| |
| |
| |
Boekbesprekingen
Engeland
Thomas Bewick's jubileumjaar - hij werd in 1753 geboren - gaf aanleiding tot twee belangrijke uitgaven. Bewick's betekenis is niet, zoals vaak wordt aangenomen, die van de uitvinder van de houtgravure. Hij had voorlopers. Waarin zijn, in Nederland nog steeds niet naar waarde geschatte betekenis ligt, zegt Dorothea Braby: ‘Bewick not only released wood-engraving to express its native beauty, but raised the art to a perfection in design and craftsmanship that, in its own genre, has never been surpassed... He was the discoverer of beauty in the wood. He claimed to be the first to attempt colour in this medium, by which he meant the rendering of light and shade and the introduction of tint. He alone realised that its natural expression lay in white lines, not in black, and he proceeded to develop a technique using tools naturally on the wood, so that even where his lines read as black, they can be seen to be the result of the white stroke between.’
Wij zijn dankbaar een zo voorbeeldige bibliographie te mogen aankondigen en aanbevelen als S. Roscoe, Thomas Bewick. A Bibliography raisonne of Editions of the General History of Quadrupeds, the History of British Birds, and the Fables of Aesop, issued in his lifetime. Wij hebben er reeds herhaaldelijk op gewezen, dat bibliographieën een boeiende lectuur kunnen zijn. Roscoe's boek is dat zeker. Het getuigt niet alleen van grote liefde tot het onderwerp en van een studie van tientallen jaren, maar tevens van een niet te evenaren kennis tot in de kleinste details. Deze kennis en de acribie van haar toepassing is telkens weer verbazend of ze nu de voorgeschiedenis van elk der boeken, de geschiedenis van hun voorbereiding en van de druk of tenslotte de gegevens van elke uitgave en van hun ‘issues’ betreffen. Naast uitvoerige beschrijvingen van elke uitgave naar grootte (ook de verschillende speciale uitgaven op bijzonder papier), zorgvuldige collatie, inhoudsopgave, gegevens over de oorspronkelijke banden, over het papier, zijn makers en watermerken, de uitgeversprijzen en de grootte der oplage, geeft Roscoe telkens vindplaatsen der exemplaren in openbare bibliotheken, vroegere bibliographische bronnen, alle varianten etc. Van elke uitgaaf is de titel gereproduceerd. Zonder twijfel hebben wij hier het definitieve bibliographische handboek in de ruimste zin over Bewick. En daarnaast een voorbeeld voor een bibliographie raisonnée in de beste zin.
Terecht wijst Roscoe er in zijn inleiding op, dat de talrijke vig- | |
| |
netten in Bewick's boeken - kleine gravures die niet ter illustratie in eigenlijke zin dienen, maar met grote liefde landschap en landleven uit Bewick's omgeving schilderen - misschien belangrijker zijn dan de zuiver illustratieve gravures. Zij geven ons een voorstelling van Bewick's tijd en omgeving. In hoe grote mate zijn hele oeuvre afhankelijk is van deze omstandigheden, toont de ongeveer gelijktijdig met Roscoe's bibliographie verschenen biographie: M. Weekley, Thomas Bewick. Hij schildert het landelijk leven in Northumberland in de tijd van George III zoveel mogelijk met Bewick's eigen woorden. De voornaamste bron vormt Bewick's weinig bekende autobiographie, aangevuld met gegevens uit tot dusver onbekende brieven.
Misschien is het geen toeval, dat in 1953 ook een bijzonder aantrekkelijk technisch-artistiek handboek over de houtgravure verscheen. De door haar bekwame illustratiewerk bekende Dorothea Braby (zij illustreerde onder meer de Keats-uitgave der Folio Society en zeven werken voor de Golden Cockerel Press) schreef voor de serie ‘How to do it’ The Way of Woodengraving. Van het ruwe materiaal tot de volmaakte prent in al haar mogelijkheden worden de moeilijke techniek der houtgravure en het terrein van haar toepassing behandeld. Het rijk en fraai geïllustreerde boek eindigt met een historisch overzicht, waaruit wij de boven afgedrukte regels over Bewick hebben genomen.
