| |
| |
| |
Akkie Joosse en Cees Koster
Over planten, bomen, dieren en God
Annie Dillards Pilgrim at Tinker Creek in vertaling
Onder de vele interessante vertalingen die het afgelopen jaar een weg naar lezers probeerden te vinden, bevond zich ook Pelgrim langs Tinker Creek van de Amerikaanse schrijfster Annie Dillard, in de vertaling van Henny Corver. Het boek is een egodocument, een verslag van een langdurig verblijf in de natuur in de buurt van een riviertje in de staat Virginia. Je zou het ook een ecodocument kunnen noemen (geen ecofictie, zoals een bekende term luidt, maar econon-fictie), want in het boek staan de min of meer objectieve waarneming en subjectieve beleving van de haar omringende natuur centraal. Ecoliteratuur is natuurlijk een buitengewoon actueel genre. De toenemende aandacht ervoor is mede ingegeven door de aandacht voor klimaatverandering, duurzaamheid en zorgen om biodiversiteit. Er bestaat zelfs, sinds 2013, een prijs voor ‘Nederlandse natuurboeken’, de Jan Wolkers Prijs. Afgaand op de nominaties en laureatenlijst worden vertalingen daarbij kennelijk niet als Nederlandse boeken beschouwd. Wat gedetailleerdheid en subjectiviteit van de waarneming betreft laat Pelgrim langs Tinker Creek zich ook wel enigszins vergelijken met een boek als Caspar loopt van Caspar Janssen, dat eveneens afgelopen jaar verscheen, ook nog bij dezelfde uitgever, Atlas Contact. Het boek van Dillard is alleen reflectiever en filosofischer van aard en staat in dat opzicht juist weer in een lange Amerikaanse traditie, waar de schrijfster ook geregeld naar verwijst. Haar grootste voorbeeld is de Amerikaanse schrijver en filosoof Henry David Thoreau, die met zijn natuurboeken (Walden, The Maine Woods) eind negentiende eeuw tot ver buiten de Amerikaanse grenzen naam maakte.
Dillards boek vormt zogezegd het residu van jarenlange dagboekaantekeningen en is dan ook niet lineair van opzet, maar vooral zeer associatief. In wezen bestaat het uit de beschrijving van gedachten die bij de auteur opkomen naar aanleiding van waarnemingen rond het riviertje dat grenst aan de achtertuin van haar huis in suburbia. Je vindt er een uiterst minutieuze beschrijving van hoe een kikker door een reuzenwaterwants wordt verdoofd en leeggezogen naast spirituele bespiegelingen over de aard van God en de schepping, overigens zonder dat het echt zwaar religieus wordt. Een neiging tot mooischrijverij is de auteur daarbij niet vreemd. Veel associaties betreffen ook teksten van anderen, er wordt zeel veel gealludeerd en geciteerd, in een enkel geval is er zelfs sprake van hele boekbesprekingen.
Pelgrim langs Tinker Creek is om meerdere redenen als vertaling interessant. In de eerste plaats vooral om de vertaalproblemen die de nomenclatuur met zich meebrengt, de termen voor de flora en fauna die worden beschreven. De verschillen tussen de verzamelingen flora en fauna die zich op afzonderlijke continenten bevinden zijn legio, de verschillen en overeenkomsten tussen de namen daarvan vormen bij tijd en wijle een onontwarbare kluwen. Daarbij geldt voor een algemeen non-fictieboek ook altijd het probleem dat de kennis van de lezer het hele spectrum van leek tot kenner kan omvatten. Wat
| |
| |
voor de leek een vloeiende leeservaring is, hoeft dat voor de kenner niet te zijn; andersom geldt hetzelfde, al zitten natuurliefhebbers, de meest voor de hand liggende doelgroep van dit boek, misschien ergens in het midden. De tragiek van de vertaler is dat hoe hard je ook je best doet en hoe zorgvuldig je ook te werk gaat, de leek er nauwelijks iets van merkt en er onder de kenners altijd wel iemand lijkt te zijn die het beter weet of meent te weten.
