Floris ende Blancefloer
(1879)–Diederik van Assenede, Anoniem Floris ende Blancefloer– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Floris ende Blancefloer.1[regelnummer]
Nu hortGa naar voetnoot1) na mi, ic sal beginnenGa naar voetnoot*
Ene aventure tellen van minnen,
Die den dorpen no den doren
Niet bestaet, dat sise horen.
5[regelnummer]
Maer die redene merken connen
Ende van minnen hebben gewonnenGa naar voetnoot*
BedeGa naar voetnoot2) bliscap ende rouwe,
Dien annics datter wese bi,
10[regelnummer]
Daer dese aventure vertellet si;
Oec neGa naar voetnoot4) willixGa naar voetnoot5) niet verbieden
Te hoerne allen hoefschen lieden,
Die evel ende goetGa naar voetnoot* bekinnen.
Hets al van ener gestadigerGa naar voetnoot* minnen,
15[regelnummer]
BedeGa naar voetnoot6) van bliscapen ende van rouwen.
Nu merct, giGa naar voetnoot* heren ende giGa naar voetnoot* vrouwen,
Des heeft die minne vremden sedeGa naar voetnoot7),
Dat haer die rouwe volgetGa naar voetnoot* mede.
Men moet corten ende lingenGa naar voetnoot*
20[regelnummer]
Die tale, sal mense te rime bringenGa naar voetnoot*,
Ende te redene die aventure.
Hets worden harde te sure
Van Assenede Diederike:
Dien suldiisGa naar voetnoot8) danken gemeenlikeGa naar voetnoot*,
25[regelnummer]
Dat hiitGa naar voetnoot9) uten Walsche heeft gedichtGa naar voetnoot*
Ende verstandelike in DietscheGa naar voetnoot10) bericht
DengenenGa naar voetnoot*, diet Walsche niet neGa naar voetnoot11) connen.
TerstGa naar voetnoot12) heeft hi dus begonnenGa naar voetnoot*,
Ende segt, hoegedaenGa naar voetnoot* wiis
| |
[pagina 2]
| |
30[regelnummer]
Blancefloer ende Floriis
Twe scone kinder worden geborenGa naar voetnoot*;
Die in haren live menigenGa naar voetnoot* toren
Hadden van minnen ende rouwen vele
Ende dicken bliscap met groten spele.
35[regelnummer]
SoGa naar voetnoot1) wie so rechter minnen plegetGa naar voetnoot*,
Vaste in sireGa naar voetnoot3) herten binnen,
Dicken gevaltGa naar voetnoot* dat hem van minnen
GescietGa naar voetnoot4) gevalGa naar voetnoot* na ongevalle,
40[regelnummer]
Als ic van desen twen tellen sal
In der historien, die giGa naar voetnoot* sultGa naar voetnoot7) horen,
Hoe menigenGa naar voetnoot* rouwe, hoe menigenGa naar voetnoot* toren
45[regelnummer]
Van rechter minnen, dierGa naar voetnoot9) si plagenGa naar voetnoot*.
Oec waren si dicken soGa naar voetnoot10) vro,
Dat si liever hadden te leven also
Dan te siinGa naar voetnoot11) in hemelrike.
50[regelnummer]
Binnen dien camGa naar voetnoot12) een ongevalGa naar voetnoot* haestelike
Ende warpse bedeGa naar voetnoot13) van hogeGa naar voetnoot* neder
Uter bliscap inden rouwe weder.
Daer siinGa naar voetnoot14) vele die dat secgenGa naar voetnoot15)
Vanden genen, die haer herte lecgenGa naar voetnoot16)
55[regelnummer]
SoGa naar voetnoot17) gestadelikeGa naar voetnoot* an die minne,
Dat hem comt van dommen sinneGa naar voetnoot18)
Dat sulwiGa naar voetnoot19) over logenGa naar voetnoot* houden.
Wi hebben gehoertGa naar voetnoot20) van Ysouden,
Hoe soeGa naar voetnoot21) minde haers mans neve Trustram,
60[regelnummer]
Ende hoe PariisGa naar voetnoot22) minde Helenam,
Ende van andren vele niemaren,
Die hovesch ende natuerlic waren,
Dier men seitGa naar voetnoot23) ende tellet vele
In aventuren ende in spele,
65[regelnummer]
Van dommen lieden ende van doren,
| |
[pagina 3]
| |
Dat si noit van herten minden:
Wilden siisGa naar voetnoot1) hem oecGa naar voetnoot2) onderwinden,
Si souden die minne verwerken sereGa naar voetnoot3),
70[regelnummer]
Si begevensGa naar voetnoot* bat ende doen haer ereGa naar voetnoot4)
Dat si die minne niet verwerken,
Ende latenre plegenGa naar voetnoot* hoveschenGa naar voetnoot5) clerken,
Ende hoveschenGa naar voetnoot5) ridderen ende vrouwenGa naar voetnoot6),
Dat siinGa naar voetnoot7) die minnen met rechter trouwen
75[regelnummer]
Ende emmer der minnen siinGa naar voetnoot8) onderdaen.
Haer neGa naar voetnoot9) mach geneGa naar voetnoot* cracht wederstaen,
SoeneGa naar voetnoot10) doet dat haer becomt te doene.
Dat sceenGa naar voetnoot11) den wisen Salomoene:
80[regelnummer]
Hi moeste minnen als soetGa naar voetnoot14) geboetGa naar voetnoot*
Al ware hire gerneGa naar voetnoot* bleven sonder.
Bedi neGa naar voetnoot15) darf niemenGa naar voetnoot16) hebben wonder,
Dat soeGa naar voetnoot17) dese twe kinder dwanc
Die bedeGa naar voetnoot18) waren jonc ende cranc,
85[regelnummer]
Daer ic of secgeGa naar voetnoot19) daventure
Ende telle, al wortGa naar voetnoot20) mi te sure,
Een deel van harre gerechterGa naar voetnoot* minnen.
90[regelnummer]
Dat bi ouden tiden hier te voren
Een heidenGa naar voetnoot24) coninc uut Spaengen camGa naar voetnoot25).
TerstGa naar voetnoot26) dat hi den somer vernam
BringenGa naar voetnoot* dat nuwe loefGa naar voetnoot27) ende dat gras,
Fenus dies coninxGa naar voetnoot28) name was,
95[regelnummer]
Te scepe camGa naar voetnoot29) hi met vele lieden,
Als hem siinGa naar voetnoot30) vroede man rieden.
Hi arriveerdeGa naar voetnoot31) an een sant,aant.
Ende ginc upGa naar voetnoot32) inder kerstinen lant.
RoefGa naar voetnoot33) ende brant dedi stichten,
100[regelnummer]
Die mure breken, die borgeGa naar voetnoot* slichten,
Cloesters, monstre ende gods huus
| |
[pagina 4]
| |
Dede testoren die coninc Fenus;
Man ende wiifGa naar voetnoot1) si al versloegenGa naar voetnoot*,
Haren roefGa naar voetnoot2) si te scepe droegenGa naar voetnoot*;
105[regelnummer]
NoneGa naar voetnoot5) vonden der havenGa naar voetnoot6) mee
Binnen dertich milen vander seeGa naar voetnoot7).
Als siitGa naar voetnoot8) al hadden testoertGa naar voetnoot9),
110[regelnummer]
MenigeGa naar voetnoot* scone borch ende poertGa naar voetnoot10),
GeboetGa naar voetnoot11) die coninc, dat men loede
Die scepen metten groten goedeGa naar voetnoot*.
Hier binnen camGa naar voetnoot12) hem te voren,
Dat hi viertich ridderen hadde vercoren,
115[regelnummer]
Die duchtich ende van prise waren:
Wapenen dediseGa naar voetnoot13) ende hietse varen
UpGa naar voetnoot14) die montaenge ende beriden
Die wegenGa naar voetnoot*, die straten in allen sidenGa naar voetnoot15)
Ende roven die pelgrime of sise vonden.
120[regelnummer]
Men soude binnen der selver stonden
Die scepen laden ende reden die vaert,
Te keerne weder te Spaengen waert.
Si wapenden hem haestelike
Ende voeren wech geweldelikeGa naar voetnoot*,
125[regelnummer]
Al daer wech was ende lide.
Si reden vort, si reden weder;
Doe sagenGa naar voetnoot18) si van den bergeGa naar voetnoot19) neder
PelgrimeGa naar voetnoot20), die vele moede camenGa naar voetnoot21),
130[regelnummer]
TerstGa naar voetnoot22) dat sise vernamen
Reden si hem tenen gemoeteGa naar voetnoot*,
Ende begondenseGa naar voetnoot* roven onsoete,
Ende sloegenGa naar voetnoot* die si wilden slaen.
135[regelnummer]
No met crachte hem onthouden.
Doe si sagenGa naar voetnoot*, dat si sterven souden,
Si boden haer handen ende gavenGa naar voetnoot*
Een groet deel van harre haven,
| |
[pagina 5]
| |
Ende verdingedenGa naar voetnoot* liifGa naar voetnoot1) ende lede.
140[regelnummer]
Daer was oec een Fransoys mede,
Die grave was ende van edelen geslachteGa naar voetnoot*;
Om dat hi hem weerde met crachte,
NeGa naar voetnoot2) wilden die Torke niet leven laten:
Die bleef daer verslegenGa naar voetnoot* inder straten.
145[regelnummer]
Ene siinGa naar voetnoot3) dochter hi met hem hadde brocht,
Die een heilichdomGa naar voetnoot4) soude hebben sochtaant.
Te Rome, daerse haer biscop sindeGa naar voetnoot5);
Haer man hadse gelatenGa naar voetnoot* met kinde,
Daer hi wasGa naar voetnoot6) inden stride bleven doetGa naar voetnoot7),
150[regelnummer]
Daer was soeGa naar voetnoot8) doe in groter noet:
SoeGa naar voetnoot9) sach verslaen haren vader,
Dat moestese gedogenGa naar voetnoot* algader
Ende nochtan vele meer daer toe,
Wat si namen haer selveGa naar voetnoot10) doe
155[regelnummer]
Ende voerdense wenende ende clagendeGa naar voetnoot* sere
VorGa naar voetnoot11) den coninc haren here,
Die hem sereGa naar voetnoot12) wellecomeGa naar voetnoot13) was.
Doe hise sach, gedachtGa naar voetnoot* hem das,
Doe hi vander coninginne sciet
160[regelnummer]
In siin lant, daer hise liet,
Dat soeGa naar voetnoot14) seideGa naar voetnoot15) hoe gerneGa naar voetnoot* soeGa naar voetnoot16) name
Een kerstiin joncfrouwe, of hire an cameGa naar voetnoot18),
Dat hise vingeGa naar voetnoot* endeGa naar voetnoot19) haer brachte.
Als hise sach ende hiisGa naar voetnoot20) gedachte,
165[regelnummer]
SeidiGa naar voetnoot21) dat hise haer voeren soude,
Ende dede craieren dat hi varen woude:
Doe traken si alle te scepe waert.
Hem was wel vergaenGa naar voetnoot* haer vaert,
Si hadden gewonnenGa naar voetnoot* hardeGa naar voetnoot22) vele,
170[regelnummer]
Ende voeren wech met vollen seleGa naar voetnoot23)
Ende worden in corter stont gesetGa naar voetnoot*
In Spaengen in die haven van Tolet.aant.
Die niemare liep voren in die portGa naar voetnoot24):
175[regelnummer]
Dus maket deen den andren cont,
| |
[pagina 6]
| |
Dattie coninc waer comen gesontGa naar voetnoot*
Ende allen die waren inder vaert.
Die liede liepen ter havenen waert
Ende waren blide van haren magen,Ga naar voetnoot*
180[regelnummer]
Dat sise behouden comen sagen.Ga naar voetnoot*
Men ontfinc den coninc met groter erenGa naar voetnoot1),
BedeGa naar voetnoot2) vrouwen ende herenGa naar voetnoot3)
Ende der kindren volgdenGa naar voetnoot* vele.
185[regelnummer]
Ende began deelen siin gewinGa naar voetnoot6):
Somen gaf hi meer, somen min,
Dat conste hi wel beschedelikeGa naar voetnoot7).
Doe nam hi hardeGa naar voetnoot8) hoveschelikeGa naar voetnoot9)
Bider hant die gevangenGa naar voetnoot* vrouwe,
190[regelnummer]
Die in therteGa naar voetnoot10) droech groten rouwe,
Dat mochtmen wel an haer bekinnen:
Die gafGa naar voetnoot* hi te deele der coninginne,
Diese alte hant in de camere dede,
Ende gaf haer orlof haren sedeGa naar voetnoot11)
195[regelnummer]
Te houden ende die selve wet,
Die den kerstinen lieden was gesetGa naar voetnoot*.
Haer wet hilt soe alsoGa naar voetnoot12) redelike,
Harre vrouwen dienese getrouwelike
In allen tiden spade ende vroe,
200[regelnummer]
Want het stont haer daer toe,
SoeGa naar voetnoot13) leerde haer fransoys genoechGa naar voetnoot*:
SoGa naar voetnoot14) bewarf soeGa naar voetnoot15) ende bedroech
Dat soeGa naar voetnoot16) wart van groten love
BedeGa naar voetnoot17) inden lande ende inden hove;
205[regelnummer]
Het was goet al dat soeGa naar voetnoot18) wrachte.
Dat soeGa naar voetnoot19) was van hogenGa naar voetnoot* geslachte
Mochtmen an haer gedochtenGa naar voetnoot* merken.
Tenen tide soudese werken
Haren hereGa naar voetnoot20) den coninc een baniere,
210[regelnummer]
SoeGa naar voetnoot21) wrachter in menigeGa naar voetnoot* diere;
In die middel wracht soereGa naar voetnoot22) inne
MettenGa naar voetnoot23) coninc die coninginne.
| |
[pagina 7]
| |
Daar wart die coninginne gewareGa naar voetnoot1)
An haer gelaet, an haer gebareGa naar voetnoot2),
215[regelnummer]
Daer soeseGa naar voetnoot3) sach roden ende bleiken
Ende metten handen ten lanken reiken
Ende menigeGa naar voetnoot* varwe ontfaen,
Dat soeGa naar voetnoot4) met kinde was bevaen.
Doe beganGa naar voetnoot* soetGa naar voetnoot5) haer an tien
220[regelnummer]
Ende bat haer, dat soetGa naar voetnoot5) soude lien,
Of soeGa naar voetnoot6) kint droech, jegenGa naar voetnoot* hare,
Ende welctiit het gewonnenGa naar voetnoot* ware.
Doe seide soetGa naar voetnoot7) haer beschedenlikeGa naar voetnoot8).
Die vrouwe seide diergelikeGa naar voetnoot*,
225[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot9) van der selver stonden
Hadde kint gedragenGa naar voetnoot*, ende si begonden
Dat si evenGa naar voetnoot12) lange hadden gedregenGa naar voetnoot*
Ende binnen enen dageGa naar voetnoot* souden genesenGa naar voetnoot*,
230[regelnummer]
Ende even varinge quite wesen.
Die tiit leed also God woude,
Dattie coninginne genesenGa naar voetnoot* soude
Entie termt volcomen was.aant.
Eens palmensondaechs soeGa naar voetnoot13) genasGa naar voetnoot*
235[regelnummer]
Van enen sconen knapeline.
Doe gavenGa naar voetnoot* hem die magenGa naar voetnoot* sine
Uut haren boeken, na hare wiisGa naar voetnoot14),
Dies selves dagesGa naar voetnoot* genasGa naar voetnoot* van kinde
240[regelnummer]
Die gevangenGa naar voetnoot* vrouwe, alsict bescreven vinde,
Ende brachte in de werelt een magediinGa naar voetnoot*.
Doe deden hebben die moeder siin
Na onse wet siinGa naar voetnoot17) kerstenhede:
Blancefloer soetGa naar voetnoot18) heten dede.
245[regelnummer]
Doe waren die kinder bedeGa naar voetnoot19) geborenGa naar voetnoot*,
Daer giGa naar voetnoot* daventure of sultGa naar voetnoot20) horen.
Nu' gewanGa naar voetnoot* die coninc siin kint
Dat si pensdenGa naar voetnoot23), hi ende siin moeder,
250[regelnummer]
Wien siitGa naar voetnoot24) mochten bevelen vroeder.
| |
[pagina 8]
| |
Si mindent geliicGa naar voetnoot1) haers selfsGa naar voetnoot2) liif,
Ende bevalent den kerstinen wiif,
Dat soetGa naar voetnoot3) soude houden ende voeden.
Maer men hiet haer des behoeden
255[regelnummer]
Men bevalt te sogeneGa naar voetnoot* ende hiet
EreGa naar voetnoot6) heidenreGa naar voetnoot7) voestre, diere toe dochte,
Nu hadde die kerstiinGa naar voetnoot10) die kinder bedeGa naar voetnoot11).
260[regelnummer]
Daertoe hadsoeGa naar voetnoot12) goede geredeGa naar voetnoot13)
In allen tiden spade ende vroe.
Ende dede, dat hem behoerdeGa naar voetnoot14) daer toe,
Te tide slapen, te tide waken,
Te tide haer bad ende bedde maken.
265[regelnummer]
SoGa naar voetnoot15) lief hadsoeseGa naar voetnoot16) bedeGa naar voetnoot17) gewonnenGa naar voetnoot*,
Dat wi gelesenGa naar voetnoot* niet neGa naar voetnoot18) connen
Na dien dat men gescrevenGa naar voetnoot* vint,
Welc soeGa naar voetnoot19) hadde meest gemintGa naar voetnoot*
SoGa naar voetnoot20) haer dochter, soGa naar voetnoot20) des coninxGa naar voetnoot21) soneGa naar voetnoot22).
270[regelnummer]
Eer si tharen viif jaren camenGa naar voetnoot27),
Die minne scoetseGa naar voetnoot28) in therte richte
Ende wondese sereGa naar voetnoot29) met enen scichteGa naar voetnoot30);
275[regelnummer]
Dat scichtGa naar voetnoot30) was van goeden gewerkeGa naar voetnoot*
Ende deedse minnen even sterke.
Nu hortGa naar voetnoot31) vremtheit, die si daden:aant.
DaerGa naar voetnoot32) si te gader souden baden,
280[regelnummer]
Ende ondercustenGa naar voetnoot34), daer si lagenGa naar voetnoot*
BedeGa naar voetnoot35) te gader in ene wiegeGa naar voetnoot*,
Dat was al waer, ons neGa naar voetnoot36) bedriegeGa naar voetnoot*
Dese boec ende andre, daer wi inne
Al vinden gescrevenGa naar voetnoot* haer minne.
285[regelnummer]
Als si waren comen tharen viif jaren,
| |
[pagina 9]
| |
Van scoenre groten si bedeGa naar voetnoot1) waren
Ende tallen goeden werken gekeert.Ga naar voetnoot*
SiGa naar voetnoot4) waren waert van groten lone.
290[regelnummer]
Die kinder waren bedeGa naar voetnoot5) so scone,
Dat men daer no in geenGa naar voetnoot* lant
SoGa naar voetnoot6) scone twe kinder noit neGa naar voetnoot7) vant.
Als die coninc hadde vernomen,
Dat siinGa naar voetnoot8) kint soGa naar voetnoot9) verre was comen,
295[regelnummer]
Dat het mochte ter scolen gaenGa naar voetnoot*
Ende lettren kennen ende verstaen,
Riep hi te hem sinen soneGa naar voetnoot10),
Als hi dickenGa naar voetnoot11) was gewoneGa naar voetnoot*,
‘Minne’, seithi, ‘ic sal di ter scolen doen:
300[regelnummer]
Di sal leren meester Gaydoen,
Een wiis meester ende een vroet.’
Dat moeste hi daer te hant togenGa naar voetnoot*:
Hem braken die tranen uten ogenGa naar voetnoot*.
305[regelnummer]
‘Soete here’, seithi, ‘en mach niet wesen:
In sal mogenGa naar voetnoot* scriven no lesen
No der leringenGa naar voetnoot* niet verstaen,
GineGa naar voetnoot15) doet Blancefloer met mi gaen.’
Doe geloefdeGa naar voetnoot* hem al daer siinGa naar voetnoot16) vader,
310[regelnummer]
Dat hise soude sendenGa naar voetnoot17) bedeGa naar voetnoot18) gader
Ter scolen, ende hi dede alsoGa naar voetnoot19).
Des waren die kinder bedeGa naar voetnoot20) vro.
Men dedese ter scolen, ende si leerden.
Si gingenGa naar voetnoot* te gader ende si keerden.
315[regelnummer]
Van harre ouden, van haren dagenGa naar voetnoot*
Consten si van minnen, dierGa naar voetnoot21) si plagenGa naar voetnoot*,
MenigenGa naar voetnoot* raet ende vele treken.
Doe mochtsi vrilike spreken
Haer geliicGa naar voetnoot22) andren sinen wille
320[regelnummer]
Verholentlike ende stille.
| |
[pagina 10]
| |
Si onderminden hem verholenlike;
Als deen bi den andren niet neGa naar voetnoot1) was,
Vergat hi wat hi hordeGa naar voetnoot2) of las;
325[regelnummer]
Ende wat so men hem secgenGa naar voetnoot3) hiet,
Des neGa naar voetnoot4) mocht hi onthouden niet.
Ter minnen hadden si goede stade.aant.
Si waren bedeGa naar voetnoot5) van enen rade,
Van ere scoenheit, van enen sinne,
330[regelnummer]
Ende even gestadichGa naar voetnoot6) an die minne,
Dat si oec dickenGa naar voetnoot7) lesen horden
Die treken, die ter minnen horden,
Ende mense oec te lesene sette
In Juvenale ende in Panflette,
335[regelnummer]
Ende in Ovidio de arte amandi,
Daer si vele leerden bi,
Dat hem becamGa naar voetnoot8) ende dochte goet:
Dus hadden si ter minnenGa naar voetnoot9) spoet.
Die boeke daden se haesten so
340[regelnummer]
Ter minnen, dat si dickenGa naar voetnoot10) vro
BedeGa naar voetnoot11) waren ende in sorgen groet,
Dat si hadden liever te wesene doet
Dan gesceden lange te sine.
Dus leefden si in soeterGa naar voetnoot12) pine,
345[regelnummer]
In soeten rouwe, in soeten bedwange.
Die nachte dochten hem vele teGa naar voetnoot12*) lange,
Die dage waren hem te cort vele,
Te harre bliscap te haren spele.
Sint dat si leren begonsten,
350[regelnummer]
Binnen viif jaren die kinder consten
LatiinGa naar voetnoot13) spreken wel te maten:
Doe mochtsiGa naar voetnoot13*) in wege ende in straten
Ende in den hove secgenGa naar voetnoot14) in LatiinGa naar voetnoot15)
HaerliicGa naar voetnoot16) andren den wille siinGa naar voetnoot17),
355[regelnummer]
Dattie lekeGa naar voetnoot18) niet neGa naar voetnoot19) mochten verstaen.
Dat hadden si so lange gedaen
Ende der minnen so lange geplogen,
Dattie niemare was gevlogen
Ende ment seide openbare.
360[regelnummer]
TerstGa naar voetnoot20) dattie coninc die niemare
| |
[pagina 11]
| |
VerheeschteGa naar voetnoot1), dat Floris siinGa naar voetnoot2) kint
Blanchefloer so hadde gemint,
Dat hi el ne gene name
Nemmermeer, die hem getame,aant.
365[regelnummer]
OfGa naar voetnoot3) mens hem gehingede ende liet also:
Doe balch hi harde ende wart onvro,aant.
Het dochte hem wonderlike dinc.
Erlike hi te sire vrouwen gincaant.
Ter cameren, daer hise vant inne,
370[regelnummer]
Raet te nemene, hoe hi die minne
Van den kindren mochte testoren.
‘Vrouwe’, seithi, ‘wi hebben verloren
Florise ons kint, so ict bevroede’.
Die vrouwe was van gestaden moede,
375[regelnummer]
TameerGa naar voetnoot4) was siisGa naar voetnoot5) in groten vare:
An sine varwe wart soeGa naar voetnoot6) geware,
Dat hi gram was ende verbolgen,
Ende pensdeGa naar voetnoot7) hoe soeGa naar voetnoot8) hem mochte volgen
Minlike ende met soeter spraken.
380[regelnummer]
‘Ay here’, seitsoeGa naar voetnoot9) ‘bi welker saken
SulwiGa naar voetnoot10) onse kint verliesen,
Segt, ende wi sullenGa naar voetnoot11) kiesen
Den besten raet, dienGa naar voetnoot12) wi mogen vinden.’
‘Vrouwe’, seithi, ‘ic wiltGa naar voetnoot13) u ombinden:
385[regelnummer]
Floris heeft met al sinen sinne
An Blanchefloere sine minne
So harde gekeert utermaten
Ende seit, dat hise niet sal laten
AlsoGa naar voetnoot14) lange als hi sal leven.
390[regelnummer]
Vrouwe, wildire raet toe geven
Ende dunket u oec wel gedaen,
Ic wille haer thoeft doen ave slaen:
Alse dan die ledeGa naar voetnoot15) niemare
Florise te voren camGa naar voetnoot16) van hare
395[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot17) doet es, so wanic wel weten,
Dat hi haers al sal vergeten
Ende sine minne an ene ander keren,
Die hi minnen moge met eren.
Dan willic, dat hi te sinen rechte
| |
[pagina 12]
| |
400[regelnummer]
Neme een wiifGa naar voetnoot1) van hogen geslechte’.aant.
TerstGa naar voetnoot2) dattie coninginneGa naar voetnoot3) vernam
Die sake, die den coninc miscamGa naar voetnoot4),
SoeGa naar voetnoot5) was hoefsch ende goedertiere,
Ende bepensdeGa naar voetnoot6) haer harde sciere,
405[regelnummer]
Ende dachte, hoe soeGa naar voetnoot7) mochte verwerven
Dattie joncfrouwe niet soude sterven,
Ende gesachtenGa naar voetnoot8) des coninx moet.
‘Here’, seitsoeGa naar voetnoot9) ‘dese raet nesGa naar voetnoot10) goet:
Na dien dat gi segt dat staet,
410[regelnummer]
Salic ons geven betren raet:
Machlichte Floris heeft gemint
So gestadelike dat hoefsche kint,
Blancefloere, die scone es,
Dat ic mi sere ontsie des
415[regelnummer]
Ende bens in harde groten vare,
TerstGa naar voetnoot11) dat hi verheeschteGa naar voetnoot12) die niemare,
Dat hi lichte mochte bederven
Ende van groten rouwe sterven:
Dan ware onse scade ende onsen toren
420[regelnummer]
Meerre dan hi was te voren.
Men gewons nemmer priisGa naar voetnoot13) no lof,
Noch vrome neGa naar voetnoot14) camerGa naar voetnoot15) nemmer of
Dat mense versloege, ende messate:
Hets beter dat mense leven late.’
425[regelnummer]
‘Vrouwe’, seithi, ‘nu raet daertoe’.
‘Here, ic segt u wat men doe.
SiinGa naar voetnoot16) meester sal hem siec maken
Ende onmachtichGa naar voetnoot17): bi derre saken
SuldineGa naar voetnoot18) ter Montorien ter scolen sinden,aant.
430[regelnummer]
Daer te leerne met andren kinden,
DesGa naar voetnoot19) siinGa naar voetnoot20) meester es genesen,
Hi sal daer wellecomeGa naar voetnoot21) wesen:
Vrouwe Sante, die vrouwe vander port,aant.
TerstGa naar voetnoot22) datse dese sake hort,
435[regelnummer]
Dat hi een kerstineGa naar voetnoot23) heeft gemint,
Ende hi daer omme siGa naar voetnoot24) gesint,
| |
[pagina 13]
| |
SoeGa naar voetnoot1) salse hem met lusteGa naar voetnoot2) verleden.
Joncfrouwe Sibilie salne leden
Onder die kinder, haer gespele.
440[regelnummer]
DierGa naar voetnoot3) hi daer sal vinden vele,
Dor te cortene sinen dach,
Des hi ne hort geen gewach
Daer hi spelen nu mede pleget,
Ende hem so na in therteGa naar voetnoot4) nu leget
445[regelnummer]
Dan sal hi beginnen coelen,
Van Blanchefloere der starker minnen,
Ende sulkeGa naar voetnoot7) nieuwe beginnen,
Die hem die oude sal verdrivenGa naar voetnoot8):
450[regelnummer]
Dus mogenGa naar voetnoot9) die kinder levende bliven.’
Hi sal wenen ende eeschenGa naar voetnoot13),
Dat men met hem Blancefloere
Ter Montorien ter scolenGa naar voetnoot14) voere.’
455[regelnummer]
‘DesGa naar voetnoot15) sulwiGa naar voetnoot16) hebben goeden raet:
Haer moeder sal maken een gelaet
Ende gebarenGa naar voetnoot17), ofGa naar voetnoot18) soeGa naar voetnoot19) siecGa naar voetnoot20) ware;
Dit sulwi doen: wi sullen hare
Bevelen ende heten bi haren live,
460[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot21) licgende stille bliveGa naar voetnoot22),
Ende soeGa naar voetnoot21) bidde, dat men harreGa naar voetnoot23) dochter
Met hare late, want soeGa naar voetnoot21) deGa naar voetnoot24) sochter
Ende veel eer sal siin genesenGa naar voetnoot25),
Wat soeGa naar voetnoot21) batGa naar voetnoot26) can bi hare wesen
465[regelnummer]
Ende soeseGa naar voetnoot21) batGa naar voetnoot27) dan een ander bewaren sal:
Dus sulwi onse dincGa naar voetnoot28) voegenGa naar voetnoot29) al.
Dan suldiGa naar voetnoot30) hem gelovenGa naar voetnoot31) overwaer,
Dat gise hem sult sendenGa naar voetnoot32) naer
| |
[pagina 14]
| |
Binnen viertien nachten, daer hi es,
470[regelnummer]
Ende niet ne dar hi twifelen desGa naar voetnoot1).’
Dit dede menGa naar voetnoot2) verholenlike.
Doe omboet die coninc haestelike
Florise, dat hi te hem cameGa naar voetnoot3).
‘Sone’, seithi, ‘u siGa naar voetnoot4) gename,
475[regelnummer]
Dat hi der clerkenGa naar voetnoot8) niet neGa naar voetnoot9) mach plegen,
No der scolen niet onderwindenGa naar voetnoot10):
Bedi salic u ter MontorienGa naar voetnoot11) sinden,
480[regelnummer]
GiGa naar voetnoot15) sult daerGa naar voetnoot16) ter scolenGa naar voetnoot17) gaenGa naar voetnoot18)
Ende leren lesen ende scriven.’
‘Here’, seithiGa naar voetnoot19), ‘waerGa naar voetnoot20) sal dan bliven
Blancefloer?’ ‘Lieve kint’Ga naar voetnoot21), seithi, ‘hier.’
DoeGa naar voetnoot22) liepen die tranen over siinGa naar voetnoot23) lier
485[regelnummer]
Ende began wenenGa naar voetnoot24) sere:
‘Dit ne doe ic niet, lieve hereGa naar voetnoot25):
Dit gebod wareGa naar voetnoot26) mi te swaerGa naar voetnoot27)!
Gine sentGa naar voetnoot28) Blancefloer met mi daer,
In sal daerGa naar voetnoot29) mogen wonen niet.’
490[regelnummer]
Doe batGa naar voetnoot30) hem die coninc ende hiet,
Dat hi blidelike voere:
‘Men sal uGa naar voetnoot31) senden Blancefloere
Binnen viertien nachten ofGa naar voetnoot32) eer.’
495[regelnummer]
Al dede hiitGa naar voetnoot36) node, hi lovet aldus.
