee en een halve eeuw na publicatie en verbod van de Emile schreef de Zwitserse opvoedkundige en psycholoog Claparède, oprichter van het ‘Institut J.J. Rousseau’, in de Revue de Métaphysique et de Morale (Mei-nr. 1912, geheel aan Rousseau gewijd), dat de schoolvernieuwing van de daaraan voorafgaande halve eeuw ondenkbaar is zonder Rousseau, een bewijs dat hij ook in de Nieuwste tijd nog zijn paedagogisch stempel heeft gezet op de geestelijke vorming en leiding van het kind. De steeds doorvloeiende stroom van werken aan Rousseau's leven, werk en idealen gewijd, zijn daarvoor mede het overtuigend bewijs: ‘les principales affirmations auxquelles a conduit la Science de l'enfant sous sa forme la plus récente, se retrouvent toutes nettement exprimées dans l'Emile.’ Dit oordeel van vandaag maakt het ons nog moeilijker de scherpe afwijzing door Hollands Staten en de Amsterdamse magistraat, slechts enkele maanden na het fiat op de uitgave, te verklaren. In de eerste plaats ligt de veronderstelling voor de hand, dat na de 10de Maart 1762 in de boezem van het Statencollege nog wel eens gepraat zal zijn over dit werk en vooral over de Franse auteur in het kader der toen zo geruchtmakende Encyclopedisten, waarvan hij met Voltaire, Diderot, Holbach en zovele anderen deel uitmaakte als een der propagandisten van rationalisme en materialisme. De nieuwe leer en geestelijke renaissance, die niet meer aan een persoonlijke godsopenbaring geloofden, wekten overal hier te lande verzet en critiek. Van een der profeten dezer richting, Rousseau, en van zijn nieuw opvoedingsstelsel verwachtte men dus weinig goeds. Bovendien was hij hier al door een zijner vroegere werken - voor het eerst in ons land gedrukt - ongunstig gesignaleerd. Het was de bij Michel Rey te Amsterdam in 1761 verschenen eerste druk van Julie ou la nouvelle Heloïse, echter toen nog gedrukt onder de titel van Lettres de deux amans, habitans d'une petite ville au pied des Alpes, recueillies et publiées par J.J. Rousseau, waarmee de uitgever hoog weg liepGa naar voetnoot2). | |
[pagina 145]
| |
De daarin verkondigde nieuwe huwelijksmoraal ontmoette weldra dezelfde tegenstand als zijn nieuwe staatsleer in Contrat social of zijn nieuwe opvoedingsleer in Emile, alle gebaseerd op de grondgedachte van de oorspronkelijke goedheid der menselijke natuur, herwinning der oorspronkelijke vrijheid van de mens en verwerping van de erfzonde en persoonlijke godsopenbaring. En vooral die afwijzing door de schrijver was zo zeer in strijd met de hier te lande geldende opvattingen in kerkelijke kringen, dat men argwaan kreeg en de inhoud van Rousseau's werken scherper onder ogen wenste te zien. Dezelfde critische houding nam men ook aan tegenover in Nederland gevestigde uitgevers en boekhandelaren, die met Rousseau gemene zaak maakten, zijn werken uitgaven en in de handel brachten. Twee van hen noemden we reeds: Jean Néaulme en Michel Rey. En ook wij zullen nu even wat scherper op dit tweetal letten. De Haagse boekhandelaar-uitgever Jean Néaulme was hier te lande reeds in 1728 werkzaam. Met Michel Rey, eveneens boekhandelaar-uitgever, te Amsterdam woonachtig, maken we eerst in het jaar 1755 kennis. Zijn schoonvader was Jean Frédéric Bernard, ook boekhandelaar. Rey nam in genoemd jaar zijn fonds over. Alle drie behoorden tot de exploitanten van het Franse boek in ons land, speciaal van de werken van Voltaire en Rousseau en maakten dus deel uit van die grote rij mannen en enkele vrouwen, waarover Dr. Y.Z. Dubosq in zijn dissertatie Le livre Français et son commerce en Hollande de 1750 à 1780 (Amsterdam, 1925), waardevolle gegevens verstrekt. Wat Jean Néaulme betreft, hem vinden wij in 1728 geassocieerd met de boekhandelaar Pierre Gosse. Samen gaven zij in dat jaar te 's-Gravenhage het eerste deel van Voltaire's werken uitGa naar voetnoot3). Hun vennootschap bleef minstens tot 1742 gehandhaafd, hoewel we Néaulme in de periode van 1729-1742 ook zelfstandig boekaankopen en uitgeverszaken zien behartigen. | |
[pagina 146]
| |