Daarbij wordt de oorspronkelijke tekst, Pilgrim at Tinker Creek, grote literaire waarde toegedicht. In 1975, een jaar na verschijnen, won Dillard met dit boek de prestigieuze Pulitzerprijs in de categorie ‘algemene non-fictie’. In besprekingen van het boek wordt onveranderlijk hoog opgegeven van de stilistische brille van Dillard, die haar observaties vaak in sterk poëtisch taalgebruik weergeeft. De neiging tot filosofisch reflecteren levert dan vaak weer een wat abstract taalgebruik op, waar het Engels meer tolerantie voor heeft dan het Nederlands. De moeilijkheidsgraad van de vertaling is dus behoorlijk hoog.
Bovendien is Pelgrim langs Tinker Creek een hervertaling. In 1978 verscheen bij uitgeverij Gottmer een eerste Nederlandse vertaling onder de titel Waterspiegelingen, van de hand van Ruud Rook, te zien aan zijn aanzienlijke oeuvrelijst (waarop ook een vertaling van Darwins The Origin of Species te vinden is) een gespecialiseerde natuurvertaler. De nieuwe vertaling schrijft zich om zo te zeggen over de oude vertaling heen en dient zich ten opzichte daarvan ook te legitimeren. De vraag waarom een hervertaling wordt uitgebracht komt altijd vanzelf op.
| |
De namen
Wie het boek argeloos leest (en waarom zou je dat niet doen), en dus niet als kenner, kan er een hoop plezier van hebben. De vertaling van Henny Corver leest soepel; Kester Freriks noemt de vertaling in een bespreking in NRC Handelsblad (21 juni 2019) ‘erg mooi’. Ook de namen van planten en dieren die veelvuldig worden genoemd, meestal in het Nederlands, maar soms ook in het Engels en in de wetenschappelijke, van het Grieks en Latijn afgeleide vormen, lijken correct, ze zijn in ieder geval te herleiden tot bestaande soorten.
De vertaler gebruikt verschillende strategieën om met de overvloed aan namen om te gaan. De eerste, en meest voorkomende, is het geven van de Nederlandse naam zoals die in verschillende online bronnen te vinden is. Officiële namen van planten en dieren bestaan in het Nederlands voornamelijk van soorten die in Nederland of in (voormalige) koloniën en overzeese gebieden voorkomen. Maar met de komst van internet lijkt er een soort popularisering van naamgeving plaats te vinden. Het gevolg hiervan is dat van veel niet-Nederlandse soorten ineens allerhande Nederlandse namen te vinden zijn. Soms zijn dat letterlijke vertalingen, vaak uit het Engels, soms ook zijn de namen aangepast.
Ook Corver maakt hier gebruik van. Zo wordt ‘skunk cabbage’ letterlijk vertaald met ‘stinkdierkool’, een naam die bijvoorbeeld gebruikt wordt op de website van de Nederlandse Vereniging van Botanische Tuinen en die daarmee een bepaalde legitimiteit heeft, al is het geen officiële Nederlandse naam. Overigens wordt de naam ‘skunk cabbage’ gebruikt voor een aantal soorten uit dezelfde familie (Simplocarpus foetidus en twee Lysichiton-soorten). Voor ‘stinkdierkool’ geldt hetzelfde. Met de letterlijke vertaling wordt deze ambiguïteit dus naar het Nederlands meegenomen.