Doe dedeGa naar voetnoot37) die coninc Fenus
Roepen enen sinen camerlincGa naar voetnoot38),
Die lustich was telker dincGa naar voetnoot39);
Dien hiet hi varen met sinen kinde
500[regelnummer]
Ter MontorienGa naar voetnoot40), daer hine sinde,
| |
[pagina 15]
| |
Ende gaf hemGa naar voetnoot1) dies hem behoevede.
Ende weende sereGa naar voetnoot4) al daer hi sciet
Van Blancefloere ende hise liet.
505[regelnummer]
DoeGa naar voetnoot5) gereet was sine vaert,
Daer vant hi den hertogeGa naar voetnoot9) Goras,aant.
Dien hi wellecomeGa naar voetnoot10) was.
510[regelnummer]
HarreGa naar voetnoot17) dochter, joncfrouwe SibilienGa naar voetnoot18)
LedenGa naar voetnoot19) talreGa naar voetnoot20) tiid ende talreGa naar voetnoot20) wilenGa naar voetnoot21)
Onder die joncfrouwen vander portGa naar voetnoot22),
Dat hi daer horen soude sulke wortGa naar voetnoot23),
515[regelnummer]
Daer hi lichte bi mochte beginnen
In die herte andre minnenGa naar voetnoot24),
Daer hi hem selven medeGa naar voetnoot25) soude verhogenGa naar voetnoot26),
Ende Blancefloeren vergeten mogenGa naar voetnoot27).
Men wiisdemGa naar voetnoot28) vele ende leerde,
520[regelnummer]
Maer litel hi daer toe keerdeGa naar voetnoot29)
Sinen sin, wat so dat hetGa naar voetnoot30) was;
Al dat hi hordeGa naar voetnoot31) ende las,
Altoes so cam hem te vorenGa naar voetnoot32)aant.
Van Blancefloere, die hi hadde vercoren
525[regelnummer]
Boven allenGa naar voetnoot33) die hi nie gesach,
EndeGa naar voetnoot33*) hem in therte so vasteGa naar voetnoot34) lach,
Dat soeneGa naar voetnoot35) dede leven inGa naar voetnoot36) bedwange.
Die wile dochte hem teGa naar voetnoot37) lange,
BedeGa naar voetnoot38) bi dageGa naar voetnoot39) ende bi nachte.
530[regelnummer]
Te halven woerdeGa naar voetnoot43) inGa naar voetnoot44) sine sprake.
Dus levediGa naar voetnoot45) met ongemake,
| |
[pagina 16]
| |
Ende clagede dicken sineGa naar voetnoot1) ellendeGa naar voetnoot2),
Eer die viertienachtGa naar voetnoot3) camen tende.
535[regelnummer]
Alse vulcomen was die termt,
Daer hi omme hadde gekermt,
Entie viertien dage waren comen tende,
Ende men hem Blancefloer niet sendeGa naar voetnoot4),
Doe was hiGa naar voetnoot5) in sorgen groetGa naar voetnoot6),
540[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot7) soude wesen doetGa naar voetnoot8),
Ende wasGa naar voetnoot9) droever dan hi was eer.
Sine rouwe wies ieGa naar voetnoot10) lanc so meer,
HiGa naar voetnoot11) ne mochte haers niet vergeten.
Doe liet hi slapen ende eten,
545[regelnummer]
BedeGa naar voetnoot12) dat eten ende dat drinken,
Die ogenGa naar voetnoot13) begondenGa naar voetnoot14) hem ontsinken,
Want hem siinGa naar voetnoot15) vleesch al ave ginc.
Doe wartsGa naar voetnoot16) geware die camerlinc,
Haestelike hi ten coninc sinde,
550[regelnummer]
Ende omboetGa naar voetnoot17) hem van sinen kinde
Niemare, die hem sere miscamGa naar voetnoot18).
HiGa naar voetnoot19) wart wonderlike gram
Ende riep dieGa naar voetnoot20) coninginneGa naar voetnoot21) te hem;
‘Vrouwe’, seithi, ‘in weet hoe ic bemGa naar voetnoot22)
555[regelnummer]
Dus wonderlike comen an dese dinc;
Ons hevet ombodenGa naar voetnoot23) die camerlinc
Van onsen sone quade niemare:
Nu siet, hoe merGa naar voetnoot24) best toe vare.
In weet, oftGa naar voetnoot25) si bi toverienGa naar voetnoot26)
560[regelnummer]
Van Blancefloere, sire amienGa naar voetnoot27),
OfGa naar voetnoot28) hi verwoet si selve FloriisGa naar voetnoot29),
Sinen sin al heeftGa naar voetnoot33) benomenGa naar voetnoot34).
Men doeseGa naar voetnoot35) haestelike comenGa naar voetnoot36):
565[regelnummer]
Ic wille haer te hant doen thoeft af slaen.
| |
[pagina 17]
| |
Hi sals lichte dan avestaen
Ende der minnen al vergeten
Van hare, als hise doet sal weten.’
Die coninginne heeft geseitGa naar voetnoot1):
570[regelnummer]
‘Here, hoe groet es die dompheit,
Datse toverie soude hebben gedaen!’
So tielic hadse die minne ontfaen,
Doe hise terstGa naar voetnoot2) minnen begonste,
Dat soeGa naar voetnoot3) no goet no quaet ne consteGa naar voetnoot4).
575[regelnummer]
SoeGa naar voetnoot5) mindene weder soGa naar voetnoot6) utermaten,
Sint dat hise hadde gelaten
EndeGa naar voetnoot7) haer ontvoer ter Montorien waert,
Dat soeGa naar voetnoot8) nie sint blide neGa naar voetnoot9) waert;
580[regelnummer]
Haer suchten ende haer beven
Hadden haer tetenGa naar voetnoot12) al benomen,
Maer des neGa naar voetnoot13) hadsoeGa naar voetnoot14) niet vernomen
Dat dusdaneGa naar voetnoot15) tale om haer was.
Doe piindeGa naar voetnoot16) haer echter die vrouwe das,
585[regelnummer]
Hoe soeseGa naar voetnoot17) mochte ledigenGa naar voetnoot18) vander doet.
‘Ay here’, seitsoeGa naar voetnoot19), ‘het ware sonde groet,
BedeGa naar voetnoot20) sonde ende scade,
Dat men so scone een kint verdade!
Hets beter, dat men Blancefloere
590[regelnummer]
Te Nicle ter marctGa naar voetnoot21) te cope voere;aant.
Daer siinGa naar voetnoot22) comanneGa naar voetnoot23) comen van verren,
Die onlange sullen merren:
Alsi des werdenGa naar voetnoot24) geware,
Dat soeGa naar voetnoot25) so scone es ende het wert mare,
595[regelnummer]
Si sullenreGa naar voetnoot26) haven vele omme geven:
Doet dit, hets best, ende laetse leven.
Si sullenseGa naar voetnoot27) dan voeren so verre,
Dat gireGa naar voetnoot28) nemmer omme wert erre;
Dan dorvedi manslachtichGa naar voetnoot29) werden niet.’
600[regelnummer]
Doet hem die vrouwe so harde riet,
Ende soetGa naar voetnoot30) erenstelike woude,
Seide hi, dat hiitGa naar voetnoot31) doen soude,
| |
[pagina 18]
| |
Ende ontboet twen portren vander stat,
Dien geboet hi ende gebat,
605[regelnummer]
Want si lustigeGa naar voetnoot1) comanne waren,
Dat si te Nicle souden varen
Ende met hem senden ende voeren
Te cope die scone Blancefloere.
Si geredenGa naar voetnoot2) haer vaert ende namen
610[regelnummer]
Blancefloer met hem, ende alsi camenGa naar voetnoot3)
Te Nicle ende sise ter marct brochten,
Doe vonden si comanneGa naar voetnoot4), diese cochten
Met groten scatte, met vele haven.
Nu hortGa naar voetnoot5), wat sire omme gaven,
615[regelnummer]
Dat willic u maken cont:
Si gaven van goude sestich pont,
Van silvereGa naar voetnoot6) hondert bi getale,
Hondert pellene, hondert sendale,aant.
[Hondert coppe guldine]Ga naar voetnoot7),
620[regelnummer]
Hondert bliaude purpersanguine,
Hondert mantele rodepelline,
Driehondert vogle, die goet waren:
ValkenGa naar voetnoot8), haveke, sporewaren,
Hondert ors groet ende snel.aant.
625[regelnummer]
Si gaven oec, dat wetic wel,
Na dien dat dystorie seit
Ende gewaget die rechte waerheit,
Enen cop gewracht van goude.
Die nu sodanen maken woudeGa naar voetnoot9),
630[regelnummer]
Hi soude groten cost doen daertoe;
No daer te voren, no sident, no doe
NeGa naar voetnoot10) sach nie man genen so goet.
Nu hortGa naar voetnoot11), wat daer an gemaket stoet:
Daer stoet, hoegedaen wiisGa naar voetnoot12)
635[regelnummer]
Des coninx sone van Troien PariisGa naar voetnoot13)
Helenam voerde ende gewan,
Ende hem na volgede haer man,
Die coninc Menelaus, verbolgen sere;
Ende hoe Agamemnon ledeGa naar voetnoot14) there,
640[regelnummer]
Des hi vele hadde utermaten;
| |
[pagina 19]
| |
Entie Grieken Troien besaten,aant.
EndeGa naar voetnoot1) die mure met storme versochten,
Ende hoe die van binnenGa naar voetnoot2) weder vochten.
An den scedel oec gemaket was,aant.
645[regelnummer]
Hoe Juno, Venus ende Pallas
Enen appel vonden van goude
Ende streden, welc harre hebben soude;
Want inden appel stont gescreven,
Dat menne der scoenster soude geven;
650[regelnummer]
Ende hoe siitGa naar voetnoot3) keerden upGa naar voetnoot4) Parise,
Dat hi tvonnesse te rechte wise,
Ende hi sciede sonder gedinge;
Ende hoe haer geliicGa naar voetnoot5) sprect sonderlinge;
Ende hoe hem Juno behiet riicheitGa naar voetnoot6) vele;
655[regelnummer]
Pallas seit, dat sine maken wele
Den besten riddre die nie gewan liifGa naar voetnoot7);
Venus hem behietGa naar voetnoot8) dat scoenste wiifGa naar voetnoot9)
Die nie van moeder wart geboren;
Ende hoe hi dwiifGa naar voetnoot10) heeft vercoren;
660[regelnummer]
Ende hoe hi den appel Venuse geeft,
Ende seit, dat soeneGa naar voetnoot11) met rechte heeft.
UptenGa naar voetnoot12) scedel stont een carbonkelsteen;aant.
Ens kelre so donker negeen,
Al eiser in licht no vier,
665[regelnummer]
Daerne in die hant hout die bottelgier,
Hi maket so licht daer binnen,
Dat men daer bi moge bekinnen,
So wat haven soet moge siinGa naar voetnoot13),
Moraet, clareit ofte wiinGa naar voetnoot14),
670[regelnummer]
Penninge van silvereGa naar voetnoot15) of van goude,
Of so wat men kiesen woude.
Dien carbonkel hadde in den voet
Een vogel, die daer boven stoet;
Die den vogel sach, hem dochte,
675[regelnummer]
Dat hi levede ende vliegen mochte.
Desen cop makede Vulcanus,
Dien ic hebbe bescreven dus.
Het brachtene uut Troien Eneas,
Doe die stat testoret was;
| |
[pagina 20]
| |
680[regelnummer]
Sint liet hine ere sire amien
In dat lant van Lombardien;
Daer naer wart hi gegeven vort,
Dat hi te Roeme cam in die portGa naar voetnoot1),
In des keisers stat, endeGa naar voetnoot2) verstarf
685[regelnummer]
Vanden een uptenGa naar voetnoot3) andren so menichwarf,
Dat hi den keiserGa naar voetnoot4) was comen toe;
Ende een dief hadden gestolen doe
Ende hadden te Nicle ter marctGa naar voetnoot5) brocht,
Daerne die comanne hadden gecocht,
690[regelnummer]
Diene om Blancefloer gaven vortGa naar voetnoot6),
Als giGa naar voetnoot7) te voren hebt gehortGa naar voetnoot8).
Die comanne der joncfrouwen blide waren:
So wel waenden si hebben gevaren,
Mochten si te Babylonien comen binnen,
695[regelnummer]
Dat sire tweGa naar voetnoot9) scatte an souden winnen.aant.
Si voeren wech, ende haer vaert
Beviel hem wel te Babylonien waert.
TerstGa naar voetnoot10) dat si te Babylonien camenGa naar voetnoot11),
Blidelike si die joncfrouwe namen
700[regelnummer]
Ende gavense te presente den amiraleGa naar voetnoot12),aant.
Dien soeGa naar voetnoot13) alte hant becamGa naar voetnoot14) so wale,
TerstGa naar voetnoot15) dat hise met ogenGa naar voetnoot16) sach,
Dat hise hem tienvout met goude wach.
DesGa naar voetnoot17) waren die comanne harde vro,
705[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot18) hem was vergouden also:
Si dancten hem ende namen orlof,
Ende rumeden met bliscapen thof.
Die joncfrouwe heeft so goede seden,
So goede gescepe van haren leden,
710[regelnummer]
Die ogenGa naar voetnoot19) so scone, die huut so claer,
So wale sit hare dat scone haer,
Datter die amiraelGa naar voetnoot20) merct bi
Dat soeGa naar voetnoot21) van hogen geslachte si.
Hi was gewone al siin liifGa naar voetnoot22),
715[regelnummer]
ElxGa naar voetnoot23) jaers te hebbene een wiifGa naar voetnoot24):
Dien sedeGa naar voetnoot25), seit hi, sal hiGa naar voetnoot26) breken
| |
[pagina 21]
| |
Dor haren wille ende bespreken,
Dat hise sal nemen ende houden te wive,
Ende el negene bi sinen live
720[regelnummer]
Nemmermeer ne sal minnen.
Hi deedse in enen tor binnen;
Daer vant soeGa naar voetnoot1) scone joncfrouwen in
Sevene ende twintich meer no min.aant.
Alle dien beval hi met goeder trouwenGa naar voetnoot2)
725[regelnummer]
Goem te nemeneGa naar voetnoot3) te dier joncfrouwen
Ende te dienne dageliicGa naar voetnoot4);
Doe seide hi ende bat haer geliicGa naar voetnoot5)
Dat sise troesten ende haer seiden,
Dat hi een jaer noch sal beiden
730[regelnummer]
Eer hi haer wille genaken,
Ende hi dat doe bi derre saken,
Dat soeGa naar voetnoot6) die seden daer binnen sal leren;
Ende wilsoeGa naar voetnoot7) haren sin dan keren
Them ende haers rouwenGa naar voetnoot8) vergeten,
735[regelnummer]
Daer tenden mach soeGa naar voetnoot9) weten,aant.
Dat men hare verwedemen sal
Dat lant van Babylonien al,
Ende mense sal cronen eerlike
Ende makense vrouwe vanden rike.
740[regelnummer]
Nu es Blancefloer in vremden lande:
Hoe sere wringt soeGa naar voetnoot10) haer hande
Met groter clage, met groten wene!
In alder werelt camGa naar voetnoot11) nie gene
ClusenerseGa naar voetnoot12) no so godelic wiifGa naar voetnoot13),
745[regelnummer]
Die so litelGa naar voetnoot14) acht om haer liifGa naar voetnoot15)
Alse Blancefloer doet om dat hare.
SoeneGa naar voetnoot16) weet van rouwen hoe gebaren:
Hoe dickenGa naar voetnoot17) seitsoeGa naar voetnoot18): ‘caytivichGa naar voetnoot19) wiifGa naar voetnoot20),
Hoe sere rouwet mi miin liifGa naar voetnoot21)!
750[regelnummer]
Mi heeft verloren die scone Floriis,
Ter bliscapenGa naar voetnoot25) daden wi scone begin,
Maer wi waren onlange daer in.
TerstGa naar voetnoot26) leefden wi met soeten spele,
| |
[pagina 22]
| |
755[regelnummer]
Nu moeten wi droeven vele
Ende bliven emmer in den toren.
Die wile dat ic wart geboren,
Die moet siinGa naar voetnoot1) vermalediitGa naar voetnoot2).
Dit heeft beraden die lede niitGa naar voetnoot3):
760[regelnummer]
Hi si vermalediitGa naar voetnoot4), diet beriet
Dat men Florise van mi sciet.
Ay niitGa naar voetnoot5), hoe quaet es dine nature!
OftuGa naar voetnoot6) best enigeGa naar voetnoot7) creature,
Dier goet of evel mach gescien
765[regelnummer]
Entie men mach horen ofteGa naar voetnoot8) sien,
Ende daer men toeGa naar voetnoot9) moge spreken,
So moet mi god over di wreken
Ende diGa naar voetnoot10) senden ter dieperGa naar voetnoot11) hellen,
Daer di die duvele moeten quellen
770[regelnummer]
Emmermeer al sonder ende.
Du heefs mi gesent int ellende,
Ic wane, du Floris oec heves doet,
OfteGa naar voetnoot12) bracht in also grote noet,
Dat hem rouwet dat hi levet
775[regelnummer]
Dor den rouwe, dienGa naar voetnoot13) hi om mi hevet.
Ay arme, twi secgic om mi?
NeGa naar voetnoot14) wetic wel dat FlorisGa naar voetnoot15) si
Van Spaengien eens heidens coninx kint?
Al hebbicken domplikeGa naar voetnoot16) gemint,
780[regelnummer]
Ic weet wel dat hi mi niet geteme,
Ende mi niet neGa naar voetnoot17) bestaet van heme,
Ende hem niet van mi te rechte;
Hi es van so hogen geslechte,
785[regelnummer]
Maer dat hi mi mint ende ic hem.
FlorisGa naar voetnoot21) mint mi utermaten,
So doe ic hem, in caent gelaten,
Miins neGa naar voetnoot22) canic raet geweten,
Siins neGa naar voetnoot23) canic niet vergeten.
720[regelnummer]
Mocht siinGa naar voetnoot24) dat ict gedade,
Dat ic vergate so groter scade
EndeGa naar voetnoot25) mochte bliven sonder toren
| |
[pagina 23]
| |
Van Florise, dienGa naar voetnoot1) ic hebbe vercoren,
Dien ic so van herten minne,
795[regelnummer]
Dat waer groet cracht van minen sinne.
Soete vrient, en mach niet siinGa naar voetnoot2),
Die rouwe sal bliven in therte miinGa naar voetnoot3);
BedeGa naar voetnoot4) bi dage ende bi nachte
Saltu siinGa naar voetnoot5) in miinGa naar voetnoot6) gedachte;
800[regelnummer]
Alsic diinsGa naar voetnoot7) gemoedeGa naar voetnoot8) ende gewage,
Daer bi cortic mine dage;
Die rouwe sal bliven met ons beden.
Talrerst worden wi gesceden
Bi groten nide, wel soete vrient.
805[regelnummer]
Du best so hoefsch, du heefs verdient,
Datti alle die gene minnen
Van dien lande, die di kinnen.
God ware werd van groten lone,
Die di maecte: du best so scone,
810[regelnummer]
So hovesch, so goet, so goedertieren,
Men soude cumen vinden hen vieren
In der werelt, die di geliken.
Du vermaets di getrouweliken
Dattu mi niet neGa naar voetnoot9) souds begeven;
815[regelnummer]
Nu moetic dor dinen wille leven
Sonder bliscap emmermeer.
DesenGa naar voetnoot10) rouwe ende dit grote seer
Ne magic meer nu verwinnen,
Floris, en si bi direGa naar voetnoot11) minnen.’
820[regelnummer]
Aldus heeft Blancefloer geclaget
Al daer soeGa naar voetnoot15) es in vremden lande.
Vor haer herte leit soeGa naar voetnoot15) haer hande,
Haer dunct dat hare herte sal breken,
825[regelnummer]
Van rouwen mach soeGa naar voetnoot15) niewet spreken.
Die joncfrouwen, die bi haer saten,
Ende sagense so harde meslaten,
Entie grote clage hordenGa naar voetnoot16),
Si troestense met soeten wordenGa naar voetnoot17)
830[regelnummer]
Ende seiden, soeneGa naar voetnoot18) dorste haer niet ontsien,
Haer ne soude maer al goet gescien.
| |
[pagina 24]
| |
Nu laticGa naar voetnoot1) van Blancefloer bliven,
Ende wille u secgenGa naar voetnoot2) ende bescriven
Vanden portren, diese brochten
835[regelnummer]
Ter marct te Nicle ende daer vercochten.
Si hadden haers heren gebod gedaen,
Haer dinc was hem wel vergaen;
Si hadden gewonnen, harde vele
Ende keerden weder met groten spele.
840[regelnummer]
Met groter bliscapen mense ontfinc,
Als hi geboet ende woude,
Dat silver metten rodenGa naar voetnoot5) goude;
Daer toe die pellene entie sindale
845[regelnummer]
Die heme becamenGa naar voetnoot6) harde wale;
Die bliaude purpersanguine;
Die mantele rodepelline;
Die valken, die haveke, die sporewaren;
Die ors, die harde goet waren;
850[regelnummer]
Den guldinen cop si daer toe gaven,
Die werd was vele haven.
Dien nam die coninc in siinGa naar voetnoot7) hant,
En was geen so goet in siinGa naar voetnoot7) lant,
Ende alle, die waren in die seleGa naar voetnoot8),
855[regelnummer]
Si priisdeneGa naar voetnoot9) ende besagene vele.
Nu hortGa naar voetnoot10), wat doet die coninginneGa naar voetnoot11):
SoeGa naar voetnoot12) was noch droeve in haren sinne,
DesGa naar voetnoot13) en nam soeGa naar voetnoot14) gene ware;
‘Here’, seitsoeGa naar voetnoot15), ‘noch ben ic in vare
860[regelnummer]
Ende ontsie noch ander ongeval:
Alse Floris weder comen sal
Ende om Blancefloer sal vragenGa naar voetnoot16),
WesGa naar voetnoot17) wi dan best over een dragenGa naar voetnoot18),
Dat wi andwordenGa naar voetnoot19), waer soeGa naar voetnoot20) es;
865[regelnummer]
Ic ontsie mi ende sorge des,
Alse hise hier niet neGa naar voetnoot21) vint
Die hi so van herten mint,
Dat hem die droefheit entie smerte
So vaste moge licgenGa naar voetnoot22) in therteGa naar voetnoot23)
| |
[pagina 25]
| |
870[regelnummer]
Ende hi den rouwe gewinne so groet,
Dat hi hem selven sla te doet
OfGa naar voetnoot1) in enigerGa naar voetnoot2) manieren verdoe.
LustGa naar voetnoot3) ende raet behoeft daertoe,
Wat men hem best gesecgenGa naar voetnoot4) moge,
875[regelnummer]
Daer men sine droeve herte bi verhoge
Ende menne met lusteGa naar voetnoot5) levende behoude:
Verliesen wine, hets bi onser scoude.’
‘Vrouwe’, seithi, ‘gi segt wel,aant.
Ic does uwen raet ende niet el.’
880[regelnummer]
‘Here’, seitsi, ‘gi sultGa naar voetnoot6) doen touwen
Een graf ende dat van marbre houwen,
BedeGa naar voetnoot7) van marbre ende van kerstale;
Dat doet maken ende bewerpen wale
BedeGa naar voetnoot7) met silvereGa naar voetnoot8) ende met goude;
885[regelnummer]
Dan mach menne ombiedenGa naar voetnoot9) houde;
Ende als hire omme vraget, so mogen wi
DoenGa naar voetnoot10) seggen, dat soeGa naar voetnoot11) begraven si;
HineGa naar voetnoot12) sal niet lange merren,
Dat mochter ons lichte ane werren,
890[regelnummer]
Des sulwiGa naar voetnoot13) deGa naar voetnoot14) harder haesten daer mede.
Tehant die coninc ombieden dede,
Na dien dat siinGa naar voetnoot15) moet gedroech,
Goede meestre ende diere genoechaant.
Ende daer toe die goutsmede.
895[regelnummer]
Hi wiisdeGa naar voetnoot16) hem ene scone stede
Ende seide, dat si namen goem.
Doe begonnen si werken onder enen boem
Vor enen monster een eerliicGa naar voetnoot17) graf,
Daer men wonder mag secgenGa naar voetnoot18) af.
900[regelnummer]
Het was van kerstale ende van marberstene,
En was creature negene
SineGa naar voetnoot19) stonder in gescreven:
Die vogel die in die lucht swevenGa naar voetnoot20),
Serpente, liebarde, met andren dieren,
905[regelnummer]
Ende vische die in der rivieren,
In des seewesGa naar voetnoot21) gronde swemmen.
| |
[pagina 26]
| |
Met dieren stenen ende met gemmen
Scierden die goutsmede haer werke.
Ten hoefdeGa naar voetnoot1) setten si uptenGa naar voetnoot2) serke,
910[regelnummer]
Daer ment best mochteGa naar voetnoot3) bescouwen,
Een beelde van finen marbre gehouwen,
Beworpen van silvereGa naar voetnoot4) ende van goude
Ende van varwen menichfoude,
Blauwe, roet, gelu ende groene;
915[regelnummer]
Bi der wiisheitGa naar voetnoot5) van Salomoeneaant.
Ende bi haers selfs lustGa naar voetnoot6) groet
Makeden siitGa naar voetnoot7), dat emmer boet
SiinGa naar voetnoot7) hant ter sonnen waert gerect,
Al waest metten swerkeGa naar voetnoot8) bedekt;
920[regelnummer]
Ende alseGa naar voetnoot9) die sonne daer ane sceen,
Sone was man in die werelt geen,
Die so claer hadde die ogenGa naar voetnoot10),
Dat hi den sciinGa naar voetnoot11) mochte gedogen.
Si setten midden upGa naar voetnoot12) dien sarc
925[regelnummer]
Twe kinder, die werd waren meneger marc,
OftGa naar voetnoot13) mense vercopen soude.
Si waren al gewracht van goude
Ende waren harde riicliicGa naar voetnoot14):
Deen was Florise ane geliicGa naar voetnoot15),
930[regelnummer]
Dat ander stoet in diere gebare
OftGa naar voetnoot16) Blancefloer sine amie ware.
Blancefloer hadde van goude roet
In die hant een rose, diese boet
Ende hilt vor dansichte haers amiisGa naar voetnoot17).
935[regelnummer]
Al dies gelike hilt FloriisGa naar voetnoot18)
Een liilieGa naar voetnoot19) vor sire amien.
Die bloemen waren bi meestrien
Naturlic gemaect ende scone.
HaergeliicGa naar voetnoot20) hadde een guldineGa naar voetnoot21) crone
940[regelnummer]
UptGa naar voetnoot22) hoeft wonderlike goet;
In FloriisGa naar voetnoot23) crone een carbonkel stoet,
Diet so licht om hem maecte,
WeltiitGa naar voetnoot23) sore iemen bi genaecte,
Dat hi also claer daer bi gesach
| |
[pagina 27]
| |
945[regelnummer]
OftGa naar voetnoot1) sonnesciinGa naar voetnoot2) waer ende middach.
Hoert noch wat men lesende vint:aant.
Daer mocht men sien den wint
Ende lange pipen, daert waide dore;
Alle den genen diere ledenGa naar voetnoot3) vore
950[regelnummer]
Dochtet wonderlike dinc.
Van den winde die dor die pipen ginc
Waest so gemaect met luste,
Dat deen den andren dickenGa naar voetnoot4) custe,
BedeGa naar voetnoot5) custe ende helsede vele;
955[regelnummer]
Al waidetGa naar voetnoot6), stoeden si met spele;
Als die wint weder gelach,
Haer geliicGa naar voetnoot7) bleef staende ende sach
VriendeliicGa naar voetnoot8) ins anders ogenGa naar voetnoot9).
Dan begonden siGa naar voetnoot10) die bloemen togenGa naar voetnoot11)
960[regelnummer]
Die si in haer hande droegenGa naar voetnoot11),
Als oftGa naar voetnoot12) si hem onderloegenGa naar voetnoot13)
Ende leefden, also gebaerden si:
Dat dochte hem allen dier waren bi.
Daer was oec een boem geplant,
965[regelnummer]
SodanenGa naar voetnoot14) vint men genen int lant,
Die was geset antGa naar voetnoot15) graf ten hoefdeGa naar voetnoot16);
Sine swige bloeiden ende loefden
In allen tiden van den jare,
Dat was die waerheit openbare.
970[regelnummer]
Dien boem willic u noemen:
Hi hiet ebenus, sine bloemen
Waren wit ende roet;
SiinGa naar voetnoot17) hout hadde nature goetGa naar voetnoot18):
Al warp ment in een vier binnen,
975[regelnummer]
En mochte vier no brant gewinnen;
Sine loever gaven oec
Den soetsten roke, dien nieGa naar voetnoot19) man roec,
Ende soeter dan wi gesecgenGa naar voetnoot20) connen.
Ten voeteGa naar voetnoot21) stoet oec jegen der sonnen
980[regelnummer]
Een boem, heetGa naar voetnoot22) tyrebiinGa naar voetnoot23);
SiinGa naar voetnoot23) roke mochte niet soeter siinGa naar voetnoot24).
An die rechter side stoet een crismier,aant.
| |
[pagina 28]
| |
Ende an die luchtre een balsemier,
Die gerechte balseme gaf;
985[regelnummer]
Daer mochtmen die balseme sien vallen af,
Van den crismiere droep crismeGa naar voetnoot1) neder.
Van dien twen bomen neGa naar voetnoot2) was noweder,
HineGa naar voetnoot2) gaf den roke so goet,
Dat hem dochte dier onder stoet,
990[regelnummer]
Dat hi ware int paradiisGa naar voetnoot3).
Die dese viere bome plante was wiisGa naar voetnoot4):
Alle die gode, die waren doeaant.
Doe hise sette, hi beswoerre toe,
Die gode die daden die boeme groeien,
995[regelnummer]
Alt jaer loeven ende bloeien.
Daer boven plagenGa naar voetnoot5) altoes te sine
Ende in te singene vogelkine,
Die nieneGa naar voetnoot6) worden so bedwongenGa naar voetnoot7)
No somer no winter, sineGa naar voetnoot8) songenGa naar voetnoot9).
1000[regelnummer]
So soete geluut si onder hem maecten,
WeltiitGa naar voetnoot10) dat si twe daer genaecten,
EenGa naar voetnoot11) joncfrouwe met enenGa naar voetnoot12) jongelinge,
Die gelieven waren onderlinge,
Die hovesch ende naturlicGa naar voetnoot13) waren,
1005[regelnummer]
Die moesten tehant haer minne baren,
Van selker naturen was die sanc:
TerstGa naar voetnoot14) dat si horden dat geclanc,
Si liepen te samen haestelike
Ende ondercusten hem vriendelike.
1010[regelnummer]
Die minne was soeter, die si dreven,
Dan ic u telle of vinde gescreven.
Als hi liden soude daer vore,
Terst datGa naar voetnoot17) hi hordeGa naar voetnoot18) der vogle sanc,
1015[regelnummer]
Hi gewan daer af so groet bedwanc,
Dat hi hem gere minnen daer naer
Ne onderwant, maer al daer
MoestiGa naar voetnoot19) slapen ter selver stede,
So besweken hem alle die lede.
1020[regelnummer]
Diese boeme stoeden alle viere
Om dat graf, dat so diere
| |
[pagina 29]
| |
Was ende so goet, dat ictGa naar voetnoot1) geprisen
Niet neGa naar voetnoot2) mach na sire wisen.