In 1729 is blijkens een notariële akte, gepasseerd voor de Amsterdamse notaris P. de Lange, waarin Jean Néaulme als ‘coopman in boeken’ wordt betiteld, sprake van de aankoop van een partij exemplaren, aangeduid als Oeuvres de Rousseau, uitgegeven door of behorende tot het fonds van François Changuion, boekverkoper te Amsterdam. Néaulme trad hier mede namens zijn compagnon Gosse op en de te betalen koopsom ad ƒ 3441 wijst op een grote hoeveelheid van deze werken. Doch het kunnen onmogelijk werken van Jean Jacques Rousseau zijn geweest, die toen immers nog maar 16 jaar was. Men kan aannemen, dat het de werken van de Franse dichter Jean Baptiste Rousseau (1670-1741) waren, geslagen vijand van Voltaire, wie hij verweet, dat, ware Voltaire alleenheerser, hij al zijn christenonderdanen met klein vuur zou verbrandenGa naar voetnoot4). Dit slaat vooral op de inhoud van Voltaire's dichterlijk oeuvre, want eerst later zou diens Traité sur la tolérance à l'occasion de la mort de Jean Calas bij de Protestanten in het gevlei komen. Het was ook deze Rousseau, die Voltaire tot in ons land in een ongunstig daglicht trachtte te stellen. Blijkt uit het bovenstaande reeds, dat de omzet van de firma Gosse-Néaulme in die tijd al aanzienlijk was, een notariële akte van 1734 bevestigt dat: Pieter Mortier, boekhandelaar te Amsterdam, erkende aan genoemde firma schuldig te zijn een bedrag van 4928 gulden wegens door haar aan hem geleverde boekenGa naar voetnoot5). Zonder procuratie van zijn compagnon zien we Néaulme in 1738 een verzoek richten tot de Staten van Holland ter verkrijging van octrooi en privilegie voor de duur van vijftien jaar ten behoeve van de uitgave en alleenverkoop van professor Hermanus Boerhaave's boek over de Chemie. Dat recht van uitgave had Néaulme gekocht van de Leidse boekhandelaar Isaacq Severinus. In de handschriftencollectie van de Leidse Universiteitsb bliotheek berusten nog verschillende brieven van dezelfde Néaulme, welke het bewijs leveren, dat hij zich, althans toen, nog niet uitsluitend toelegde op de uitgave en het debiet van Franse | |
[pagina 147]
| |
boeken, inzonderheid op die van Voltaire. Enkele van deze brieven zijn reeds in excerpt te vinden in het standaardwerk van Kleerkooper-Van Stockum. Zij handelen meest over bestelling van boeken en informaties naar de prijzen ervanGa naar voetnoot6). De omzetten van de firma Gosse-Néaulme vermeerderden sindsdien nog steeds, speciaal van Franse werken, zoals mede blijkt uit een notariële akte van 15 Juni 1742, waarin Pierre Gosse, Jean Néaulme en andere Amsterdamse boekhandelaren als getuigen optraden bij de aankoop en betalingscondities van 900 ex. van de Bibliothèque Nouvelle Version Française, in 2 dln., door Pieter de Hondt, voor gezamenlijke rekening en waarvan verkoper was Michiel Charles Le Cene. Jean Néaulme deed voor zijn aandeel van deze partij 100 ex. over voor 900 gld. en de grote partij van de gezamenlijke eigenaren vertegenwoordigde een waarde van 5520 gulden. Hoewel Néaulme hier onder de Amsterdamse boekhandelaren-uitgevers wordt genoemd, had hij zijn domicilie nog steeds aan de Plaats of op het Plein in Den Haag, want eerst uit een verklaring van 11 April 1754 blijkt, dat hij te Amsterdam het z.g. ‘Burger Cedul’ had vertoond. Op grond daarvan kon hij als lid van het Amsterdamse boekverkopersgilde worden ingeschreven, terwijl hij mede in de hoofdstad zijn poorterseed had gedaan en aan de thesaurie van die stad het verschuldigde poortersgeld had betaaldGa naar voetnoot7). Staat dit vermoedelijk in verband met het overnemen en voor eigen rekening verder voortzetten van de zaak van zijn compagnon Pierre Gosse, wiens naam als gevolg van overlijden sindsdien niet meer wordt genoemd, de naam Néaulme als uitgever en boekhandelaar komt ook voor te Leiden, Utrecht en misschien nog wel elders, een bewijs, dat hij in diverse steden van ons land zijn relaties en connecties, mogelijk wel succursalen had. Ook in het buitenland, want reeds in 1743 verscheen hij met zijn Haagse collega Gerard Block voor notaris Godefridus Trovillé, om een akte te laten passeren in verband met de vestiging van een ‘etablissement van printen en andere konste tot Leipzig’. Vertegenwoordiger daarvan in ons land was reeds genoemde Block, terwijl de boekhandelaar Etienne de Bourdeaux te Leipzig als bedrijfsvoerder optrad en Jean Néaulme nu ook deelgenoot in deze zaak | |
[pagina 148]
| |