Een andere strategie die Corver gebruikt, is het aanhouden van de oorspronkelijke Engelse naam. Zo komt een groep vogels uit de mezenfamilie (‘chickadees’), in de vertaling terecht als ‘chickadees’. ‘Bluegills’, een soort baarsachtige vissen,
| |
| |
blijven ‘bluegills’ en ‘hemlocks’ blijven ‘hemlocks’ of worden ‘hemlocksparren’. Voor ‘chickadees’ en ‘bluegills’ zijn niet direct Nederlandse namen voorhanden, dus de keuze voor het laten staan van de Engelse naam is begrijpelijk. Zo kan een geïnteresseerde lezer altijd achterhalen om welke soorten het gaat. Voor ‘hemlock’ is de Nederlandse naam ‘hemlockspar’ een geaccepteerde naam en het is onduidelijk waarom de ene keer gekozen wordt voor ‘hemlock’, en de andere keer voor ‘hemlockspar’. Misschien wilde ze gebruikmaken van de mogelijkheid tot stilistische variatie en niet elke keer hetzelfde woord gebruiken.
Soms maakt Corver bij het ontbreken van een Nederlandse naam een andere keuze. Op een goed moment haalt Dillard een herinnering op aan een gebeurtenis op de lagere school toen een vriendinnetje een cocon van een mot mee naar school nam. Dillard spreekt hier van ‘a Polyphemus moth’ of simpelweg van ‘a Polyphemus’ en meldt verder dat ‘[...] the Polyphemos is one of the few huge American silk moths, much larger than say, a giant or tiger swallowtail butterfly’. In de vertaling gebeurt hier iets interessants. Corver kiest ervoor om de Nederlandse naam van de familie waartoe de ‘Polyphemus moth’ (Antheraea polyphemus) hoort te gebruiken, ‘Nachtpauwoog’, en die vervolgens te koppelen aan de soortnaam. Het resultaat is dan ‘polyfemus-nachtpauwoog’, waarbij ‘polyphemus’ wordt vernederlandst tot ‘polyfemus’. Van ‘huge American silk moths’ maakt ze echter ‘Amerikaanse reuzen-nachtpauwogen’, waardoor het lijkt of er van twee verschillende families sprake is, terwijl het hier om dezelfde familie gaat - ‘huge’ is hier niet meer dan een bijvoeglijk naamwoord bij ‘silk moths’ en niet deel van de naam. Voor ‘giant swallowtail’ respectievelijk ‘tiger swallowtail’ gebruikt Corver vervolgens geen Engelse of Nederlandse namen, maar de wetenschappelijke namen Papilio cresphontes en Papilio glaucus met de toevoeging dat het hier om pagesoorten gaat. Het is niet duidelijk waarom ze in dit geval deze keuze maakt. Ook hier had ze de Engelse namen kunnen handhaven bij gebrek aan een Nederlandse naam. Een andere keuze had kunnen zijn om het hyperoniem ‘page’ te gebruiken, maar omdat een van de kenmerken van Dillards tekst juist de verbijsterende hoeveelheid details over de natuur is die ze over de lezer
uitstort, zou dat daar afbreuk aan doen.
| |
Plataan of esdoorn
Nog een mooi voorbeeld van de verwarring die kan ontstaan bij het vertalen van planten- en dierennamen betreft de bomennaam ‘sycamore’. Deze naam komt in de originele tekst veelvuldig voor. Het is onder meer de boom waar Dillard onder zit te peinzen en een omgevallen stam ervan doet dienst als brug over de Tinker Creek. Zoek je op internet naar ‘sycamore’, dan verzand je al snel in een moeras van namen. ‘Sycamore’, al dan niet met een voorvoegsel als Western, Eastern, True, wordt gebruikt voor een scala aan bomen. In Engeland wordt met ‘sycamore’ over het algemeen verwezen naar de in Europa voorkomende Acer pseudoplatanus, in Nederland bekend als de ‘gewone esdoorn’. In Amerika staat ‘sycamore’ onder andere voor een aantal plataansoorten waaronder Platanus occidentalis, in het Nederlands ‘westerse plataan’. Corver gebruikt deze benaming in een passage over de poëtische lading van het Engelstalige woord ‘sycamore’. Omdat Dillard ook hier geen kwalificatie bij ‘sycamore’ gebruikt is er geen aanleiding voor Corver om hier af te wijken van haar eerdere keuze voor ‘plataan’ zonder kwalificatie. De keuze voor ‘plataan’ in plaats van ‘esdoorn’ als vertaling voor ‘sycamore’ lijkt een logische. Het boek is immers geschreven door een Amerikaan- | |
| |
se schrijfster en speelt zich af in de Amerikaanse staat Virginia. Wonderlijk is het dan wel dat Corver een enkele keer toch ‘esdoorn’ gebruikt als vertaling voor ‘sycamore’. Kennelijk raakte zij toch verdwaald in de kluwen.
