Folium Librorum Vitae Deditum. Jaargang 1
(1951)– [tijdschrift] Folium– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 4] | |
Portretten van bibliophielenISir Thomas PhillippsBibliophielen hebben alevel wat raars, zou men met een variant op Hildebrand kunnen zeggen. Een van de eigenaardigste persoonlijkheden in de aan markante figuren zo rijke wereld van de verzamelaars was ongetwijfeld Sir Thomas Phillipps, die er aanspraak op maken kan te gelden als de hartstochtelijkste collectionneur van handschriften die de wereld ooit gekend heeft. Daar zijn verzamelwoede hem ook met ons land in aanraking bracht, loont het wellicht de moeite iets naders over zijn leven en werken te vertellen.Ga naar voetnoot1) Geboren in 1792 als zoon van een magistraat, die belangen had bij een katoendrukkerij in Manchester, begon Phillipps op jeugdige leeftijd met het verzamelen van boeken. Hij interesseerde zich vooral voor plaatselijke geschiedenis en genealogie en gold na volbrachte studie in Oxford al spoedig als een autoriteit op deze gebieden. Na de dood van zijn vader in 1818 in het bezit gekomen van een groot fortuin, ging hij op grote schaal manuscripten verzamelen. Vooral om historische documenten was het hem te doen, die in die dagen dikwijls aan de schennende handen van goudpletters, lijmfabrikanten en kleermakers ten offer vielen. Handschriften op perkament hadden zijn voorliefde en hij schroomde niet zichzelf een ‘vello-maniac’ te noemen. Tegen het betalen van hoge prijzen zag hij niet op: integendeel, hoe meer de prijzen van handschriften opliepen, des te geringer werd de kans, dat zij vernietigd werden, zo redeneerde hij. Tussen 1820 en 1826 maakte hij verschillende reizen door Europa, overal op grote schaal kopend. In die tijd was ons werelddeel een waar paradijs voor de boekenliefhebber. Door de revolutiestormen, de Napoleontische oorlogen, de staatkundige beroeringen en de secularisatie van geestelijke in- | |
[pagina 98]
| |
stellingen was er een ware stroom van boeken uit bibliotheken, die eeuwen gesluimerd hadden, aan de markt gekomen. Phillipps kocht gehele bibliotheken en bloc aan, b.v. in 1824 de verzameling van prof. Leander van Es te Darmstadt, rijk aan handschriften uit Duitse kloosters. In België vond hij veel van zijn gading en op de veilingen Chardin (1824) en Celoti (1825) te Parijs was hij de voornaamste koper. In ons land verscheen de ‘vello-maniac’ het eerst in 1824, toen in Den Haag de beroemde bibliotheek van Mr. Johan Meerman geveild werd, die aan het Haagse gemeentebestuur ten geschenke aangeboden maar geweigerd was. In 1764 had Gerard Meerman de handschriften van het opgeheven Jezuïetencollege van Clermont gekocht en, op een paar kostbare stukken na, die door de Franse regering gereserveerd waren, naar ons land gebracht. Ongeveer drie kwart van deze handschriftenschat benevens enige Nederlandse manuscripten van Meerman kocht Phillipps op de veiling, die hij grotendeels persoonlijk bijwoonde. Aan tegenbieders stoorde hij zich niet, behalve aan Thomas Gaisford, die voor de Bodleian kocht. Toen hij merkte, dat de aanwezige Nederlanders verslagen waren over het feit, dat hij het vermaarde handschrift van Grotius, Parallelon rerumpublicarum tegen van Westreenen gekocht had, bood hij het na afloop van de veiling met een hoffelijk gebaar aan de Hollandse baron aanGa naar voetnoot2). In 1826 deed hij opnieuw van zich spreken. In dat jaar werd te Leiden door de firma Luchtmans verkocht de uitgebreide bibliotheek van de Utrechtse rechter Mr. Petrus van Musschenbroek. Deze verzamelaar was in 1800 in het bezit gekomen van het grootste gedeelte van de bibliotheek van de Utrechtse hoogleraar P. Bondam, die zich verdienstelijk gemaakt had door het afschrijven van een zeer groot aantal archivalia. Minder verdienstelijk was het, dat de professor vergeten had een groot aantal door hem geleende archivalia terug te geven. Van Mussenbroek had aan deze verzameling een groot aantal stukken toegevoegd, die in de Franse tijd aan het zwerven geraakt waren. Het grootste gedeelte van deze schatten werd nu door Phillipps, vertegenwoordigd door de boekhandelaar Bohn, veroverd, ondanks de tegenwoordigheid van een andere Engelse liefhebber, niet minder fanatiek dan Phillipps,, de bekende Richard Heber. Tevergeefs trachtten de Rijksarchivaris de Jonge en de Utrechtse burgemeester van Asch van Wijk deze documenten, die in onze archieven thuis hoorden, in het land te houden.Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 99]