werd. Ook hierin werd de naam van Gosse niet genoemd, zodat Néaulme in deze affaire eveneens als zelfstandig firmant zal hebben gehandeldGa naar voetnoot8). Ook in 1746 ging hij zulk een deelgenootschap aan met zijn Haagse collega Pierre Desmazures, waarvoor hij een schuldbekentenis tekende ten bedrage van 25000 guldenGa naar voetnoot9). Nu twee eeuwen geleden, in de jaren 1753 en 1754, zien we hem voor het eerst alleen in rechtstreeks contact treden met Voltaire, die hem schreef in zijn kwaliteit van ‘libraire de la Haye et de Berlin’, zodat Néaulme nu niet alleen in Den Haag en Amsterdam doch ook te Berlijn was gevestigd. Een boze brief van Voltaire, uit Colmar geschreven d.d. 28 December 1753, had ten doel Néaulme eens flink de oren te wassen over diens uitgave Abrégé de l'Histoire universelle. Voltaire beweerde, dat deze verkorte algemene geschiedenis vol zat met leugenachtige feiten en de historische waarheid verdraaide. Néaulme kon zich slechts verontschuldigen met het feit, dat hij het handschrift - van wie en door wie, weten we niet - te Brussel had gekocht en het niet op zijn mérites kon beoordelen, ja dat hij het misschien wel in het geheel niet had gelezenGa naar voetnoot10). Zo gaat het meer met de boekenproductie, thans en voorheen! In elk geval was dit aanvankelijk geen prettig contact tussen onze uitgever en de zo gevierde toneelschrijver, filosoof en essayist Voltaire, hetgeen echter niet kon verhinderen, dat het tussen beiden al spoedig daarna tot zaken kwam. Want in de correspondentie tussen koning Frederik de Grote en Voltaire wordt Néaulme - maar nu weer te Leiden! - als uitgever genoemd van Voltaire's Annales de l'empire, in 2 dln. in 1754 verschenen, dit zeker om Néaulme's mislukte historische uitgave uit Brussel door een beter en degelijker werk in dit genre te doen volgen en zijn reputatie als uitgever te herstellen. Hoe dan ook, na het leggen van dit eerste zakelijke contact van 1754 tussen Néaulme en Voltaire zien we in volgende jaren deze samenwerking verstevigen, al vielen er tussen beiden nog wel eens boze woorden. Van de kant van Voltaire trouwens begrijpelijk, want deze nam in zijn vele en hatelijke conflicten met collegae en uitgevers allerminst een blad voor de mond, noch op het gedul- | |
[pagina 149]
| |
dige papier, noch in zijn vele discoursen. Want in een brief aan een zekere Brenles, geschreven uit Ferney 8 Februari 1759, noemt dezelfde Voltaire uitgever Néaulme ‘ce fou de Néaulme’, ook al weer geen compliment! Toch kon deze disqualificatie hem blijkbaar niet verhinderen, de gesmade ‘libraire’ als een zijner uitgevers te handhaven, misschien wel omdat hij hem nodig had als pion op zijn schaakbord in Holland, waar het uitgeven van zijn boeken, die in ‘alle Christenlanden werden geweerd’, toch altijd nog betere mogelijkheden bood dan overal elders, al moest het dan vaak geschieden onder schuilnaam, zowel van auteur als uitgever. Dit laatste blijkt uit het verbod van Voltaire's Dictionnaire philosophique portatif, waarvan de uitgeversnaam ongetwijfeld een schuilnaam is: Amsterdam, Varburg, 1765! onmiddellijk verboden, aangezien de inhoud van het werk werd beschouwd als een bespotting van de bijbel. Het moest dan ook verbrand worden door de scherprechter, terwijl de op te sporen uitgever (Néaulme) met duizend gulden beboet zou worden bij eerste overtreding van het verbod van herdrukGa naar voetnoot11). De relaties tussen Voltaire en Néaulme, vormen tot op zekere hoogte de inleiding tot die tussen Néaulme en Rey enerzijds en Rousseau anderzijdsGa naar voetnoot12). Wij keren terug tot Rousseau's Emile. Zoals wij gezien hebben, werd weliswaar de eerste uitgave niet hier te lande gedrukt, maar zowel deze eerste als de in hetzelfde jaar volgende negen verdere uitgaven waren een Nederlandse uitgeversonderneming. Vanuit Nederland moesten ook buitenlandse boekhandelaren het werk betrekken. De mogelijkheid daartoe werd geopend, doordat Hollands Staten bij hun besluit van 10 Maart 1762 aanvankelijk ook het monopolie van uitgave en debiet aan Jean Néaulme hadden verleend, die daarvan onmiddellijk gebruik maakte, want hij wist dat er onder zijn collega's en concurrenten kapers op de kust waren. En ook zal het hem niet onbekend gebleven zijn, dat de autoriteiten in Holland wel eens van gedachten zouden kunnen ver- | |
[pagina 150]
| |
anderen, en dit en andere boeken van Rousseau zouden kunnen verbieden, zoals ook de werken van Voltaire en andere Franse Encyclopedisten in een kwade reuk waren komen te staan. Het ijzer moest dus gesmeed worden, zolang het heet was. Want al in Februari 1761 had Néaulme's collega te Amsterdam, Marc Michel Rey, die we reeds noemden, privilege verzocht op de uitgave van de werken van Rousseau, die destijds onder geestelijke hoogspanning werkte te Montmorency bij Parijs aan een trits van boeken, welke juist in deze jaren de aandacht van duizenden op de geniale Fransman zouden vestigen, hetgeen opeens de bewondering van Voltaire voor zijn adept in kleingeestige afgunst en jalouzie deed overslaan. Want meer nog dan Rousseau's in 1749 bekroond werk Discours sur les lettres, les Sciences en les arts, verschenen in 1750, en