Naast Roscoe's Thomas Bewick kan als meest waardevolle aanwinst voor de zuivere bibliographie worden aangekondigd de tweede druk van G. Keynes, A Bibliography of the Writings of Dr William Harvey. Het boek is reeds sedert zijn eerste verschijnen in 1928 beroemd genoeg om elke verdere aanbeveling overbodig te maken. Keynes' Harvey, lang uitverkocht en zeer gezocht, betekende toen een pioniersdaad. Zoals dit vaak gebeurt, was het resultaat meteen op een wijze bereikt, die nauwelijks ruimte liet voor verbeteringen. De aanvullingen in de tweede druk zijn dan ook van weinig betekenis: zij beperken zich tot twee verdere uitgaven van ‘De motu cordis’ en tien in 1928 nog niet vermelde vertalingen. Belangrijker is, dat wij nu in deze tweede druk een volledige census der bewaard gebleven exemplaren bezitten.
Op een ander plan ligt A.L. Simon, Bibliotheca Gastronomica. André L. Simon, president van de Wine and Food Society, is een bekend verzamelaar, die geen bibliographie, maar een sobere, slechts hier en daar van een noot voorziene catalogus van zijn eigen kostbare verzameling wil geven, een catalogus, die juist door zijn soberheid bijzonder indrukwekkend wordt, niet minder ech- | |
| |
ter door de rijkdom der verzameling (1644 nummers). Voortreffelijke indices verhogen de bruikbaarheid.
Wij herinneren ons bij deze gelegenheid de gastronomische tentoonstelling te Amsterdam. De daar tentoongestelde boeken waren beschikbaar gesteld door de Zwitserse gastronoom en gastrosoof Harry Schraemli. Ook in Zwitserland heeft hij een keuze uit zijn meer dan 2500 boeken tellende gastronomische bibliotheek tentoongesteld. De in 1952 verschenen catalogus, rijk geïllustreerd en geannoteerd, heeft grote bibliographische waarde.
| |
Duitsland
De aankondiging van enige in Duitsland verschenen werken beginnen wij gaarne met Jan Tschichold's Meisterbuch der Schrift. Het is inderdaad in elk opzicht een ‘Meisterbuch’. Tschichold's grote invloed en zijn eigen werkzaamheid voor de ontwikkeling van schrift en typographie in de laatste 30 jaren zijn bekend. Zonder artistiek-bibliophiele ambities heeft Tschichold nu een technisch-historisch bronnenwerk geschapen. Kentekenend is dat dit werk verscheen bij een uitgever, die bekend is door zijn technische handboeken en Tschichold's boek is dan ook bestemd voor allen, die door hun beroep met de toepassing van het schrift te maken hebben: schilders en architecten, typographen en graphici, reclamevaklieden enz. Een heldere en in zijn critisch gedeelte scherpe tekst leidt het plaatwerk in, dat op 176 bladzijden een groot aantal volledige alphabetten van de Romeinse kapitalen tot heden reproduceert. Het groot formaat maakt deze voorbeelden bijzonder bruikbaar. In tegenstelling met andere Duitse werken op dit gebied zijn de voorbeelden in Tschichold's Meisterbuch niet tot Duitsland beperkt, maar uit het materiaal van alle landen door alle tijden heen gekozen.
Twee publicaties dienen de geschiedenis van het boek. A. Kirnberger, Neues über Gutenberg und die Gutenberghäuser in Mainz bevat interessante en gedeeltelijk nieuwe bijdragen tot de Gutenberggeschiedenis.
