Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 2
(1952)– [tijdschrift] Folium– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
Een drietal ontleningen aan het Nederlands in de Duitse ontspanningslectuur der XVIIIe eeuwNiet onbekend is het, dat soms in de Duitse ontspanningslectuur der XVIIIe eeuw Nederlandse invloeden zijn op te merken. Reeds August KippenbergGa naar eindnoot1) wees op het verband tussen de ‘Vermakelijke Avonturier’ van Nicolaas Heinsius en de ‘Niederländische Robinson’Ga naar eindnoot2) en een uitgebreide bespreking gaf Berthold MildebrathGa naar eindnoot3) bij de behandeling van de vroegere druk van genoemde vertaling ‘Der kurzweilige Avonturier’Ga naar eindnoot4). Het verband tussen beide drukken is vervolgens onderzocht en uiteengezet door Prof. J.H. ScholteGa naar eindnoot5), die tevens op enkele onnauwkeurigheden en onjuistheden van Mildebrath wees. Eveneens was het Kippenberg, die voor het eerst de Duitse vertaling van Hendriks Smeeks ‘Krinke Kesmes’ aan het licht bracht en besprak, later gevolgd door Dr. H. UllrichGa naar eindnoot6) en Lucius L. HubbardGa naar eindnoot7). Bij mijn onderzoekingen over het Nederlandse volksproza werd mijn aandacht getrokken door een 3-tal vertalingen in het Duits, die alle op een Nederlands origineel teruggaan. Daarvan doet één dienst om een verhaal tot een door de samenlapper gewenste uitgebreidheid te brengen, terwijl een tweede een invoeging is in een grotere roman. Het scheen me niet van belang ontbloot deze ontdekkingen voor de vergelijkende literatuurhistorie bekend te maken. In 1726 kwam te Weimar in het licht: ‘Wahrhafftige und merckwürdige Lebensbeschreibung Joris Pines.’Ga naar eindnoot8) Bij zijn bespreking wijst KippenbergGa naar eindnoot9) er in de eerste plaats op dat deze kleine ‘Robinsonade’ voor ‘Defoe’ (de eerste Engelse uitgave bevat slechts 9 bladzijden kwarto) hier is uitgedijd tot een ‘erbarmelijk maakwerk’ van meer dan 400 blz. en in de tweede plaats behandelt hij hoe dit geschied is: n.l. door invoeging en uitbreiding. Door invoeging, als de oude Pines zijn dochters tot lering als afschrikwekkend voorbeeld ‘Das Leben und Wandel des Europäischen Junffer Ordens’ mededeelt; door uitbreiding, wanneer de onbekende auteur ons de lotgevallen van Pines' zonen verhaalt, hierbij gebruik makend van Swifts ‘Tale of a Tub’, dat ‘ganz verstümmelt’ wordt.Ga naar eindnoot10) Weet Kippenberg het origineel van de vertaling der ‘Junffner | |
[pagina 103]
| |
Ordens’, niet aan te wijzen, hoewel hij er tot tweemaal toe (blz. 53 en 77) over schrijft, dit origineel is in de Nederlandse volksliteratuur te vinden. In 1696 verscheen bij Timotheus ten Hoorn te Amsterdam: ‘Het leven en bedrijf van de hedendaagse Haagsche en Amsterdamsche Zalet-Juffers’, blijkbaar veel gelezen, daar er in korte tijd een 4-tal drukken van verscheen, de tweede in hetzelfde jaar als de eersteGa naar eindnoot11). Voor de smaak von onze voorouders pleit dit niet bepaald, daar het toch, zowel wat literaire als zedelijke waarde betreft, vrij laag staat, 't Is een van de meerdere gelijksoortige werken ( bij dezelfde uitgever verschenen) waarover ten Brink schrijft, dat de ‘uitgever Timotheüs ten Hoorn... in de laatste lustra der 17e eeuw zich berucht maakte door het drukken van pornografische geschriften’Ga naar eindnoot12). Hoewel het woord ‘pornografisch’ misschien wat al te sterk is, heeft ten Brink in de grond van de zaak gelijk. Coenraad Droste verhaalt ons in zijn ‘Overblijfsels van