een tweede, in 1755 uitgegeven Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité parmi les hommes, zouden zijn drie volgende boeken aller geesten gespannen houden: Julie ou la nouvelle Heloïse (1761), Emile ou de l'Education (1762), Du contrat social ou principes du droit politique (1762). Uitgever Rey wist daarvan en stelde alles in het werk, om het hele fonds van Rousseau, althans het debiet er van in Nederland, voor zich te veroveren. Dit te meer, omdat hij reeds Julie onder de titel van Lettres de deux amans voor zijn fonds had verworven. Doch Néaulme was hem met het tweede even vóór geweest. Twee andere concurrenten, Mr. Schneider en zekere Mej. Joly, had hij gemakkelijk kunnen wegwerken, ten dele door een onderling accoord, doch met Néaulme moest hij op reële basis werken van overname door koop van het recht op copie van de reeds ter perse gelegde Emile. Wel verwierf hij het recht van uitgave van het derde boek: Du contrat social. Tot zover liep dus alles best met het fonds van Rousseau in Nederland, zowel voor Néaulme als voor Rey, totdat in de zomer van 1762 de conclusie van de procureur-generaal van het Hof van Holland roet in het eten gooide. De eerste actie was gericht tegen het derde werk, in de conclusie aangehaald als Principes du droit politique, ‘gedrukt te Amsterdam bij seekeren Rey’. ‘En vermits hetselve vervat verregaande stellingen tot declin en veragting van de Christelijke religie, geeft de procureur aan den Hove in consideratie of hij niet behoort gequalificeert te werden om het regt van de Hooge Overigheijt tegens het gemelde boek waar | |
[pagina 151]
| |
te nemen en of niet intusschen hetselve boek alomme behoort te werden opgehaalt en het verkoopen van dien geinterdiceert te werden’Ga naar voetnoot13). 12 Juli 1762 werd deze conclusie officieel ter kennis gebracht van het Hof, dat de Amsterdamse officier of schout bij de plaatselijke schepenbank onmiddellijk een brief zond met last om aan alle boekhandelaren in de hoofdstad een daartoe strekkend verbod van verkoop en verspreiding van het geïncrimineerde boek ter kennis te brengenGa naar voetnoot14). Ook werd dit verbod opgenomen in het Gildeboek van de Amsterdamse boekverkopersbond, waarbij de volgende aantekening de koopmanstaktiek van uitgever Rey wel in het juiste licht stelt: ‘Waer omtrent (d.w.z. ten aanzien van het verbod) Rey antwoordde, dat, dewijl hij wel voorzag, dat omtrent t'verkopen van 't gemelde werk swarigheid zou konnen ontstaan, hy deselve buiten 's lands gezonden had’. M.a.w. hij had dus tijdig zijn oplage aan de man gebracht! De actie van het Hof van Parijs, dat al even te voren, namelijk in Juni 1762, een verbod had uitgevaardigd tot het doen drukken en uitgeven van Rousseau's Emile, gedrukt ‘à la Haye en 1762’, zulks op eis van de procureur des konings, Mr. Omer Joly de Fleury, zal aan het optreden der Nederlandse justitiële instanties natuurlijk niet vreemd zijn geweest, want hier te lande was het ‘kwaad’ begonnen!! De Parijse actie werd op de voet gevolgd door een soortgelijk verbod van wege de Raad der Republiek van Genève (Juli 1762) en die van de regering der Zuidelijke Nederlanden te Brussel (Augustus 1762). Jean Néaulme, die in diverse brieven tussen 1762 en 1773 nog al eens wordt genoemd als uitgever, niet alleen te Amsterdam en 's-Gravenhage, doch ook te Berlijn en Altona, geraakt in de publicaties tot verbod van allengs alle werken van Rousseau en Voltaire, voorzoveel diens laatste van filosofische, politieke en religieuse aard waren, geheel op de achtergrond. Want Marc Michel Rey was nu de man, die het verzet nog zoveel doenlijk volhield, zelfs met een clandestiene herdruk van Voltaire's hier zo gevaarlijk geachte Dictionnaire philosophique portatif (1764). Verhoren werden daartoe afgenomen aan diverse boekhandelaren te 's-Gra- | |
[pagina 152]
| |
venhage om eventuele strafbare feiten vast te stellen en de Amsterdamse officier of schout Js. Sweers overwoog op aandrang, althans onder invloed van de procureur-generaal van het Hof van Holland, toen Mr. Ysbrand 't Hoen, in alle ernst om Rey voor het gerecht te doen dagen en hem de stad te ontzeggen, aangezien deze scheen door te gaan met de productie en distributie van ‘boeken en geschriften, alle de gronden van godsdienst en zeden ondermijnende’. Dit betrof wel voornamelijk de nu reeds twee jaren lang verboden werken van Voltaire en RousseauGa naar voetnoot15). Is hij ten slotte vrijwillig uitgeweken, aangezien hij in 1774 al enige jaren te Hanau een boekhandel en uitgeverij exploiteerde? Met de auteur van beroemde werken als Emile en Contrat Social ondervonden dus ook zijn uitgevers de gevolgen van de ‘verboden boeken’. Aan het slot van deze bijdrage vindt de lezer de tekst der voornaamste verbodspublicaties, welke in de eerste plaats betrekking hebben op Rousseau's Emile. | |