Om een joncfrouwe was niene geen
1025[regelnummer]
So goet gemaect: menich riiclicGa naar voetnoot3) steen
Waser an geset daer dogede an lagen
Ende oec miracle te doene plagen,
Sofiere, jogonten, calcedonenGa naar voetnoot4),
Miraude, bericolen ende sardonen,
1030[regelnummer]
Jaspen, crisoliten, diamanten
Ametisten, topasen, jocanten.
Met dieren liistenGa naar voetnoot5) waest graf bevaen.
Daer moechtmen oec sien ane staen
Lettren al gescreven van goude,
1035[regelnummer]
So openbare, wie so woude
Ende lesen conde dat hi las.
Nu hortGa naar voetnoot6), ic secguGa naar voetnoot7) wat dat was:
Daer stont: ‘hier leget Blancefloer
InGa naar voetnoot8) dit graf, upGa naar voetnoot9) desen vloer,
1040[regelnummer]
Die de jonchereGa naar voetnoot10) Floris, dat scone kint,
Met gestadigerGa naar voetnoot11) hertenGa naar voetnoot12) hadde gemint.’
Doe dede die coninc over al gebieden
Van sinen lande alle den lieden,
Kint ende kinne, man ende wiifGa naar voetnoot13),
1045[regelnummer]
Also lief alsi hadden haer liifGa naar voetnoot14),
Dat niemen der waerheit soude lien
Jegen Florise van sireGa naar voetnoot15) amien,
Ende niet soude secgenGa naar voetnoot16) el van hare
DanGa naar voetnoot17) soeGa naar voetnoot18) doet ende begraven ware.
1050[regelnummer]
Doe omboetGa naar voetnoot19) men Florise dat hi cameGa naar voetnoot20).
Die boedscap was hem wel gename,
Hi geredeGa naar voetnoot21) hem ende nam orlof
An alle die gene, die waren int hof.
Willike keerde hi te lande weder.
1055[regelnummer]
Hi reet in die saleGa naar voetnoot22); daer beteGa naar voetnoot23) hi neder;
Hi groete sire moeder ende sinen vader,
Ende daer na dandre alle gader;
Hi vraegde te hant om sire amien,
Hem andwordeGa naar voetnoot24) niemen no dorste lien
| |
[pagina 30]
| |
1060[regelnummer]
Der rechterGa naar voetnoot1) waerheit, alse mense wiste;
Doe hise niet sach ende hise gemiste,
Wart hi vervaert ende sere ondaen
Ende liep wech ter cameren saen,
Daer hi harreGa naar voetnoot2) moeder in bevoer.
1065[regelnummer]
‘Vrouwe’, seithi, ‘waer es Blancefloer,
Mine amie, die ic hier liet?’
‘U amie, des neGa naar voetnoot3) weticGa naar voetnoot4) niet.’
‘GiGa naar voetnoot5) houd u sceren.’ ‘In doe’. ‘Gi doet.’
Die vrouwe wart droeve in haren moet,
1070[regelnummer]
AlsoeGa naar voetnoot6) hordeGa naar voetnoot7) gewagen van harre dochter.
Florise wart ieGa naar voetnoot8) lanc so onsochter:
‘Roepse mi’, seithi, ‘haestelike!’
Ende seide, soeneGa naar voetnoot12) wiste niet waer soeGa naar voetnoot13) ware.
1075[regelnummer]
Hi wart ieGa naar voetnoot14) lanc so meer in vare:
‘Vrouwe’, seithi, ‘giGa naar voetnoot15) doet quaet,
WiistseGa naar voetnoot16) mi ende doet den raet,
Dat giseGa naar voetnoot17) mi haestelike doet sien!’
Does ander raet neGa naar voetnoot18) mochte gescien,
1080[regelnummer]
HineGa naar voetnoot18) moeste iet van haer wetenGa naar voetnoot19),
Seide soeGa naar voetnoot20), alse haer was geheten,
Dat soeGa naar voetnoot20) doet ende begraven ware.
Doe neGa naar voetnoot21) wilde hiisGa naar voetnoot22) niet geloeven hare
Onthier ende siitGa naar voetnoot23) hem swoer:
1085[regelnummer]
‘Ay mi’, seithi, ‘es Blancefloer
Mine wel soete amie doet?’
Hi wart in dansichte harde roet,
Daer na so wonderlike bleec,
Dat sine varwe een doden geleec.
1090[regelnummer]
Doe moestiGa naar voetnoot24) al met allen swigen,
Want hi began daer neder sigen
Ende viel in onmacht optie erde.
Die vrouwe haer dies ververde
Ende gaf enen criitGa naar voetnoot25) harde luut,
1095[regelnummer]
Dat ment in den hof ende daer uut
Mochte horen geredelikeGa naar voetnoot26).
Doe camGa naar voetnoot27) gelopen haestelike
| |
[pagina 31]
| |
BedeGa naar voetnoot1) gader ter cameren binnen
Die coninc metter coninginnenGa naar voetnoot2),
1100[regelnummer]
Ende dreven groetGa naar voetnoot3) seer ten selven stonden,
Daer si haer kint in onmacht vonden.
Floris lach lange in onmacht;
Als hi becamGa naar voetnoot4) ende hem wart gesacht:
‘Ay mi, wat heeft mi die doet geweten,’aant.
1105[regelnummer]
Seithi, ‘dat soeGa naar voetnoot5) miinsGa naar voetnoot6) heeft vergeten
Ende Blancefloer nam? SoeneGa naar voetnoot7) dede niet wale:
Noch biddic haer dat soeGa naar voetnoot8) mi hale,
Ende soeGa naar voetnoot8) mi ledeGa naar voetnoot9) ende wise
Int gebloeide velt ten paradiseGa naar voetnoot10)aant.,
1110[regelnummer]
Daer ombeit miinsGa naar voetnoot11) haer sieleGa naar voetnoot12).
Wat waendi, oftGa naar voetnoot13) so geviele,
Hoe blide ic van haer wesen soude!
Ay arme, oftGa naar voetnoot13) mi ledenGa naar voetnoot14) woude
Tharen grave iemer goeder!’
1115[regelnummer]
Doe namen die coninginneGa naar voetnoot15), siinGa naar voetnoot16) moeder,
Ende ledenGa naar voetnoot17) selve al daer,
Daer soeGa naar voetnoot18) hem seide over waer
Dat Blancefloer begraven lach.
Tgraf dochtem scone, daer hiitGa naar voetnoot19) sach.
1120[regelnummer]
Hi vant die lettren ende las
Wat so daer ane gescreven was;
Hi las: ‘hier leget Blancefloer
In dit graf, upGa naar voetnoot20) desen vloer,
Die de jonchere Floris, dat scone kint,
1125[regelnummer]
Met gestadigerGa naar voetnoot21) herten hadde gemint.’
Doe sach hi die kinder lachendeGa naar voetnoot22) staen,
Van rouwen wart hi so ondaen,
Dat hi driewerf beswalt achter eenaant.
No mochte spreken wort negeen,
1130[regelnummer]
No mochte sien no andwerdenGa naar voetnoot23).
SiinGa naar voetnoot24) moeder stont daer te jegenwerden.
Als hi becamGa naar voetnoot25) them selven weder,
Vor die kinder ginc hi licgenGa naar voetnoot26) neder
Ende weende ende claegde siin ongeval groet
1135[regelnummer]
Van Blancefloer ende van harreGa naar voetnoot27) doet.
| |
[pagina 32]
| |
‘Ȧy Blancefloer’, seithi, ‘Blancefloer,
Sident dat ic van diGa naar voetnoot1) voer,
Leefdic met groten ongemake.
Wistic op wien, hoe gerne ict wrake,
1140[regelnummer]
Dat ic di dus hebbe verloren.
Wi waren in enen dage geboren
Ende gewonnen in ere nacht,
Dus waest gerekent ende geacht;
Gehouden ende geleert te samen,
1145[regelnummer]
Onthier ende wi so verre camenGa naar voetnoot2),
Dat men verriet ende sciet ons beden.
Met rechte soudwi henen sceden
Van der werelt binnen enen dage.
Niemen wancons mi, dat ic di clage:
1150[regelnummer]
Ic ben serichGa naar voetnoot3) utermaten,
Te minen live heefstu mi gelaten
In rouwen ende in groten wene.
So hovesch neGa naar voetnoot4) sach nieman gene
In der werelt no soeter wiifGa naar voetnoot5):
1155[regelnummer]
So scone, so soete was diin liifGa naar voetnoot6),
Dat ict gesecgenGa naar voetnoot7) niet neGa naar voetnoot8) can.
Ic wane dat in dese werelt man
So vroet negeen es, die can gescriven
Te rechte die scoenheit van dinen live.
1160[regelnummer]
Du waers spiegel van al den rike;
Du hilts di harde suverlike;
Nie gewan wiifGa naar voetnoot9) so goede seden
Als du hads, no so scone leden,
So scone ogen, den mont so soete,
1165[regelnummer]
So scone andwordeGa naar voetnoot10), so scone groete
Du verwansGa naar voetnoot11) met dogeden al dine gespele,
Du hads gemaect vriendenGa naar voetnoot12) so vele,
Dat si di loveden ende minden
Ende priseden alle die di kinden.
1170[regelnummer]
Niemen darf mi wanconnen dies,
Dat mi nie verledeGa naar voetnoot13) no verwies
Dat ic di minde gestadelike.
Wi onderminden ons verholenlike:
Beide met scriven ende in latiinGa naar voetnoot14)
1175[regelnummer]
Dedic di verstaen den wille miinGa naar voetnoot15)
| |
[pagina 33]
| |
Ende minen raet, so dadestu mi,
Dat siisGa naar voetnoot1) niet verstonden dier waren bi.
Ay doetGa naar voetnoot2), hoe nidichGa naar voetnoot3) ende hoe sure
SiinGa naar voetnoot4) dine seden ende dine nature!
1180[regelnummer]
Du best mordadichGa naar voetnoot5) als een dief,
Du haets die di hebben lief.
Maer siestu iemen leven met spele
Ende der bliscapen hebben vele,
Dien biedstu storm ende wiichGa naar voetnoot6)
1185[regelnummer]
Ende sets an hem dinen criichGa naar voetnoot7);
Dien neemstu en werpsenGa naar voetnoot7*) openbare
Uter bliscapen, daer hi gerne in ware.
Maer roept di een arm caytiifGa naar voetnoot8),
Die onwerd heeft siinGa naar voetnoot9) arme liifGa naar voetnoot10),
1190[regelnummer]
Dien oec selden goet gesciet,
Te hem neGa naar voetnoot11) wilstuGa naar voetnoot12) comen niet.
Des heefstu enen vremden sede:
Du neGa naar voetnoot13) wils die di volgen mede,
Dat mach men an mi merken wel;
1195[regelnummer]
Ic roepe, ende du best so fel,
Dattu mire clage niet wils horen.
Ic sal mi harde cume verhorenGa naar voetnoot14)
In sal di soeken ende vinden gereet.
Ic sal doen nadien dat mi steet,
1200[regelnummer]
So waer so ic mi sal bewenden.
Eer dese dach sal comen ten ende,
Sal ic mi selven nemen dliifGa naar voetnoot15).
Ens in der werelt man no wiifGa naar voetnoot16),
HineGa naar voetnoot17) mogre lichte bewerven,
1205[regelnummer]
Dat hi hem selven sniemenGa naar voetnoot18) doe sterven.
lc sal mi doden, ic hebbe die gewelt,
Ende varen int gebloeide velt,
Daer Blancefloeren siele jegen die mine
Gadert ende leset bloemekine.’
1210[regelnummer]
Doe rechte hem Floris van den grave,
Niet verre bleef hi staende daer ave;
Tenen griffievoedersele hi vinc,
Daer een guldine griffie in hinc,aant.
| |
[pagina 34]
| |
Die hem hadde gegeven Blancefloer
1215[regelnummer]
UpGa naar voetnoot1) minne, doe hi van haer voer.
Alse Floris die griffie uut trac,
HiGa naar voetnoot2) hiltse vor hem ende sprac:aant.
‘Dese griffie Blancefloer dadeGa naar voetnoot3) maken
Ende gafseGa naar voetnoot4) mi bi derre saken,
1220[regelnummer]
Als icse dan sageGa naar voetnoot5), dat si woude
Dat ic haers gedinken soude:
Nu leget miinGa naar voetnoot6) troest an di allene,
Du salt mi lossen uten wene,
Daer ic in ben, ende nemen mi dlevenGa naar voetnoot7),
1225[regelnummer]
Al ne waerstu mi niet daer toe gegeven.
Haest, dats wesen sal, dat doe.’
Metten woerde droech hise hem toe
Ende wildse te sire herten steken inne;
Dit sach siinGa naar voetnoot8) moeder, die coninginneGa naar voetnoot9),
1230[regelnummer]
Ende liep te hem waert ende prant
Haestelike die griffieGa naar voetnoot10) uut sire hant.
Nu hort, hoe soeneGa naar voetnoot11) daer na begonste
CastienGa naar voetnoot12) alsoeGa naar voetnoot13) wel conste:
‘Floris’, seitsoeGa naar voetnoot13), ‘wel lieve kint,
1235[regelnummer]
Hoe domplike heefstu gemint
Ende best caytiifGa naar voetnoot14) van dinen live,
Dattu dor die minne van enen wive
Di selven wilds verslaen ter doet
Ende dogen daer die grote noet.
1240[regelnummer]
Ens in der werelt niemen altoes
No verwoet no sinneloes,
HineGa naar voetnoot15) hadde liever in groterGa naar voetnoot16) pine
Blint ende doef ende stom te sine
In dese werelt emmermeer
1245[regelnummer]
In rouwen ende in groetGa naar voetnoot17) seer,
Dan te dogene die bitter doet:
Die anxt van haer, hi es so groet.
Wat waenstu, datti soude vromen
Dattu di versloeges? Waenstu dan comen
1250[regelnummer]
Int gebloeide velt int paradiisGa naar voetnoot18)?
Neen du niet, dies ben ic wiisGa naar voetnoot19),
| |
[pagina 35]
| |
Dat neGa naar voetnoot1) sal di niet mogen gescien,
Daer neGa naar voetnoot1) saltu Blancefloeren niet sien:
Daer es binnen so grote core,
1255[regelnummer]
Dat men hem allen verseit die dore,
Ende menre niemen wille gehoren
Die besondichtGa naar voetnoot2) siinGa naar voetnoot3) te voren.
Du salt diinGa naar voetnoot4) woninge kiesen elre,
Ende varen ter helle in den donkren kelre,
1260[regelnummer]
Daer Biblis esGa naar voetnoot5) ende Dido,
Die so serich siinGa naar voetnoot6) ende so onvro
Dat si met clagene die wincle vervullen;
Daer soeken si ende soeken sullen
Emmermeer ende niewer vinden
1265[regelnummer]
Haer amise, die si minden
Ende so starke minne droegen
Dat sire hem selven omme versloegen.
Floris, nu hebt goeden troest:
In toewaert bestu welna verloest;
1270[regelnummer]
Di sal noch vele goeds gescien:
Ic wane, du salt noch levende sien
Blancefloeren, direGa naar voetnoot7) amie;
Ic weet noch sulkeGa naar voetnoot8) ersatrie,
Dat icse bi der cracht, dier leget ane,
1275[regelnummer]
Levende weder gewinnen wane.’
Doe ginc soeGa naar voetnoot9) wech ten coninc waert
RouwichGa naar voetnoot10) ende sere vervaert.
‘Here’, seitsoeGa naar voetnoot11), ‘hoe gerne ic u bade,
Dat giGa naar voetnoot12) ons kints hadt genade.
1280[regelnummer]
Siet hier die griffie, di hi hadde geset
In siinGa naar voetnoot13) herte te stekene, ne haddict belet,
Hi ware doet te derre stede.
Ic was daer bi ende ic dede
Den raet, dat icseGa naar voetnoot14) hem bi liste
1285[regelnummer]
Ontrac, eer hiisGa naar voetnoot15) selve iet wiste.’
Ic wane, hi hem selven niet versla;
GiGa naar voetnoot18) sultGa naar voetnoot19) varinge sien dat hi sal
Sire sericheit vergeten al.’
1290[regelnummer]
‘Here’, seitsoeGa naar voetnoot20), ‘dan mach niet wesen:
| |
[pagina 36]
| |
Van den rouwenGa naar voetnoot1) sal hi cume genesen,
En si dat hi sterve ende niet eer.
Wine hebben al der kinder meeraant.
Dan hem, ende, ofGa naar voetnoot2) wi dat verslaen,
1295[regelnummer]
Het sal ute breken saen,
Dat si bi ons, ende die niemare
Sal lopen ende werdenGa naar voetnoot3) mare.
Dan sal groet siinGa naar voetnoot4) onse scande
Ende onse lachter in allen lande.’
1300[regelnummer]
‘Vrouwe’, seithiGa naar voetnoot5), ‘het ware quaet,
DadixGa naar voetnoot6) el dan uwen raet:
Van hem beden volgixGa naar voetnoot7) u.’aant.
‘Here’, seitsoeGa naar voetnoot8), ‘wel segdi nu.
Wi mogenGa naar voetnoot9) oec weten wel gerede,
1305[regelnummer]
Dat wise te gader sullenGa naar voetnoot10) hebben bede
Of teGa naar voetnoot11) gader bedeGa naar voetnoot12) verliesen:
Van desen moeten wi dat beste kiesen.’
‘Vrouwe’, seithiGa naar voetnoot13), ‘so secgetGa naar voetnoot14) heme,
Dat hi ne genen rouwe neme
1310[regelnummer]
Ende hi blide wese ende vro;
Want die rechte waerheit draget also,
Dat Blancefloer sine amie levet,
Die hi harde gemint hevet.’
SoeGa naar voetnoot15) keerde haer omme ende loech,
1315[regelnummer]
Der woerde dochteGa naar voetnoot16) haer genoech,
Ende ginc te Florise weder allene.
‘Sone’, seitsoeGa naar voetnoot17), ‘niet ne wene.
Ic sal di secgenGa naar voetnoot18) ende lien
Die rechte waerheit van dire amien:
1320[regelnummer]
SoeGa naar voetnoot19) levet, daer es niet int graf;
Wi hebben di geseit logene daer af,
Ende daden secgenGa naar voetnoot20) bedeGa naar voetnoot21) gader
Bi onser lust, ic ende diinGa naar voetnoot22) vader,
Dat soeGa naar voetnoot23) doet ware. Dat wi dat seiden,
1325[regelnummer]
Daerbi waenden wise di verleiden:
Wi waenden, als duse doet souds weten
Dattu harre minnenGa naar voetnoot24) souds vergeten
Ende nemen dan eens coninx dochter;
| |
[pagina 37]
| |
Des soudwiGa naar voetnoot1) hebben geleeft deGa naar voetnoot2) sochter
1330[regelnummer]
Dan oftiGa naar voetnoot3) Blancefloer bleve te wive
Emmermeer te dinen live;
Om dat soeGa naar voetnoot4) onedel ende kerstinGa naar voetnoot5) es,
EntiinGa naar voetnoot6) vader wilde niet gehingen des
Dat soeGa naar voetnoot7) diin wiifGa naar voetnoot8) soude wesen bleven,
1335[regelnummer]
Wilde hise verdoen; maer hi lietse leven
Bi den rade, dienGa naar voetnoot9) wi hem rieden,
Ende bevalse comannen ende deedse bieden
Te cope ter marct, daer hise sande.
Daer cochtense comanne van verren lande
1340[regelnummer]
Met groten scatte haestelike,
Ende voerdense wech in vremden rike.’
‘Vrouwe’, seithiGa naar voetnoot10), ‘segdi mi waer?’
‘Jaic’, seitsoeGa naar voetnoot11) al sonder vaer,
‘Ic salt di doen sien ogelinge.’
1345[regelnummer]
Doe deedsoeGa naar voetnoot12) roepen jongelinge,
Die dapper waren ende starc,
Ende dede oplichten den sarc.
Alse Floris niet en vant daer onder,
Hi dankes gode, het dochten wonder:
1350[regelnummer]
Doe seide hi dat hi wilde leven.
Daer wart die rouwe sciere verdreven
Vander bliscapen, hi wart so blide,
Dat hi hem vermat te vaerne sonder bide
Ende ne ghere rasten onderwinden,
1355[regelnummer]
HineGa naar voetnoot13) soudse soeken ende vinden,
Waer sose ware, genendelike
Ende brengense weder blidelike.
Maer hi des niet merken woude,
Wat pinen hi daer omme dogen soude,
1360[regelnummer]
Ende hoese hem soude werden tsureGa naar voetnoot14).
Dat seide Diederic, die dese aventure
In dietsche uten walsche vant,
Dat menre soude litelGa naar voetnoot15) vinden in dlant,
Die souden willen gelovenGa naar voetnoot16) dies,
1365[regelnummer]
Dat iemen so stoutGa naar voetnoot17) ware ende so riesaant.
OfteGa naar voetnoot18) van so coenenGa naar voetnoot19) sinne,
Die soude dorren dor enigeGa naar voetnoot20) minne
| |
[pagina 38]
| |
Die questeGa naar voetnoot1) doen, die hi sal bestaen.
Vander bliscapenGa naar voetnoot2), die hi heeft ontfaen,
1370[regelnummer]
Sone roeket hem wat over geet.
Hi gaet ten coninc, daer hine weet,
Ende siinGa naar voetnoot3) moeder emmer an siinGa naar voetnoot2) side;
Hi gaet serichGa naar voetnoot4) ende hi gaet blide,
Om Blancefloer serich ende erre
1375[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot5) es gesent so verre,
Ende andersins blide dat soeGa naar voetnoot4) levet.
‘Here’, seithi, ‘ic bidde u dat gi mi gevet
Orlof te varne, ic wilse soeken,
Blancefloer, - wat darf mi roeken,
1380[regelnummer]
In welken lande ic mi bekere? -
Des icse vinde; noch biddic, here,
BedeGa naar voetnoot6) u ende mire moeder,
Dat ghiisGa naar voetnoot7) mi noch maect vroeder
Ende mi geraet, alse mi gedoge,
1385[regelnummer]
In welken lande icse vinden moge.’
Doe seide hem haergeliicGa naar voetnoot8) ende swoer,
Dat sine wisten waer soeGa naar voetnoot9) voer.
Doe lachterdet die conincGa naar voetnoot10), hoe quaet
Hadde geweest der vrouwen raet,
1390[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot11) riet, dat mense vercochte;
Maer FloriseGa naar voetnoot12) dat beter dochte
Dat soeGa naar voetnoot13) levede dan soeGa naar voetnoot13) doet ware.
SoeGa naar voetnoot13) pensede om hem ende hi om hare,
Want hi soude haer volgen, waer soeGa naar voetnoot13) doetGa naar voetnoot14),
1395[regelnummer]
Ende genieten des selfs desGa naar voetnoot15) soeGa naar voetnoot16) genoet.
Nu es die coninc harde verdroeft:
Hem dunct dat hi raets behoeft
Ende lustGa naar voetnoot17), hoe hine behouden mach.
Hi vloekede die wile ende den dach,
1400[regelnummer]
Doe hise ter marct te cope sinde:
So sere ontsach hi hem van sinen kinde,
Dat hiitGa naar voetnoot18) om hare verliesen soudeGa naar voetnoot19),
Ende hise gerne weder copen woudeGa naar voetnoot20)
TwevoutGa naar voetnoot21) dierreGa naar voetnoot22) dan hise vercochte,
1405[regelnummer]
Waer iemen diese hem weder brochte.
| |
[pagina 39]
| |
Hi vloecte oec harde den selven tiitGa naar voetnoot1),
Dat hi moeste siinGa naar voetnoot2) vermalediitGa naar voetnoot3),
Doe hi alrerst harre moeder vant,
Der hi roefde in der kerstinen lant.
1410[regelnummer]
Noch bitGa naar voetnoot4) hi sinen sone, dat hi blive:
Hi sal hem sulkeGa naar voetnoot5) geven te wive,
Die scone sal siinGa naar voetnoot6) ende van hogen magen,
Die crone met eren moge dragen.
‘Here’, seit hi, ‘oftGa naar voetnoot7) gi mi mint,
1415[regelnummer]
Sone gewages nemmer, bedi men vint
In al der werelt wiifGa naar voetnoot8) ne gene,
Die ic minnen mach sonder haer allene.
So giGa naar voetnoot9) mi henen haestet meer,
So wi bedeGa naar voetnoot10) weder keren eer.’
1420[regelnummer]
‘Sone, nu hebt den orlof miinGa naar voetnoot11),
Na dien dats ander raet neGa naar voetnoot12) mach siin.
Ic sal di helpenGa naar voetnoot13) gewinnen al,
Datti daer toe behoeven sal:
RiiclikeGa naar voetnoot14) pellene ende cleder van siden
1425[regelnummer]
Ende goede ors met dieren gesmiden,
Daer toe gout ende silver te vullen
Ende knapen, die di dienen sullen.
Maer ic bidde u, dattu dies
Goeden goem neems ende besies,
1430[regelnummer]
In welker manierenGa naar voetnoot15) duse soeken salt,
Ende oftiGa naar voetnoot16) oec so gevalt
Dattuse vints, in welker gebare
Du di macht vertogen hareGa naar voetnoot17),
Ende hoe duse best salt mogen gewinnen:
1435[regelnummer]
Want groteGa naar voetnoot18) lustGa naar voetnoot19) behort ter minnen.’
‘Here’, seit hi, ‘nu hoert na mi:
Ic wane, dat dit die beste raet si,
DienGa naar voetnoot20) men daer toe gepensen can:
Ic sal varen geliicGa naar voetnoot21) eenenGa naar voetnoot22) coman,
1440[regelnummer]
Die wille copen ende vercopen;
Twelf someren sullenGa naar voetnoot23) vor mi lopen;
So willic dat men bi uwen rade
Die drie met silvere ende met goude lade;aant.
| |
[pagina 40]
| |
Dander drie sullenGa naar voetnoot1) dragen gemunte penninge,
1445[regelnummer]
Dat wi mogen onse teringe
Ende onse wedden quiten te gereder;
Die twe sullenGa naar voetnoot1) dragen goede cleder,
Pellene, samite, scarlaken diere;
So willic dat dragen de viere
1450[regelnummer]
Bontwerc, grau ende sabeliinGa naar voetnoot2).
Metten twelf someren sullenGa naar voetnoot3) siin,
Dier goem sullen nemen, twelf garsoene.
Dit staet u alrebest te doene.
Met mi sullenGa naar voetnoot4) varen twelf sciltknechte,
1455[regelnummer]
Die mi connen dienen te rechte
Ende goem nemen ten rossiden
Ende ten orsenGa naar voetnoot5) ende ten gesmiden.
Ic wille oec een van uwen drossaten,
Die milde es ende hem best can gelaten,
1460[regelnummer]
Ende daer toe uwen camerlinc,
Die hovesch ende vroet es talre dinc:
Ende copen miinGa naar voetnoot9) eten ende minen wiinGa naar voetnoot10).
Die twe portren willic voeren met,
1465[regelnummer]
Diese vercochten, want si weten betaant.
Dan ic ofte enich ander comanvoereGa naar voetnoot11),
Ende weten oec bat van Blancefloere,
Waer sise vercochten, ende hoedanenGa naar voetnoot12) lieden,
Ende waer si achterst van haer scieden:
1470[regelnummer]
Haer raet mach mi wel vromen.
Wi sullenGa naar voetnoot13) secgenGa naar voetnoot14) waer wi comen,
Dat wi varen om copinge alse coman.
Gevallet oec dats mi god an,
Dat wire omme vragen ende eeschenGa naar voetnoot15),
1475[regelnummer]
Ende wise ieweren mogen verheeschenGa naar voetnoot16),
Ende wise mogen gewinnen met scatte,
Ende men ons doe te wetene datte,
Wine sullentGa naar voetnoot17) om gene have laten,
WineGa naar voetnoot18) sullenreGa naar voetnoot19) omme geven utermaten
1480[regelnummer]
Der haven sereGa naar voetnoot20) vele, mogen wi met eren
Ende blidelike weder te lande keren.’
| |
[pagina 41]
| |
Floris heeft sine tale geentGa naar voetnoot1);
Die coninc hem droevelike omme went
Ende doet geredenGa naar voetnoot2) ende gewinnen al,
1485[regelnummer]
Des hi in den wege behoeven sal:
Hi gaf hem dat hi hebben woude.aant.
Ende alse Floris orlof nemen soude,
Ende al gereet was sine vaert,
Die coninc dede brengen een teldende paert
1490[regelnummer]
Al gesadelt, dat hi harde minde,
Ende gaeft Florise sinen kinde.
Sogedaen ne vant men verre no wide
In al der werelt: siinGa naar voetnoot3) een side
SoeGa naar voetnoot4) was wit ende dander roet,
1495[regelnummer]
Dat dochte den menigenGa naar voetnoot5) wonder groet,
SiinGa naar voetnoot6) hoeft was al besprinct met bloemen
MenigerandeGa naar voetnoot7), die ic niet can genoemen,
Vele naturliker dan ofse een man
Met varwen hadde gemaket daer an,
1500[regelnummer]
Ende die nature hadt also te voren
Gemaect ende wart daer mede geboren.
Het was scone ende snel
Ende harde fier, dat weticGa naar voetnoot8) wel.
Van den gesmide salic u secgenGa naar voetnoot9) een deel.
1505[regelnummer]
Van spaenscen pellene was die paneel,
Met siden gewracht, gestict, gescakiert
Ende was utermaten geciert.
Van den geredeGa naar voetnoot10) die sadelbome
Hadde een sadelere gemaect van Rome
1510[regelnummer]
Ende gesneden van vischrebben,
Die van naturen rode varwe hebben.
Daer mocht men merken an den snede
WonderlicGa naar voetnoot11) werc ende bendechede.
Van pelleneGa naar voetnoot12) was al gewracht die covertureGa naar voetnoot13):
1515[regelnummer]
Daer was in gewracht menigeGa naar voetnoot14) creature,
Onder vischeGa naar voetnoot15), vogle ende serpentaant.
Twe darengerden waren den coninc gesent
Van Poelien, die toten geredeGa naar voetnoot16)
Wel voegeden ende waren sidiinGa naar voetnoot17) bedeGa naar voetnoot18).
1520[regelnummer]
Gouddrade mochtmer in sien lopen.
| |
[pagina 42]
| |
Men soudse harde diere copen,
Die nu sodaneGa naar voetnoot1) hebben woude.
Die gespen waren silveriinGa naar voetnoot2), die tongen van goude,
Van siden waren al te samen
1525[regelnummer]
Die sloppen die daer jegen camenGa naar voetnoot3).
Die vorboech, die daer toe behorde,
Was ene rikelike gout borde,
Binnen gevoedert van corduwane;
MenigeraudeGa naar voetnoot4) bellekine hinger ane.
1530[regelnummer]
Van goude waren die stegebande:
Met rechte soudmen die hande,
Diese wrachten, prisen ende loven.
Hi hadde van beneden tote boven
So wonderlicGa naar voetnoot5) werc gewracht daer an,
1535[regelnummer]
Dat ict vertellen niet neGa naar voetnoot6) can.
Van den geredeGa naar voetnoot7) hebdi gehort.
Nu salic u een deel secgenGa naar voetnoot8) vort
Van den breidele, so ic best mach.
Ic wane uwer geen nieneGa naar voetnoot9) sach
1540[regelnummer]
So rikeliken breidel bi sinen tiden.
Thoeftstoel was al gewracht van siden,
Daer ane stoet menich ledekiinGa naar voetnoot10),
Deen van goude, dander silveriinGa naar voetnoot11),
Gewracht met meestrien alle.
1545[regelnummer]
Stenekine alse kerstalle
Stonden bendelike daer in geset,
Een goudiinGa naar voetnoot12) belleken an elc let:
Dat seiden die de steenkine sagen
Ende kinden, datter dogede an lagen
1550[regelnummer]
Meer dans mi iemen gelovenGa naar voetnoot13) soude.