De tweede publicatie brengt ons dichter bij onze grenzen. Bij gelegenheid van een tentoonstelling Fünf Jahrhunderte Schwarze Kunst in Köln in het najaar van 1953 gehouden verscheen onder de auspiciën van de Keulse vereniging van bibliophielen en de plaatselijke vereniging van drukkers een uitmuntend verzorgd boek, waarin R. Juchhoff het begin en de bloei van de drukkunst in Keulen, T.K. Schauer de moderne tijd en P.J. Hasenberg de geschiedenis der Keulse pers behandelen.
| |
| |
Wij zijn onze lezers nog steeds een uitvoerige waardering van de nieuwe uitgave van het Handbuch der Bibliothekswissenschaft verschuldigd, waarvan Band I nu afgesloten is. Van Band III is ongeveer een derde verschenen. Wij zullen nog uitvoerig hierop terugkomen, willen echter niet nalaten erop te wijzen, dat van een onderdeel, n.l. H. Widmann, Geschichte des Buchhandels vom Altertum bis zur Gegenwart een uitgebreide afzonderlijke uitgave verschenen is, die - gezien de lage prijs - velen welkom zal zijn, juist omdat het grote werk tamelijk kostbaar is.
De boekhandel niet historisch, maar zeer actueel behandelt S. Taubert: Buch und Buchhandel in Zahlen, 1953. De Duitse boekproductie en boekenmarkt worden in uitvoerige statistieken en graphieken naar alle denkbare richtingen onderzocht.
De Duitse bibliographie kon op het einde van 1953 nog op een belangrijke aanwinst bogen. Claus Nissen, die in 1951 Die botanische Buchillustration. Ihre Geschichte und Bibliographie uitgaf (een werk, dat hoewel het de aan eenmanswerk op dit gebied verbonden gebreken toont, onmisbaar is, en waarvan wij hopen binnenkort een uitvoerige bespreking van deskundige hand te publiceren), heeft nu laten volgen: Die illustrierten Vogelbücher. Ihre Geschichte und Bibliographie. Het historische gedeelte leidt ons over de Juliana-Anicia-Codex (6e eeuw), de Middeleeuwen, de Renaissance (Gessner) en de 18de eeuw (Sepp-Nozeman) naar de 19de eeuw (Bewick, Audubon, Gould) tot onze tijd. De bibliographie geeft uitvoerige collaties van 1031 geïllustreerde vogelboeken.
Met een andere bibliographie: R. Adolph's Rudolf Alexander Schröder Bibliographie komen we op het gebied der bibliophilie. Zij behoort n.l. tot een der drie boeken, waarmee de Gesellschaft der Bibliophilen e.V. in 1953 haar leden begiftigde. De hoofdschotel vormt natuurlijk Imprimatur, Band xi (het ‘Jahrbuch’ is inmiddels een twee-jaarboek geworden), als altijd een gebeurtenis. Alle kanten van het boekleven worden in belangrijke bijdragen belicht: verzamelen en uitgeven, schriftontwerpen en drukken, veilingwezen en boekbinderij, papierwetenschap enz. Vele bijdragen zullen van blijvende betekenis zijn, b.v. de monographie over de uitgever Kurt Wolff, Maria Lanckoronska's essay ‘Der Petrarcameister und die Reformation’. Weinige bijdragen noden tot critiek: de aan de Zwitserse boek- en kunsthandelaar August Klipstein gewijde studie (27 folio bladzijden, rijk geïllustreerd, met een volledige beschrijvende catalogus der door Klipstein uitgegeven catalogi) wil ons overdreven voorkomen. - Zeer zeker lag het niet in de bedoeling van de schrijver, dat H. Ovink's
| |
| |
verhandeling over het werk der Lettergieterij Amsterdam en haar meester S. H, de Roos van een opschrift werd voorzien, dat meer belooft dan het opstel bevat. De onbevangen lezer zal van dit opstel onder de titel ‘Schriftschaffen in den Niederlanden’ de verkeerde indruk krijgen, dat het lettersnijden hier te lande zich beperkt tot de werkzaamheden der Lettergieterij Amsterdam.
De derde publicatie der Bibliophilen-Gesellschaft kon ons helaas weinig bevredigen. De vaak bekwame houtsnijder Josef Weisz heeft Hölderlin's gedicht An den Aether geïllustreerd. Vele der houtsneden zijn zeer geslaagd, de typographische verwerking van tekst en beeld is op enkele bladen bijzonder boeiend, maar noch formaat noch het karakter der houtsneden lijken ons adaequaat aan de stijl van Hölderlin.