Octroij voor Jean Neaulme, boeckverkoper te Amsterdam tot het drucken van zeker boek, genaamd Emile etc.N.B. Dit Octroij is bij Resolutie van Haar Ed.Gr.Mog. van 30 Julij 1762 geannuleerd en ingetrocken. De Staaten enz. doen te weeten, alzoo ons te kennen is gegeeven bij Jean Neaulme, burger en Boekverkoper binnen Amsterdam, dat hij beezig was met te drucken in alle taaien zeeker Boek, genaamd Emile ou de l'Education par Jean Jaques Rousseau, Citoyen de Geneve, maar bedugd zijnde zijne groote kosten te Leur zoude gesteld worden met het zelve in 't geheel of ten deele na te drucken. Weshalven hij Supplt zich keerde tot ons met onderdanig verzoek dat het ons mogte behagen hem Suppl.t Zijne Erven of regt verkrijgende te verleenen octroij om alleen en met uitsluitinge van alle anderen gedurende vijfftien agter eenvolgende Jaaren het voorsz. boek in alle taaien in zodanigen formaat als hij Suppl.t verder zoude goedvinden te mogen drucken, uitgeeven en verkopen, zonder dat het ijemand anders vrij zoude staan 't zelve int geheel of ten Deelen na te drucken of elders nagedrukt zijnde, in deeze landen te ver- | |
[pagina 153]
| |
handelen of verkoopen op zodanigen boete als het ons zoude behagen daar op te stellen. Zoo ist, en voorts als het formulier daarvan zijnde den 10e Maart 1762.
(12 Juli) Voorts heeft de Procureur Generaal bij die occasie aan den Raade voorgedragen, dat zedert eenigen tijt alomme wert gedebiteert seeker Boek, geintituleert Principes du Droit Politique par Rousseau, gedrukt te Amsterdam bij seekere Reij; En vermits het selve vervat verregaande stellingen tot declin en veragting van de Christelijke Religie, geeft de Procureur Generaal aan den Hove in consideratie, of hij niet behoort gequalificeert te werden om het regt van de Hooge Overigheijt tegens het gemelde Boek waar te neemen, en of niet in tusschen het selve Boek alomme behoort te werden opgehaalt, en het Verkopen van dien geinterdiceert te werden. Gedelibereert zijnde op het voorstel van den Procureur Generaal, raekende het boek in de notulen van den 12e deezer breder vermelt. Is goetgevonden en verstaan den Procureur Generaal te authoriseren om aan de respective Boekverkoopers alhier in den Haag het verkopen van het Voorsz. Boek te interdiceren; dat voorts bij Missive van den Hove aan den Officier der Stad Amsterdam hier van kennis sal werden gegeeven en hem aangeschreven, dat daar tegens bij hem meede de nodige voorsieninge werde gedaan. En sal voorts Extract deeses aan den Procureur Generaal werden ter hand gestelt tot Zijn narigt en om sig daar na te reguleren. Present de Heeren President, Moris, Cau van Dussen, Nolst, van der Does, van Langeveld, en Van Hoogstraten. Vrijdag den 16e Julij 1762. Sijn de notulen van gisteren geresumeert en na deliberatie gearresteert. Sijnde gelesen en gerésumeert de Missive van den Hove aan den Officier der Stad Amsterdam raekende het Boek, in de notulen van gisteren vermeit. Is na deliberatie deselve missive geapprobeert. De Procureur Generaal, in den Raade zijnde gerequireert, heeft de Heer President denselven aansegginge gedaan van de Resolutien van den 13e 14e en 15e deezer tot zijn narigt en om sig daar na te reguleren. Vrijdag den 30 July 1762. Resumtie De resolutien op gisteren genoomen zijn geresumeert, en na voorgaande deliberatie gehouden voor gearresteert. Gearresteert een Publicatie tot intrekking van het Octroy op 10 Maart 1762 aan Jan Neaume verleent op het Werk, genaamt Emile ou de l'Education par Jean Jaques Rousseau, Citoyen de Geneve, en met soo genaamt regt van Copie weeder verkogt aan Marc Michel Rey: En Commissoriaal door hoedanige middelen in het vervolg te praevenieeren het verleenen van Octroyen op Werken met schaadelyke principes tegen de waare Christelyke Godsdienst. De Heer Pensionaris van Royen heeft ter Vergadering gerapporteert de consideratien en het advis van de Heeren haar Edele Groot Mog. Gecommitteerden tot de Kerkelyke saaken, welke, in gevolge en ter voldoeninge van haar Edelen Gr. Mog. Resolutie commissoriaal van den 22 deeser loopende maand hadden geëxamineert een Missive van de Heeren Burgemeesteren en Regeerders der Stad Amsterdam, geschreeven aldaar den 20 daar te vooren en houdende, dat, ter voldoening aan haar Ed.Gr.- Mog. Resolutie en Aanschryvens van den 23 Juny laatstleeden, raa- | |