Die braken entie ketenen waren van goude,
Tgebet was silveriinGa naar voetnoot14) in den mont,
Die togel sidiinGa naar voetnoot15), geweven, ront,
Twe goudine braken daer tenden hingen,
1555[regelnummer]
Ende daer tenden, daerGa naar voetnoot16) die braken gingen
Ten andren, an denGa naar voetnoot17) togel hinc
Van goude een wel gemaect rinc.
Met disen gesmide gaf die coninc tpaert
Sinen sone te helpen te sire vaert,
| |
[pagina 43]
| |
1560[regelnummer]
Ende dede hem spannen twe goudine sporen,
Die hi te siinsGa naar voetnoot1) selfs boef hadde vercoren.
Daer soeGa naar voetnoot4) hem dogeden vele seide af;
‘Minne’, seitsoeGa naar voetnoot4), ‘ic biddu datti altoes
1565[regelnummer]
Minen raet niet neGa naar voetnoot5) verroekeloes,
DuneGa naar voetnoot5) voers met di dit vingerliinGa naar voetnoot6);
Also lange alst over di sal siinGa naar voetnoot6),
NeGa naar voetnoot7) darfstu niet vruchten van quaden diere,
No van watre no van viere:
1570[regelnummer]
Dine sal scaden wapen noGa naar voetnoot8) manGa naar voetnoot9).
Daer licgenGa naar voetnoot10) oec meerre dogede an,
DesGa naar voetnoot11) ic gelove ende seker bemGa naar voetnoot12).
Wie soet draget over hemGa naar voetnoot13),
Ende soeket enigeGa naar voetnoot14) dinc gestadelike,
1575[regelnummer]
Hi salse vinden, ende gewinnen sekerlike,
Dat hi soeket spade ende vroe.’
An sinen vinger deedsoetGa naar voetnoot15) hem doe.
Hi ontfinctGa naar voetnoot16) ende dankes sine moeder
Van so scoenre gifteGa naar voetnoot17) ende so goeder,
1580[regelnummer]
Daer hi Blancefloer mede waende gewinnen
Ende weder te Spaengen brengen binnen.
Hi nam orlof ende wilde varen.
Daer mocht men sere sien mesbaren
Ende utermaten wenen bedeGa naar voetnoot18)
1585[regelnummer]
Vader ende n oeder tien gescede,
Haer hande wringen ende sliten haer haerGa naar voetnoot19).aant.
Alle die gene die waren daer,
Si weenden ende hadden rouwe also groet,
Als hi vor hemGa naar voetnoot20) lage doet.
1590[regelnummer]
Maer siinGa naar voetnoot21) moeder dreef denGa naar voetnoot22) meesten ween
Ende custen tienwerf al in een,
Ende dicker hadde gedaen, maer dat benamGa naar voetnoot23)
Die coninc siinGa naar voetnoot24) vader, die toten camGa naar voetnoot25),
Ende custen oec an sinen mont
1595[regelnummer]
Driewerf ter selver stont.
Emmer waren si in dien,
| |
[pagina 44]
| |
Dat sine nemmermeer waenden sien.
HemGa naar voetnoot1) gesciede alsiitGa naar voetnoot2) ontsagen,
Want sine nemmermeer neGa naar voetnoot3) sagen
1600[regelnummer]
Floris sach se so groten rouwe driven:
Met gode hiet hise alle bliven.
Doe riepen si alle man ende wiifGa naar voetnoot4)
Ende bevalen te gode siinGa naar voetnoot4) scone liifGa naar voetnoot4).
Hi voer wech soeken Blancefloere
1605[regelnummer]
Ende seide, en ware dat hise bevoere,
Hi soudse soeken sonder inde
Ende ewelikeGa naar voetnoot5) int ellinde.
Nu cs Floris comen buter stat
Ende sinen someren wel op haren pat:
1610[regelnummer]
Hi achte siinGa naar voetnoot6) dachvaerde ende siinGa naar voetnoot6) dinc,
Ende nam raet met sinen camerlinc,
Welcsins mense best terstGa naar voetnoot7) sochte.
Die camerlinc seide, dat hem best dochte,
Dat si voeren ter havenen daer Blancefloer
1615[regelnummer]
Metten comannen scepede ende voer.
Si voeren so lange dat sire camenGa naar voetnoot8).
Haer herberge si met enen portre namen,
Die gewone was te herbergen coman
Ende hovescheGa naar voetnoot9) liede wel onthalen can.
1620[regelnummer]
SiinGa naar voetnoot10) gesate was buten harde riiclicGa naar voetnoot10),
Binnen scone ende suverlic.
Men stalde die paerde, ende dede hem geven
Te vollenGa naar voetnoot11) van hoie ende van even.
Some gaen si ter marct als hem was geheten,
1625[regelnummer]
Om haren dranc ende om haer eten.
Ter herbergen si genoech weder senden,
Dat dierste eten, dat si te cope venden,
Broet ende wiinGa naar voetnoot12) ende als te vullen,
Dat si ten etene behoeven sullen;
1630[regelnummer]
Ende doen gereden houdeGa naar voetnoot13) dat eten,
Dat hadde hem Floris te voren geheten,
Dien si eren ende groetGa naar voetnoot14) heerscap houden.
Si secgenGa naar voetnoot15), dat si coman siinGa naar voetnoot16) ende gerne wouden
Tilike scepen ende over varen,
1635[regelnummer]
Ende an ander copinge haer goet bewaren.
| |
[pagina 45]
| |
Als haer eten was gereet,
Men rechte die taflen, die waren breet;
Men eschedeGa naar voetnoot1) water, ende si dwoegen:
TweGa naar voetnoot2) ende tweGa naar voetnoot2) hem te gader voegen.
1640[regelnummer]
Die werd hadde therte vro ende blide,
Dien jonchere sette hi neven sire side,
Ende si begonden eten ende drinken.
Daer mocht men doe den wiinGa naar voetnoot3) sien scinken,
Daer gingen die guldine coppe entie silverine,
1645[regelnummer]
BedeGa naar voetnoot4) met clareite ende met wine.
Onder heren ende knechte gemeenlike,
Die te voren haddenGa naar voetnoot5) geseten moedelike,Ga naar voetnoot6)
Si dronken soGa naar voetnoot7) wel ende aten,
Dat si haerGa naar voetnoot8) moetheit al vergaten,
1650[regelnummer]
Ende seiden, alsi gevoelden des wiinsGa naar voetnoot9),
Si loegen ende spraken hare ende gensGa naar voetnoot12).
MaerGa naar voetnoot13) Floris hadde anderGa naar voetnoot14) gepens,
Hine hadde bliscap no sorgeGa naar voetnoot15) negene
1655[regelnummer]
Sonder om Blancefloer alleen:
Hine mochte eten no drinkenGa naar voetnoot16).
Dit merkede die vrouwe ende begonste dinken
Behendelike in haren moet,
Ende tart haren man up dien voet,
| |
[pagina 46]
| |
1660[regelnummer]
‘Here,’ seitsoe, ‘mi wondert sere
Van desen sconen jonchere,
Dat hi es harde tongemake;
Hine mach niet van desen ate,
Ic wane hem hierGa naar voetnoot1) in iet mescomt;
1665[regelnummer]
In weet wat hem scadet of vromt.
Hi seit, dat hi copinge pliet:
Dies can ic geloven niet,
Si siin elre omme geport uut’Ga naar voetnoot2).
Doe sprac soeGa naar voetnoot3) te hem over luut:
1670[regelnummer]
‘Jonchere, ic hebbe gemerct an u,
Van beginne van den etene tote nu,
Hebbics ware genomen ende geweten,
Dat gi vele hebt gepenst ende litelGa naar voetnoot4) geten:aant.
In weet niet wat u deert:
1675[regelnummer]
Lichte hier waert te cope dat gi begeert.
Oec sagic hier, des es niet lange leden,
Een joncfrouwe van den selven seden,
Die mi dochte dat aldus voer:
Haer selveGa naar voetnoot5) noemetsoeGa naar voetnoot6) Blancefloer.
1680[regelnummer]
Gi dinct mi harde geliken hare
BedeGa naar voetnoot7) van hude ende van hare;
Van pensene hilt soeGa naar voetnoot8) gene mate,
GiGa naar voetnoot9) dinct mi van dien gelate
Ende van der voeren, dat soeGa naar voetnoot10) mi dochte.
1685[regelnummer]
SoeGa naar voetnoot10) versuchte over etene dickenGa naar voetnoot11) onsochte
Ende gewoech dickenGa naar voetnoot11) eens haers amiisGa naar voetnoot12),
Dien soe harde minde ende hiet FloriisGa naar voetnoot12),aant.
Daer se omme was versent ende vercocht.
Dat seiden diese hier hadden brochtGa naar voetnoot13),
| |
[pagina 47]
| |
1690[regelnummer]
Dat sise voert vercopen wouden
Ende te Babylonien met hem voeren souden.’
Alse Floris Blancefloer nomenGa naar voetnoot1) horde,
Hine gaf weder negeneGa naar voetnoot2) andworde.
Van der groterGa naar voetnoot3) bliscapen, die hi ontfinc,
1695[regelnummer]
Ne wiste hiGa naar voetnoot4) wat hem overginc;
So hardeGa naar voetnoot5) verwandelde hem siin moet,
Dat hi enen napGa naar voetnoot6), die vor hem stoet,
Met enen messe al omme sloech.
Doe spraker die werdGa naar voetnoot7) toe ende loechGa naar voetnoot8)
1700[regelnummer]
Te speleGa naar voetnoot9) ende seide uppenbare,
Dat hi boete te rechte sculdichGa naar voetnoot10) ware,
Dat hi omme sloech den wiinGa naar voetnoot11),
Die mesdaetGa naar voetnoot12) moeste gebetert siinGa naar voetnoot13).
Doe dede Floris reken in sine male
1705[regelnummer]
Enen guldinen cop al metter scale,
Die riicliicGa naar voetnoot14) was ende harde groetGa naar voetnoot15),
Blidelike hine der vrouwen boet.
‘Vrouwe’, seithiGa naar voetnoot16), ‘desen cop gevic u,
Bedi gi hebtGa naar voetnoot17) mi vertellet nu
1710[regelnummer]
Van BlancefloereGa naar voetnoot18) dersteGa naar voetnoot19) niemare,
Die ic verheeschenGa naar voetnoot20) conde van hare.
Tote nu ne wisticse soeken waerGa naar voetnoot21),
Nu salicse soeken, ende volgen haer naerGa naar voetnoot22)
Te Babylonien in die stat, daer gise mi
1715[regelnummer]
Hebt gewiistGa naar voetnoot23) ende waent dat soeGa naar voetnoot24) si.’
Die vrouwe nam den cop in de hant:
Ic wane, menre litelGa naar voetnoot25) so scone vant
Te dien stonden in die port;
Haren man gaf soene vort
1720[regelnummer]
Ende dancte den jonchere van den lone
Ende bad Gode, dat hi die scone
Te sinen wille noch moeste gewinnen
Ende weder bringen te lande binnen.
Doe seide Floris, dat hi betren woude
1725[regelnummer]
Die mesdaet, die hi bi sire scoude
| |
[pagina 48]
| |
UptieGa naar voetnoot1) tafle den wiinGa naar voetnoot2) verstiet.
Sinen drossate hi gebiet,
Dat hi scinke den besten wiinGa naar voetnoot2)
Alle dengenen, die daer siinGa naar voetnoot2)
1730[regelnummer]
Binnen den huus, die willenGa naar voetnoot3) drinken.
Daer mocht men mildelike sien scinken,
Daer gingen die guldineGa naar voetnoot4) coppe al omme,
Daer wartGa naar voetnoot5) geradichGa naar voetnoot6) ende vroet de domme,
Daer dochte den bloden, dat hi es coene;
1735[regelnummer]
Daers geen so arm onder die garsoene
Hem neGa naar voetnoot7) dunct, dat hi si so rike,
Dat hi den hogesten cume gelike.
Met groter bliscapen hebben si bracht
Den tiitGa naar voetnoot8) wel naer te middernacht,
1740[regelnummer]
Doe ginc die jonchere een litelGa naar voetnoot9) slapen;
So daden sciltknechteGa naar voetnoot10) ende knapenGa naar voetnoot10),
Die van den wege waren gemoeit.
Mettien waest hoge gevloeit,
Die wint keerde hem omme int nort.
1745[regelnummer]
Doe dede die verman roepen in die port,
OfterGa naar voetnoot11) enigeGa naar voetnoot12) coman waren,
Die te Babylonien wilden varen,
Dat si ter havenen voeren daden
Haer gewant, men soude die scepe laden.aant.
1750[regelnummer]
Alse dit Floris hordeGa naar voetnoot13), het becamGa naar voetnoot14) hem wel
Ende wart blide, dat hem gevel
Te Babylonien so gereet te verne,
Daer hi soude wesen gerne.
Hi dede quiten dat hi hadde vertert
1755[regelnummer]
Ende nam orlof an sinen wert,
Met gode hiet hise alle bliven.
Sine someren dediGa naar voetnoot15) vor hem driven
Ter havenenGa naar voetnoot16) waert, daer hi vant
Goede scepinge ende werpte te hant.
1760[regelnummer]
Doe seiden die meestre, dier waren an vroet,
Dat si den wint hadden te seilne goet,
Die lucht claerGa naar voetnoot17) ende gestade weder.
TgeteltGa naar voetnoot14) daden si breken neder
| |
[pagina 49]
| |
1765[regelnummer]
Ten hunen daden si tseil ophalen,
Some vingen si ten gerden ende some ten corden.
Met enen gestaden winde van norden
Rumeden si die havene van der stat.
Nu hort wat Floris den stierman bat,
1770[regelnummer]
Die van den scepe was geherst:
Dat hine ant lant sette alerst
Dat hi in die stat vanGa naar voetnoot1) Babylonien mocht comen,
Bedi hem was geseit ende hadde vernomen,
Dat van dien dage over dertich nacht
1775[regelnummer]
Alle die coninge hadden geacht,Ga naar voetnoot2),aant.
Die van den amiraelGa naar voetnoot3) hilden haer rike,
Dat si ter feesten alle gemeenlike
Te hove te BabylonienGa naar voetnoot4) souden varen,
Alsi elxGa naar voetnoot5) jaers gewone waren;
1780[regelnummer]
Mocht hi die feeste daer belopen,
Hi soude siinGa naar voetnoot6) goet daer wel vercopen,
Sine scarlakene ende siin sidineGa naar voetnoot7) cleder
Vele te dierre ende te gereder:
Die stierman geloefde aldus Florise.
1785[regelnummer]
Daer was in den scepe veel spise
Van brode, van vleesche ende van wine,
Alse met coninxGa naar voetnoot8) kinde behoeft tsine.
Si hadden wint te maten ende niet te vele
Ende seilden acht dage met vollen seleGa naar voetnoot9),
1790[regelnummer]
Sint dat siisGa naar voetnoot10) alrerstGa naar voetnoot11) begonsten,
Dat si lant ne geen gesien ne consten,
No daden seil daer binen striken.
Eens anders dages sgen si bliken
Een roke, daar op was geseten
1795[regelnummer]
Een stat, die Blandas was geheten.aant.
Van der stat sach men in die seeGa naar voetnoot12)
Twintich milen verre ende mee.
Daer seide die scipman over waer,
Ware Floris met sinen gewande daer,
1800[regelnummer]
Hi mochte binnen vierGa naar voetnoot13) dagen vortaant.
Te Babylonien varen in die port
Ende met hem driven sine someren alle,
SineGa naar voetnoot14) worden belet met ongevalle.
| |
[pagina 50]
| |
TerstGa naar voetnoot1) dattie stierman versach de stat,
1805[regelnummer]
Hi stierde derwart den rechtstenGa naar voetnoot2) pat,
DienGa naar voetnoot3) hi conste ende si gewonnen
Die havene bi den lichte vander sonnen.
Men galt den verman den verscat scone
Ende gaf hem boven al sinen lone
1810[regelnummer]
Meer dan hi eeschedeGa naar voetnoot4) ende hebben woude:
Twintich marc van silvere ende tien van goude
Dede hem selve hebben Floriis.
Hem dochte, hi hadden gevoert int paradiisGa naar voetnoot5),
Doe hine ant lant hadde geset,
1815[regelnummer]
DaerGa naar voetnoot6) hi vinden waende, hineGa naar voetnoot7) worde belet
Bi andren ongevalle, Blancefloere
Ende gewinnen, oftGa naar voetnoot8) hise bevoere.
SiinGa naar voetnoot9) orseGa naar voetnoot10) ende siinGa naar voetnoot11) someren dediGa naar voetnoot12) ontscepen,
SiinGa naar voetnoot13) scrinen, siinGa naar voetnoot13) malen te lande slepen.
1820[regelnummer]
Hi verwarf des avonts ende gewan
SiinGa naar voetnoot13) herberge met enen riken man,
Dien menigeGa naar voetnoot14) wege waren cont.
Hi hadde in die havene sinen drachmont
Ende was gewone, dat hine laden dede,
1825[regelnummer]
Ende als hi was geladen, dat hire mede
In Spaengen ofGa naar voetnoot15) in andren lande voer.
Mettien selvenGa naar voetnoot16) scepe was BlancefloerGa naar voetnoot17)
Van Spaengen te Blandas over brocht
Metten comannenGa naar voetnoot18), diese hadden gecocht.
1830[regelnummer]
Ten selven huus hadsoeGa naar voetnoot19) gelegen ene nacht,
Daer Floris te herbergen haddeGa naar voetnoot20) geacht,
DaerGa naar voetnoot21) mach hi ander warven niemareGa naar voetnoot22) horen
Van Blancefloere, die hi hadde vercoren.
1835[regelnummer]
Men hiet den knapenGa naar voetnoot26) dat si goem namen
Ten someren entenGa naar voetnoot27) andren paerden,
Dat sise conreidenGa naar voetnoot28) ende wel bewaerdenGa naar voetnoot29).
Si vonden die herberge wel bewestGa naar voetnoot30)
Van so wat so si behoeveden bestGa naar voetnoot31),
| |
[pagina 51]
| |
1840[regelnummer]
Orscoren genoech ende voeder.
Van so scoenre herbergenGa naar voetnoot1) ende so goeder
Vant men quaden coever daer,aant.
Soe was wel bewest van spisen alt jaerGa naar voetnoot2).
Si vonder genoech broet ende wiinGa naar voetnoot3),
1845[regelnummer]
Ende swiniin vleeschGa naar voetnoot4) ende rendiinGa naar voetnoot5),
Gesouten ende ongesouten bede,
Ende van menigenGa naar voetnoot6) dinge scone gerede.
Alse die sciltknechteGa naar voetnoot7) entieGa naar voetnoot8) garsoene
Hadden gedaen dat hem stoetGa naar voetnoot9) te doene,
1850[regelnummer]
Want si waren verpiint binnenGa naar voetnoot13) negen dagenGa naar voetnoot14)
Ende binnen negen nachten in die seeGa naar voetnoot15):
Des hastemenGa naar voetnoot16) teten de meeGa naar voetnoot17).
Daer vonden si oecGa naar voetnoot18) enen quaden sede,
1855[regelnummer]
Want damiraelGa naar voetnoot19) daer nemen dede
Harde swaren tolGa naar voetnoot20) enen sinen seriant,
Die tgerechte van hem hilt int lant;
Waest recht waest onrecht, si vertolden daer
Van haren goede sware waerGa naar voetnoot21).
1860[regelnummer]
Doe si haren tolGa naar voetnoot22) af haddenGa naar voetnoot23) gedaen,
Die jonchere was int scoenste geseten.
Doe dede men vort bringen dat eten:
1865[regelnummer]
Want hi van hem allen was geherstGa naar voetnoot30),aant.
Met guldinen ende met silverinenGa naar voetnoot31) vaten.
Si dronken alle vrolikeGa naar voetnoot32) ende aten.
Hi emmer dar wart in gedachteGa naar voetnoot36),
1870[regelnummer]
Daer hi omme was geporret uut.
Dit vernam die werdGa naar voetnoot37) ende sprac over luut:
‘Jonchere, mi dinct dat gi litelGa naar voetnoot38) etGa naar voetnoot39);
| |
[pagina 52]
| |
Ic waent u harde an u drinken beletGa naar voetnoot1)
Ende u harde mescomt in uwen moede
1875[regelnummer]
Dese grote tolGa naar voetnoot2) van uwen goede.’
‘Here’, seithi, ‘dat moegdiGa naar voetnoot3) weten wel,
Dat daer omme esGa naar voetnoot4) ende niewet elGa naar voetnoot5),
Dat ic dus penseGa naar voetnoot6) ende droeve bemGa naar voetnoot7).’
Doe andwordeGa naar voetnoot8) die werdGa naar voetnoot9) ende sprac te hem:
1880[regelnummer]
Ende bi den gelate dat ic verneme an uGa naar voetnoot13):
Hier was een geselscap van comannen tjaren,
Die ic wane dat van Spaengen waren;
In dese herberge lagen si enen nacht;
1885[regelnummer]
Van Spaengen had icse vor mi bracht
Al hier in die port met minen drachmonde:
Alle waren si blide davontstonde.
Maer daer was mede een scone joncfrouwe,
Die vele pensdeGa naar voetnoot14) ende hadde rouwe,
1890[regelnummer]
Dat soeneGa naar voetnoot15) mochte drinken no eten.
Blancefloer seitsoeGa naar voetnoot16), dat soeGa naar voetnoot17) was geheten,
Ende also noemdense die met haer waren.’
Floris was blide van der niemaren.
‘Ay here’, seithi, ‘moegdiGa naar voetnoot18) miGa naar voetnoot19) vort tellen
1895[regelnummer]
Van dier joncfrouwen ende van dien gesellen,
OftGa naar voetnoot20) gi iet vernaemt hoe si hem berieden,
Waer si souden varen, doe si henen scieden?’
‘Jonchere’, seithi, ‘si achten te verne vortGa naar voetnoot21)
Te Babylonien in die port.
1900[regelnummer]
Doe dede Floris reken van scarlaken roet
Enen mantel, dien hi sinen werd boet,
Ende enen silverinen nap bedeGa naar voetnoot22) viernuwe:
Derre suldiGa naar voetnoot26) Blancefloer weten danc.
1905[regelnummer]
Van harre minnenGa naar voetnoot27) hebbic so groet bedwanc,
Dat ic dor haren wille moet varen dolen.
In minen lande wartGa naar voetnoot28) si mi verstolen,
Nune weticGa naar voetnoot29) waer icse vinden sal.’
| |
[pagina 53]
| |
‘Here’, seithi, ‘god geve hem ongeval,
1910[regelnummer]
Die u beraden heeft dit leet!
God moetu u amieGa naar voetnoot1) wisen gereet
Ende moet u noch met haer geven
Bliscap, spel ende lange leven.’
Doe saten si over etene ende spraken
1915[regelnummer]
Van desen ende van andren saken,
Maer Floris conde haers niet vergeten.
Doe si genoech alle hadden geten,
Ende upGa naar voetnoot2) waren gedaen die scoenlakene,
Floris geboet die bedden te makene.
1920[regelnummer]
Selve ginc hi uptGa naar voetnoot3) scoenste slapen.
Doe gingen te bedde heren ende knapenGa naar voetnoot4).
Daer Floris sliep, hem droemde sochte
Om Blancefloere, want hem dochte,
Dat hise met sinen ogen sach
1925[regelnummer]
Ende hi in haren armen lach,
SoeGa naar voetnoot5) in den sinen, ende hi in den haren.
Als hi ontspranc, wartGa naar voetnoot6) hi geware,
Dat het droem was ende logene al:
Doe vloecte hi sere siinGa naar voetnoot7) ongeval,
1930[regelnummer]
Dat die bliscap te niete bleef,
Die hem dochte dat hi dreef.
Die nacht leet, die hem verwies.
MorginsGa naar voetnoot8) alse die wachter blies,
Ende Floris sach dattie dageraet upGa naar voetnoot9) ginc,
1935[regelnummer]
Doe wecte hi selve sinen camerlinc.
Doe porden scilt knechteGa naar voetnoot10) ende garsoene,
Ende daden dat hem bestoet te doene.
Die someren dreef men als men noch pliet.
Doe neGa naar voetnoot11) wilde Floris langer merren niet.
1940[regelnummer]
Die werd gebrachtene uter stat
Te Babylonien opten rechten pat.
Des nachts herbergeden si in een casteel,
Daer si haers willenGa naar voetnoot12) oec hadden een deel.
Si vonden scone herberge ende goeden wertGa naar voetnoot13),
1945[regelnummer]
Ende gouden blidelike dat si hadden vertert,
Ende porden sanders morginsGa naar voetnoot14) vroe.
In ene dorpmarct herbergeden si doe,aant.
| |
[pagina 54]
| |
Daer menGa naar voetnoot1) seide men hadseGa naar voetnoot2) sien liden
Ende met comannen te Babylonien riden,
1950[regelnummer]
Des anders dages porden si metten dage
Ende voeren vort optie rechte slage
Ende camenGa naar voetnoot3) omtrent die vespertiitGa naar voetnoot4)
Tenen watre, dat snel was ende wiitGa naar voetnoot5),
Die Fire hiet ende was harde diep,aant.
1955[regelnummer]
Een arm van der seeGa naar voetnoot6) die so sere liep,
Datter nie brugge over ginc,
Een horen daer an enen stake hinc:
Die horen was yvoriinGa naar voetnoot7), cypres die stake,
Ende was daer gehangen om die sake,
1960[regelnummer]
Die den verman hebben woude,
Dat hi den horen blasen soude.
An dander side stont MonfliisGa naar voetnoot8).
Den horen nam in die hant FloriisGa naar voetnoot8)
Ende setten te monde ende blieser mede,
1965[regelnummer]
Dat hiitGa naar voetnoot8) te MonfliisGa naar voetnoot8) horen dede.
Die scepelingeGa naar voetnoot9) tot hem camenGa naar voetnoot10),
TerstGa naar voetnoot11) dat si den horen vernamen,
Ende loeden int scip in corter stonden
Wat so si te voerne vonden.
1970[regelnummer]
Die meester was selve met enen bote overcomen
Ende hadde Floris met hem int scip genomen,
Alsi hadden geladen, keerden si weder.
Floris wart pensede ende sloech thoeft neder,
Als hi gewone was ende dickenGa naar voetnoot12) plach.
1975[regelnummer]
Doe die vermanGa naar voetnoot13) den jongelinc sach
Van so edelre gedane ende so droeflicGa naar voetnoot14) gebaren:
‘Jonchere’, seithi, ‘welcsins wildi varen
Ende wat saken soecti in dit lant?’
Floris andwordeGa naar voetnoot15) hem te hant:
1980[regelnummer]
‘Meester, dat moegdi selve sien,
Dat wi coman siinGa naar voetnoot16) ende copingen plien.
Te Babylonien hebwi geacht te verne,
Maer te nacht soudwiGa naar voetnoot17) bliven gerne:
Hets ons te nachtelic te porne vort.
1985[regelnummer]
Hebdi enichGa naar voetnoot18) huus in dese port,
DaerGa naar voetnoot19) gi mi moegt herbergen met minen gesellen,
| |
[pagina 55]
| |
Onse someren ende onse paerde stellen?’
‘Here’, seithi, ‘ic hebbe herberge goede,
DaerGa naar voetnoot1) ic u wane herbergen tuwen gemoede
1990[regelnummer]
Ende al uwen gesellen doen gemac.
Dat ic u eer vragede ende an u sprac,aant.
Dat was bedi mi dochte des,
Ic weet wel dat cume leden es
Dat vierendeel van een jare,
1995[regelnummer]
Dat een joncfrouwe van dier gebare
Aldus met mi hier over voer.
Die liede noemden se Blancefloer,
Diese met hem hadden brocht;
Dat seitsoeGa naar voetnoot2), dat mense hadde vercocht
2000[regelnummer]
Om enen jonchere, die in Spaengen bleef,
Daer soeGa naar voetnoot3) groet seer omme dreef.
Alse Floris van haer spreken horde,
So wel behaegden hem die worde,
Dat hi hem te blideliker geliet.
2005[regelnummer]
“Here”, seithi, “waer voer se, doe soeGa naar voetnoot3) henen sciet?”
Vrient, ic segt u als ict hebbe vernomen.
Die comanne, daer soeGa naar voetnoot3) mede was comen,
Vercochtense den amiraelGa naar voetnoot4) om groten scat,
Ende bleefGa naar voetnoot5) te Babylonien in die stat,
2010[regelnummer]
Dat weet ic wel sekerlike.’
Daer hilt hem Floris vroedelike,
Die wilde sine sake niet laten verstaen,
Als hi den andren hadde gedaen.
Doe si haer goet te lande hadden bracht,
2015[regelnummer]
Si traken ter herbergen ende bleven den nacht
Gemackelike metten goeden man.
Des morginsGa naar voetnoot6) alst dagen began,
Quiten si haer wedden ende namen orlof vroe.
Tien pont gaf Floris sinen werd doe,
2020[regelnummer]
Omdat hi hem vriendelike hadde gedient:
‘Her werd, ic biddu, of gi enigenGa naar voetnoot7) vrient
Te Babylonien hebt in die stat,
Die dor u soude doen iet wat,
Daer ons te herbergen voegdeGa naar voetnoot8) te sine,
2025[regelnummer]
Dat gi hem ombiet met uwen littekine,aant.
Dat icxGa naar voetnoot9) hebbe te doene, dat hi mi
GehulpichGa naar voetnoot10) ende geradichGa naar voetnoot10) si.’
| |
[pagina 56]
| |
Die werd seide: ‘gerne, ic seg u, wat gi doet:
Buten Babylonien vindi ene vloet,
2030[regelnummer]
Die snel es, diep ende breet,
Die brugge, die daer over geet,
Begoemt een goet man ende sitter besiden,
Dat daer niemen neGa naar voetnoot1) mach liden,
HineGa naar voetnoot2) moet verdingen jegen heme.
2035[regelnummer]
Also als ic den verscat neme,
Neemt hi den tol van der bruggen daer.
Wi hebben gesellen gesiinGa naar voetnoot3) menich jaer,
Wat so wi verhogen ende winnen,aant.
Delen wi getrouwelike ende met minnen.
2040[regelnummer]
Te Babylonien in die scone strate
Heeft hi staende sine gesate
Met vasten torren ende met hogen.
Dit vingerliinGa naar voetnoot4) suldiGa naar voetnoot4) hem togen
Te littekineGa naar voetnoot5), dat hi u dorGa naar voetnoot6) minen wille
2045[regelnummer]
BedeGa naar voetnoot7) openbare ende stille
GehulpichGa naar voetnoot8) si, oft giisGa naar voetnoot9) hebt noet.’
Floris nam dat vingerliinGa naar voetnoot9), als hiitGa naar voetnoot9) hem boet,
Ende dancte hem harde doe hi van hem sciet,
Dat hi hem te sinen saken geriet.
2050[regelnummer]
Hi nam orlof ende voer met sinen goede.
Vor middach camenGa naar voetnoot10) si ter selver vloede,
Daer af getellet te voren was.
Den portre vondenGa naar voetnoot11) si sittende op een gras
An deen side onder enen boem,
2055[regelnummer]
Om sinen tol doen nemen goem.
Daer had hi van allen een denierGa naar voetnoot12) van goude,
Waest man of paert datter liden soude,
Daer moest hi vertollen die over die brugge leet.
Van so riiclikenGa naar voetnoot13) clederen was hi gecleet,
2060[regelnummer]
Dat hi sceen die riiclicsteGa naar voetnoot13) van der stat.
