Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 1
(1951)– [tijdschrift] Folium– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
Spreekwoorden en zegswijzen betreffende het boekOverdenkende, dat spreekwoorden en gezegden omtrent boeken, lezen, bibliotheken, een soort graadmeter zijn voor de belangstelling in het boek, hebben wij verschillende verzamelingen van dergelijke spreuken doorzocht en tot onze teleurstelling onder de vele middeleeuwse spreekwoorden er geen gevonden, die op het boek betrekking hebben. Noch bij WernerGa naar voetnoot1), noch bij SingerGa naar voetnoot2), noch onder Bebels Proverbia GermanicaGa naar voetnoot3) hebben wij er aangetroffen. Uit de Latijnse oudheid vinden we bij enkele schrijvers gezegden, die tot spreekwoord zijn geworden. Een der meest bekende is wel: ‘Habent sua fata libelli’. Letterlijk: ‘De boekjes hebben hun lotgevallen’. Men gebruikt dit meestal in deze zin: ‘Er kan van alles met een boek gebeuren’. Doch dit is niet de oorspronkelijke betekenis van het gezegde, althans indien Terentianus MaurusGa naar voetnoot4) dit het eerst heeft geformuleerd in zijn vers: ‘Pro captu lectoris habent sua fata libelli’. Dat wil zeggen: ‘Overeenkomstig het bevattingsvermogen van de lezer, hebben de boeken hun bestemming’. Van een (mij) onbekende auteur is het aardige gezegde: ‘Libri faciunt labra’Ga naar voetnoot5), aanduidend, dat de welsprekendheid uit boeken geleerd wordt. Spreken en boeken worden in verband gebracht o.a. door Plinius (Ep. 3,5): ‘Mecum tantum et cum libellis loquor’. ‘Oh rectam sinceramque vitam! Oh dulce otium, honestumque, ac fere omni negotio pulchrius!’Ga naar voetnoot6) ‘In de boekerijen’, zegt hij elders, ‘spreken de onsterfelijke zielen van overledenen’. Toch dringt hij er op aan, niet veel, maar goed te lezen: ‘Multum legendum est, non multa’ (Ep. 7, 6). Ook Seneca was van gevoelen, dat het er niet op aan komt, hoe veel boeken men heeft, maar wel, hoe goede: ‘Non refert quam multos libros, sed quam bonos habeas’ (Ep. 45, 1). Wat de slechte boeken betreft, was Plinius van mening, dat er toch altijd nog wat goeds in is: ‘Nullus est liber tam malus, ut non aliqua parte prosit’ (Ep. 3, 5). Cicero (De Rep. 1,9) zeide, dat hij voor zijn boeken steeds tijd had en dat zij steeds ter beschikking waren: ‘Mihi omne tempus est ad meos libros vacuum, nunquam illi sunt occupati’. Onder de Sententiae van Cato luidt n. 26: ‘Libros lege’, Lees boeken. | |
[pagina 179]
| |
In de Sententiae van Publilius Syrus noch in het anonyme werk De Moribus vonden wij van het boek melding gemaakt. Evenmin als in de middeleeuwen stond het boek in de openbare belangstelling. Het was alleen aan de uitverkorenen voorbehouden, aan de librarii, antiquarii, rhetoren, later aan de kloosterlingen en aan sommigen uit de adel. Dat veranderde na de uitvinding van de boekdrukkunst. Sindsdien komt het boek voor in gezegden, aan de bijbel ontleend of uit de omgang met het boek ontstaan. Natuurlijk kwamen bijbelse uitdrukkingen ook reeds in de middeleeuwse literatuur voor en via de liturgie werd het volk ermee vertrouwd, zoals met de boeken, die bij het laatste oordeel geopend zullen worden volgens Dan. 7, 10 en Openb. 20, 12, waarop gezinspeeld wordt in het Dies Irae: Liber scriptus proferetur
In quo totum contineturGa naar voetnoot1).