[pagina 154]
| |
kende het Werk, genaamt Emile ou de l'Education par Jean Jaques Rousseau, Citoyen de Geneve, waar op door Jean Neaulme, Boekverkooper binnen gemelde Stad, van haar Ed.Gr.Mog. was versogt, en ook op den 13 Maart laatstleden was geobtineert, hoogst der selver Octroy, dog welk Boek door voornoemde Neaulme, met het soogenaamde Regt van Copie, weeder was verkogt aan Marc Michel Rey, meede Boekverkooper aldaar, voornoemde twee Boekverkoopers voor sig hadden ontbooden, en door deselve zynde geinformeert, dat het voorsz. gedrukte Werk nog onder den voornoemden Neaulme berustende, daar van een Exemplaar hadden gerequireert, en onder betooning hunner ernstige indignatie over by het hun in deese gehoude gedrag en gedaane versoek van Octroy, hun op het nadrukkelykst uit naam van haar Ed. Groot Mog. geordonneert, sig wel te onthouden van het uitgeeven of debiteeren van het voorsz. Werk, direct of indirect, tot haar Ed. Groot Mog. nader ordre, waar na sy aangenoomen hadden sig exactelyk te reguleeren. Dat het gerequireerde Exemplaar by de Heeren Burgemeesteren en Regeerders voornoemt ontfangen zynde, sy het selve hadden bevonden in Octavo gedrukt, en al vry volumineus te weesen; en dat sy vervolgens hadden gemeend niet beeter te kunnen doen, om van desselfs inhoud, en de stellingen daar in vervat, naauwkeurig geinformeert te zyn, dan het selve te stellen in handen van de gesaamentlyke Predikanten der Walsche Gereformeerde Christelyke Gemeente binnen hunne Stad, met versoek en recommandatie om het voorsz. Boek met de vereischte attentie te examineeren, en van der selver bevinding hun rapport aan gemelde Heeren Burgermeesteren, soo dra eenigsints doenlyk soude zyn, te laaten toekoomen; dat van gemelde Predikanten daar op ontfangen hadden der selver onderteekende Consideratien op het voorschreeve Werk, (zynde Ds. Chauffepied door sijne siekte verhindert geworden daar toe de hand te leenen), waar uit hun ten klaarsten was voorgekoomen, dat het selve Boek is doorzaayt met ten uitersten verderffelyke stellingen, strydende niet alleen tegens Godes heilig Woord, maar ook direct strekkende tot ondermyning, veragting en omverwerping van den geheelen geopenbaarden Christelyken Godsdienst, en om aan de Jeugt de pernicieuste en gevaarlykste sentimenten dien aangaande te inspireeren. Dat sy Heeren Burgemeesteren best geoordeeld hadden van de boovengemelde Consideratien en bevindingen der gemelde Walsche Predikanten, soo als sy die ontfangen hadden, aan haar Edele Groot Mog. behoorlyke communicatie te geeven, ten einde haar Edele Groot Mog. daar door van de waarheid van het voorenstaande ten klaarste souden kunnen weesen gepersuadeert, voegende sy deselve mitsdien neevens hunne Missive. Dat sy Heeren Gecommitteerden vervolgens meede ter voldoeninge van de boovengemelde Resolutie commissoriaal van den 22 deeser, de voorschreeve Consideratien van de gesaamentlyke Predikanten der Walsche Gereformeerde Gemeente binnen Amsterdam, met de vereischte attentie geëxamineert hebbende, eenpaarig met de uiterste indignatie waaren aangedaan geweest om de hooggaande Godloosheeden, schandaleuse, ergelyke en profaanen sentimenten, welke in het voorschreeve Werk van Jean Jacques Rousseau voorgesteld en gedebiteert werden. Waar op gedelibereert zynde, is goedgevonden en verstaan, het Octroy den 10 Maart laatstleeden aan Jean Neaulme op het meergemelde Werk van Jean Jacques Rousseau verleent te annulleeren, en in te trekken, gelyk ook het drukken, herdrukken, vertaalen en inbrengen van het selve Boek in deese Landen op scherpe straffen te verbieden, en daarentegen alle en een ieder te gelasten omme alle de Exemplaaren die er van het selve Werk gevonden werden, aan den Officier of Magistraat van de Plaats sijner Wooning, meede op gelyke poene over te leeveren; en dat hier van sal worden gedaan de navolde Publicatie. | |
[pagina 155]
| |
