De bassleutel en zijn spiegelbeeld
In de vorige aflevering van ‘Folium’ heeft Hermann Zapf een aantal mistekende of afwijkende lettertekens verklaard als vergissingen van graphische en typographische kunstenaars bij het ‘omkeren’ van het schriftbeeld (blz. 92-96).
Op de laatste bladzijde van zijn opstel noemt de schrijver, als voorbeeld van een dergelijke omkering die volledig burgerrecht heeft gekregen, de bassleutel in het muziekschrift. Het stukje autograaf van Bach toont inderdaad deze sleutel in een vorm die het spiegelbeeld lijkt van het thans in vrijwel alle muziekdruk gebruikte teken... op een belangrijke kleinigheid na. Maar bij de toelichting van dit geval blijkt dat de schrijver hier op glad ijs is geraakt. Het oorspronkelijke letterteken dat tot deze krul is vervormd was geen C maar een F. De C-sleutels, die als sopraan-, alt- en tenorsleutel werden gebruikt, hebben een volkomen andere tekening, zoals men die in elke moderne partituur nog voor de altviool en bijwijlen voor de violoncel kan ontmoeten. Om er een C in te herkennen moet men wel eerst de wordingsgeschiedenis nagaan en de misleidende versieringen over het hoofd zien.