In de tekst zijn twee duidelijke aanwijzingen te vinden dat in dit geval ‘plataan’ de juiste vertaling is. Op een gegeven moment is er sprake van dat de auteur bezig is met ‘peeling the mottled bark of a sycamore, idly, littering the grass with dried lappets and strips’. Even later schrijft Dillard ‘because a sycamore's primitive bark is not elastic, but frangible, it sheds continuously as it grows’. Dit zijn duidelijk eigenschappen van de bast van een plataan en niet van de ‘gewone esdoorn’.
In de vertaling van Ruud Rook uit 1978, Waterspiegelingen, wordt consequent van ‘esdoorn’ gesproken, maar hij gebruikt wel vaker soortnamen die twijfel over de juistheid oproepen, zoals ‘waterspin’ als vertaling voor ‘waterstrider’ in plaats van het correcte ‘schaatsenrijder’ dat door Corver wordt gebruikt. Zijn vertaling is dan ook van voor het internettijdperk, dus hij zal over aanzienlijk minder bronnen hebben kunnen beschikken.
Bij een van de diersoorten gaat Corver wel echt de fout in. Hoewel de overvloed aan online bronnen het eenvoudiger maakt om toegang te krijgen tot al dan niet officiële volksnamen van planten en dieren, bestaat nog steeds het risico op een verkeerde inschatting. Corver tovert ‘pineproccesionaries’ om tot de in Nederland welbekende ‘eikenprocessierupsen’, die dan vervolgens over ‘dennenbomen’ kruipen. Het zal een slippertje zijn, want over het algemeen weet Corver goed haar weg te vinden op dit punt. Dat ze meerdere strategieën voor het vertalen van planten- en dierennamen gebruikt, leidt natuurlijk wel tot een soort inconsequentie.
| |
Deus Absconditus
In Waterspiegelingen staat op de titelpagina een disclaimer met betrekking tot de keuze om Engelstalige namen waarvoor geen Nederlandse namen bestaan onvertaald te laten. De keuze berust op de aanname dat ‘noten en nadere wetenschappelijke toelichting de meditatieve stroom slechts zouden storen’. Dat de vertaler hier een punt heeft, blijkt uit de ene vertalersnoot die Corver zich in haar vertaling veroorlooft. In het eerste hoofdstuk laat Dillard zich op haar abstract-spirituele best zien. Op een gegeven moment bespreekt zij de stelling dat wij als mensen een product zijn van de schepping. Ze haalt daarbij de Koran aan, de Franse filosoof Pascal, God en Einstein, allemaal in één alinea. Ze komt dan tot de formulering:
It could be that God has not absconded but spread, as our vision and understanding of the universe have spread, to a fabric of spirit and sense so grand and subtle, so powerful in a new way, that we can only feel blindly of its hem.
Taalkundig gezien is hier door de transparante structuur wel sprake van een vloeiende passage, maar om de auteur hier in haar redenering te kunnen volgen, om invulling te kunnen geven aan de abstracte begrippen waar ze naar verwijst, dien je als lezer een flinke inspanning te leveren. De vertaling van Corver van dit fragment luidt aldus:
Het zou kunnen dat God niet de benen heeft genomen, maar zich heeft verbreid, net zoals onze visie en inzicht in het universum zich hebben verbreid, tot een weefsel van Geest* en gevoel zo groots en subtiel, en op een heel nieuwe manier zo machtig, dat we het slechts blindelings bij de zoom kunnen aftasten.
| |
| |
De frase ‘fabric of spirit and sense’ is vertaald met ‘weefsel van Geest* en gevoel’, waarbij de asterisk verwijst naar een voetnoot van de vertaler:
Hiermee wordt niet de Heilige Geest bedoeld, maar Pneuma, letterlijk ‘adem’; vanuit de visie dat God zowel welwillend als wreed kan zijn is Pneuma, de goddelijke Geest, de manifestatie van schoonheid en genade.