PublicatieDe Staaten van Holland en Westvriesland, Allen de geenen die deese sullen sien of hooren leesen, salut: Doen te weeten: Alsoo Jean Néaulme, Burger en Boekverkooper te Amsterdam, van Ons versogt, en ook den 10 Maart laatstleede sub- en objeptivelyk geobtineert heeft Octroy voor den tyd van vyftien jaaren, tot het drukken, doen drukken, uitgeeven en verkoopen van het Werk, genaamt ‘Emile ou de l'Education’ par Jean Jaques Rousseau, Citoyen de Genève, dog welk Werk door de voornoemde Jean Néalume, met het soogenaamde regt van Copie, weeder is verkogt aan Marc Michel Rey, meede Burger en Boekverkooper te Amsterdam, en Wy naderhand met de alleruiterste verontwaardiging in ervaringe gekoomen zyn, dat het selve Werk doorzaayt is met seer godloose en verderffelyke stellingen, strydende niet alleen teegen Gods heilig Woord, maar ook direct strekkende tot ondermyning, veragting, en omverwerping van den geheelen geopenbaarden Christelyke Godsdienst, en om aan de Jeugt de pernicieuste en gevaarlykste gevoelens dien aangaande in te boesemen. Soo is 't, Dat Wy, nietteegenstaande het ten deese verleent Octroy alleen tendeert tot verhoeding van schaade voor den voornoemde Jean Néaulme, en geensints eenige de minste approbatie van den inhoud van het voorschreeve Werk involveert, nemaar in tegendeel wel expresselyk meedebrengt, dat in gevalle daar inne iets onbehoorlyks quam te influeeren, al het selve door den Versoeker van het selve Octroy ten sijnen laste soude moeten werden verantwoord, egter tot een doorslaande blyk van Onsen hertelyken afkeer van de voorschreeve God-onteerde stellingen, en van de billyke indignatie, waar meede Wy desweegens zyn aangedaan, goedgevonden hebben, gelyk Wy goedvinden by deesen, het meergemelde door Ons op den 10 Maart laatstleede geaccordeert Octroy te annulleeren en in te trekken, gelyk Wy het selve annulleeren en intrekken mits deese; en wyders te verklaaren, dat Wy het voorschreeve Werk houden voor ten hoogste godloos, schandaleus, ergerlyk en profaan, en te tendeeren om de onervaare Jeugt van den eenigen weg ter zaligheid, zynde het waaragtig Geloove in Jesus Christus, af te leiden; verbiedende daarom op het ernstigste de voornoemde Jean Néaulme, Mare Michel Rey, en alle andere Boekdrukkers en Boekverkoopers, mitsgaders alle Persoonen, van wat qualiteit of conditie de selven souden moogen zyn, het selve Werk hier te Lande te drukken, herdrukken, of in te brengen, of ook in het Nederduitsche of in andere Taalen over te setten, distribueeren of uit te geeven, of elders uitgegeeven zynde, de debiteeren, op een boete van duisend guldens en poene van arbitrale correctie, selfs aan den Lyve, na exigentie van saaken, maar ter contrarie lasten en beveelen Wy alle deselve Boekverkoopers en Boekdrukkers, aanstonds na dat deese tot haare kennisse gekoomen sal zyn, alle soodanige Exemplaaren als sy van het voorschreeve Werk onder haar souden moogen hebben, over te leeveren, en te behandigen aan de Officieren of Magistraaten van de Steeden en Plaatsen, daar sy woonagtig zyn, op poene van contrarie bevonden werdende gedaan te hebben, ot daar van in gebreeken gebleeven te zyn, desweegens als vooren gemulcteert, en gecorrigeert te sullen werden; ten welken einde Wy alle Onse Officieren en Justicieren ordonneeren en gelasten, scherpelyk toe te sien, dat deese Onse ernstige wille en begeerte alomme exactelyk werde nagekoomen, en teegens de Overtreeders der selven sonder eenige conniventie of dissimulatie na den inhoud deeses met alle rigeur te procedeeren. En op dat niemand hier van eenige ignorantie koome te pretendeeren, soo beveelen Wy, dat deese niet alleen alomme gepubliceert en geaffigeert sal werden daar het behoord, en in gelyke saaken te geschieden gebruikelyk is, | |
[pagina 156]
| |
maar dat deselve ook in alle de publique Nieuwspapieren en Journaalen, welke binnen deese Provincie werden gedrukt en uitgegeeven, sal werden geinsereert. Er is wyders nog goedgevonden en verstaan, de Heeren Gedeputeerden der Steeden Leyden, Amsterdam en Alkmaar te versoeken en te committeeren, om haare gedagten te laaten gaan over het uitdenken van middelen, waar door in het vervolg soude kunnen worden gepraevenieert het verleenen van Octroyen op soodanige Werken, waar in eenige schaadelyke of nadeelige principes en maximes tegens de waare Christelyke geopenbaarde en Gereformeerde Godsdienst gedebiteert of verhandeld werden, en daar omtrent de Vergaderinge te dienen van hunne consideratiën en advis. Gedaan in den Hage onder het Klein Zeegel van den lande den 30 Julij 1762. Ter ordonnantie van de Staaten Aris van der MiedenGa naar voetnoot1) 1762, 30 Juli. (Voor het Hof van Holland) Missive en publicatie van Haer Ed.Gr.Mog., waerbij haer Ed.Gr.Mog. anulleren en intrekken het octroij aen Jean Neaulme op 10 Maert 1762 geaccordeet tot het drukken en uijtgeven van het werk, genaemt ‘Emile ou de l'éducation’, par Jean Jacques Rousseau, citoyen de Genève. De Staaten van Holland en West-Vriesland. Wij zenden aan U.E. hier benevens toe onse publicatie, huijden bij ons gearresteert, waerbij wij annuleren