Floris ginc te hem waert daer hi sat,
Van al den goden quedde hine overluut.aant.
Daer na seide hi hemGa naar voetnoot14) groet saluut
Van sinen geselle ende togede hem tvingerliinGa naar voetnoot15):
2065[regelnummer]
‘Siet hier gewarich littekiinGa naar voetnoot15).
Nu hort, ic seg u wat u ombiet:
| |
[pagina 57]
| |
OftGa naar voetnoot1) so gevallet, dat ons noet gesciet,
Dat giGa naar voetnoot2) ons helpt ende geraet,
Als giGa naar voetnoot2) hem soud doen ende niet neGa naar voetnoot3) laet
2070[regelnummer]
BedeGa naar voetnoot4) openbare ende stille,
Ende gi ons herberget dor sinen wille,
Ende penstGa naar voetnoot5) ende acht om onse vrome.’
Den goeden man was hi wellecomeGa naar voetnoot6).
TerstGa naar voetnoot7) dat hi verkinde tvingerliinGa naar voetnoot8),
2075[regelnummer]
Hi naemt ende gaf hem weder dat siinGa naar voetnoot8),
Ende wiisdeGa naar voetnoot8) hem enen tor in ene strate;
‘Vrient,’ seithi, ‘siet ginder miinGa naar voetnoot8) gesate:
Vaert daer ende segt dat ic haer ombiede,
2080[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot9) u herberge ende wel onthale
U ende u geselscap altemale;
Ende toget haer oec miinGa naar voetnoot10) vingerliinGa naar voetnoot10):
GiGa naar voetnoot11) sultGa naar voetnoot12) haer wellecomeGa naar voetnoot13) siinGa naar voetnoot14).’
Doe voer Floris van hem blidelike
2085[regelnummer]
Te sire herbergen, daer hi hoveschelike
Ontfaen was hi entie sine
Ende geherberget bi den littekine.
Nu es Floris comen daer hi wesen soude.
Hem bedarf wel dat hi hem houde
2090[regelnummer]
Met sinne ende pense weder ende vort.
Al es hi comen in die port,
Daer hi Blancefloere in weet,
Nochtan dunct hem harde ongereet
So getrouwe vrient, dat hi moge
2095[regelnummer]
Te sire saken geraden alst hem doge,
Ende helpen met lusteGa naar voetnoot15) dat hise gewinne,
Selve wartGa naar voetnoot16) hi pensendeGa naar voetnoot17) in sinen sinne,
Dat hi grote sotheit heeft bestaen.
Floris sprac te hem selven: ‘wat heefstu gedaen?
2100[regelnummer]
Waer omme heefstu geruumt diinGa naar voetnoot18) rike?
Du heves gedaen onvroedelike.
Nu bestu comen daer Blancefloer es:
Wien machtu nu getrouwen des?
Dune kens hier niemen, die di geve raet.
2105[regelnummer]
LiestuusGa naar voetnoot19) jegen iemene, hets di quaet,
| |
[pagina 58]
| |
Ende het den amiraelGa naar voetnoot1) wert vort geseit,
Hi soude di doen becopen dine dompheit,
Ende daer na verbernen oft hangenGa naar voetnoot4).
2110[regelnummer]
Begef direGa naar voetnoot5) sotheit die du heefs geacht,
Kere weder te lande so du erstGa naar voetnoot6) macht:
Die du wel salt mogen minnen,
Die scone sal siinGa naar voetnoot9) ende van hogen geslachte.
2115[regelnummer]
Here god, wanen camGa naar voetnoot10) mi dit gedachte?
Wat heefstu geseit? bepensGa naar voetnoot11) di bet!
NeGa naar voetnoot12) gedinct di niet, dattu hads geset
Dine griffie te dire hertenGa naar voetnoot13) binnen,
Ende soutti hebben verslegen dor haer minne,
2120[regelnummer]
Om dattu wanes dat si waer doet,
Maer dat diin moeder sach ende diGa naar voetnoot14) verboet?
NeGa naar voetnoot15) soutstuse al hier weder soeken?
Te waren ja du! wat darf diGa naar voetnoot16) roeken,
Die duGa naar voetnoot17) best daer duse soeken souts?
2125[regelnummer]
Om also vele silvers ende gouts
Alse te Babylonien in die stat es binnen
Ende damiraelGa naar voetnoot18) selve soude gewinnen,
So weet ic wel, dat ic niet neGa naar voetnoot19) voere
Weder te lande sonder Blancefloere,
2130[regelnummer]
Behouden minen live ende mire eren
Ne magic sonder hare niet weder keren.
Ic sal bliven noch ende sien,
OfticGa naar voetnoot20) emmer moge comen an dien,
Die mi gehelpe dat icse spreke.
2135[regelnummer]
Ter minnen es so menigenGa naar voetnoot21) treke:
Si maect saen menigenGa naar voetnoot21) gesont,
Dien si te voren heeft gewont.
Dier litelGa naar voetnoot22) op hopet, dien geeft si geval.
Des hopic te bat dat icse gewinnen sal.
2140[regelnummer]
Dat bliven es mi best na dien dat mi staet.
Ic sal selve daer toe soeken raet,
Mocht siitGa naar voetnoot23) verheeschenGa naar voetnoot24), dat ic waer hier.
Men seit dat quaet te wachten es dat dier,
| |
[pagina 59]
| |
Dat te woude wart lopen wille;
2145[regelnummer]
Dat seitGa naar voetnoot1) die dorper in sinen bispille:
Dat helpt ter dinc dickenGa naar voetnoot2) den man,
Daer hi selve de hant slaet an.’
In desen twivele stoet hi lange,
Van minnen stoet hi in groten bedwange;
2150[regelnummer]
Dat hem die sorge verboet te doene,
Dat hiet hem die minne ende maectenGa naar voetnoot3) coene.
Die minne troestede ende seide ‘bliifGa naar voetnoot4)’,
Die sorge hiet hem behouden dliifGa naar voetnoot4),
Ende keren te lande ende wesen blide.
2155[regelnummer]
So lange was hi in desen stride,
Dat siinGa naar voetnoot4) werd ter herbergen camGa naar voetnoot5).
TerstGa naar voetnoot6) dat hine sach ende vernam
PensendeGa naar voetnoot7) staende ende harde verdroevet,
Alse een die wel raets behoevet:
2160[regelnummer]
‘Soete vrient’, seithiGa naar voetnoot8), ‘scone jongelinc,
Miscomt u van derre herbergen enigeGa naar voetnoot9) dinc,
Dat icker u ane gebetren moge,
Dat sal ic u betren, siitGa naar voetnoot10) wel in hoge.’
‘Here’, seithi, ‘god lone u derGa naar voetnoot11) scoenre sprake.
2165[regelnummer]
An dherberge miscomtGa naar voetnoot12) mi gene sake,
Maer ic danker u ende bidde te gode,aant.
Dat hi mi u oftGa naar voetnoot13) uwen bode
Late gescien, dat ic u moet
Der eren danken die gi mi doet.
2170[regelnummer]
Maer ic sorge ende bens in vare,
Dat ic cume sal vinden die ware,
Die ic soeke te desen stonden,
Ende al gevallet oec dat soeGa naar voetnoot14) worde vonden,
Dat icse cume gewinnen sal,
2175[regelnummer]
En doe goet raet ende goetGa naar voetnoot15) geval.
‘Vrient’, seithi, ‘nu gawi eten,
Daer na willic u sake weten.
Na dien dat ic hore dat u staet,
Sal ic u geven den besten raet,
2180[regelnummer]
Dien icker can gepensenGa naar voetnoot16) toe.’
Men gaf water ende si dwoegen doe.
| |
[pagina 60]
| |
Die werd was vroet ende van gestaden sinne,
Te hem riep hi die werdinne.
‘Vrouwe’, seithi, ‘pleget des joncheren,
2185[regelnummer]
Ontfaten blidelike ende met eren,
Ende merct oec wel, oft gi iewren bekint
OfGa naar voetnoot1) gesaget so scone een kint.’
Doe gingen si sitten alle drie te samen.
Ic wille u noemen harre drier namen:
2190[regelnummer]
Die werd hiet Daries, sine werdinne Licoris,aant.
TuschenGa naar voetnoot2) hem tween sat Floris.
Men dede voert dat eten bringen.
Der scinken vele daer omme gingen:
TuschenGa naar voetnoot2) die goudine coppe entie silverine
2195[regelnummer]
Scincten si den clareit metten wine,
Moraet ende andren dieren dranc.
Het soude u allen dinkenGa naar voetnoot3) te lanc,
Noemdic u die gerechten alle.
Omdat ic wane dat u batGa naar voetnoot4) bevalle,aant.
2200[regelnummer]
Sal ict u corten daer ic mach.
Ic weet wel dat uwer geen neGa naar voetnoot5) sach
No onder heren no onder knechteGa naar voetnoot6)
So wel gedient ende so menich gerechte,
Als men daer ter taflen droech.
2205[regelnummer]
Alle dier waren hadden genoech.
Tachterst die werd bringen dede,
Van crude, daer si hem mergeden mede,
Ende corten haren tiitGa naar voetnoot7) ende gerne aten.
Si dronken haren wiinGa naar voetnoot7) ende si saten
2210[regelnummer]
Blidelike ende met groter mergingen.
Doe dede Floris enenGa naar voetnoot8) goudinen cop bringen
Al vol gescinct met dieren wine.
Die wel voegde eens coninx te sine,
Daer Blancefloer omme was gegeven,
2215[regelnummer]
Diene doet met groten pinen leven.
TerstGa naar voetnoot9) dat hire an sach gemaelt,
Hoe Elene was in Grieken gehaelt,
Die PariisGa naar voetnoot10) ontscoecGa naar voetnoot11) die jongelinc,
Ene grote hitte hem over ginc,
2220[regelnummer]
Ende daer na ene coude so groet,
Dat hi beefde ende al verscoet,
Ende een suchten van sire herten trac.
| |
[pagina 61]
| |
Nu hort wat hi them selven sprac:
‘Ay Floris’, seithi, ‘ongevalligeGa naar voetnoot1) Floriis,
2225[regelnummer]
Wat werelden dreef hi ende hoe soete liifGa naar voetnoot4),
Doe hi den coninc van Grieken siinGa naar voetnoot4) scone wiifGa naar voetnoot4)
Elenen ontvoerde over seeGa naar voetnoot5)?
Here god, neGa naar voetnoot6) sal mi nemmermee
2230[regelnummer]
Dat mogen gescien, dat ic sal voeren
Aldus der scoenre Blancefloeren?
Hoe lange mach mi dat eten dinken,
Dit lange eten, dit dickenGa naar voetnoot7) drinken!
Ja en hevet hem die werd des vermeten,
2235[regelnummer]
Dat hi di sal, als wi hebben geten,
Dor siinsGa naar voetnoot9) gesellen littekiin!
Hoe sere vermoeit mi des sittens hier!’
Doe liepen hem die tranen over die lier,
2240[regelnummer]
So dats die werdinne wart geware.
TerstGa naar voetnoot10) dat siitGa naar voetnoot11) sach, ontfarmets hare,
Ende began merkenGa naar voetnoot12) sine seden,
Die gesceppenisse van sinen leden,
Sine edele gedane, sine witte huut,
2245[regelnummer]
Sine scone ogen, daer di tranen uut
Liepen gedichte over die liere.
Die vrouwe was hovesch ende goedertiere
Ende sprac tharen man ende toget heme:
‘Here, nu merct wat ic hier verneme:
2250[regelnummer]
Des es leden goet stic, dat ict versach,
Dat dit kint des etens litelGa naar voetnoot13) plach;
Doet wel, doet op die tafle dragen,
Ende weten troesten ende vragen,
Wat hem miscomtGa naar voetnoot14) of wat hem dert,
2255[regelnummer]
Dat hi dus droevet.’ Doe dede die wert
Also als hem die vrouwe riet.
Men las op damlaken, als ment hiet,
Daer bleven si bedeGa naar voetnoot15), hi entie vrouwe,
Florise te troesten van sinen rouwe.
2260[regelnummer]
‘Vrient’, seit Daris, ‘neGa naar voetnoot16) heelt mi niet:
So wat vernoye u es gesciet,
Dies ne hebt oec gene scame,
| |
[pagina 62]
| |
Gine segt mi al uwe miscameGa naar voetnoot1):
Ic salre u toe raden so ic best can.’
2265[regelnummer]
Doe sprac die vrouwe te haren man:
Here, ic penseGa naar voetnoot2) ende merke des,
Dat Blancefloer die scone esGa naar voetnoot3),
Die damiraelGa naar voetnoot4) so heeft gemint.
Mi wondert, daer ic sieGa naar voetnoot5) dit kint:
2270[regelnummer]
Die selve gedane, die selve gebare,
Sie ic an hemGa naar voetnoot6), die ic sach an hare,
So harde geliictGa naar voetnoot7) hi haer van seden,
Van hude, van hare, van allen leden;
MineGa naar voetnoot8) bedriege sine gedane,
2275[regelnummer]
Bi dienGa naar voetnoot9) dat icker merke ane,
So ben ic seker ende weet,
Dat hi der joncfrouwen iet besteet.
In dit huus was si viiftien dage
In groten rouwen ende in clage
2280[regelnummer]
Om enen Floris, dienGa naar voetnoot10) si minde,
Daer mense alrerst omme versinde
Ende vercochte in vremden lande.
Si sleet haer haerGa naar voetnoot11) ende wranc haer hande,
Ende dreef utermaten groten rouwe,
2285[regelnummer]
Doe cochte damiraelGa naar voetnoot12) die joncfrouwe,
Die hi so gerne hebben woude,
Dat hise tienwerf woech met goude
Den comannen, daer hise jegen cochte,
DickenGa naar voetnoot13) sagicse harde onsochte
2290[regelnummer]
Versuchten ende harde mislatenGa naar voetnoot14)
Ende wenen tranen utermaten
Om dengenen, dienseGa naar voetnoot15) hadde gemint.
Her Daris, besiet wel dat kint:
Dat weticGa naar voetnoot16) wel ende geloeve des,
2295[regelnummer]
Dat dese jonchere deen weder es
Der joncfrouwen broeder ofGa naar voetnoot17) haer lief.’
Met desen woerde Floris thoeft op hief,
Om haren name wart hi so vro
In sire herten, dat hem dochte so
2300[regelnummer]
OfGa naar voetnoot17) hi ware int paradiisGa naar voetnoot18).
‘Vrouwe’, seithi, ‘niet broeder maer amiisGa naar voetnoot18).’
| |
[pagina 63]
| |
Doe hem dit woert was ontvlogen,
‘Vrouwe’, seithi, ‘ic heb u gelogen:
Si es miinGa naar voetnoot1) suster, ende ic haer broederGa naar voetnoot2),
2305[regelnummer]
Wi hebben enen vader ende ene moeder.’
Dus began hi in sine tale werren.
‘Vrient’, seit Daris, ‘wat helpt dit erren?
Gi segt ende wedersegt u woert,
Gaet bi der waerheit rechte voert;
2310[regelnummer]
Maer ic seg u overluut,aant.
Sidi om hare geporret uut,
So sidi dompelike hier comen:
Ic weet wel, hadt damiraelGa naar voetnoot3) vernomen,
Dat hi u al te sticken trecken dade.’
2315[regelnummer]
‘Here’, seit Floris, ‘dor god genade,
Ic sal der waerheit lien al gader:
Die coninc van Spaengen es miinGa naar voetnoot4) vader;
Ic hebbe van lande te lande varen dolen
Om Blancefloere, die mi es verstolen,
2320[regelnummer]
Daer giGa naar voetnoot5) af sprect ende oec wel kint.
Ic hebse van herten gemint,
Dat ic sonder hare niet mach leven.
Here, mochtireGa naar voetnoot6) mi raet toe geven,
Ende ic gewinnen mochte u houde,
2325[regelnummer]
Waert met silvere, waert met goude,
Des soudic u geven also vele,
Alse güsGa naar voetnoot7) woud hebben tuwen dele;
Dus eest ende hoe so ment gedoet,
Dat icse in derre maent hebben moet
2330[regelnummer]
OfGa naar voetnoot8) dor haren wille bliven doet.’
‘Vrient’, sprac Daris, ‘dat waer scade groet,
Dat u dor minne van enen wive
MisvalGa naar voetnoot9) gesciede van uwen live.
Maer daer toe ne canic gepensen,
2335[regelnummer]
No lustGa naar voetnoot10) no raet gevensen,
Dier goet toe waer ofGa naar voetnoot11) mochte gedogen,
Dat mense soude gewinnen mogen
Behouden onsen live ende sonder toren.
Dat beste, dat icker toe weet, moegdi horen,
2340[regelnummer]
Maer gineGa naar voetnoot12) sultGa naar voetnoot13) niet dorren bestaen;
| |
[pagina 64]
| |
Gi waert saen van den live ondaen,
Word geseit den amiraleGa naar voetnoot1).
Des ben ic seker ende weet oec wale,
Dat geen coninc es die draget crone,
2345[regelnummer]
Al mindiGa naar voetnoot2) Blancefloere die scone
Ende wildiGa naar voetnoot3) hem onderwinden dies,
Dies gi u onderwint, hineGa naar voetnoot4) waer een ries.
Alle die nu siinGa naar voetnoot5) in erterike
Ende waren te voren, arm ende rike,
2350[regelnummer]
Ende droegens overeen al te samen,
Ic weet wel, dat sise niet neGa naar voetnoot6) namen
Den amiraelGa naar voetnoot7) none gewonnen
Bi al der bendecheden, diesi connen.
No lustGa naar voetnoot8) no cracht doger toe,
2355[regelnummer]
No gokelie, no gene dinc die men doe.
Ons amiraelGa naar voetnoot9) heeft so groet gewout,aant.
Dat van coninge CL en es soGa naar voetnoot10) stout,
Dat hiitGa naar voetnoot11) dorre laten of merren iet,
HineGa naar voetnoot12) come te Babylonien, als menne ombiet.
2360[regelnummer]
Babylonie die stat es binnen
Twintich milen wiitGa naar voetnoot13) in allen sinnen.
Die ommeloep es ront of hi waer gepast;aant.
Die muer es dicke ende so vast
Gewracht van sulkenGa naar voetnoot14) morter binnen,
2365[regelnummer]
Datten no iserGa naar voetnoot15) no stael mach gewinnen;
Seven ende twintich gelachte es hoge die muer;aant.
Nemmer ne wart wiichGa naar voetnoot16) no storm so suer,
Dat men van buten iemene ontsie.
Dertich staline porten ende drie
2370[regelnummer]
SiinGa naar voetnoot16) bi meestrien in den muer gescicht,
Also menich tor daer op gericht.
Alle dage int jaer eser volle feeste.
Binnen der stat staen torren de meeste,
Die nieGa naar voetnoot17) man sach, noch seven hondert.
2375[regelnummer]
Mi es leet ende mi wondert,
Dat gi de sotheit hebt bestaen te doene.
Dese torre houden sevenhondert baroene
Van Babylonien, die hoechste entieGa naar voetnoot18) beste,
Die berechten die stat entie veste.
| |
[pagina 65]
| |
2380[regelnummer]
Van desen baroenen, die ic mene,
Ne heeft negeenGa naar voetnoot1) die gewelt so clene,
Dat hi den keiserGa naar voetnoot2) van Rome gewike,
No coninc negeen, die si so rike.
In de middelt staet oec van der stat
2385[regelnummer]
Een tor, die coste groten scat
Ende was gemaect bi ouden tide,
TwehondertGa naar voetnoot3) gelachte hoge ende hondert wide;aant.
Boven dandre mach menne scouwen,
Van roden marbre es hi gehouwen,
2390[regelnummer]
Ende ront gemaect al uten gronde
Bat dan iemen gesecgenGa naar voetnoot4) conde.
Dat verwelf es binnen van kerstale,
Die huye buten es gesmeet van stale,
Dat mach scouwen so wie so wille.
2395[regelnummer]
Hondert voete es lanc die stille,aant.
Gewracht van goude van Romenie.
Daer boven moegdi grote meestrie
An den appel sien, een diere werc.
Daer was toe van goude drie hondert merc:
2400[regelnummer]
BatGa naar voetnoot5) gemaecten ne sach nie man geen.
Daer op staet een carbonkelsteen,
Die so bernet bi nachte ende bliket
So claer, dat hi der sonnen geliket.
Dese stat maect hi binnen so licht,
2405[regelnummer]
Dat no weder garsoen no knechtGa naar voetnoot6)
Ne darf dragen in siinGa naar voetnoot7) hant
Vier in lanterne no brant.
Diene over twintich milen siet
Ende daer af te voren neGa naar voetnoot8) weet niet,
2410[regelnummer]
Hem dunct, dat hire bi
In ene mile gehinde si.
Vier woningen siinGa naar voetnoot9) in desen torre,aant.
Daer ic u dese tale af porre.
Die vloere siinGa naar voetnoot10) al van marberstene
2415[regelnummer]
Ende hebben onthoutnesse el ne gene,
Maer datter een pilaer in die middelt staet,aant.
Die dor elken vloer in den hoechstenGa naar voetnoot11) gaet.
Van kerstale es al die pilaer.
Daer binnen clemt een fonteine claer
2420[regelnummer]
Toter hogester woningen ende keert weder
| |
[pagina 66]
| |
Bi enen condute toten andren neder.
Groten wiisdomGa naar voetnoot1) die meester conste,
Die sodanichGa naar voetnoot2) werc erstGa naar voetnoot3) begonste,
Ende dwater bergen ende dalen dede,aant.
2425[regelnummer]
Daer mocht men merken bendichedeGa naar voetnoot4).
In die vierde woninge opten hoechsten vloer
Daer woent joncfrouwe Blancefloer;
Daer heeft elke haer camere binnen
Van sevenwerf twintich harre gesellinnen.aant.
2430[regelnummer]
In den pilaer steken tappe,
Daer mogen si met bekeren ende met nappen,
Alsi die tappe willen trecken ute,
Ontfaen dwaterGa naar voetnoot5) van den condute.
Die cameren, daer si wonen boven,
2435[regelnummer]
Ne mach niemen genoech loven
No tharen rechte prisen nemmer.
Die doren hebben so gedaen temmer
Ende thout es van sulkerGa naar voetnoot6) naturen,
Dat si emmermeerGa naar voetnoot7) mogen geduren.
2440[regelnummer]
‘Vrient’, seithi, nu merct ende nemt goem:
Ebenus heet die boem,
Daer die doren af siinGa naar voetnoot8), ende es so diere,
Dat hine mach verbernen van viere.
Die venstren siinGa naar voetnoot8) van sulkenGa naar voetnoot9) houte oec,
2445[regelnummer]
Dat nie was roke, die so soete roec.
Dats een boem, ofterGa naar voetnoot10) iemen omme vraget,
Die myrre heet ende myrre draget.
En mach dor die venstren liden
Vliege no mosie te genen tiden,
2450[regelnummer]
NoGa naar voetnoot11) gerande worm, des gewinnen
Vernoy dieGa naar voetnoot12) joncfrouwen, dier wonen binnen.
Die dorenluken daer in den mure,aant.
Die siinGa naar voetnoot13) met goude ende met lasure
Gemalen buten ende binnen.
2455[regelnummer]
Het behoeft, dat si lettren kinnen
Ende wel geleert siin in der scrifturen,
Die die jeeste ende daventuren
Bekinnen soudenGa naar voetnoot14) ende die beelden,
Dier an gemaelt siin van oudenGa naar voetnoot15) heelden.aant.
| |
[pagina 67]
| |
2460[regelnummer]
In den tor siinGa naar voetnoot1) joncfrouwen gestaenGa naar voetnoot2),
Die vroet ende hovesch siinGa naar voetnoot3) ende welgedaen,
Sevenwerf twintich no meer no min.
Om datter joncfrouwen wonen in,
Es hi der joncfrouwen tor geheten.
2465[regelnummer]
Dat merkic selve, ende wilt weten,
Die joncfrouwen moeten neder gaen daerGa naar voetnoot4)aant.
Uut haren cameren neven den pilaer
Van den torre bi enen grade
Tote des amiraelsGa naar voetnoot5) kemenade;
2470[regelnummer]
Nu pleget damiraelGa naar voetnoot5) ende dinct hem goet,
Dat hi hem twe joncfrouwen dienen doet
Viertien nacht al omme ende nemmeer.
Die gaen den graet, dien ic seide eer,
Dene draget water, dander de dwale.
2475[regelnummer]
Te dienneGa naar voetnoot6) den here, den amiraleGa naar voetnoot7),
Daer moetsi haer gedachte lecgenGa naar voetnoot8) ane
Te sinen slapen, te sinen opstane.
‘Vrient,’ seithi, ‘hets waerheit al,
Dat ic secgenGa naar voetnoot9) ende vertellen sal.
2480[regelnummer]
Die portwarderGa naar voetnoot10) es so fel ende so geware,
Dat niemen den mure dar genaken dare,
Dat hi nemmer si so coene,
HineGa naar voetnoot11) toge, wat hire heeft te doene.
In elkerGa naar voetnoot12) woningen wonen wachtren viere,
2485[regelnummer]
Fel ende quaet ende putertiere;
HaerliicGa naar voetnoot13) draget altoes onder sinen arme
SiitGa naar voetnoot13) swaert ofGa naar voetnoot14) kniifGa naar voetnoot15) ofGa naar voetnoot16) gisarme.
Bi goeclien siinGa naar voetnoot17) si so gemaect,
Dat hen no dach no nacht neGa naar voetnoot18) vaect.
2490[regelnummer]
Altoes wachten si ende waken;
TerstGa naar voetnoot19) dat sire iemene sien genaken,
HineGa naar voetnoot20) moge togen redelike sake,
Sonder gedreech ende wedersprake
SiGa naar voetnoot21) slane te doet wie so hi siGa naar voetnoot22):
2495[regelnummer]
So ne mager niemen wesen bi.
‘Vrient’, seithi, ‘ic sal u secgenGa naar voetnoot23) waer.
| |
[pagina 68]
| |
Onse amiraelGa naar voetnoot1) es gewone een jaer
Ende niet langer te houdene een wiifGa naar voetnoot2):
Dies heeft hi geplogen al siinGa naar voetnoot2) liifGa naar voetnoot2).
2500[regelnummer]
Dat si emmer siinGa naar voetnoot2) so scone,
Dat loent hi haer met vremden lone.
Als dat jaer entie termt ute es,
Des moegdi recht siinGa naar voetnoot2) gewes,
So ombietGa naar voetnoot3) hi met sinen salute
2505[regelnummer]
Sine man, dat si comen ute,
Ende bi sinen lettren gemeinlike,
Oec alle die hoechste vanden rike,
Coninge, hertogen, graven vele;
Alsi vergadert siinGa naar voetnoot4) in die seleGa naar voetnoot5),
2510[regelnummer]
Doet hi die vrouwe bringen geleet;
TerstGa naar voetnoot6) dat hiitGa naar voetnoot7) heet, so es gereet
Een ridder, die hare thoeft af slaet.
Des pleget hi, dus gedraegt siin raet,
Dus moet int indeGa naar voetnoot8) copen die vrouwe
2515[regelnummer]
Die ere met groten rouwe.
Dat doet hi in dien ende omme dat,
Dat niemen die vrouwe, die hi heeft gehad,
Ende te bedde heeft gegaen met heme,
No clerc no riddre meer ne neme.
2520[regelnummer]
Als hi dan kiest een ander wiifGa naar voetnoot9) weder,
Alle die joncfrouwen doet hi dan neder
Van den torre gaen in enen bogaert,
Daer gaen si serichGa naar voetnoot10) ende vervaert.
Daer ne roect gene te hebbene de ere
2525[regelnummer]
Om die doet, die si vruchten sere,
Bedi dat si sekerlike weet
Die doet tenden jareGa naar voetnoot11) gereet,
So welke so daer toe wert gecoren.
Van den bogarde moegdiGa naar voetnoot12) horen,
2530[regelnummer]
Waer omme die joncfrouwenGa naar voetnoot13) daer inne gaen.
Die bogart es al omme bevaen
Ende besloten met enen mure,
Daer met goude ende met lasure
Ende met andren varwen gemaeltGa naar voetnoot14) esGa naar voetnoot15) an
2535[regelnummer]
Meer dan ic u gesecgenGa naar voetnoot16) can.
| |
[pagina 69]
| |
So es hi besloten in allen sinnen,
Datter niet mach comen inne.
Een water daer al dore gaet,
Die van den torre neder in den bogart gaet.
2540[regelnummer]
Een flume es ons uten paradise gesent,
Die loept den bogart al omtrent;
Daer vint men in mengertiere,
MenigeGa naar voetnoot1) scone stene ende diere.
Die bogart staet alt jaer gebloetGa naar voetnoot2).
2545[regelnummer]
Wat waendi, vrient, hoe suete het doetGa naar voetnoot3)
Ende hoe bequameliicGa naar voetnoot4) daer in te sine?
Daer sitten alt jaer die vogelkine
Harentare in den gebloeiden swigen,
Die altoes singen ende niet swigen.
2550[regelnummer]
Daer singt emmer die nachtegale,
Die merle entie wedewale,
Daer mach men die liistrenGa naar voetnoot5) horen clemmen
Ende nedergaen met harre stemmen,
Ende andre vogle clene ende grote,
2555[regelnummer]
Die daer maken menigeGa naar voetnoot6) soete note.
Ic weet oec, dat geen boem es,
No sicmoer, no cypres,
No vigeboem, no olivierGa naar voetnoot7),
No platanus, no castangier,
2560[regelnummer]
Die so diere es of so goetGa naar voetnoot8)
Of die so gedaneGa naar voetnoot8) vrucht doet,
Men magenGa naar voetnoot9) scone vinden daer
GebloeitGa naar voetnoot10) staen altoes int jaer.
Van turibim, van balsamieren,
2565[regelnummer]
Van acoleien, van eglentieren
Machmen daer vinden een grote scole;
Rosen, lelien, menigeGa naar voetnoot11) viole,
Suker, mirre ende wieroecGa naar voetnoot12),
Dat mach men daer binnen vinden oec;
2570[regelnummer]
Galigaen, prumegarnaten,
Cardemonie, notemescatenGa naar voetnoot13)
Ende van menigenGa naar voetnoot14) andren cruden een deel;
Daer wast gingebare ende caneel,
Geroffelsnagle, seware.
| |
[pagina 70]
| |
2575[regelnummer]
SoGa naar voetnoot1) wie so in den bogartGa naar voetnoot2) ware
Entie stemmen hoerde clinken,
HogeGa naar voetnoot3) clemmen ende neder sinken
Den soeten sanc metten soeten lude,
Ende roke die soetheit vanden crude,
2580[regelnummer]
Hi soude wanen siinGa naar voetnoot5) int paradiisGa naar voetnoot5).
Ene fonteine sprinct daer in de middewaert
In die scoenste stat van den bogaertGa naar voetnoot6).