Geheughenis’ dat er in 1684 zekere dames-sociëteiten ontstonden, elders door hem: ‘Maatschappy van lanterfanten genoemd’.Ga naar eindnoot13) Nu beweert ons verhaal dat de Zalet-juffers een geheim genootschap vormden (waarin men niet, dan na zware proefnemingen, kon worden opgenomen), teneinde ongehinderd alle mogelijke zedeloosheid te kunnen bedrijven. Moord, doodslag, duëls van vrouwen, misleiding van echtgenoten en minnaars, kortom, allerlei slechte daden vindt men hier beschreven in een stijl vol pathos, afgewisseld door een platte verhaaltrant met tonelen, die ‘op het kantje af’ zijn. Vermoedelijk in verband met de hiervoor aangehaalde plaats bij Droste heeft ten Brink dit gezelschap als werkelijk bestaan hebbend beschouwd; hij spreekt van ‘woedende satire’ en ‘eenige historische betekenis aan dit zonderling boek gegeven’Ga naar eindnoot14), doch naar mijn mening is het grootste gedeelte zuivere phantasie. Volkomen ben ik het echter met hem eens als hij het werk noemt: ‘een prul, uit de fabriek van Timotheüs ten Hoorn, ten behoeve van belangstellenden in vrije liefde.’Ga naar eindnoot15) Zo kunnen we begrijpen, dat de samensteller van ‘Joris Pines’ het als afschrikwekkend voorbeeld kon vertalen. Over de nauwkeurigheid dezer vertaling wil ik liever geen uitspraak doen; daarvoor is grotere kennis nodig van het Duitse idioom dan men kan verwachten van iemand, die geen Germanist is. Veel verkort is ze niet: het origineel telt 552 blz. in-12 en de vertaling 27 blz. klein-8. | |
[pagina 104]
| |
Was van de ‘Zalet-Juffers’ niet veel goeds te zeggen, nog minder kan men dat van het werk, dat nu besproken wordt. Als Mildebrath zijn bespreking van ‘Der lustige Avonturier’Ga naar eindnoot16) begint, vangt hij aan met te zeggen: ‘Das Buch trägt die Titelbemerkung: “In holländischer Sprache beschrieben”. Dem Inhalte nach ist holländischer Ursprung sehr gut möglich und wohl auch als gewisz anzunehmen; doch ein sicherer Beweis läszt sich nicht führen, da vor allem sprachliche Kriterien fehlen.’Ga naar eindnoot17) Toch is ook hier een Nederlands origineel aan te wijzen en wel: ‘Het Kind van Weelde of de Haagsche Lichtmis’.Ga naar eindnoot18) Stond ‘Het Leven en Bedrijf der... Zalet-Juffers’ op een niet bepaald hoog zedelijk peil, veel lager nog staat het ‘Kind van Weelde’: een door en door liederlijk boek. Dit is reeds duidelijk, als we het korte overzicht lezen, dat Dr. J. Vles geeftGa naar eindnoot19) en we zijn het volkomen met deze eens als hij schrijft: ‘Une vie orageuse dans laquelle les prostituées jouent une rôle considerable’. Nog duidelijker echter blijkt die liederlijkheid als we het werk zelf, zij het slechts oppervlakkig, lezen: immers, dan komt helder de voorkeur voor het gemene en het platte aan het licht en moeten we zeggen: ‘Bij dit werk vergeleken zijn de “Zalet-Juffers” nog fatsoenlijk.’ Daarenboven is dit fraais nog door plaatjes versierd. Er zijn mij een 3-tal drukken bekend, vermoedelijk zijn er echter nog meer geweest. Zeer waar schrijft Mildebrath van de Duitse bewerking: ‘Platte Roheiten und erotische Gemeinheiten kennzeichnen das Ganze’, en ‘Besonders auffallend ist das Hervortreten des weiblichen Elements schlimmster Art.’Ga naar eindnoot20) ‘Der lustige Avonturier’ is een bewerking, geen vertaling: dit is reeds te zien aan de naam van de held, die hier Cornelius van Axxx en in het oorspronkelijke Fredericus (zonder enige achtervoeging) heet.Ga naar eindnoot21) Nu is met deze Duitse bewerking iets heel merkwaardigs