en intrekken het octroij, door ons aen Jean Néaulme op 10 Maert 1762 geaccordeert tot het drucken en uijtgeven van het werk, genaemt ‘Emile où de l'éducation’ par Jean Jacques Rousseau, citoijen te Genève, verklarende het voorsz. werk voor ten hoogsten Godloos, scandaleus, ergerlijk enprofaan, verbiedende hetzelve hier te lande te drucken, herdrucken of in te brengen, of in het Nederduijts of andere talen over te zetten, te distribueren of uijt te geven, en ordonnerende, dat alle de exemplaren, daervan zijnde, of namaals ingevoerd zullende worden, zullen werden overhandigt aan de officieren en Magistraten, onder welkers destrict die zouden mogen werden gevonden, op de boete en de poenaliteijten in de voorsz. onze publicatie uijtgedrukt, en begeren dat U-E, de voorsz. onze publicatie alomme zullen doen publiceren en affigeren daer het behoord en te geschieden gebruijkelijk is, moetende deze onze publicatie ook in alle de publique nieuwspapieren en journalen, welke binnen deze provintie werden gedrukt en uijtgegeven, geinsereert werden, waertoe ons verlatende, bevelen wij U.E. de bescherminge Godes. Geschreven in den Hage den 30en Julij 1762. Ter ordonnantie van de Staten w.g. Aris van der Mieden. Fiat publicatie ter puije van de Groote Zaal van den Hove. Gedaen in den Rade den 3en Augustus 1762 Mij present R. van Bleiswijk 1762. Den inhoude deses hebbe ik ondergeschreven, eerste deurwaerder van den Ed. Hove van Holland, na voorgaende klokkeslag bij openbaere edicte van | |
[pagina 157]
| |
de Groote Zael van den voorsz. Hove aen allen ende eenen ijgelijk gepubliceert- Actum den 4 en Augustus 1762. Bij mij J. StiphoutGa naar voetnoot1). Woensdag den 16 Januarij 1765. Present de Heeren President, Nolst, Desvillates van Spanbroek, vander Does van Langevelt, van Hoogstraeten, Lezeu de Wilhem, De Perchoncher & Merens. Sijn de Notulen van gisteren geresumeert en nae deliberatie gearresteert. De Procureur Generaal nae voorgaande admissie binnen staaende heeft aenden Raede voorgedragen, dat weederom een boek wierd gedebiteert, geintituleert Lettres écrites de la montagne par J.J. Rousseau, gedrukt tot Amsterdam bij Marc Michel Reij, het welk inhield seer veele Godslasterlijke en ergerlijke passagien, geevende vervolgens den Raede in bedenkinge, of het selve niet alomme behoorden te worden opgehaelt. Welk boek door de Heeren vander Does van Langeveld en Meerens geexamineert sijnde, hebben deselven den Raede gerapporteert, dat sij het selve vol van die gruwelen bevonden hadden, en dat het scheen ingerigt tot verdeediginge van een voorig werk van dienselven Autheur, genaemt L'Emile ou de l'éducation, bij Placaet van Haer Ed. Groot Mog: als een godslasterlijk boek verboden en vervult met de alderverderfelijkste stellingen en gevoelen. Is na deliberatie goedgevonden, het selve alomme bij de boekverkoopers alhier in den Haege te doen ophaelen en verbieden, en dat voorts aen den Bailliuw van Amsterdam sal werden aengeschreven de nodige voorsieninge te doen, en teegen de Drukkers en uitgeevers van het selve te procederen, als mede aen de Bailliuwen der voornaemste steden van Holland en Zeeland, met bijvoeginge aen die geenen, welke op de voorige aenschrijvinge van den Hove weegens de Godslasterlijke boeken nog niet hadden geandwoord, dat het Hof dienaengaende ten spoedigste haer rescriptiën was verwagtendeGa naar voetnoot1). Donderdag den 17 Januari 1765. Present de Heeren President, Nolst, Desvillates van Spanbroek, van der Does van Langeveld, van Hoogstraten, Lezeu de Wilhem, de Perponcher & Merens. Sijn de Notulen van gisteren geresumeert en nae deliberatie gearresteert, De Procureur Generael nae voorgaende admissie binnen staende, draegt den Raede voor, dat hij heeft doen executeren de beveelen van den Hove in het ophaelen en verbieden van het boek, geintituleert Lettres ecrites de la montagne door J.J. Rousseau, en dat van het selve tien Exemplaeren gevonden sijn, gevende aen den Raede in bedenkinge of niet sulx soude werden aengeteekent, alsmeede waer, en aen wie die boeken ter bewaring waeren overgegeeven? Is nae deliberatie goetgevonden, dat het boek van Rousseau hier voren gemelt, continerende geen minder godslasterlijke saeken als de Dictionaire PhilosophiqueGa naar voetnoot2), en anderen, onlangs bij sententie van deesen Hove verbrand en boven dien geschreven ter verdediginge van een boek, bij een spetiaal Placaet vant Haer Ed. Groot Mog: met soo veel Ernst verbooden, meede door beuls handen op het schavot sal werden verbrandGa naar voetnoot3). |
|