Daer boven staet gewassenGa naar voetnoot6) een boemGa naar voetnoot7):
2585[regelnummer]
Diere so na comet, dat hire nemetGa naar voetnoot8) goem,
Dat hi nemmer die varwe gepenstGa naar voetnoot12),
No nemmer die varwe can genomenGa naar voetnoot13),
Hi neGa naar voetnoot14) magerGa naar voetnoot15) sien also gedaenGa naar voetnoot16) blomenGa naar voetnoot17);aant.
en alzo geringe als de bloem valt, of daar afgeplukt word, zo geringe is 'er een weder aangewassen. Dan gaat den Admiraal zitten met zyne Heeren neffens den Boom, ende dan moeten de Jonkvrouwen daar passeeren, elk byzonder voor by de fonteynen, ende als zy daar passeeren die maagt zijn, zo blyft dat Water van der fonteynen schoon ende klaar, ende die mag met bleydschappen keeren. Ende komt daar ymand voor by, die geen maagt en is, zo werd het water van der fonteynen dik ende onklaar, ende de vrouwe werd root als een bloet; ende dan doet den Admiraal de Jonkvrouwen weder komen, onder den Boom die daar bebloeyt staat, ende op wien dat die bloeme valt, die neemt hy voor alle ander dat jaar tot een wyve ende doetze met eeren Kroonen, maar ten einde van den jare doet hyze sterven. Ende is 'er ook eenige van den Jonkvrouwen die hy meest bemind, daar doet hy met Toverye den bloemen op vallen. Nu schoone Jonkheer, ik en weet geene zo wys, die hier toe raad geven zoude, dat gy Blanchefleur moogt verkrygen, want nog binnen een der maant zal den Admiraal zyne Heeren ontbieden om de feeste te houden van zynder bruyloft, en dan zullen alle de Jonkvrouwen voor hem in de boomgaart komen, en zo ik gehoort hebbe, zoo bemind hij Blanchefleur zo zeer om haar schoonheid dat hyze trouwen zal, en houdenze zyn leven lang voor hem, ende den Admiraal dunkt den dag te lang.’ - ‘Och, lieve Heer Weert,’ zeyde Floris, ‘geeft my raat wat ik best mag | |
[pagina 71]
| |
doen, of ikze openbaarlyk wil eysschen, maar wat ik lyde voor haar en zal myn niet pynen, zo verre als zy 't vernemen mag, want ik weet wel zy en zal dan kortelyk de dood bespeuren en volgen my na; en dan zal haar ziel komen bij de myne bloemkens lezen in't aardsche Paradys en daar zullen wy dan blyven onze genuchte hanteeren, 2590[regelnummer]
Ende onse bliscap te gader driven.’
‘Vrient’, sprac Daris, ‘dor u groetGa naar voetnoot1) meslaet
Sal ic u gevenGa naar voetnoot2) den besten raet,
Dien ic tuwen saken weet.
MorgenGa naar voetnoot2) tiliicGa naar voetnoot3) so siitGa naar voetnoot3) gereetGa naar voetnoot4)
2595[regelnummer]
Ende vaert ten torre geliicGa naar voetnoot5) enen man,
Die hogeGa naar voetnoot6) dinc visieren can.
Met uwen voeten metet de wideaant.
Ende bescout den tor an weder side,
Die hoechte, die dicte merket wel.
2600[regelnummer]
Dien portwarder suldi vinden sereGa naar voetnoot7) fel,
In talen sal hi u setten surlike,aant.
Ende andwortGa naar voetnoot8) hem gestadelikeGa naar voetnoot9),
EndeGa naar voetnoot12), als giGa naar voetnoot13) comt te lande, na dien te werkeneGa naar voetnoot14)
2605[regelnummer]
Enen andren ofGa naar voetnoot15) enen betren te makenGa naar voetnoot16).
Als hi u hortGa naar voetnoot17) spreken van sulkenGa naar voetnoot18) saken,
Ende noden u, of giGa naar voetnoot21) wilt spelen gaen.
Dat sal siin scaecGa naar voetnoot22) ende niet el.
2610[regelnummer]
Ic weet wel, hi speeltGa naar voetnoot23) gerneGa naar voetnoot24) dat spel,
Hondert bisanteGa naar voetnoot28) bringet ten speleGa naar voetnoot29),
Om also vele speeltGa naar voetnoot30) ende niet min.
2615[regelnummer]
Dat sine suldiGa naar voetnoot33) hem weder gevenGa naar voetnoot34),
Ende dartoeGa naar voetnoot35) dat uwe, mindi u leven.
SandersGa naar voetnoot36) dagesGa naar voetnoot37) keert weder ende bringt ten speleGa naar voetnoot38)
| |
[pagina 72]
| |
Der bisante twewarf alsoGa naar voetnoot1) vele;
2620[regelnummer]
Ende des uwes houtGa naar voetnoot4) niet een twint,
Daer sal u gifteGa naar voetnoot5) ende u goet
VerwekenGa naar voetnoot6) sinen evelen moet.
Des derdesGa naar voetnoot7) dages niet ne letGa naar voetnoot8),
Nemt uwen cop met u endeGa naar voetnoot9) set
2625[regelnummer]
Vierhondert bisante tegader uptGa naar voetnoot10) spel,
Ende speeltGa naar voetnoot11) oec niet, gine constet welGa naar voetnoot12),
Dat er also vele jegen staenGa naar voetnoot13).
OfGa naar voetnoot14) gi wint, gevetGa naar voetnoot15) hem weder saen
Dat siin metten uwen, als ic seide eer:
2630[regelnummer]
Dus gewinne diGa naar voetnoot16) sine hulde ie lanc so meer.
Maer ic rade u ende bevele,
Dat giGa naar voetnoot17) uwen cop niet neGa naar voetnoot18) set te spele.
Daer na, alst genoegetGa naar voetnoot19) u beden,
Dan salGa naar voetnoot20) hi u met hem ter herbergen leden
2635[regelnummer]
Ende bidden, dat gi met hem et.
So harde sinen sin, dat hireGa naar voetnoot24) gerneGa naar voetnoot25) soude
GevenGa naar voetnoot25) om dusent maerc van goude:
Maer gi neGa naar voetnoot26) sultenGa naar voetnoot27) vercopen niet.
2640[regelnummer]
Als gineGa naar voetnoot28) daer ane so hangenGa naar voetnoot28) siet,
SoGa naar voetnoot29) bietten hem ende bid heme,
Dat hine in vrienscappen in giften neme.
Sine gierigeGa naar voetnoot32) herte, dan salGa naar voetnoot33) hi dinken
2645[regelnummer]
Ende pensen, hoe hi u datGa naar voetnoot34) goet
SineGa naar voetnoot38) hande sal hi u bieden te werdeneGa naar voetnoot39) u man.
| |
[pagina 73]
| |
Sine manscipGa naar voetnoot4) ende sine sekerheit.
2650[regelnummer]
Dan moegdi lienGa naar voetnoot5) alder warheit
Boudelike, ende dan siitGa naar voetnoot6) coene
Te telne dat gi hebt te doeneGa naar voetnoot7),
U miscameGa naar voetnoot8) ende u ongevalGa naar voetnoot9).
Ic wetGa naar voetnoot10) wel, mach hi, dat hi dan sal
2655[regelnummer]
Uwen wille vordren endeGa naar voetnoot11) berechten:
NeGa naar voetnoot12) doet hiis niet, het sal hem ontfechtenGa naar voetnoot13).
Sine herte verlichte hem daer afGa naar voetnoot17).
Des morginsGa naar voetnoot18) vroe sat hi up siin part
2660[regelnummer]
Ende reet rikelike ten torre wartGa naar voetnoot19),
TweGa naar voetnoot20) sciltknechte hi met hem nam.aant.
Harde conlikeGa naar voetnoot23) lede hire an siin ogen.
Ende merkede ende besach die hogeGa naar voetnoot24),
2665[regelnummer]
Die wideGa naar voetnoot25) mat hi met sinen voeten.
Doe camGa naar voetnoot26) die portwarder met onsoeten
Ende bittren worden, alsGa naar voetnoot27) hem was geseit.
‘Vrient’, seithi, ‘ic merke dineGa naar voetnoot28) dompheitGa naar voetnoot29),
Die so groet es, want du gebaersGa naar voetnoot30)
2670[regelnummer]
Oftu spiere of verrader waers.
Mi wondert, dattu of iemenGa naar voetnoot31) dorre
Soe na comen onsen torre.’
‘Here’, seithi, ‘spiere neGa naar voetnoot32) was ic nie:
Dat ic den tor dus harde besie,
2675[regelnummer]
Dats bedi oft mochte wesen,
Alsic com te lande, dat ic na desen
Enen andren salGa naar voetnoot33) stichten ende maken.’
Doe verwonderde vanGa naar voetnoot34) so groten saken
Den portwarderGa naar voetnoot35) ende besach siin gedaneGa naar voetnoot36)
| |
[pagina 74]
| |
2680[regelnummer]
Ende siin fierlic gelaetGa naar voetnoot1) ende mercter ane,
Dat hi was van hogenGa naar voetnoot1) geslachteGa naar voetnoot1).
Als hi dat sach ende hem bedachte,
Dat hi so riiclike tale hordeGa naar voetnoot2),
BegafGa naar voetnoot3) hi thant sine sure wordeGa naar voetnoot4):
2685[regelnummer]
Soe edelike, dat wi wel verstaen,
Wildi comen corten u tiitGa naar voetnoot9)
Ende spelen scaec, gelievetGa naar voetnoot10) u iet?’
2690[regelnummer]
‘Here’, seithi, ‘mi neGa naar voetnoot11) lustes niet
Te scaken nu of tenigenGa naar voetnoot12) spele
Te sitten, en si om haven vele.’
Hoe hoge hi spelen wilde ende hoe diere.
2695[regelnummer]
Floris seide, hi speelde een spel
Om hondert bisanteGa naar voetnoot16) ende niet el.
Doe loefden siitGa naar voetnoot17) bede gemeneGa naar voetnoot18).
Men brochte hem een scaec van iivorenbeneGa naar voetnoot19),aant.
Dat scone was ende riicliicGa naar voetnoot20).
2700[regelnummer]
Hondert bisanteGa naar voetnoot21) sette haerliicGa naar voetnoot22).
SiGa naar voetnoot23) setten haer spel ende begonsten
HaergeliicGa naar voetnoot24) spelen, als si wel consten.
Floris const best ende want al.
Doe dedi als hem siinGa naar voetnoot25) werd beval,
2705[regelnummer]
Ende gaf hem weder tsiinGa naar voetnoot26) ende al daer met
Dat hi selve hadde up gesetGa naar voetnoot27).
Den portwarderGa naar voetnoot28) wonderde harde daer ave
Ende dancte hem vander groter haven.
Die gifteGa naar voetnoot29) was hem harde gename
2710[regelnummer]
Ende bat hem, dat hi weder cameGa naar voetnoot30)
SandersGa naar voetnoot31) dagesGa naar voetnoot32) te corten hem den dach.
SmorginsGa naar voetnoot33), als Floris sine tiitGa naar voetnoot34) sach,
Twehondert bisanteGa naar voetnoot35) voerde hi voer hem doe,
JegenGa naar voetnoot36) also vele sette hiseGa naar voetnoot37) toe.
| |
[pagina 75]
| |
2715[regelnummer]
Te scake gingenGa naar voetnoot1) si sitten neder;
Hi want echt, ende gaftGa naar voetnoot1) hem weder
So wat so hi upGa naar voetnoot2) hem gewanGa naar voetnoot3),
Ende daer toe tsine; doe was die man
SoGa naar voetnoot4) blide dat hi in diereGa naar voetnoot5) stonde
2720[regelnummer]
Daer na sprac hi over lanc
Ende seide hem der giftenGa naar voetnoot9) danc,
Die hi hem hadde gegevenGa naar voetnoot10),
Ende swoer, also langeGa naar voetnoot10) als hi sal leven
2725[regelnummer]
Dat hi te sinen dienste soude siin gereetGa naar voetnoot10):
Dats Florise een scoen beheet.
Des derdsGa naar voetnoot11) dagesGa naar voetnoot12) Floris met hem nam
Sinen guldinenGa naar voetnoot12) cop ende camGa naar voetnoot13)
Al daer weder ter selver stat.
2730[regelnummer]
TerstGa naar voetnoot14) dat hi ten scake sat,
VierhondertGa naar voetnoot18) bisanteGa naar voetnoot19) daer up goet,
Die portwarderGa naar voetnoot22) setter also vele jegenGa naar voetnoot23),
2735[regelnummer]
Elc sette siin spel na sinenGa naar voetnoot24) sede
Ende togedenGa naar voetnoot25) bedeGa naar voetnoot26) haer behendichede
Ende piinden hem te spelen wel.
Floris dede voert gaen siin spel,
Hi leder an harde siin gedochteGa naar voetnoot27),
2740[regelnummer]
Ende maecte nauwe drachte ende sochte.
Binnen der wilen hi een dracht vercoes,
Een riddere ende een roc van sinen spele
Ende oecGa naar voetnoot31) van sinen vinden vele.
2745[regelnummer]
Des sagenGa naar voetnoot32) Floris harde ondaen;
Met crachte camGa naar voetnoot33) hi up hem gegaenGa naar voetnoot34),
Hi vantenGa naar voetnoot35) gesconfiertGa naar voetnoot36) ende sonder cracht,
Ende setten binnen der derden dracht
Met enen ouden scaec ende (maecten)Ga naar voetnoot37) mat
| |
[pagina 76]
| |
2750[regelnummer]
Ende wanre mede al den scat.
Des sach hine hebben groten toren
Om dat goet, dat hi hadde verloren.
HineGa naar voetnoot4) gaeft hem weder ende maecten blide.
2755[regelnummer]
Doe de portwarderGa naar voetnoot5) hadde weder siin goet
Ende daer toe datter jegenGa naar voetnoot6) stoet,
Doe vraegdeGa naar voetnoot7) hi den kinde, oft woude
Den cop setten, die van goude
So riicliicGa naar voetnoot8) was ende gemaectGa naar voetnoot9) so wele,
2760[regelnummer]
Hi souder jegenGa naar voetnoot9) setten haven so vele:
Floris neGa naar voetnoot10) wouds hem niet onderwinden.
Als hiisGa naar voetnoot11) an hem niet conde vinden,
Ende ledene met hem ter herbergenGa naar voetnoot14)
2770[regelnummer]
Ende bat hem, dat hi met hem at.
Hi nodeneGa naar voetnoot15) ende eerden om den scat,
DienGa naar voetnoot16) hi hem hadde gegevenGa naar voetnoot17) te voren
Ende met gerechtenGa naar voetnoot17) spele verloren.
Doe saten si ende spraken haer ende ghensGa naar voetnoot18);
2775[regelnummer]
Die portwarderGa naar voetnoot19) hadde groet gepensGa naar voetnoot20)
Ende was in anxte in sire herten binnen,
Hoe hi den cop mochteGa naar voetnoot21) gewinnenGa naar voetnoot22).
Hi besachen boven ende onder,
Hi vanter an gescrevenGa naar voetnoot22) wonder;
2780[regelnummer]
Hi besach den vogelGa naar voetnoot22), diere boven stoet
Ende den kerbonkel hilt onder sinen voet,
Ende seide, dat hi gerneGa naar voetnoot22) soude
Dusent maerc daer om gevenGa naar voetnoot22) van goudeGa naar voetnoot23),
Ende bat dat hineGa naar voetnoot24) hem vercochte.
2785[regelnummer]
Doe Florise die stade goed dochteGa naar voetnoot25),
Hi namen in die hant ende hildene vorGa naar voetnoot26) hem:
‘Here’, seithi, ‘om dat icGa naar voetnoot27) seker ben,
Oft mi noetGa naar voetnoot28) gescietGa naar voetnoot29), van uwer hulden
Ende ic u vrientscap wille versculden,
| |
[pagina 77]
| |
2790[regelnummer]
So ne willicneGa naar voetnoot1) niet vercopenGa naar voetnoot2) u,
Die portwarderGa naar voetnoot6) ontfingneGa naar voetnoot7) blidelike
Ende swoer ende seide getrouwelikeGa naar voetnoot7),
So wat so hi hieteGa naar voetnoot8). ende wilde gerenstGa naar voetnoot9),
2795[regelnummer]
Hi souder an lecgenGa naar voetnoot10) sinen nerenstGa naar voetnoot11).
Hi ledene met hem in sinen bogartGa naar voetnoot12),
HiGa naar voetnoot13) boet hem sine hande ende wartGa naar voetnoot14)
Verholenlike al dar siinGa naar voetnoot15) man,
2800[regelnummer]
Floris ontfingne ende dede als dieGa naar voetnoot19) vroede,
Hi hopedeGa naar voetnoot20) het soudem comenGa naar voetnoot21) te goede:
‘Vrient’, seithi, ‘miinGa naar voetnoot22) man sidi nu,
Nu betrouwic ende geloveGa naar voetnoot23) u
Als enen minen man, dat giGa naar voetnoot23) mi
2805[regelnummer]
Hier boven in den tor es mine amie,
2810[regelnummer]
Daer es die scone Blancefloer,
Die mi oitGa naar voetnoot35), sident dat ic van hare voer,
In groten sere hevetGa naar voetnoot36) gelatenGa naar voetnoot37).
Ic minseGa naar voetnoot38) so uter maten:
Dat vernoyde minen vader ende dochtenGa naar voetnoot39) quaet
2815[regelnummer]
Ende mire moeder, ende daden den raet,
Dat soeGa naar voetnoot40) mi wart verstolenGa naar voetnoot41).
Nu hebbicGa naar voetnoot42) om hareGa naar voetnoot43) varen dolen
Van Spaengen hareward, ende verheeschetGa naar voetnoot44)
Dat icse inden tor hier hebbeGa naar voetnoot45) vereeschetGa naar voetnoot46).
| |
[pagina 78]
| |
2820[regelnummer]
Ic sal doetGa naar voetnoot3) bliven binden vierden dageGa naar voetnoot4),
Of ic salseGa naar voetnoot5) hebbenGa naar voetnoot6) soe hoeGa naar voetnoot7) ment gedoeGa naar voetnoot8).
Soete vrient, mi geradet daerGa naar voetnoot9) toeGa naar voetnoot10).’
2825[regelnummer]
‘Here’, seithi, ‘mi heeftGa naar voetnoot13) verleet u goet,
Des bemGa naar voetnoot14) ic te spade worden gewareGa naar voetnoot15).
Die scone pipet ende blaset,
AlsGa naar voetnoot19) hiGa naar voetnoot20) die vogelkineGa naar voetnoot21) verdwasetGa naar voetnoot22).
2830[regelnummer]
Met uwen lustenGa naar voetnoot23) hebdi mi gevaenGa naar voetnoot24),
Dat ic u niet ne canGa naar voetnoot25) ontgaen;
Comet te scaden of te vromen,
Nadien dat dus esGa naar voetnoot26) comen,
Salic u gelestenGa naar voetnoot27) mine trouwe.
2835[regelnummer]
Ic weet wel, dat giGa naar voetnoot28) entieGa naar voetnoot29) joncfrouwe
Ende ic daromme sullenGa naar voetnoot30) sterven,
Nochtan salicGa naar voetnoot31) pensen ende wervenGa naar voetnoot32)
Om helpe ende raet te gevenGa naar voetnoot33) u.
2840[regelnummer]
Dat wanic dat best si.
In derden dageGa naar voetnoot35) comt hier weder tot mi,
Dat sal dersteGa naar voetnoot36) dach van Meie wesen.
Ic sal mi bewissen ende doen lesenaant.
DersteGa naar voetnoot36) bloemen, die men mach venden
2845[regelnummer]
Ende salse onsenGa naar voetnoot37) joncfrouwen senden.
Dan sal ic soeken sulkeGa naar voetnoot38) behendichede,
Alsic sende blomen, dat icker u mede
Der joncfrouwen Blancefloer senden salGa naar voetnoot39):
Hier toe behoeft ons goet gevalGa naar voetnoot40).’
2850[regelnummer]
Doe weende Floris ende seide,
Dat hem dieGa naar voetnoot41) termt entie beide
| |
[pagina 79]
| |
SoudeGa naar voetnoot1) dinken utermaten lanc;
Maer dander, die sonder sinen dancGa naar voetnoot2)
Daer om waent vallen in groter noetGa naar voetnoot3),
2855[regelnummer]
Het docht hem cort te sire doetGa naar voetnoot4).
Deen hadde bliscap, dander rouwe:
Te dien dat Floris die joncfrouwe
Te sinen wille hebbe gesienGa naar voetnoot5),
2860[regelnummer]
Floris voer te sireGa naar voetnoot9) herbergenGa naar voetnoot10) wart.
Dander bleef in rouwen ende sere vervart,
Hi sende boden ende dede soeken
In bogardenGa naar voetnoot10), in woude ende in broeken
Rosen ende bloemen menigerhandeGa naar voetnoot10):
2865[regelnummer]
En bleef nergenGa naar voetnoot10) in al den lande
Bloeme negeenGa naar voetnoot10), diere toe dochte,
HineGa naar voetnoot11) bewarf, dat mense hem brochte,
No acoleie, no lelie, no rose, no viole;
Corven dedi vollen een grote scole
2870[regelnummer]
Ende seide, dat hise senden soude
Den joncfrouwen, te verdienneGa naar voetnoot12) haer houde.
Nu es comen die meyedach,
Daer Floriis sin al ane lach,
Dien hi node soude hebben verseten.
2875[regelnummer]
Van enen roden bliaude als hem wel sat.
Dat was hem geradenGa naar voetnoot14) omme dat,
Dattie bliaut geliicGa naar voetnoot15) was den rosen
Entie varuweGa naar voetnoot16) minst soude nosen.aant.
2880[regelnummer]
Die portwarderGa naar voetnoot17), als hi hadde geachtGa naar voetnoot18),
Enen corf, die scone was ende best gewrachtGa naar voetnoot18),
Dedi dragenGa naar voetnoot18) in sine camere binnen
Ende seide Florise, soudiGa naar voetnoot19) gewinnenGa naar voetnoot20)
Die joncfrouwe ende bi lusteGa naar voetnoot21) bejagenGa naar voetnoot22),
2885[regelnummer]
Men souden metten corve up dragenGa naar voetnoot22).
Doe ginckerGa naar voetnoot23) Floris licgenGa naar voetnoot24) inne.
Dier es vele, die ic kinne,
Die nie so starker minnen plagenGa naar voetnoot25),
| |
[pagina 80]
| |
Dat si hem hadden laten dragenGa naar voetnoot1).
2890[regelnummer]
Die portwarderGa naar voetnoot2) sette hem enen hoet
Upt hoeftGa naar voetnoot3) van rosen, die hem wel stoet,
Ende decten met rosen, daer hi lach
In den corf, datten niemenGa naar voetnoot4) neGa naar voetnoot5) sach.
Twe knapen riep hi te hem doe,
2895[regelnummer]
Die duchtich waren ende goet daer toe:
‘Nemet’, seithi, ‘dese rosen ende gaet
Ten torre ende clemt tenGa naar voetnoot6) hoechstenGa naar voetnoot7) graet,
Tes giGa naar voetnoot8) comt upten hoechsten vloere,
Ende segt mire joncfrouwen Blancefloere,
2900[regelnummer]
Dat icse haer sende, soeGa naar voetnoot9) salreGa naar voetnoot10) uut lesen
Ende segt haer getrouwelike miin saluut,
Ende keert te handenGa naar voetnoot14) weder uut,
Ende comt haestelike weder te mi.’
2905[regelnummer]
Doe hiitGa naar voetnoot15) hem hiet, doe namen si
Den corf metten rosen ende begonstenGa naar voetnoot16)
Van grade te grade wel bi stade.
So harde waren si geladenGa naar voetnoot20),
2910[regelnummer]
Dat si vloectenGa naar voetnoot21) diese loet.
Si seidenGa naar voetnoot22) ende pensdenGa naar voetnoot23) in haren moet,
Dat si bloemen nie neGa naar voetnoot24) sagenGa naar voetnoot25)
Dat seiden si, ende seiden waer.
2915[regelnummer]
Daer clommen si neven den pilaer,
Tes si camenGa naar voetnoot28) upten hoechsten vloer,
Ende mistenGa naar voetnoot29) der cameren, daer Blancefloeraant.
In woende, ende lietense staen
Ter rechter hant, ende camenGa naar voetnoot30) gegaenGa naar voetnoot31)
2920[regelnummer]
TereGa naar voetnoot32) ander camer, daer woende inne
Een joncfrouwe met gestadenGa naar voetnoot33) sinne.
Si haesten ende wilden niet beidenGa naar voetnoot34),
| |
[pagina 81]
| |
Ende spraken ter gereGa naar voetnoot1) ende seiden:
‘Joncfrouwe Blancefloer, dit prosent
2925[regelnummer]
Hevet u onse here die portwarderGa naar voetnoot2) gesentGa naar voetnoot3).’
Die joncfrouwe niet ne gewoech,
Dat soet neGa naar voetnoot4) waer, maer soe loech,
Omdat soe seGa naar voetnoot5) Blancefloer hoerde noemenGa naar voetnoot6),
Ende ere ander gaven die bloemen.
2930[regelnummer]
SoeGa naar voetnoot7) dankes, ende setten neder
Den corf metten rosen ende keerden weder.
Doe gincGa naar voetnoot8) soeGa naar voetnoot9) ten corve ende nam
Een rose, die haer best becamGa naar voetnoot10).
Floris waende, dat Blancefloer ware,
2935[regelnummer]
Ende spranc uten rosen jegenGa naar voetnoot11) hare.
Die joncfrouwe spranc upGa naar voetnoot12) ende wart,
Daer soeneGa naar voetnoot13) sach, so sere vervartGa naar voetnoot14),
Dat soeGa naar voetnoot15) vloe ende van hem liep
Ende ‘helpe! helpe!’ al vliende riep:
2940[regelnummer]
‘Wat bloemen siin dit? wat comter uut?’
SoeGa naar voetnoot15) creesch ende maecte een geluutGa naar voetnoot16),
Dat alle die joncfrouwen wordenGa naar voetnoot17) vervaert
Ende camenGa naar voetnoot18) gelopenGa naar voetnoot19) thaer waert;
Si vraegdenGa naar voetnoot20) ende vereeschedenGa naar voetnoot21) om mare,
2945[regelnummer]
Wat haer miscameGa naar voetnoot22) ende haer ware.
Als hi dat hoerde, viel hi neder
Ende decte hem metten bloemen weder.
Die joncfrouwe was bepenstGa naar voetnoot23) sciere,aant.
Want soeGa naar voetnoot24) was hovesch ende goedertiere.
2950[regelnummer]
Haer camGa naar voetnoot25) gelopenGa naar voetnoot26) in haren sinne
Van Blancefloere, haer gesellinneGa naar voetnoot26),
Eens joncheren, des minne soeGa naar voetnoot30) droech,
Ende van Spaengen was geborenGa naar voetnoot31).
2955[regelnummer]
Dat hi haer hardeGa naar voetnoot35) geliicGa naar voetnoot36) ware.
Als soeneGa naar voetnoot37) sach, so dochts hare,
| |
[pagina 82]
| |
Ende pensede, dat onder dat prosent
Met lusteGa naar voetnoot1) haer waer Floris gesentGa naar voetnoot2).
2960[regelnummer]
SoeGa naar voetnoot3) andwordeGa naar voetnoot4) den joncfrouwen, die tot haer camenGa naar voetnoot5)
Ende dat helpgeroepGa naar voetnoot6) vernamen.
SoeGa naar voetnoot7) pensede enen lustGa naar voetnoot8) ende loech,
Dat een viveltre uten bloemen vloechaant.
Int ansichte mits tharenGa naar voetnoot9) monde,aant.
2965[regelnummer]
Dat soeGa naar voetnoot10) haer niet onthouden conde,
Doe keerden si weder al te samen,
Dat si ter cameren niet in camenGa naar voetnoot17).
2970[regelnummer]
Nu moegdiGa naar voetnoot18) weten, dat harde groetGa naar voetnoot19)
Die anxt was ende die noet,
Die Floris hadde, tkint van Spaengen.
Die joncfrouwe was van AelmaengenGa naar voetnoot20),
2975[regelnummer]
Ende hadde naest Blancefloer den meesten priis
Boven alle dander van der seleGa naar voetnoot23);
Dat dene der ander niet neGa naar voetnoot27) hal,
SoeneGa naar voetnoot28) seide haer dat soeGa naar voetnoot29) wiste al.
2980[regelnummer]
Si dienden te gader den amiraleGa naar voetnoot30),
Dene droech dwaterGa naar voetnoot31), dander de dwale
ElxGa naar voetnoot32) daechs in sireGa naar voetnoot33) kemenade
SmorginsGa naar voetnoot34) vroe ende tsavents spade.
Haer cameren waren niet verre gescedenGa naar voetnoot35),
2985[regelnummer]
Een dore hadden si onder hem beden,
Daer dene bi totter ander gincGa naar voetnoot35),
Als si hadden te spreken enigeGa naar voetnoot35) dinc.
SoeGa naar voetnoot36) gincGa naar voetnoot37) wech ende loec haer dore,
Bedi, of iemenGa naar voetnoot38) lede daer vore,
2990[regelnummer]
Dat hi des joncheren niet neGa naar voetnoot39) verneme.
| |
[pagina 83]
| |
SoeGa naar voetnoot1) gaet te Blancefloere, daer soeseGa naar voetnoot2) vint,
Die vele penstGa naar voetnoot3) om dien soeGa naar voetnoot4) mint
Ende dickenGa naar voetnoot5) versuchte harde onsochte
2995[regelnummer]
Met swaren gepenseGa naar voetnoot6) ende gedochteGa naar voetnoot7),
Met groter clagenGa naar voetnoot7) ende met droeven sinne.
‘Blancefloer’, seitsoeGa naar voetnoot8), ‘soete minne,
SulkeGa naar voetnoot12) bloemeGa naar voetnoot13), dat giGa naar voetnoot14) met uwen ogenGa naar voetnoot14)aant.
3000[regelnummer]
Ne sagetGa naar voetnoot14) bloeme no rose nie,
Die giGa naar voetnoot14) eer sout sien dan die.’
‘Claris’, seitsoeGa naar voetnoot15), ‘soete gespeleGa naar voetnoot16),
Miins onwillen heb ic so vele,
Dat mi der bloemen wel staet tomberneGa naar voetnoot17).
3005[regelnummer]
Daer suldiGa naar voetnoot21) mede sonde gewinnenGa naar voetnoot22).
Die in goeden hopen siinGa naar voetnoot23) van minnen,
Hem staet wel te plegenGa naar voetnoot24) der blomekine,
Om te vergetenGa naar voetnoot24) der pine,
3010[regelnummer]
Maer mi naect droefheit ende niet el.
Soete vriendinne, nu weti wel,
Dat ic minen lieve verre bem,
Hi verreGa naar voetnoot25) van mi, ic verre van hem.
Nu es hier damiraelGa naar voetnoot26), die oecGa naar voetnoot27) waent,
3015[regelnummer]
Dat hi mi binnen derre maent
Sekerlike sal nemen te wive.
Neen ic, begavicGa naar voetnoot28) binGa naar voetnoot29) minen live
Floris, dat waer grote misdaetGa naar voetnoot30):
Ic salreGa naar voetnoot31) toe soeken sulken raet,
3020[regelnummer]
Dat ic mi cortelinge salGa naar voetnoot32) verslaen,
NeGa naar voetnoot33) magic hem anders niet ontgaen.
Wat magic doen, ellendich wiifGa naar voetnoot34)?
Ic heb liever te verliesen miin liifGa naar voetnoot35)
Dan ic Floris levendeGa naar voetnoot36) verliesen soude.
3025[regelnummer]
‘Blancefloer’, seitsoeGa naar voetnoot39), ‘soete gesellinneGa naar voetnoot40),
| |
[pagina 84]
| |
Nu manic u dorGa naar voetnoot1) Floris minne
Ende dor sinen willeGa naar voetnoot2), dat giGa naar voetnoot3) met mi
Die bloeme comt sien hoe scone soeGa naar voetnoot4) si.’
3030[regelnummer]
TerstGa naar voetnoot5) dat soeseGa naar voetnoot6) bi hem beswoer,
Stont up die scone Blancefloer
Ende ginc met haer die bloeme scouwen.
Floris hevet der joncfrouwenGa naar voetnoot7)
TaleGa naar voetnoot8) gehoertGa naar voetnoot9) ende es seker des,
3035[regelnummer]
Dat Blancefloer binnen der cameren es.