gebeurd. Een Nederlander, die blijkbaar dit boek gelezen had, interessant vond en onbewust was van zijn Nederlandse oorsprong, begunstigde zijn landgenoten met een vertaling. Zo kwam ‘Het Kind van Weelde’ als ‘De vrolijke Hollander’ in zijn Vaderland terug, wel iets beschaafder dan bij zijn vertrek. Want, naar ik mij meen te herinneren, is deze bewerking niet zo ruw en zo plat als het origineel.Ga naar eindnoot22) Niet alleen schrijvers van lagere rang (in de besproken gevallen tevens anonymi), hebben hun werken aan de Nederlandse litera- | |
[pagina 105]
| |
tuur ontleend; ook een auteur van wat hogere standing: August von Kotzebue, heeft hier aan meegedaan. Behoort hij al niet tot de literatoren van de eerste rang, in zijn tijd genoot hij niet slechts als toneel-, doch ook als romanschrijver grote populariteit. Een later kenner van het toneel, Dr. J.A. Worp, oordeelt niet zeer gunstig over zijn werk als hij schrijft: ‘Von Kotzebue's stukken bij wien een buitengewoon groot talent om toneelhoudende taferelen te scheppen helaas gepaard ging met een schandelijk azen op den slechten smaak van het publiek...’Ga naar eindnoot23) en een soortgelijk vonnis moet men ook over zijn romans vellen. Trouwens, reeds in zijn eigen tijd heeft een enkele, die scherper zag dan de rest, zich in dezelfde geest uitgelaten. Zo schreef J.H. van Wessenberg: ‘De romans van Kotzebue hebben een gelijke strekking als zijn toneelstukken: de deugd met schemerende ogen beglurende, maar de ondeugd toelonkende’.Ga naar eindnoot24) In 1787-1788 gaf Kotzebue te Leipzig in het licht: ‘Leiden der Ortenbergischen Familie’, in 1794 in het Nederlands vertaald als: ‘Het Lijden der Ortenbergsche Familie’ .Ga naar eindnoot25) In dit werk vinden we onder de avonturen van Kapitein Ortenberg een zo goed als volledige reis van Bontekoe.Ga naar eindnoot26) Hoe de schrijver aan zijn gegevens gekomen is, kan niet worden nagegaan. Een oorspronkelijke editie van het Nederlandse volksboek zal hij niet hebben gebruikt: nergens vinden wij immers vermeld, dat hij onze moedertaal kende. Misschien heeft hij de oude Duitse vertaling gekendGa naar eindnoot27); het is eveneens mogelijk, dat hij een verzameling van reizen( in welke taal moet in 't midden gelaten) in handen heeft gehad, die een bewerking van Bontekoe's avonturen bevatte. Zelf is hij zo eerlijk te bekennen, dat het een ontlening is als hij schrijft: ‘Het volgend verschrik'lijk verhaal is letterlijk waar. Doch, mocht de een of ander dezelve welligt reeds in eene vreemde taal gelezen hebben, alsdan ben ik nogthans overtuigd, dat dezelve hem niet verveelen zal.’Ga naar eindnoot28). Uit de woorden ‘in eene vreemde taal’ zou zijn op te maken, dat Kotzebue's bron geen Duitse was. Op een Nederlander moet het boek wel een eigenaardige indruk hebben gemaakt, wanneer hij, in een uit het Duits vertaald werk, zonder er op verdacht te wezen een populair Nederlands reisverhaal las. En in die tijd is het zeker nog bekend geweest, daarvoor staan de laat achttiende eeuwse drukken ons borg. Bij de ontspanningsliteratuur van de achttiende eeuw is het vaak moeilijk de bronnen, waaruit de schrijvers geput hebben, aan te | |
[pagina 106]
| |
geven, zoals reeds Mildebrath klaagt: ‘Hier und da finden sich Spuren literarischer Beeinflussung, doch meistenteils so verwischt, dasz nur Vermutungen gestattet sind’.Ga naar eindnoot29) Teneinde enkele invloeden aan te wijzen, is misschien het hier geschrevene niet geheel nutteloos.
M. Buisman, J. F.zn. |
|