In dezelfde geest heeft een middeleeuws liedje aldus: Als Jhesus sal rechtveerdich sijn,
den rekenboeck is open ghedaen;
men leest mi daer een cort vermaen;
hoort toe, hier is alle u leven,
gheringe ghi moet rekeninge geven.
Van dezelfde bijbelplaatsen is wel de uitdrukking ontstaan: van iemand een boekje opendoen, d.w.z. zijn fouten en gebreken bekend maken. In sommige streken zegt men ook: ‘Hij heeft nog al wat op zijn boekje’, er is nog al wat op hem aan te merken. Bijbels schijnt ook wel de uitdrukking: ‘Hij is een gesloten boek’ of ‘dat is een gesloten boek voor mij.’ We kunnen hier denken aan het boek van Openb. 5, 1, dat verzegeld is met zeven sloten. Het Engels en Duits kennen deze uitdrukking eveneens, terwijl het Frans de overeenkomstige beeldspraak aan de oorkonden ontleent en met name aan de litterae clausae: ‘C'est lettre close pour moi.’ Misschien mogen wij in dit verband ook vermelden: ‘gunstig of ongunstig te boek staan’, al kan oorspronkelijk aan de koopmans boeken gedacht zijn. In Limburg zegt men: ‘op een goed blaadje staan’, in Vlaanderen: ‘Hij staat bij hem op een goed blaadje’. Aan een boekblad moet ook gedacht worden bij de uitdrukking: ‘Hij neemt geen blad voor de mond’. Reeds Tuinman (I, 39) kent dit gezegde en de duitse taal heeft het eveneens. De eigenlijke betekenis luidt volgens Stoett: ‘wat men zegt, niet van een blad lezen, waarop alles wel overwogen geschreven staat, doch het zeggen zonder er vooraf goed over nagedacht te hebben, wat op | |
[pagina 180]
| |
't hart ligt’. Strikt genomen kan dit ook wel van een los blad papier op perkament gezegd zijn, terwijl zeker van een boekblad sprake is in de uitdrukking: ‘Het blaadje is omgekeerd’, de zaak is totaal veranderd. Iets dergelijks lezen we al in de Reynaert (II, 6168): al heeft dat ongheval nu mi
aldus onder tnet ghevaen,
dat blat dat mocht noch ommeslaen.
Misschien hebben wij bij de engelse uitdrukking: ‘The tables are turned’, te denken aan de met was bestreken en beschreven schrijftafeltjes. Een nieuw leven begint, noemt men ‘to turn over a new leaf’. Van iemand, die goed aangeschreven staat bij een ander: ‘she stands well in his books’ en in het tegenovergestelde geval ‘in his black books’. Dit slaat wel oorspronkelijk op kasboeken of registers. In het frans zegt men: ‘il est bien noté’ of alleen ‘il est bien dans les papiers de quelqu'un’. Zegt men van een persoon, dat hij spreekt ‘als een boek’, dan heeft dit meestal een ongunstige zin, d.i. hij spreekt boekentaal, onnatuurlijk, stijf, deftig. Van een zaak gezegd, betekent het echter, dat iets vanzelf spreekt. Iets, dat ‘boekdelen spreekt’, is nog duidelijker; dit zegt alles. Tot de meest verspreide boekjes behoren Statuten, Ordonnantiën, Voorschriften, e.d. Men ‘ging buiten zijn boekje’, wanneer men deze overtrad. Dan was het ‘niet volgens het boekje’, zoals men in vele kloosters zegt. Van ‘overtreden der voorschriften’ kwam men tot het ‘te buiten gaan van zijn bevoegdheid’ en van daar tot de betekenis: spreken over dingen, waarvan men geen verstand heeft of die niet ter sprake zijn. Eveneens wordt het gezegd, wanneer men iets doet, waartoe men geen recht heeft of geen opdracht. Het is duidelijk, dat in de bijbel met ‘boek’ niet de codex, maar de ‘boekrol’ bedoeld is. Doch het verschil tussen ‘rol’ ‘volumen’, ‘rotulus’, ‘liber’ en ‘codex’ ‘staat op een ander blad’.
Dr Willibrord Lampen |
|