Hi rechte hem up ende spranc uut.
Dat scoenste haer entie witste huut
So hadde hi, dat nie man gewanGa naar voetnoot10).
Hi hadde enen roden bliaut an.
3040[regelnummer]
[So edelGa naar voetnoot11) was al sine gedaneGa naar voetnoot12),
Dat goet was an hem te verstane
Ende ment wel an hem mochte kinnen;
Amoreus waren siin ogenGa naar voetnoot12) binnenGa naar voetnoot13).]
Die hoet, die hem was gesetGa naar voetnoot14)
3045[regelnummer]
UptGa naar voetnoot15) hoeftGa naar voetnoot16), hi stont hem vele bet
Dan ic u gesecgenGa naar voetnoot17) mach.
Blancefloer kenden, alsoeneGa naar voetnoot18) sach,
SoeGa naar voetnoot19) kinde hem, hi kinde hare,
BedeGa naar voetnoot20) verloren si haer gebareGa naar voetnoot21),
3050[regelnummer]
Daer na, als si hem bedochten,
Al swigendeGa naar voetnoot25) liepen si te samen,
Daer si hem metten armen ondernamen,
Haergeliic andren an hem dwanc.
3055[regelnummer]
Dat cussen ende dat helsen was so lanc,
Dat men mochte in de selve wile
Hebben gegaenGa naar voetnoot25) ene grote mile.
Als si hem van den cussen droegenGa naar voetnoot25),
Al swigendeGa naar voetnoot25) si hem onderloegenGa naar voetnoot25)
3060[regelnummer]
Ende harde minlikeGa naar voetnoot26) ondersagenGa naar voetnoot27).
Doe sprac Claris ende begonde vragenGa naar voetnoot28)
GestadelikeGa naar voetnoot29) ende wel bi sinne:
| |
[pagina 85]
| |
‘Blancefloer’, seitsoeGa naar voetnoot1), ‘soete gesellinneGa naar voetnoot2),
Kindi de bloeme, daer ic om pogedeGa naar voetnoot2)
3065[regelnummer]
Vele eer icse u togedeGa naar voetnoot2)?
Mi dinct, dat giseGa naar voetnoot2) an u dragetGa naar voetnoot2).
Ic wane, dat daer an legetGa naar voetnoot7) grote dogetGa naar voetnoot7)
3070[regelnummer]
An die bloeme, die ene joncfrouwe
So sciere hevet verlost van haren rouwe.
Een litelGa naar voetnoot8) eer wildise niet sien,
Nu duncti mi bevaen in dien,
Dat gi der gere neGa naar voetnoot9) sout siin hout,aant.
3075[regelnummer]
Miin soete lief, miin soete amiisGa naar voetnoot13),
Als ic u dicken hebbe gesecgetGa naar voetnoot14),
3080[regelnummer]
Dit es miin troestGa naar voetnoot18), miinGa naar voetnoot19) toeverlaet,
An heme lecgetGa naar voetnoot20) al miinGa naar voetnoot21) raet.’
Doe baden si Clarise bedeGa naar voetnoot22),
Dat soeGa naar voetnoot23) haer minne niet brachte te ledeGa naar voetnoot24)
Ende soeseGa naar voetnoot25) decte ende hale.
3085[regelnummer]
Want wort geseitGa naar voetnoot26) den amiraleGa naar voetnoot27),
Si wisten wel, si souden sterven
Entie bliscap van harre minnen derven.
‘Nu weest’, sprac Claris, ‘al onvervaert:
En hebt geneGa naar voetnoot28) hoede te mi waert.
3090[regelnummer]
In ben niet so dul van seden ende van sinne,
Dat ic mine gerechteGa naar voetnoot29) gesellinneGa naar voetnoot29)
Met enigerGa naar voetnoot29) valscheit bedriegenGa naar voetnoot29) soude.
Ic salGa naar voetnoot30) u doen alsic selve woude
Of ics hadde te doen, dat men mi dade.
3095[regelnummer]
BedeGa naar voetnoot31) met hulpen ende met rade
Sal ic u emmer gehulpichGa naar voetnoot32) siin;
Onser bederGa naar voetnoot33) eten ende onsen wiin,
Dat sullenGa naar voetnoot34) wi nuttenGa naar voetnoot35) onder ons drien.
| |
[pagina 86]
| |
GiGa naar voetnoot1) sultGa naar voetnoot2) mi getrouwe vinden in dien
3100[regelnummer]
Altoes te vorderne uwen wille,
BedeGa naar voetnoot3) uppenbare ende stille.’
Als dit was geseit, te hant
Nam Blancefloer Floris bi der hant
Vrolike ende met bliden sinne,
3105[regelnummer]
Ende ledeneGa naar voetnoot4) ter cameren, daer soe woendeGa naar voetnoot5) inne.
Een riicliicGa naar voetnoot6) culct up haer bedde lach,
Daer soe upGa naar voetnoot7) te slapen plach.
Daer up gingenGa naar voetnoot8) si sitten bedeGa naar voetnoot9)
Ende begonsten spreken van den ledeGa naar voetnoot10),
3110[regelnummer]
EndeGa naar voetnoot11) hoe si hadden gevarenGa naar voetnoot12),
Sint dat si erstGa naar voetnoot13) gescedenGa naar voetnoot14) waren.
Floris spracGa naar voetnoot15): ‘Nu heb ic u vonden!aant.
Mine bliscap es nu te desen stonden
3115[regelnummer]
Sint camGa naar voetnoot19) die ledeGa naar voetnoot20) dach,
Dat men maecte tuschenGa naar voetnoot21) ons een gesceetGa naar voetnoot22),
Hebbe ic gedogetGa naar voetnoot23) menich leet:
Nu es mi mine pine wel vergangenGa naar voetnoot24).
In groten sere ende in langenGa naar voetnoot24)
3120[regelnummer]
Hebbic geweestGa naar voetnoot24) ende in groter noetGa naar voetnoot25)
Dor uwen wille ende wel na doetGa naar voetnoot26).’
‘Floris’, seitsoeGa naar voetnoot27), ‘sidi dan dit,
Die weder mi spreect ende neven mi sit?
Ic sie wel ende kinne dat giitGa naar voetnoot28) siitGa naar voetnoot29),
3125[regelnummer]
Dien van mi nam u vader dor niitGa naar voetnoot29)
Ende ter Montorien sende ter scolenGa naar voetnoot30).
Ic soude u houden harde in dole
Ende over hardeGa naar voetnoot31) onvroet,
GeloefdiGa naar voetnoot32), dat iet was in minen moet
3130[regelnummer]
Dan rouwe ende seer nacht ende dach
Sint dat ic u niet neGa naar voetnoot33) sach.
Mi wondert harde in minen sinne,
Ic waent al bi gokelien es.
| |
[pagina 87]
| |
3135[regelnummer]
Nu vruchtic ende ben in twifele des,
Dat Floris niet es, die bi mi sit.
Wat seg ic? Ic kenne wel, hi es dit.
Soete vrient, keert u hare te mi.’
So wie sore hadde geweestGa naar voetnoot1) bi,
3240[regelnummer]
Ende gesienGa naar voetnoot1*) de bliscap, die de kinder
Met cussen ende helsen hadden ginderGa naar voetnoot1),
Die bliscap ende dat grote spel,
Hi waer te rechte sculdich wel
Te gelovenGa naar voetnoot1) an den sone Veneris,
3145[regelnummer]
Die rechter ende god van der minnenGa naar voetnoot2) is.
Doe togedeGa naar voetnoot3) hi haer siin vingerliinGa naar voetnoot3);
Hoe nuttelic ende hoe goet het ware,
Dat seide hi ende vertellet hare.
3150[regelnummer]
Van dien, dat hise liet
Ende haerGa naar voetnoot9) terGa naar voetnoot10) scolen ontvoer,
Tote diere wilen, dat hise bevoer
In de stat te Babylonien ende si te samen
3155[regelnummer]
Boven in den hoechsten tor camenGa naar voetnoot11).
Claris was wiis ende van sinne,
Ende decte harre tweerGa naar voetnoot12) minne,
Ende was emmer begrepen in dien,
Dat si gerneGa naar voetnoot13) hadde gesienGa naar voetnoot13),
3160[regelnummer]
Dat verholen ware bleven
Die minne, die de kinder dreven,
Alse vanGa naar voetnoot14) haer selve wareGa naar voetnoot15).
SoeGa naar voetnoot16) gincGa naar voetnoot17) dickenGa naar voetnoot18) te hem ende siGa naar voetnoot19) te hare,aant.
Ende aten ende dronken al te samen,
3165[regelnummer]
Dats dander joncfrouwen niet vernamen,
Ende hadden te gader haer dachcortinge.
Die twe gelievenGa naar voetnoot20) leden onderlingeaant.
Die beste werlt ende dat scoenste liifGa naar voetnoot21),
Die noit hadde man of wiifGa naar voetnoot21).
3170[regelnummer]
Si ne gerdenGa naar voetnoot22) te hebben niewet el,
No meerre bliscap, no meerre spel:
Hadt hem mogenGa naar voetnoot22) also duren!
| |
[pagina 88]
| |
Neent, die godinneGa naar voetnoot*) van der aventuren,
Miin vrouwe Fortune beniidseGa naar voetnoot1) des
3175[regelnummer]
Ende speelde, alsoeGa naar voetnoot2) gewoneGa naar voetnoot3) es,
Haer wiel loeptGa naar voetnoot7) al ommetrent:
Dat nu es boven, datsGa naar voetnoot8) sciere onder.
Van hare moegdiGa naar voetnoot9) horen wonder,
3180[regelnummer]
Van harreGa naar voetnoot10) naturen, van haren sedeGa naar voetnoot11).
Als soeGa naar voetnoot12) wel hevet geweest medeGa naar voetnoot13)
Bi haren wille, bi haren gedogeGa naar voetnoot16),
Dat hi hem nontsiet van genen valleGa naar voetnoot17),
3185[regelnummer]
EerGa naar voetnoot18) hiis iet weet, es hi al met alle
Onder die voete geworpenGa naar voetnoot19) neder.
Dat soe den man geeftGa naar voetnoot20), dat nemt soe weder,
Dat hine weet, hoe hiisGa naar voetnoot21) gedervetGa naar voetnoot22).
MenigenGa naar voetnoot23) prince heeft soe ontervet,
3190[regelnummer]
MenigenGa naar voetnoot24) dwaes maect soeGa naar voetnoot25) here
Ende ghevet hem richeitGa naar voetnoot26) ende ere,
TeldendeGa naar voetnoot27) paerde ende diere gesmide,
Ende cletenGa naar voetnoot28) met bonten ende met siden,aant.
Ende maectenGa naar voetnoot29) rechter ende here int lant.
3195[regelnummer]
Enen biscop maect soe van enenGa naar voetnoot30) truant,
EndeGa naar voetnoot31) enen broedbidder vanGa naar voetnoot32) enen clerc.
Des pleget soe, dusdaenGa naar voetnoot33) es haerGa naar voetnoot34) werc.
Ende oec alle hare dadeGa naar voetnoot38).
3200[regelnummer]
Soe es wandel ende menichvoutGa naar voetnoot39).
Hi bliift gehoent, diere hem anGa naar voetnoot40) hout.
| |
[pagina 89]
| |
Nu had soeGa naar voetnoot1) dese twe so hogeGa naar voetnoot2) verheven,
Dat si vro waren ende hem luste leven
Ende also te bliveneGa naar voetnoot3) emmermeer.
3205[regelnummer]
Doe warpGa naar voetnoot4) soese in rouwen ende in seer
Uter bliscap, daer soese brochte toeGa naar voetnoot5).
Het gevielGa naar voetnoot6), dat Claris eens morginsGa naar voetnoot7) vroe
Ontspranc ende wartGa naar voetnoot8) gewareGa naar voetnoot9),
Dat hoge dach was, ende wartGa naar voetnoot10) in vareGa naar voetnoot11),
3210[regelnummer]
Want soesGa naar voetnoot12) toren waende gewinnen.
Blancefloer harde vacrich lachGa naar voetnoot18)
Ende andwordeGa naar voetnoot19), als soese roepen horde:
3215[regelnummer]
‘Ic come’ seitsoe, mettien wordeGa naar voetnoot20)
Bleef soe licgendeGa naar voetnoot21) ende sliep.
Claris hastelikeGa naar voetnoot22) ten condute liep,
In hare becken soe dwaterGa naar voetnoot23) ontfinc
Ende verdelikeGa naar voetnoot24) soe neder gincGa naar voetnoot25)
3220[regelnummer]
Vor haren here den amiraleGa naar voetnoot26).
Dar waendsoe vindenGa naar voetnoot27) metter dwale
Blancefloer, die in hareGa naar voetnoot28) camere lach.
Alse damiraelGa naar voetnoot29) niet neGa naar voetnoot30) sach,
WonderdeGa naar voetnoot31) hem harde ende vragedeGa naar voetnoot32) hare,
3225[regelnummer]
War Blancefloer merrede ende bleven ware,
Soe soude met rechteGa naar voetnoot33) te sinen dienste wesen:
‘Here’, sprac Claris, ‘soe hevetGa naar voetnoot34) gelesenGa naar voetnoot35)
Al desen nacht haer boekelkiinGa naar voetnoot36)
Om u langeGa naar voetnoot37) liif, dat gi moet siin
3230[regelnummer]
Met eren in de werelt vortwart meerGa naar voetnoot38),
Ende soe bleef slapende een litel eerGa naar voetnoot39).’
‘Eist waer?’ seithi. ‘Here,’ seitsoeGa naar voetnoot40), ‘jaet.’
| |
[pagina 90]
| |
‘Te waren’, seithi, ‘dats een edele daet:
Wel met rechte mach soeGa naar voetnoot1) siin miin wiifGa naar voetnoot2),
3235[regelnummer]
Die bit om miin ere ende langeGa naar voetnoot3) liif.’
Dit liet hi also gewerdenGa naar voetnoot3) doe.
Het gevielGa naar voetnoot3) eens anders morginsGa naar voetnoot4) vroe,
Dat Claris ontspranc ende sach,
Dat hogeGa naar voetnoot5) was up den dach,
3240[regelnummer]
Ende riep Blancefloer ende hietse up staen.
Blancefloer hietse om dwaterGa naar voetnoot6) gaenGa naar voetnoot7),
SoeGa naar voetnoot8) soude voren gaenGa naar voetnoot9) metter dwale
Ende wesen daer eer; ende binnen der tale
Floris Blancefloer te hem dwanc
3245[regelnummer]
Ende soeGa naar voetnoot10) hem weder; daer waest so lanc
Dat cussen ende dat helsen gedrevenGa naar voetnoot11),
Dat si bede in slapeGa naar voetnoot12) bleven,
Mont an mont, kin an kinne.
Binnen dien was Claris, haer gesellinneGa naar voetnoot13),
3250[regelnummer]
Verdelike ter pilareGa naar voetnoot14) gegaenGa naar voetnoot15)
Ende hadde dat water ontfaen
In enen becken van goude,
Ende als soeGa naar voetnoot16) weder keren soude
Ende liden der doren, lude soeGa naar voetnoot16) riep:
3255[regelnummer]
‘Joncfrouwe, haest u.’ Blancefloer sliep
Ende gaf haer weder geneGa naar voetnoot20) andwordeGa naar voetnoot21).
Claris waende, dat soeGa naar voetnoot22) voer haer gingeGa naar voetnoot23),
Ende vruchte haer lange merringeGa naar voetnoot23),
3260[regelnummer]
Voer den amiraelGa naar voetnoot27), ende hi vernam,
Dat Blancefloer niet camGa naar voetnoot28) met hare,
VraegdeGa naar voetnoot29) hi, waer soeGa naar voetnoot30) bleven ware;
Joncfrouwe Claris ontvruchte sereGa naar voetnoot31):
3265[regelnummer]
‘Genade’Ga naar voetnoot32), seitsoeGa naar voetnoot33), ‘soete here,
Een litelGa naar voetnoot34) eer, doe ic was upgestaenGa naar voetnoot35),
Ende ic om water soude gaen,
Riep icse, eer ic harreGa naar voetnoot36) cameren leet:
| |
[pagina 91]
| |
SoeGa naar voetnoot1) andwordeGa naar voetnoot2) ende seide, soeGa naar voetnoot3) waer gereetGa naar voetnoot4),
3270[regelnummer]
SoeGa naar voetnoot5) soude hier eer siin dan ic.’
Doe bepensdeGa naar voetnoot6) hem damiraelGa naar voetnoot7) een stic;
Het dochte hem wonderlike dinc,
EndeGa naar voetnoot7*) riep te hem sinen camerlinc.
3275[regelnummer]
‘Ganc’Ga naar voetnoot11), seithi, ‘sie, waer merret
Blancefloer, ende doetse haestelike comen.’
Die geneGa naar voetnoot11) neGa naar voetnoot12) hadde niet vernomen,
Dat hi Claris voerGa naar voetnoot13) sinen here liet staen.
In Blancefloeren camer camGa naar voetnoot14) hi gegaenGa naar voetnoot15):
3230[regelnummer]
Daer vant hi groteGa naar voetnoot15*) claerheit binnenaant.
Van dieren stenen in allen sinnen;
Een riicliicGa naar voetnoot16) bedde hi versach,
Daer Blancefloer bi Floris upGa naar voetnoot17) lach.
Als hi haerre tweerGa naar voetnoot18) wart gewareGa naar voetnoot19)
3285[regelnummer]
Te gader licgenGa naar voetnoot20), hi waende dat ware
Blancefloer ende Claris, hare gespele;
Bedi hineGa naar voetnoot21) merkets niet soGa naar voetnoot22) vele,
Dat hi des jongelincsGa naar voetnoot23) in inne wart.
3290[regelnummer]
Daerne was in den tor negeneGa naar voetnoot26)
So scone als hi was sonder Blancefloer allene.
Doe hise sach slapen so soetelike
Ende hebben behelst so vriendelike,
Jammerde hem, dat hise soude wecken
3295[regelnummer]
Ende beganGa naar voetnoot26) te hant achter trecken.
Hi keerde weder te sinen here,
Die niemare mescamGa naar voetnoot27) hem sere.
‘Here’, seithi, ‘giGa naar voetnoot28) neGa naar voetnoot29) sagetGa naar voetnoot30) nie so grote minne
Als Blancefloer ende haer gesellinneGa naar voetnoot30)
3300[regelnummer]
Claris hevet, want si slapen te samen.
Dat dochte mi, here, so wel getamenGa naar voetnoot30),
Daer ic voerGa naar voetnoot31) hem stoet ende sach,
Hoe haergeliicGa naar voetnoot32) in anders armen lach,
Mont an mont, kin an kinneGa naar voetnoot33),
3305[regelnummer]
Die vrientscap ende die grote minne,
| |
[pagina 92]
| |
In dorste wecken no inne woude,
Des ic vruchte, dat icse pinen soude.’
Claris bevede, daer si hoerdeGa naar voetnoot1) dat,
DamiraelGa naar voetnoot2) verscoetGa naar voetnoot3) hem ende versat;
3310[regelnummer]
Hi wart bleec ende roetGa naar voetnoot4) daer naer.
Hi ontsach ende hadde groten vaer,
Dat iemenGa naar voetnoot5) bi Blancefloer lageGa naar voetnoot6)
Ende verholentlike harre minnen plageGa naar voetnoot6).
‘Reect’Ga naar voetnoot7), seithi, ‘miin swaert; ic sal gaen scouwenaant.
3315[regelnummer]
Die sameninge van den tween joncfrouwen.
Du heves gelogenGa naar voetnoot8): hier staet ClariisGa naar voetnoot9),
Daer du ave seits, hoedaneGa naar voetnoot10) wiisGa naar voetnoot11)
Soe in Blancefloeren armen lecgetGa naar voetnoot12).’
3320[regelnummer]
Dat niemenGa naar voetnoot15) so coene si, dat hi dorre
DerGa naar voetnoot16) joncfrouwen genakenGa naar voetnoot17) in den torre.
Met hem dede hi gaenGa naar voetnoot17) sinen camerlinc.
Hi clam den graet up ende gincGa naar voetnoot17),
Daer hi die kinder slapende vant.
3325[regelnummer]
Dat swaert hilt hi al baer in siinGa naar voetnoot18) hant,
Ende gincGa naar voetnoot19) ten bedde, ende bleef staen daer vore.
Men ontsloetGa naar voetnoot20) die venstren, daer sceen dore
Die sonne ende maket lichtGa naar voetnoot21) daer binnen.
Doe sach hi die kinder met groter minnen
3330[regelnummer]
LicgenGa naar voetnoot22) gehelstGa naar voetnoot23), als hem was geseit.
Blancefloer kinde hi, als hise sach,
Maer Florise, die bi haer lach,
Ne hadde hi nie te voren gesienGa naar voetnoot27).
3335[regelnummer]
Nu mogenGa naar voetnoot27) wi alleGa naar voetnoot28) ..........
Alse damiraelGa naar voetnoot29) dit scouwede an,
‘Here god,’ seithi, ‘eest wiif ofte man?’Ga naar voetnoot30)
| |
[pagina 93]
| |
Te hem riep hi sinen camerlinc:
‘Ontdect’, seithi, ‘haer borste’Ga naar voetnoot1). Die gene gincaant.
3340[regelnummer]
Ten bedde ende beganseGa naar voetnoot2) ontdecken
Liselike, dat hise niet soude wecken;
Doe wart hi gewareGa naar voetnoot2), dat deen was een man;
So groten torenGa naar voetnoot3) hi des gewanGa naar voetnoot4),
Dat hi een wortGa naar voetnoot5) niet mochte sprekenGa naar voetnoot6);
3345[regelnummer]
Van torne dochtemGa naar voetnoot7) therteGa naar voetnoot8) breken.
Dat swaertGa naar voetnoot9) verdroech hi ende soudeGa naar voetnoot10) slaen:
MettienGa naar voetnoot11) ontsprongen si ende sagenGa naar voetnoot12) staen
VorGa naar voetnoot13) hem dien vruchteliken here
Met barenGa naar voetnoot14) swaerde verbolgenGa naar voetnoot15) sere.
3350[regelnummer]
Van vruchten waenden si bedervenGa naar voetnoot16),
Sine twifelden niet sineGa naar voetnoot17) souden sterven.
Doe sach up Floris BlancefloerGa naar voetnoot18):
Een suchten haer van der herten voer,
Ende begonden wenen hi ende soeGa naar voetnoot19).
3355[regelnummer]
Damirael stont erreGa naar voetnoot20) ende sach al toe.
Hi sette Floris in talen ende seide:
‘Wie bestu, elendichGa naar voetnoot24) caytiifGa naar voetnoot25),
Ja ne saltu nu verliesen diin liifGa naar voetnoot26)?
3360[regelnummer]
Hoe warstu so dorstichGa naar voetnoot27) ende so coene
Dus groten lachter mi te doene
Ende te slapeneGa naar voetnoot28) bi minen lieve?
Du best comen geliicGa naar voetnoot29) enen dieve,
Dat saltu met dinen live copen sereGa naar voetnoot30).
3365[regelnummer]
Bi al den goden, die ic ereGa naar voetnoot31),
Ic saldiGa naar voetnoot32) verslaen ende dine pute.
War dat miin ere ende miin recht,
| |
[pagina 94]
| |
3370[regelnummer]
Dat ic u liete leven? Neent.
So moeti sterven, dat weetGa naar voetnoot4) wale.’
Doe andwordeGa naar voetnoot5) Floris den amiraleGa naar voetnoot6)
Harde omoedelikeGa naar voetnoot7) ende weende sere:
3375[regelnummer]
‘Genaden’, seithi, ‘soete hereGa naar voetnoot8),aant.
Dit es ene die mi minnet
Vor alle die gone, die soe kinnetGa naar voetnoot9),
Ende ic hare vor alle die ic kinneGa naar voetnoot10).
Nie ne wartGa naar voetnoot11) so gestadeGa naar voetnoot12) minne,
3380[regelnummer]
Als soe te mi dragetGa naar voetnoot15) ende ic te hare.’
Als hi niet langerGa naar voetnoot16) spreken neGa naar voetnoot17) dorste,
Bat hi, dat hi hem gaveGa naar voetnoot18) vorste,
DesGa naar voetnoot19) si moesten comen vorGa naar voetnoot20) sine man,
3385[regelnummer]
Ende mense bi vonnesseGa naar voetnoot21) verdade dan.
Hi gaf hem vorste ende hietse neder bringenGa naar voetnoot22)
Twen serianten, dar hi soudeGa naar voetnoot23) dingenGa naar voetnoot24).
Maer si moesten hem tersten cledenGa naar voetnoot25)
EntienGa naar voetnoot26) vreseliken ordele geredenGa naar voetnoot27).
3390[regelnummer]
Doe cam die feeste, die men plachGa naar voetnoot28)
Elx jaers te houdene, ende die dachGa naar voetnoot29),
Dat damiraelGa naar voetnoot30) wiif nemen soude.
Daer waren vergadert joncGa naar voetnoot31) ende oude,
3395[regelnummer]
Ende alle die hogesteGa naar voetnoot33) van den rike.
Harde riiclic was binnen die saleGa naar voetnoot34):
Die pilarenGa naar voetnoot35) waren al van kerstale.
Teben no Troien hadden nie negeenGa naar voetnoot36)
So rikeliken palais als darGa naar voetnoot37) was een,
3400[regelnummer]
Het was ere milen wiit ende lancGa naar voetnoot38);
Van goude was al die ingancGa naar voetnoot39).
| |
[pagina 95]
| |
Daer ane gemaectGa naar voetnoot1) menich wonder:
Die hemel boven, die aerde onder,
Die clare luchtGa naar voetnoot2) tuschen die twee,
3405[regelnummer]
Omtrent der aerden liepGa naar voetnoot3) de seeGa naar voetnoot4);
In den hemel geliicGa naar voetnoot5) ere sterren
Also sceent daer van verren;
In der erde den man ende menigerandeGa naar voetnoot6) diere,
MenigenGa naar voetnoot6) berch, menich dal, menigeGa naar voetnoot6) riviere,
3410[regelnummer]
MenigeGa naar voetnoot6) boscalieGa naar voetnoot7) met groten boschen,
Daer boven die lucht, die vogle tuschen.
In de seeGa naar voetnoot8) vische groet ende clene.
Nie wart gesienGa naar voetnoot9) creature geneGa naar voetnoot9)
Van allen den genen, die nu leven,
3415[regelnummer]
Men ne mochtseGa naar voetnoot10) daer vinden gescrevenGa naar voetnoot11).
Alse gesetenGa naar voetnoot11) waren alle die heren,
Ende damiraelGa naar voetnoot12) alre hoechst met groter eren,
Hi stoet ende maecte een gestilleGa naar voetnoot13)
Metter hant ende seide sinen wille:
3420[regelnummer]
‘GiGa naar voetnoot13) heren, verneemt mine wortGa naar voetnoot14),
Ende na der tale, die giGa naar voetnoot15) hortGa naar voetnoot16),
AndwordGa naar voetnoot17) so dat giisGa naar voetnoot18) hebt ere.
Van u allen nes niemenGa naar voetnoot19) so here,
Wilde hi breken ende ontkeren trecht,
3425[regelnummer]
Ic seg hem over waer ende over plecht,aant.
Dat an siin liifGa naar voetnoot20) ende an siin ere salGa naar voetnoot21) gaen.’
Die doe iet waende hebben mesdaen
Hi vruchte harde dese tale.
3430[regelnummer]
Van Blancefloere hebdi gehortGa naar voetnoot28),
Die hier es in den torre boven
Van so groten prise ende van loven.
Des es cume drie maent leden,
3435[regelnummer]
Dat mi so wel becamenGa naar voetnoot29) haer seden
Ende haer gelaetGa naar voetnoot30), ende si mi dochte
Van so hogenGa naar voetnoot30) ende van so edelen geslachteGa naar voetnoot30),
| |
[pagina 96]
| |
Den comannen, daer icse cochte jegenGa naar voetnoot2).
3440[regelnummer]
Als icse hadde gecochtGa naar voetnoot2), dedicse te hant
Hier boven in den tor, daer si vant
Sevenwerf twintich joncfrouwen in:
So wel becam mi in minen sin
Haer gedaneGa naar voetnoot2) ende haer goede seden,
3445[regelnummer]
Dat icse boven hem allen dede.
Ic hadde mi oecGa naar voetnoot3) vermeten des,
Om dat soe so over scone es,
Ic soudese hebben genomenGa naar voetnoot4) te wive
Ende emmermeer gehoudenGa naar voetnoot4) te minen live.
3450[regelnummer]
Ic deedse mi dienen te minen opstane,
Des ic elx dagesGa naar voetnoot4) haer gedaneGa naar voetnoot4),
Die ic hadde vercoren, wilde sien.
Nu geviel tere stondeGa naar voetnoot5) binnen dien,
Datse te minen dienste niet ne camGa naar voetnoot6)
3455[regelnummer]
Enewerf, ende anderwerf wardic gram;
Ic sendeGa naar voetnoot7) om haer minen camerlinc,
Hi gincGa naar voetnoot8) wech ende vant enen jongelincGa naar voetnoot8)
HardeGa naar voetnoot9) soetelike slapende bi hare.
Hi waende, dat Claris haer gesellinneGa naar voetnoot10) ware,
3460[regelnummer]
Te gader lagenGa naar voetnoot10) siGa naar voetnoot11) harde vriendelike.
Dit seide hi ende swoer sekerlike
Ende telde mi die minne, die si tweGa naar voetnoot12)
OnderlingeGa naar voetnoot13) dreven, ende mi wart weGa naar voetnoot14),
Omdat ic Clarise voer mi sach,
3465[regelnummer]
Die hi mi seide dat bi Blancefloere lach,
Dat ic een woertGa naar voetnoot15) niet mochte spreken
Ende pensdeGa naar voetnoot16), hoe ict mochte wreken.
Miin swaert nam ic in miin hant
Ende gincGa naar voetnoot17) daer icse slapende vant
3470[regelnummer]
Ende metten armenGa naar voetnoot18) te gader gedrongenGa naar voetnoot19);
Ic vertogetGa naar voetnoot19) swaert ende si ontsprongenGa naar voetnoot19),
Ende spraken te mi ende baden genadeGa naar voetnoot19).
Doe bepensdicGa naar voetnoot20) mi, dat ic mesdade
Ende onrecht waer ende quaet,
3475[regelnummer]
Of icse versloegeGa naar voetnoot21) sonder uwen raet
| |
[pagina 97]
| |
Ende sonder vonnesseGa naar voetnoot1) van u allen.
Nu manic u allen ende beswere,
3480[regelnummer]
Hoe ic die mesdaet best gewrekeGa naar voetnoot7).,
Dat mi tfolc geenGa naar voetnoot7). lachter neGa naar voetnoot8) spreke.’
Doe spraken si alle gemeenlikeGa naar voetnoot9):
Den lachter, die di es gedaenGa naar voetnoot12),
3485[regelnummer]
Met groten tormenten doese verslaen.’
Alle die geneGa naar voetnoot12), die waren ginderGa naar voetnoot12),
WiisdenGa naar voetnoot13) te verdoen die kinder.
Some riedense, dat mense hinge;
3490[regelnummer]
Some, dat mense up rade brake;
Some, dat mense met paerden trake;
Some, dat mense bernenGa naar voetnoot17) in enen viere,
Some, dat mense in die riviere
Met swaren stenen versinken soude;
3495[regelnummer]
Alle, diere bi waren, jongeGa naar voetnoot18) ende oude,
WiisdenGa naar voetnoot19) hem martelien genoechGa naar voetnoot20),
Welcsins dat haer raet gedroechGa naar voetnoot20).