Zonder enige beperking daarentegen stemmen wij in met wat wij tot nu toe gezien hebben van de prestaties der Eggebrecht-Presse, Mainz. Deze in de beste zin van het woord bibliophiele pers stelt zich ten doel werkelijk fraaie boeken te brengen, die voor een grotere kring van belangstellenden bereikbaar zijn. Dit doel lijkt ons op voorbeeldige wijze bereikt in Sappho, übertragen von K.W. Eigenbrodt, met tekeningen van Hannes Gaab, gezet uit Georg Trump's ‘Delphin’, gedrukt in 1000 exemplaren, als blokboek gebonden.
Drie kleinere publicaties mogen tot besluit worden genoemd:
Er verscheen een Duitse vertaling van H.M. Lydenberg and J. Archer, The Care and Repair of Books, een boek dat vele nuttige raadgevingen bevat.
Het Engels-Duits en Duits-Engelse woordenboek Library Terms door O. Gross is blijkbaar bedoeld voor gebruikers, die geen Engels onderwijs hebben genoten. In verband daarmee bevat het veel te veel, wat in een vakwoordenboek absoluut overbodig is (b.v. plate Tafel; minimum price Mindestpreis). Afgezien daarvan is het boek ook niet vrij van fouten: wood engraving b.v. wordt vertaald met ‘gedruckter Holzschnitt’!
Belangrijke bijdragen tot de problematiek van de bibliotheekcatalogus bevat H. Kind, Der Schlagwortkatalog der Universitäts- und Landesbibliothek Halle (Saale), dat als Beiheft 76 bij het Zentralblatt für Bibliothekwesen verscheen.
| |
Nederland
In Nederland hebben verschillende bibliotheken blijk gegeven van de behoefte aan publiciteit.
De Provinciale Bibliotheek van Zeeland verspreidde een historisch overzicht over haar bestaan: boeiend en als het de oorlogs- | |
| |
rampen betreft zelfs aangrijpend; ontzagwekkend voorzover het de wederopbouw beschrijft.
Bij gelegenheid van zijn eerste lustrum vestigt het Instituut voor Vergelijkend Literatuur-onderzoek aan de Rijksuniversiteit te Utrecht de aandacht op zijn bestaan met een boekje, dat de geschiedenis van het instituut, de structuur van zijn bibliotheek en zijn werkzaamheden behandelt. Het zal voor velen van onze lezers interessant zijn, dat het Instituut het tot zijn taak rekent literatuuropgaven binnen de perken van zijn werkterrein te verstrekken. In het afgedrukte voorbeeld (Antigone in de wereldliteratuur) wordt duidelijk, dat het Instituut over een uitmuntend apparaat aan medewerkers en gegevens beschikt.
Een zeer belangrijke aanwinst voor de Nederlandse bibliographie betekent de door Prof. R. Feenstra en de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant J.W. Bosch verzorgde catalogus Livres anciens de Droit d'origine etrangere imprimés aux Pays-Bas, verschenen bij gelegenheid van het Rechtsgeschiedkundig Congres der Société d'Histoire du Droit des Pays Flamands, Picards et Wallons, te Breda en uitgegeven door de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. De bibliographie bevat bijna 500 werken, waarvan korte bibliographische gegevens (en helaas geen collatie) worden verstrekt. Dit overzicht geeft op uitstekende wijze een indruk van de rol, die Nederland als cultureel bemiddelaar in vroeger eeuwen speelde, hetzij als schuilplaats, hetzij omdat alleen het verschijnen in Nederland internationale verspreiding van een boek verzekerde. Daarnaast wilden de uitgevers van de bibliographie aantonen, welke buitenlandse invloeden op het Nederlandse rechtsleven werden uitgeoefend.
Vijf publicaties houden zich met de Nederlandse drukkunst bezig. Onder auspiciën van het Graphisch Exportcentrum verscheen voor verspreiding in het buitenland onder de titel Publishing and Printing in The Netherlands een ‘symposion of Netherlands craftmanship in the three main techniques of printing - letterpress, gravure and offset. Wij zouden niet aarzelen dit boek onder de vijftig beste boeken van het jaar te tellen: tekst (o.a. door G.W. Ovink, G. Knuttel, M. Hertzberger, A.L. Sötemann), illustratie, opmaak en druk zijn niet te verbeteren.