| |
Zijn leven lang heeft Sir Thomas dit bedrijf voortgezet. Zijn verzamelwoede kende geen grenzen, hij kocht links en rechts en ging er zelfs toe over om de gehele voorraad van boekhandelaren aan te kopen. Ondanks zijn ruime middelen (hij beschikte over een inkomen van £ 8.000 jaarlijks, een voor die tijd enorme som) verkeerde hij voortdurend in finantiële moeilijkheden en had steeds met schuldeisers te worstelen. Zijn lastig karakter leidde telkens weer tot botsingen. Even fel als zijn liefde voor handschriften was zijn haat jegens de tabak, de Katholieke kerk en wat al niet meer. Maar het meest van al haatte hij zijn schoonzoon James Orchard Halliwell, de Shakespeare-kenner, die zijn oudste dochter geschaakt had. Nu wilde het ongeluk, dat het landgoed Middle Hill, in Worcestershire, dat Sir Thomas bewoonde, krachtens testamentaire beschikking van zijn vader mettertijd aan Halliwell zou komen. De liefhebbende schoonvader vond hierin aanleiding om te verhuizen naar Thirlestaine House te Cheltenham en Middle Hill te laten vervallen, opdat zijn schoonzoon later slechts een ruïne zou erven. De verhuizing was intussen voor de bibliotheek een grote verbetering, want de toestand op Middle Hill was onhoudbaar geworden. Van een bezoeker, die er eens logeerde, bestaat er een aanschouwelijke beschrijving van het sombere, in een onherbergzame streek gelegen landhuis, waarvan niet alleen de kamers, maar ook de portalen en trappen met handschriften gevuld waren, zodat er voor de bewoner slechts een kleine tafel en een sofa overbleven. Het was onmogelijk in deze chaos de weg te vinden en de arme bezoeker moest in zijn slaapkamer over drie stapels handschriften heen klauteren om van zijn bed de wastafel te bereiken!Ga naar voetnoot4) Anders dan men verwachten zou, bestudeerde Sir Thomas ijverig al zijn aanwinsten en gaf naar aanleiding daarvan vele publicaties in het licht, al is het nooit tot belangrijk werk gekomen. In Middle Hill bezat hij een eigen drukpers, waarop eveneens de catalogus van zijn verzameling gedrukt werd, waarvoor hij zich veel moeite gaf. Helaas ging hij daarbij op uiterst vreemde wijze te werk: soms zijn zijn beschrijvingen veel te uitvoerig; meestal veel te beknopt. Met het drukken ging het eveneens eigenaardig toe: de catalogus werd in losse vellen gedrukt in ongeveer 80 exemplaren en dan aan vrienden en bevriende instellingen toegezonden, maar daarvan kwam weinig terecht, omdat niemand zich blijvend in Sir Thomas' sympathie mocht verheugen, terwijl hij bovendien voortdurend met zijn drukkers overhoop lag en telkens van systeem verwisselde. In de catalogus worden bijna 18.000 handschriften beschreven, terwijl de verzameling er minstens 60.000 telde. Zo | |
[pagina 100]
| |
komt het, dat de catalogus, ondanks zijn manifeste gebreken uiterst belangrijk, een overgrote zeldzaamheid is, waarvan slechts enkele complete exemplaren bestaan. De Koninklijke Bibliotheek is zo gelukkig een exemplaar te bezitten. Zijn manie om handschriften te verzamelen verhinderde Sir Thomas intussen niet om ook op grote schaal boeken aan te kopen. Eens beweerde hij, dat het zijn doel was om van ieder boek ooit verschenen een exemplaar te bemachtigen, en het is niet uitgesloten, dat hij dat in ernst meende. Ook was hij voortdurend bezig om de toekomst van zijn bibliotheek te verzekeren. Nu eens wilde hij er een nationale bibliotheek voor Wales van maken, dan weer bood hij zijn schatten achtereenvolgens aan verschillende instellingen aan, zoals het British Museum en de Bodleian, maar stelde daarbij zulke onmogelijke voorwaarden (b.v. dat hij alleen de manuscripten mocht raadplegen of dat hij bibliothecaris moest worden) dat niemand er op in kon gaan. Toen de ‘vello-maniac’ in 1872 overleed, bleek, dat hij zijn huis met zijn bibliotheek als fidei-commis vermaakt had aan zijn jongste dochter, Mrs. Fenwick. Deze