Helga van Beuningen
Als een mastodont in vertaalland
Vertaalherinneringen? Na een lang leven als vertaler stapelen die zich natuurlijk op. Anders dan sommige ‘laatbloeiers’ of zij-instromers mikte ik eigenlijk al vanaf het begin op dit beroep; ik wilde altijd al ‘iets met talen doen’, maar voor de klas gaan staan wilde ik absoluut niet. Mijn weg daarheen in sneltreinvaart: ik studeerde Engels en Nederlands aan het Institut für Übersetzen und Dolmetschen van de Universiteit van Heidelberg, studeerde af als gediplomeerd vertaler, gaf aan datzelfde instituut vijftien jaar les in de vertaalrichting Nederlands-Duits.
Om privéredenen verhuisde ik in 1984 naar Noord-Duitsland en begon daar een nieuwe carrière. Na vier jaar studie en vijftien jaar lesgeven brak eindelijk de tijd aan om wat ik had geleerd en gedoceerd zelf in praktijk te brengen! In het begin vertaalde ik vooral technische, juridische en kunsthistorische teksten, daarna non-fictie, aanvankelijk voornamelijk uit het Engels, want in de jaren tachtig werd er nauwelijks iets uit het Nederlands vertaald, daarna, in 1985, met aardig wat hartkloppingen (literatuur vertalen, kan ik dat wel?) mijn eerste fictievertaling, samen met mijn oud-collega Barbara Heller: Onder professoren van Willem Frederik Hermans.
Daarmee had ik bloed geproefd, kun je wel zeggen. Wat een taalkundige rijkdom biedt een fictietekst, wat een variatie, wat een expressieve mogelijkheden, wat een breed scala aan associatieve en connotatieve mogelijkheden van vertaling - inclusief de mogelijkheid om de mist in te gaan. Maar het was gewoon enorm leuk! De feedback van de verantwoordelijke redacteur was positief, maar tegelijkertijd ontvingen we een lijst met vragen en suggesties voor wijzigingen van de auteur, die niet bepaald bekendstond als makkelijk. Alles werd tot ieders tevredenheid opgelost, we wisten hem de meeste van zijn suggesties uit het hoofd te praten, en in 1986 verscheen de roman in het Duits bij Diogenes.
De verdere loopbaan van deze vertaalster, die al lange tijd uitsluitend fictie en uitsluitend uit het Nederlands vertaalt, nam aardig wat tijd in beslag en werd door tal van factoren bepaald. De verspreiding van de Nederlandstalige literatuur in Duitsland kreeg in 1993 een sterke impuls door de Frankfurter Buchmesse, waar Vlaanderen en Nederland gezamenlijk als Schwerpunkt- en gastland optraden. Er werd fantastisch werk verricht door het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds (nu onderdeel van het Nederlands Letterenfonds) en de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Kunst (nu Literatuur Vlaanderen), die er met een onvermoeibare inzet, een hoge mate van professionaliteit en duizend goede ideeën voor zorgden dat het succes van de beurs geen stille dood stierf, maar eerder de basis was van waaruit verder gewerkt werd.
Daar hoorde ook de verdere professionalisering van vertalers bij. Ons werk was voor de Nederlandse literatuur, inmiddels een Geheimtipp bij uitgevers en in de media, opeens een voorwaarde om in andere taalgebieden gelezen te worden: geleidelijk aan werden we uit ons onopgemerkte,