Minder waardering hebben wij voor Verslag van de Jury en Catalogus. De bestverzorgde Vijftig Boeken van het jaar 1952.
Wij willen ervan afzien, dat wij op het standpunt staan, dat de vervaardigers van dit jaarlijks verslag ernaar moesten streven, dat hun boek op zijn minst het peil bereikt om onder de bestver- | |
| |
zorgde Nederlandse boeken te worden gerekend. Wij geloven niet, dat dit het geval is.
Maar wij hebben principiële bezwaren.
Reeds sedert verschillende decennia behoort het in landen met een belangrijke boekproductie tot de vaststaande gewoonten uit deze productie jaarlijks de topprestaties te lichten en door beschrijving en tentoonstelling bekend te maken om op deze wijze de verhoging van het algemeen niveau in de hand te werken. Als wij ons niet vergissen, is het uitkiezen van een vijftigtal een Amerikaanse vinding en daar dan ook volkomen op zijn plaats, gezien het grote aantal der jaarlijks verschijnende nieuwe uitgaven. Andere landen hebben zich op het standpunt gesteld, dat het vasthouden aan een vaststaand getal het gevaar inhoudt, dat men tot niveauverlaging gedwongen zou kunnen worden. Bij het kiezen van een keur-collectie kan men het beoogde doel alleen bereiken, indien men zich tot boeken beperkt, die het praedicaat ‘uitmuntend’ verdienen en indien men boeken die ‘goed’ of ‘bevredigend’ zijn, uitsluit. Zo heeft b.v. Zwitserland in 1951 van 110 mededingende boeken (blijkbaar passen dus de uitgevers zelf reeds een schifting toe) er 29 uitgekozen; Duitsland heeft in 1951 van 300 boeken 20 waardig bevonden en in 1952 vermeldt de catalogus 42 boeken.
In Nederland is men anders te werk gegaan. Men heeft hier zijn eisen aangepast niet aan het te bereiken doel, maar aan het ingezonden materiaal en heeft daarvan wederom 50 boeken gekozen. Het resultaat is dan ook, dat wij weliswaar een beeld hebben gekregen, dat voor eigen gebruik hier te lande een negatief opvoedende taak kan vervullen, dat echter internationaal gezien beschamend is. De jury zelf is het hiermee eens, de inleiding zegt het ondubbelzinnig: ‘Het algemene peil is gedaald... Er waren slechts weinig boeken waarover men ronduit geestdriftig kon worden.’ De logische consequentie (in overeenstemming met het pae-dagogische doel der gehele institutie) zou geweest zijn, radicaal van het getal 50 af te stappen en aan de Nederlandse uitgevers en boekverzorgers de naar het oordeel van de jury verdiende les te geven: wij hebben dit jaar slechts 15 of 20 boeken waardig kunnen bevinden. Nu echter heeft de jury de taak van een onderwijzer op zich genomen, die gedwongen is de schriften van een slechte klas te corrigeren. Vandaar dan ook de in dit verband eigenlijk bespottelijke beoordelingen, waarvan wij slechts enkele willen noemen: ‘evenwichtige opbouw’, ‘zeer verantwoorde typografie’, ‘met veel piëteit verzorgde gave editie’, ‘zeer appetijtelijk’, ‘met een overwogen mise en page’, ‘behoorlijk verzorgde gedichtenbundel’, ‘gaaf zetwerk’, ‘een keurig boek’, ‘solide opzet’, ‘degelijk uitgevoerd wetenschappelijk werk met aantrekkelijk omslag’, ‘degelijke catalogus met een toepasselijk omslag’.
| |
| |
Ons wil het voorkomen, dat dit minimum-eisen zijn, maar geen praedicaten, die thuishoren in een catalogus der bestverzorgde boeken.
Aan de nagedachtenis van Charles Nypels werden twee uitgaven gewijd.