Waar deze theologische oprisping van de vertaler vandaan komt en waar zij op is gebaseerd, wordt niet duidelijk gemaakt. Hier is sprake van een zeer uitzonderlijk invasieve inhoudelijke ingreep, die geheel overbodig zou zijn geweest wanneer ‘Geest’ niet met een hoofdletter zou zijn geschreven. Iedere lezer zou dan zelf hebben kunnen doortheologiseren op basis van de genoemde auteurs en begrippen.
Wanneer we de vertalingen van deze passage door Rook en Corver met elkaar vergelijken, krijgen we ook enigszins een beeld van hoe ze zich tot elkaar verhouden. Rook heeft de zin in 1978 als volgt vertaald:
Het zou kunnen dat God zich niet verborgen heeft maar zich heeft verbreid, zoals onze visie en begrip van het universum zich hebben verbreid, tot een geheel van geest en gevoel zo groot en onnaspeurlijk, zo machtig op een nieuwe wijze, dat we slechts blindelings kunnen tasten naar de zoom van zijn kleed.
Qua vloeiendheid doen de vertalingen niet veel voor elkaar onder, simpelweg omdat ze allebei de transparante structuur van het origineel volgen. Op zeer kleine details valt op beide vertalingen wel wat af te dingen: ‘our vision and understanding of the universe’ is bij Rook ‘onze visie en begrip van het universum’ geworden, waarbij ‘visie’ geen collocatie kan vormen met ‘van’ en dus als zelfstandig naamwoord nu los in de zin staat. Voor de vertaling ‘onze visie en inzicht in het universum’ van Corver geldt hetzelfde, ‘visie’ kan hier ook geen collocatie aangaan met ‘in’. In beide vertalingen wordt ook een verbogen bezittelijk voornaamwoord gebruikt bij een onzijdig zelfstandig naamwoord in het tweede lid. Het meest substantiële verschil is ‘dat God niet de benen heeft genomen’ bij Corver tegenover ‘dat God zich niet verborgen heeft’ bij Rook voor Dillards ‘that God has not absconded’ in het eerste deel van de zin. ‘De benen nemen’ heeft als idiomatische uitdrukking een informeel register, waar ‘absconded’ dat niet heeft. Bovendien laat het zich niet zo makkelijk associëren met het begrip Deus Absconditus dat even voor deze passage door Dillard wordt genoemd en dat centraal staat in haar associatieketen. ‘Verborgen’ laat dat wel toe, omdat in het Nederlands ‘verborgen God’ vaak als vertaling voor het Latijnse begrip wordt gebruikt.
| |
Besluit
Een vergelijkend oordeel laat zich aan de hand van zo'n kort fragment niet vellen, anders dan dat beide vertalingen aan elkaar gewaagd lijken te zijn. Wat betreft de nomenclatuur is de vertaling van Corver wel betrouwbaarder en dat is voor de natuurliefhebber een groot voordeel. De lezer die zich graag wil laten meevoeren door de ‘meditatieve stroom’ kan zich zeer wel laven aan de vertaling van Corver, al kan dat met de vertaling van Rook ook.
Annie Dillard, Pelgrim langs Tinker Creek. Vertaald door Henny Corver. Amsterdam: Atlas Contact, 2019.
| |
Bronnen
Dillard, Annie. 1974. Pilgrim at Tinker Creek. New York, ny: HarperCollins. |
Dillard, Annie. 1978. Waterspiegelingen. Vertaald door Ruud Rook. Haarlem: J.H. Gottmer. |
|
|