Doe stoet upGa naar voetnoot21) een coninc, die Alfages hiet:aant.
‘GiGa naar voetnoot22) heren,’ seithi, ‘dit nesGa naar voetnoot23) recht niet.
3500[regelnummer]
Men ne gewinnesGa naar voetnoot24) nemmer lof,
Dat vor minen here ende in siin hof
Dus groet geroepGa naar voetnoot25) es te sinen gedingeGa naar voetnoot25).
UwerliicGa naar voetnoot26) heeft hier sonderlingeGa naar voetnoot27)
Siin vonnesseGa naar voetnoot28) geseitGa naar voetnoot29) ende sinen wille:
3505[regelnummer]
Doet wel ende swigetGa naar voetnoot29) stille,
Ende latet tenen hoefde comen.
Wi hebben gehoertGa naar voetnoot29) ende vernomen
Ons heren lachter ende sine wortGa naar voetnoot30):
Nu siin wi sculdich te horen vortGa naar voetnoot31)
3510[regelnummer]
Der kinder andwordeGa naar voetnoot32) ende haer tale,
So mogenGa naar voetnoot33) wi na rechte doemen wale
Ende secgenGa naar voetnoot34) recht van so hogerGa naar voetnoot35) sake
| |
[pagina 98]
| |
Tuschen onsen here ende der kinder sprake.’
In dander side stoet upGa naar voetnoot1) miin here Gaifier,aant.
3515[regelnummer]
Een coninc van Arabien stout ende fier:
‘Here her coninc, wat es so gedaenGa naar voetnoot2) sede?
In priisGa naar voetnoot3) nemmer no love dusdane reden,
Die giGa naar voetnoot4) ons segt ende doet verstaen.
Hebben si onsen here lachter gedaenGa naar voetnoot4),aant.
3520[regelnummer]
SoGa naar voetnoot5) es wel recht, dat mense verdoe
Sonder wedertale, ic seg u hoe.
Die enen dief met dieften vingeGa naar voetnoot6),
JegenGa naar voetnoot8) hemGa naar voetnoot9) of te wedertalen.
3525[regelnummer]
Onse here, hi doe dese twe halen
Ende doese te samen verbernen bede.’
Dese surlike worde ende wrede
Loefden si alle ende sochter toe.aant.
Om die kinder sende men doe.
3530[regelnummer]
TweGa naar voetnoot10) serianten brachten se vortGa naar voetnoot11),
Droef ende serich, als giGa naar voetnoot12) hebt gehortGa naar voetnoot13),
Om die mertelie, die si ontsagenGa naar voetnoot14).
HaerliicGa naar voetnoot17) ontfarmde anders sereGa naar voetnoot18).
3535[regelnummer]
Doe sprac te Blancefloer die jonchere:
‘Soete minne, wi siin der doetGa naar voetnoot19)
Nu seker ende in groter noetGa naar voetnoot20).
Nu moeten wi sterven, weten wi wel,
Dats miin scout ende niemens el.
3540[regelnummer]
Bi mi es comen, scone joncfrouwe,
Uwe herte in groten rouwe.
Hadde ic hier tote u comen niet,
So neGa naar voetnoot21) waer u desen toren niet gescietGa naar voetnoot22).
Maer salGa naar voetnoot23) damiraelGa naar voetnoot24) na recht rechten,
3545[regelnummer]
Tonrechte soudiGa naar voetnoot28) sterven nu,
Bedi nesGa naar voetnoot29) niet comen bi u.
Soete, nu nemet dit vingerliinGa naar voetnoot30):
Also langeGa naar voetnoot30) alst over u salGa naar voetnoot31) siin,
| |
[pagina 99]
| |
3550[regelnummer]
Harde onrecht dinct mi u tale:
Die scout es miin, dat wetic wale.
Bi mi hebdi dese grote scande
3555[regelnummer]
Ende caemtGa naar voetnoot5) mi soeken uut uwen lande,
Ende siit dor mi comen hier inne:
Bedi wetic wel ende verkinne,
Dat ic voerGa naar voetnoot6) u sterven soude,
Of men na recht rechten woudeGa naar voetnoot7).
3560[regelnummer]
Doer negeneGa naar voetnoot8) anxt van der doetGa naar voetnoot9),
No dor geneGa naar voetnoot10) martelie so groetGa naar voetnoot11)
Ne willic houden tvingerliin,
Bedi die sculden siin alle miin.’
FlorisGa naar voetnoot12) seide, hine conde gedogenGa naar voetnoot13),
3565[regelnummer]
Dat soe soude sterven voer sinen ogenGa naar voetnoot13)
Ende hi selve leven soude;
Hi bat haer, dat soetGa naar voetnoot14) name, ende soene woude.
Hi warp hare ende soetGa naar voetnoot14) hem wederaant.
So langeGa naar voetnoot15), dat viel daer neder
3570[regelnummer]
Onder die voete, si gingenGa naar voetnoot15) voert.
Den priis dienGa naar voetnoot17) hem Floris gaf:
Siin herte verblide hem daer af.
Blancefloer sprac: ‘Floris, het ware onrecht groet,
3575[regelnummer]
Bedi ic weet wel, sterfdi voren,
DamiraelGa naar voetnoot21) heeft so vercoren
Mine scoenheitGa naar voetnoot22), dat hi mi houden sal.’
‘Minne,’ seithi, ‘hets miin scout al:
3580[regelnummer]
Ic wil vor u die doetGa naar voetnoot23) ontfaen.’
Aldus camenGa naar voetnoot24) si int palas gegaenGa naar voetnoot25)
Voer den amiraelGa naar voetnoot26) ende sine baroene,
Diese hadden gewiistGa naar voetnoot27) te verdoene.
DamiraelGa naar voetnoot28) dede int palas gebiedenGa naar voetnoot29),
3585[regelnummer]
Een gestilleGa naar voetnoot29) maecte hi alle den lieden.
Dese twe weenden ende suchten
Om die martelie, die si vruchten,
| |
[pagina 100]
| |
Harde onseker waren si haers lives.
Nie neGa naar voetnoot1) was vorme mans no wives
3590[regelnummer]
So wel gedaenGa naar voetnoot2) ende so scone,
Met scoenheden verwonnen si Absolone.
Floris neGa naar voetnoot3) hadde maer jare viiftieneGa naar voetnoot4)
Ende was een jongelinc sterc ende siene,aant.
Hi was wel gescepenGa naar voetnoot5) ende niet smalGa naar voetnoot6),
3595[regelnummer]
Van sinen live was hi overal
Die beste gescepeneGa naar voetnoot7) jongelincGa naar voetnoot7),
Die nieGa naar voetnoot8) van moeder liif ontfinc.
Met enen purpure was hi gecleetGa naar voetnoot11);
3600[regelnummer]
Sine pleienGa naar voetnoot12) stoeden hem wale.
Alle die waren in die saleGa naar voetnoot13)
NeGa naar voetnoot14) mochten niet genoechGa naar voetnoot15) bescouwen.
NeGa naar voetnoot16) hadde hi niet geweestGa naar voetnoot17) in rouwen,
Hi hadde vele scoenre geweestGa naar voetnoot17).
3605[regelnummer]
Men ne seit van niemen no neGa naar voetnoot18) leest,
Die so scone was als hi.
Sine soete amie stoet daer bi,
Die hemGa naar voetnoot19) met scoenheden niet verwan.
Soe hadde enen pellen an;
3610[regelnummer]
Haer huut was wit als die snee:
Wat mag icker of secgenGa naar voetnoot20) mee?
Scone ende wel gescepenGa naar voetnoot21) was haer liifGa naar voetnoot22).
Nie neGa naar voetnoot23) sach man so sconen wiifGa naar voetnoot24).
Daer ne was niemenGa naar voetnoot25) int perlement
3615[regelnummer]
So vroet, die hadde bekent,
Welc die scoenste was van hem tween.
Daer ne was so fel no so quaet geenGa naar voetnoot26),
Hi neGa naar voetnoot27) weende ende ontfarmde
Harre martelien ende carmde
3620[regelnummer]
Om haer doetGa naar voetnoot28) ende haren torment.
Hadden si gedorrenGa naar voetnoot32) dor haren here.
Damirael sat verbolgenGa naar voetnoot32) sere,
Dat hem haers ontfarmde niet.
| |
[pagina 101]
| |
3625[regelnummer]
Hi deedse ordelenGa naar voetnoot1) ende hiet,aant.
Dat mense bonde met vasten banden.
Al gebondenGa naar voetnoot2) dede hise te handen
In enen pleine buten den palasGa naar voetnoot3) leden,
Daer hi een vier hadde deen geredenGa naar voetnoot4),
3630[regelnummer]
Ende hietse werpen in den viere.
BedeGa naar voetnoot5) goede ende quadertiere
Weenden, daer sise ledenGa naar voetnoot6) sagenGa naar voetnoot7)
Ende seiden, dorsten siisGa naar voetnoot8) gewagenGa naar voetnoot9),
Dat sise gerneGa naar voetnoot9) copen souden
3635[regelnummer]
Met scatte ende haer liifGa naar voetnoot10) behouden.
Daer was al over al jammer groet,
Si weenden ende claegdenGa naar voetnoot11) der noetGa naar voetnoot12)
Ende seiden: ‘here god, warom saltu
Dus scone kinder verliesen nu?aant.
3640[regelnummer]
Ter quader tiit waren si geborenGa naar voetnoot13),
Dat si dus sullenGa naar voetnoot14) bliven verloren.’
Dat Blancefloer liet vallen uter hant,
ClagendeGa naar voetnoot18) ende wenendeGa naar voetnoot18) jammerlike,
3645[regelnummer]
Voer sinen here knielde hi oemoedelike,
Ende telde hem al die selve woertGa naar voetnoot19).
Die hi van den kindren hadde gehoertGa naar voetnoot20),
Daer si den graet te dale gingenGa naar voetnoot21).
Doe hiet hise hem weder bringenGa naar voetnoot21),
3650[regelnummer]
Bedi dat hi horen woude,
Wat elc ten andren secgenGa naar voetnoot22) soude.
Die knapen diese ledenGa naar voetnoot23) uter saleGa naar voetnoot24),
Als mense riep, het becamGa naar voetnoot25) hem wale
Ende brachtense weder blidelike.
3655[regelnummer]
DamiraelGa naar voetnoot26) sprac te Floris wredelike:
‘Hoe es diin name? Ic wilt weten.’
‘Here’, seithi, ‘ic ben Floris gehetenGa naar voetnoot27).
Ter Montorien was ic gesent ter scolen,
Binnen dien wart mi miin lief verstolen,
3660[regelnummer]
Blancefloer, die hier bi mi staet,
Het waer onrecht, dade men haer quaet
Of enich vernoy hier omme dade.
| |
[pagina 102]
| |
In camGa naar voetnoot1) hier niet bi haren rade,
3665[regelnummer]
Vor u ende vor al dese heren.
Nu doet wel ende dor u selves ere
Laet Blancefloer leven, edel here,
Soe es onsculdich, die scout es miinGa naar voetnoot4),
Doet becopen dies de sculde siin.’
3670[regelnummer]
‘Here’, sprac Blancefloer, ‘an dese wortGa naar voetnoot5)
Ic ben die sake, die scout es miin;
NeGa naar voetnoot9) haddic in den tor niet gesiin,
Sone waer miin lief niet comen daer.
3675[regelnummer]
Ic der wel secgenGa naar voetnoot10) over waer,
Dat hi eens coninx sone si;
Verlore hi siin liif dor de minne van mi,
Dat ware scade ende onrecht groetGa naar voetnoot11).
Soete here, laet hem leven ende slaet mi doet’Ga naar voetnoot12).
3680[regelnummer]
‘Neen’, sprac Floris, ‘here, laet gaenGa naar voetnoot13)
Mine amie, doet mi verslaen.’
Doe andworde damiraelGa naar voetnoot14) ende seide:
‘Sonder twifel suldiGa naar voetnoot15) sterven beide.
Ic salGa naar voetnoot16) u selve te handen slaen
3685[regelnummer]
Ende wreken den lachter, die miesgedaen’Ga naar voetnoot17).
Een swaert nam hi in siin hant al bare:
Blancefloer spranc voert ende verhaeste hare
Ende boetGa naar voetnoot18) haer hoeft af te slane;
3690[regelnummer]
Ende liep an hare ende tracse achter:
‘Soete minne’, seithi, ‘des soude mi lachter
Al tfolc spreken, die hier dit siet.
Om dat ic ben man, ne suldiGa naar voetnoot21) niet
Hier vor mi die doetGa naar voetnoot22) ontfaen’.
3695[regelnummer]
Doe recte hi sinen hals ende hiet hem slaen
Ende bat, dat hi haeste, hi waer gereet.
Blancefloer liep an hem ende greep siin cleet
Ende traken weder ende liep vor hem:
‘Here’, seitsoeGa naar voetnoot23), ‘ne siedi, dat ic bem
3700[regelnummer]
Ter doetGa naar voetnoot24) gereetGa naar voetnoot25)? Miin es die scult.
Twi ne sladi, of giGa naar voetnoot25) sult?’
| |
[pagina 103]
| |
Si piinden hem bedeGa naar voetnoot1) te sine voren,
Maer haer neweder conde gehorenGa naar voetnoot2)
No gesienGa naar voetnoot2) dat jammer no gedogenGa naar voetnoot2),
3705[regelnummer]
Dat dander soude sterven vorGa naar voetnoot3) siin ogenGa naar voetnoot4).
Die hogeGa naar voetnoot4) lieden entie baroene,
Diese hadden gewiistGa naar voetnoot5) te verdoene,
Die daer waren te jegenwordenGa naar voetnoot6),
Daer si dit sagenGa naar voetnoot7) ende hordenGa naar voetnoot8),
3710[regelnummer]
Si weenden ende hadden groet seer:
Om een vonnesseGa naar voetnoot9) sach men noit eer
Wenen so menigenGa naar voetnoot10) hogenGa naar voetnoot10) here.
Den amiraelGa naar voetnoot11) jammerde selvenGa naar voetnoot12) so sere,
Dor al dat hi was verbolgenGa naar voetnoot13) so,aant.
3715[regelnummer]
HemGa naar voetnoot14) wart so serich ende so onvro
Ende weende so, dat hi haers rouwen
Nemmeer van jammere conste gescouwenGa naar voetnoot15).
Als hi hoerdeGa naar voetnoot16) dese seerlike wortGa naar voetnoot17),
Ende hi den enen sach comen vortGa naar voetnoot18),
3720[regelnummer]
Om dat hi woude sterven voren;
Ende Blancefloer, die hi hadde vercoren,
Sach so tongerekeGa naar voetnoot19) wesen, doe
CamGa naar voetnoot20) hem so gedaen jammer toe,
Dat hiitGa naar voetnoot21) swaert uter hant liet vallen.
3725[regelnummer]
Doe waser bliscap onder hemGa naar voetnoot22) allen,
Si weenden ende si waren blide,
Alle waren si in der kinder side.
Die hertogeGa naar voetnoot23), die tvingerliinGa naar voetnoot23) hadde upgehevenGa naar voetnoot24),
Hi piinde hem harde om der kinder leven.
3730[regelnummer]
Doe dochtGa naar voetnoot25) hem tiitGa naar voetnoot26) te spreken goet:
Want elc es sculdichGa naar voetnoot27) siins heren moet
Te wachten ende nemen ware.
Hi sprac ten baroenen al uppenbareGa naar voetnoot28):
‘GiGa naar voetnoot29) heren, nu geradenGa naar voetnoot29) wi
3735[regelnummer]
Onsen here, dat hi sonder lachter si,
Ende tperlement met sire erenGa naar voetnoot30) scede!aant.
Die kinder waren gewiistGa naar voetnoot31) te verdoene bede:
| |
[pagina 104]
| |
Onsen here siin ereGa naar voetnoot1) hier mede te doene.
3740[regelnummer]
Bi minen sinne, bi minen wane,
Al mach hiitGa naar voetnoot5) doen, dat hise verdade,
Hi heeft haer liifGa naar voetnoot5) in sire genadeGa naar voetnoot6).
Ic neemt bi gode ende mire wet,
3745[regelnummer]
Dat mi dinct siin ere bet,
Dan mense verdade, al waert recht.
Want damiraelGa naar voetnoot7) mach hem wachten echt
JegenGa naar voetnoot11) gode sonder sonde ende mortGa naar voetnoot12):
3750[regelnummer]
Mi dinct vroetheit, dat hiitGa naar voetnoot13) doe.
Dits u ere spade ende vroe’Ga naar voetnoot14).
‘Here, doet wel u ere ende dit doet:
Dat loven wi alle, die raetGa naar voetnoot15) es goet.’
Alse damiraelGa naar voetnoot16) hoerde, dat sine baroene
3755[regelnummer]
Dit baden ende hemGa naar voetnoot17) rieden te doene,
Was hi blider dan hi sinen lieden
Te verstane dede, diet hem rieden,
Ende seide hem, dat hiitGa naar voetnoot18) doen soude,
Te dien dat Floris secgenGa naar voetnoot19) woude,
3760[regelnummer]
Hoe hi so hogenGa naar voetnoot20) tor upGa naar voetnoot21) clam,
Ende hoe hi in Blancefloeren camer camGa naar voetnoot22),
Bi welker lustGa naar voetnoot23), bi welken sinne,
DatsGa naar voetnoot24) niemen int hof wart in inne.
‘Here’, seit Floris, ‘des neGa naar voetnoot25) doe ic niet,
3765[regelnummer]
So wat vernoy so mi gescietGa naar voetnoot26),
Ensi dat ghiis haerliic vergevetGa naar voetnoot26),
Dier mi toe riet ende geholpenGa naar voetnoot26) hevet,
Of giGa naar voetnoot26) over hem hebt geweltGa naar voetnoot26),
| |
[pagina 105]
| |
ElsGa naar voetnoot1) ne werdet van mi getelt’Ga naar voetnoot2).
3770[regelnummer]
Doe vernuwede den amiraelGa naar voetnoot3) siin seer
Ende vermat hem, dat hi nemmermeer
Dor niemens bede soude vergevenGa naar voetnoot4);
Si neGa naar voetnoot5) souden verliesenGa naar voetnoot6) haer leven,
DanGa naar voetnoot7) mochten si niet maken onder hem allen.
3775[regelnummer]
Binnen dien so camGa naar voetnoot8) gevallenGa naar voetnoot9)
Een biscopGa naar voetnoot10) den amirael te voeteGa naar voetnoot10)
Met minliken worden ende met soeten:
‘AmiraelGa naar voetnoot11), here, nuut dus eistGa naar voetnoot12) comen,
Of mense verdoet, wat saltGa naar voetnoot13) u vromen?
3780[regelnummer]
GiGa naar voetnoot14) siet, dat si sliifsGa naar voetnoot15) niet roeken.
Dat uwe baroene an u soeken,
Dat dinct mi reden, dat giitGa naar voetnoot16) doet.
VergeeftGa naar voetnoot17) hem beden uwen evelen moet
Ende hem allen, die hem gehulpichGa naar voetnoot17) waren.
3785[regelnummer]
Laet Floris secgenGa naar voetnoot18), hoe hi heeft gevarenGa naar voetnoot19):
Het soude u becomen vele bat
Ende alle uwen mannen te hoerne dat
Dan te siene, dat mense verdade;
An hare doetGa naar voetnoot20) lageGa naar voetnoot21) grote scade.
3790[regelnummer]
Nie makede god so sconen liifGa naar voetnoot22)
No an man, alsi hadden, no an wiifGa naar voetnoot22),
Doe riepen die heren alle medeGa naar voetnoot25):
W ....................
Dat ..................
Doe neGa naar voetnoot26) wilde hi jegen hem allen niet wesen,
3800[regelnummer]
Omdat siisGa naar voetnoot27) so oemoedelike baden.
Den kindren ende diet hem hadden geradenGa naar voetnoot28),
| |
[pagina 106]
| |
Vergaf hiitGa naar voetnoot1) al, dies hadde hi lof
Van alleGa naar voetnoot2) den genenGa naar voetnoot3), die waren int hot.
Doe sagenGa naar voetnoot3) die kinder haren bliden dach:
3805[regelnummer]
Harde minlic elc up andren sach,
Het was hem comen na haren wille.
Doe dede men maken een gestilleGa naar voetnoot3):
Floris beganGa naar voetnoot3) siin geschienteGa naar voetnoot3) tellen
Voer den amirael ende sine gesellenGa naar voetnoot3),
3810[regelnummer]
Dat siitGa naar voetnoot4) alle wel mochten horen.
TerstGa naar voetnoot5) telde hi, hoe si waren geborenGa naar voetnoot6);
Hoe tilicGa naar voetnoot7) haerliicGa naar voetnoot8) andren minde;
Hoe menne daer omme ter Montorien sinde,
Dat hi daer soude gaenGa naar voetnoot9) ter scolen,
3815[regelnummer]
Ende hoe soe hem binnen dien wart verstolen;
Ende hoese siin vader dede vercopen
Te Nicle ter marct, ende dede lopen
Die niemare, dat soe ware doetGa naar voetnoot10);
Ende hoene siin vader doe omboetGa naar voetnoot11),
3820[regelnummer]
Ende hoe groten rouwe hi om haer dreef,
Dat hiisGa naar voetnoot12) cume te live bleef,
Ende hiisGa naar voetnoot12) die waerheit doe gevreischteGa naar voetnoot13),
Ende hi haer volgdeGa naar voetnoot14) ende om haer eischte;
Hoe grote pine hi doegdeGa naar voetnoot14) om hare mee,
3825[regelnummer]
MenigenGa naar voetnoot15) anxt upt lant, menigenGa naar voetnoot16) in der seeGa naar voetnoot17);aant.
HoeGa naar voetnoot18) hi te Babilonien camGa naar voetnoot19) in die stat
Ende sinen werdGa naar voetnoot20) om raet bat,
Ende hoe wel hi hem gerietGa naar voetnoot21) daer toe,
Ende hoe hi den portwarder verlustichdeGa naar voetnoot22) doe;
3830[regelnummer]
Met sire haven, met sinen scatte
Vercreech hi an hem datte,
Dat menne met rosen in den corf droech.
TerstGa naar voetnoot23) dat hi des gewoechGa naar voetnoot24),
Datten si tweGa naar voetnoot25) dus hadden gedregen,
3835[regelnummer]
Doe wonderde hem allen, dier waren jegen,
Ende damirael selve loech;
Ende hoe men hem te Clarise droech,
Toter wile datse damirael vantGa naar voetnoot26),
Ende tswaert over hem hilt in die hant.
| |
[pagina 107]
| |
3840[regelnummer]
Als hi geentGa naar voetnoot1) hadde sine tale,
Ende vielGa naar voetnoot4) upt erde hem te voete neder
Ende bat, dat hi hem gaveGa naar voetnoot5) weder
Daer hi dor doegdeGa naar voetnoot5) so grote pine,
3845[regelnummer]
Ende seide, hi hadde liever te sine
In groten tormente ende te stervene
Dan levende Blancefloeren te dervene.
Nu moegdi horen grote edelhede,
Die damiraelGa naar voetnoot6) an Florise dede,
3850[regelnummer]
Alle diet sagenGa naar voetnoot7) warens blide:
Hi deden sitten neven sire side,
Blancefloeren dede hi comen te hem
Ende namse bi der hant ende seide: ‘Vrient, nem,
Hier gevicGa naar voetnoot8) di weder dese joncfrouwe
3855[regelnummer]
Ende beveelse di upGa naar voetnoot9) dine trouwe.
Dor gode ende der heren bede
BliifdiGa naar voetnoot13) verlost van groten lede.’
Doe vielen si hem te voete bede.
3860[regelnummer]
Hi cussese ende deedse op staen.
Florise maecte hi ridder saen,
Als men daer plach int lant.
Blancefloeren dede hineGa naar voetnoot14) nemen te hantaant.
Ende leiden te monstre met groter eren.
3865[regelnummer]
VolgedenGa naar voetnoot18) hem utermaten vele.
Doe omboetGa naar voetnoot19) hi Clarise haer gespeleGa naar voetnoot20),
Dat hise te wive nemen woude
Ende te haerre bederGa naar voetnoot21) live houden soude,
3870[regelnummer]
Ende deedse cronen harde eerlike
Ende makese vrouwe van den rike
Voer die heren ende sine genoteGa naar voetnoot22).
Daer maecte men brulochte grote;aant.
Daer waren speelmannen vergadert vele
3875[regelnummer]
Met menigerGa naar voetnoot22) manieren van snaerspele,
Vedelen, gigen, herpen, roten,
Met soeten geclankeGa naar voetnoot22), met soeten noten.
BedeGa naar voetnoot23) in den palaise ende daer uut
| |
[pagina 108]
| |
3880[regelnummer]
Daer was gegevenGa naar voetnoot2) menich riiclicGa naar voetnoot3) cleet.
Binnen dien was dat eten gereetGa naar voetnoot4)
Met dieren gerechtenGa naar voetnoot4) ende dies genoechGa naar voetnoot4).
Men eischedeGa naar voetnoot5) water ende men dwoech.
DamiraelGa naar voetnoot6) gincGa naar voetnoot7) sitten in de scoenste stede,
3885[regelnummer]
UptGa naar voetnoot8) rikelicste sitten, ende hi dede
Neven hem sitten siin wiifGa naar voetnoot9) Clarise;
Blancefloer die hovescheGa naar voetnoot10) entie wise
Dede hi sitten banderGa naar voetnoot11) side.aant.
Neven haer sat Floris vro ende blide.
3890[regelnummer]
Daer was vol hof ende brulocht groetGa naar voetnoot12),
Daer ne hadde niemenGa naar voetnoot13) wenschens noetGa naar voetnoot14).
Die daer ten etene waren gesetenGa naar voetnoot15),
Men brachte hem vort gedichteGa naar voetnoot15) eten,
Inne can genomenGa naar voetnoot15) elc gerechtGa naar voetnoot15).
3895[regelnummer]
Al sonder garsoen ende knecht,
Die daer vele waren utermaten,
So dienden daer wel hondert drossaten,
Hondert spindren, hondert bottelgiere.
So riiclic eten noch so diere
3900[regelnummer]
Ne was nie gereetGa naar voetnoot15) tenen hove,
No so scone gedientGa naar voetnoot15) no so wel te love.
Daer was als genoechGa naar voetnoot15), wilt ende tam:
So wat so elken wel becamGa naar voetnoot16),
Des dede men hem te vollenGa naar voetnoot17) bringenGa naar voetnoot18).
3905[regelnummer]
Der goudineGa naar voetnoot19) coppen daer vele gingen
Met dieren clareite ende al omme te stride
Met morate, met wine an elke side.
Dat wilde god niet, dat iemenGa naar voetnoot20) soudeGa naar voetnoot21)
Uut nappeGa naar voetnoot22) drinken, hi ne waer van goude.
3910[regelnummer]
Binnen dien dat si dus saten
Met groter bliscap ende aten,
CamenGa naar voetnoot23) twe riddren, die Floris sochten
Met segelenGa naar voetnoot24) ende met brieven, die si brochten.
GestadelikeGa naar voetnoot24) camenGa naar voetnoot25) si ende met sinne.
3915[regelnummer]
Daer na seiden si groetGa naar voetnoot29) saluut
| |
[pagina 109]
| |
Florise, daer si omme camenGa naar voetnoot1) uut,
Ende seiden hem, dat bedeGa naar voetnoot2) gader
DoetGa naar voetnoot3) waren moeder ende vader.
3920[regelnummer]
U man entie hoechste van uwen lieden,
Die ons te lanc wareGa naar voetnoot7) te noemeneGa naar voetnoot8) nu.
Si bidden harde ende ombiedenGa naar voetnoot9) u,
Dat giGa naar voetnoot10) te lande comt haestelike
3925[regelnummer]
Te berechten u lant ende u rike.’
Doe Floris vernam siins vader doetGa naar voetnoot11)
Ende sireGa naar voetnoot12) moeder, doe hadde hi rouwe groet,
Bede hi ende Blancefloer hadden groet seer,
Elc dier maren droefde tameerGa naar voetnoot13).
3930[regelnummer]
Si keerden weder ten amiraleGa naar voetnoot14)
Al wenende met soeter tale
Ende baden orlof te lande te verne.
DamiraelGa naar voetnoot15) hadse onthouden gerneGa naar voetnoot16)
Ende bat vriendelike, dat si bleven,
3935[regelnummer]
Hi soude hem al, des si behoefden, gevenGa naar voetnoot17).
FlorisGa naar voetnoot18) seide, no scat, no have,
No goet negeenGa naar voetnoot19), dat men hem gave,
NeGa naar voetnoot20) mochten int lant niet behouden.
Alse damiraelGa naar voetnoot21) vernam, dat sine wouden
3940[regelnummer]
Te hemGa naar voetnoot22) niet bliven, wi vinden gescrevenGa naar voetnoot23),
Dat hi Florise te sire vaert dede gevenGa naar voetnoot23)
Van finenGa naar voetnoot24) silvere ende van finenGa naar voetnoot24) goude
Si geredenGa naar voetnoot28) hem ende namen orlof
3945[regelnummer]
An alle de geneGa naar voetnoot29), die waren int hof.
Hem allen jammerde die daer waren,
Daer sise uten palaise sagenGa naar voetnoot29) varen,
Ende bevalen gode haer liifGa naar voetnoot30) ende haer ere.
Floris voer wech verdroevet sere,
3950[regelnummer]
Om dat bedeGa naar voetnoot31) gader
DoetGa naar voetnoot32) waren moeder ende vader,
Ende andersins blide, dat Blancefloer
Met hem weder te lande voer.
| |
[pagina 110]
| |
Sonder lachter voerde hise ende scandeGa naar voetnoot1)
3955[regelnummer]
Te Spaengen binnen sinen lande;
Daer was hi wellecomeGa naar voetnoot2) ende wel ontfaen.
Alt conincrike wart hem onderdaen:
Doe waest hem comen harde scone.
Sine man daden hem dragenGa naar voetnoot3) crone
3960[regelnummer]
Ende maecten coninc ende coninginne siin wiifGa naar voetnoot4),
Die hi minde vor al siin selfs liifGa naar voetnoot5).
Om dat Blancefloer oecGa naar voetnoot6) kersten was,
GeliefdeGa naar voetnoot7) hem ende luste das,
Dat hi wart kersten ende hem dopen dede
3965[regelnummer]
Ende al tvolc van sinen lande mede.
Sint verstarfGa naar voetnoot8) hem al Hongerie
Van enen sinen oemGa naar voetnoot9) ende al Bulgerie:
Dus hogeGa naar voetnoot10) camGa naar voetnoot11) hi in sinen live.
Ene dochter haddi bi sinen wive,
3970[regelnummer]
Daer wi een deel of secgenGa naar voetnoot12) moeten,
- Baerte hietsi metten breden voeten, -aant.
Maer des ne salGa naar voetnoot13) niet vele siinGa naar voetnoot14),
Die nam te wive die coninc Puppiin,
Een geweldichGa naar voetnoot15) coninc, ende wan an hare
3975[regelnummer]
Een kint, daer vele af te secgenGa naar voetnoot16) ware.
Dat was die coninc Kaerle van Vrankerike,
Die menigenGa naar voetnoot17) borch wan geweldelikeGa naar voetnoot17).
Hier sal ic enden dese aventure.
Blancefloer wart Florise sere te sure,
3980[regelnummer]
Hi piinder hem om, god halper hem toe:
So moete hi ons spade ende vroe,
Dat wi alle onse daden te goeden dingenGa naar voetnoot17)
Ten jonxten dageGa naar voetnoot17) moeten bringen.
Amen.
|
|