Met teksten van P.H. Bogaard, D. Dooijes en anderen, typographisch verzorgd door S.H. de Roos, gedrukt door de Lettergieterij Amsterdam kwam door medewerking met anderen een zeer fraai boek tot stand, dat op uiterst waardige wijze Nypels als mens, uitgever en drukker in piëteitvolle teksten en in voorbeeldige weergaven van zijn mooiste bladzijden eert.
Voor de Amsterdamse Grafische School stelde Nypels' opvolger Aldert Witte vier opstellen van Nypels over typographie samen tot een zeer aantrekkelijk boek.
Het Kerstnummer van het Drukkersweekblad 1953, dat zoals de laatste jaren gebruikelijk in samenwerking van drukkers en chemigraphen werd uitgegeven, is wederom een fascinerend en representatief geheel. De typographische verzorging lag deze keer in de hand van M. Kempers.
In het begin van 1954 (met het jaartal 1953; de voorrede is gedateerd voorjaar 1953) verscheen de langverwachte tweede druk van Wouter Nijhoff, Bibliographie van Noord-Nederlandsche Plaatsbeschrijvingen tot het einde der 18de eeuw. De bewerker van deze tweede druk is Mr. F.W.D.C.A. van Hattum.
Hoewel de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren sedert jaren bezig is met een Bibliographie van Nederlandsche plaatsbeschrijving op kaarten (een onderneming, die reeds verscheidene honderden titels omvat, maar door Mr. van Hattum niet waardig is bevonden om in de inleiding te worden vermeld), een werk dat na zijn voltooiing de bibliographie van Nijhoff waarschijnlijk overbodig zal maken, heeft men het feit, dat Nijhoff's boek sedert vele jaren niet meer verkrijgbaar is, als een pijnlijke leemte gevoeld. Hoe dankbaar wij dus aan de ene kant voor het verschijnen van deze nieuwe druk ook moeten zijn, toch kan het resultaat van de bewerking ons niet ten volle bevredigen. Er mogen dan uit de notities van Wouter Nijhoff en van de bewerker tal van aanvullende biographische en bibliographische gegevens verzameld zijn, er mogen dan ook een twintigtal nieuwe en gedeeltelijk zeer belangrijke titels zijn opgenomen (wij denken vooral aan de nummers 63, 64, 138, 168, 196, 200, 208, 236, 261, 301 en 326),
| |
| |
toch zijn er te veel wensen onvervuld gebleven om deze ‘nieuwe’ uitgave met geestdrift te kunnen begroeten.
Over de keuze der nieuw opgenomen boeken kan men natuurlijk van mening verschillen. Wouter Nijhoff zou zeker gegronde redenen hebben gehad om b.v. de drie grote stroom-gedichten (Amstelstroom, Rottestroom, I Jstroom) uit zijn bibliographie te weren. Van de andere kant is het niet te begrijpen, waarom de nummers 44 en 150 zijn blijven staan, waarvan het in de noot heet (reeds in de eerste druk), dat ze van geen topographisch belang zijn.
Jammer is, dat de nieuwe druk niet alle drukfouten etc. heeft weten te verwijderen. Bij Ermerins V, 2 b.v. staat ‘Met een plan c. 1600’; dit moet zijn c. 1500. Deel III, 1 van Ermerins is ons inziens niet juist beschreven, want bij dit deel behoren - volgens een gedrukte aanwijzing aan de binder - de bladzijden 213-236 van deel III, 3. Het aantal bladzijden van III, 1 is ook niet geheel juist aangegeven. Dit moet zijn 182, want de bladzijdencijfers 175-176 komen twee keer voor.