geraakte hierdoor in grote moeilijkheden, doordat zij het kapitaal miste dat vereist was om de bibliotheek te onderhouden. Zo was men genoodzaakt van de vele geleerden die de boekerij wilden raadplegen, hoge entreeprijzen te vorderen (een pond per dag) en exorbitante bedragen te vragen voor afschriften enz. Een uitkomst was het, toen een wetswijziging het mogelijk maakte, dat onder zekere voorwaarden opheffing van het fidei-commis plaats kon vinden. De familie Fenwick begon nu pogingen te doen de bibliotheek te verkopen. Geen enkele publieke instelling bleek echter in staat om deze onschatbare verzameling in haar geheel aan te kopen. De enige mogelijkheid was om telkens een gedeelte te verkopen. In 1886 begon de reeks van veilingen van handschriften van Cheltenham, die voortduurde tot 1938. In 't geheel werden er 20 aucties gehouden. Ondertussen werden er grote partijen onderhands verkocht. In 1887 verwierf de Preussische Staatsbibliothek de Meerman-handschriften (waaronder het originele hs. van het Chronicon Egmondanum, dat Kluit gebruikte). De Utrechtse archivaris Mr. S. Muller Fzn. ging nu hemel en aarde bewegen om de papieren uit de verzamelingen Bondam en van Mussenbroek voor ons land te verwerven en dank zij de krachtige steun van Victor de Stuers werden door de Nederlandse regering alle handschriften, die op ons land betrekking hadden, in 1888 voor ƒ 24.000.- aangekocht.Ga naar voetnoot5) Ook de Bibliothèque Nationale en andere instellingen deden belangrijke aankopen en grote Amerikaanse verzamelaars als | |
[pagina 101]
| |
Pierpont Morgan en Huntington lieten zich niet onbetuigd. Gedurende deze oorlog overleed Phillipp's kleinzoon, Mr. T. Fitzroy Fenwick. Zijn erfgenamen wilden nu de nalatenschap van Sir Thomas afwikkelen. Daarbij begingen zij de onvoorzichtigheid Thirlestaine House te verkopen, voordat er over het lot van de bibliotheek beslist was. Aangezien het huis met spoed ontruimd diende te worden, moest er nu in allerijl een koper gevonden worden voor de boekerij, die uit minstens 20.000 handschriften en ontelbare boeken bestond, zonder dat iemand op de hoogte was van de inhoud. Op dit ogenblik verscheen de Londense boekhandelaar Robinson, die het waagde het geheel aan te kopen voor, naar men zegt, twee millioen pond. Sindsdien heeft de firma Robinson verschillende catalogi uitgegeven, waarin zeldzame stukken uit de Bibliotheca Phillippica aangeboden worden. Ook is er het een en ander op veilingen verkocht. Naar Mr. Robinson mij meedeelde, rekent hij nog meer dan 30 jaar nodig te hebben voordat de gehele boekenschat van de hand gedaan is. Belangrijk is, dat de tegenwoordige eigenaar alle persoonlijke papieren van de verzamelaar heeft toevertrouwd aan de bekwame bibliograaf A.N.L. Munby. Deze is nu bezig met de bewerking van een reeks monographieën, die onder de titel Phillipps Studies uitgegeven worden door de Cambridge University Press. Het eerste deeltje, dat de zonderlinge geschiedenis van de catalogi behandelt, is zojuist verschenen.Ga naar voetnoot6) De volgende delen zullen gewijd zijn aan het leven van de verzamelaar, de vorming van zijn bibliotheek, zijn relaties met geleerden, boekhandelaren enz. Men heeft wel eens gezegd, dat het Engeland van de 19e eeuw ideale voorwaarden bood voor de ontwikkeling van het verzamelaarswezen; het land telde vele zeer gefortuneerde lieden, die het zich veroorloven konden op te gaan in hun hobbies en de zelfbeheersing of de eenzijdigheid bezaten zich met hartstocht toe te leggen op het bijeenbrengen van één soort voorwerpen of dit nu orchideeën, tabakspotten of colibri's waren. Het verzamelen werd een nationale sport, een vorm van maatschappelijk leven, al gedroeg men zich daarbij nog zo onmaatschappelijk. In deze zin dus was Sir Thomas Phillipps een kind van zijn tijd. Hoezeer men ook over zijn karakter en zijn verzamelwoede de staf moge breken, toegegeven moet worden, dat hij ten slotte verdienstelijk werk verricht heeft door talloze belangrijke documenten te redden, die zonder hem grotendeels verloren gegaan zouden zijn en die nu tenslotte op veilige plaatsen beland zijn, waar ze ter beschikking staan van de onderzoeker. H. de la Fontaine Verwey. |
|