Het is echter niet onze bedoeling te gaan muggenziften. Veel zwaarder dan deze kleinigheden weegt, dat men deze tweede druk 60 jaar na het verschijnen van de eerste niet te baat heeft genomen om de bibliographie van Nederlandse plaatsbeschrijving nu eens afdoende en definitief te bewerken. Daarvoor ware het ons inziens noodzakelijk geweest uit Tiele, Nederlandsche Bibliographie van Land- en Volkenkunde alle titels te lichten, die op Nederland in het algemeen en op zijn provincies betrekking hebben. Nijhoff in 1894 had goede gronden dit niet te doen, want toen was Tiele's boek 10 jaar oud en in de boekhandel verkrijgbaar. Nu echter had men gaarne werken als Rademaker en van Ollefen-Bakker verenigd gezien met de werken, die zich tot enkele plaatsen beperken. Van nog groter belang zou het misschien geweest zijn, als men aan de geïllustreerde plaatsbeschrijvingen nu in de nieuwe bewerking had toegevoegd de plaatselijke kaart- en prentwerken (zonder tekst), die voor de topographie zeker zo belangrijk zijn en waarover heel moeilijk gegevens te vinden zijn.
G.
| |
| |
| |
Lijst der aangekondigde boeken
Bewick - S. Roscoe. Thomas Bewick. A Bibliographie raisonné. London, 1953. xxx, 198 p. Cloth. With 55 illustrations. |
ƒ 43.40 |
--. M. Weekley. Thomas Bewick. London, 1953. x, 224 p. Buckram. With 30 illustrations. |
ƒ 13.25 |
D. Braby. The Way of Wood-engraving. London, 1953. 4to. 96 p. Cloth. Numerous illustrations. |
ƒ 12.05 |
Gutenberg - A. Kirnberger. Neues über Gutenberg und die Gutenberghäuser in Mainz. Mainz, 1952. 21 S. Halbleinwand. Mit Stammbaum und 11 Tafeln. |
ƒ 7.70 |
Harvey - G. Keynes. A Bibliography of the Writings of Dr William Harvey. 2nd edition, revised. Cambridge, 1953. 4to. xiv, 79 p. Cloth. - 750 copies. |
ƒ 31.- |
Imprimatur. Jahrbuch für Bücherfreunde. Band XI. (Wiesbaden), 1953. Folio. 239 SS. Leinwand. Mit zahlreichen Tafeln und Beilagen. - 800 Exemplare. |
Prijs op aanvrage |
H. Kind. Der Schlagwortkatalog der Universitäts- und Landesbibliothek Halle. Leipzig, 1853. 89 S. |
|
Livres Anciens de Droit d'origine étrangère imprimés aux Pays-Bas. Amsterdam, 1953. viii, 72 p. |
|
Lydenberg-Archer. Ueber die Pflege und das Ausbessern von Büchern. Hamburg, 1953. 103 S. Leinwand. |
ƒ 9.05 |
W. Nijhoff. Bibliographie van Noord-Nederlandsche Plaatsbeschrijvingen tot het einde der 18 de eeuw. 2de druk, bewerkt en aangevuld door F.W.D.C.A. van Hattum. 's-Gravenhage, 1953, viii, 125 blz. |
ƒ 18.- |
C. Nissen. Die illustrierten Vogelbücher. Geschichte und Bibliographie. Stuttgart, 1953. Folio. 222 S. Leinwand. Mit 16 Tafeln. |
ƒ 61.80 |
Ch. Nypels. Over typografie. Amsterdam, 1953. 32 blz. |
|
Nypels - In Memoriam Charles Nypels. Amsterdam, 1953. Folio. 48 blz. Met afbeeldingen. - 2000 exemplaren; niet in de handel. |
|
Sappho. Uebertragen von K.W. Eigenbrodt. Mainz, Eggebrecht-Presse, 1952. 44 S. Gebunden. Mit Zeichnungen von H. Gaab. - 1000 Exemplare. |
ƒ 10.75 |
A.L. Simon. Bibliotheca Gastronomica. London, 1953. 4to. (viii), 196 p. Cloth. - 750 copies. |
ƒ 52.10 |
B. Tellegen Azn. De Provinciale Bibliotheek van Zeeland. Middelburg, 1953. 35 bladzijden. Met platen. |
|
J. Tschichold. Meisterbuch der Schrift. Ravensburg, 1952. Folio. 238 S. Leinwand. Mit 176 Tafeln. |
ƒ 47.25 |
H. Widmann. Geschichte des Buchhandels vom Altertum bis zur Gegenwart. Wiesbaden, 1952. (vi), 189 S. Halbleinwand. |
ƒ 17.65 |
|
|