| |
| |
| |
Désirée Schyns
Schrijven als een vorm van bespieden
De voyeur van Christophe Boltanski
Frankrijk is nog niet uitgepraat over de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962), tenminste als je afgaat op de stroom publicaties, documentaires, films en wetenschappelijke congressen over de dekolonisatieoorlog. Er verschijnen ook nog steeds romans waarin la guerre d'Algérie een belangrijke rol speelt, zoals Le guetteur van Christophe Boltanski, dat in het Nederlands werd vertaald door Prescilla van Zoest met als titel De voyeur.
De roman opent begin jaren zestig in Parijs met de spiedende blik van een ik-verteller die een aantal studenten door een beslagen caféraam gadeslaat en vertelt dat zij zich willen gaan inzetten voor het fln (Front de Libération Nationale, de partij van Algerijnse onafhankelijkheidsstrijders). ‘“Ons lot is verbonden met dat van hen,” roept de mysticus, die het troepje duidelijk domineert. “In wezen zijn wij verantwoordelijk voor het geweld dat zij ondervinden maar waar wij niets van merken. We moeten uit die passiviteit komen en zelf initiatief gaan nemen”’ (10). Vervolgens wisselt het perspectief naar het heden, naar het appartement van de zes jaar geleden overleden moeder van de verteller. Terwijl hij samen met zijn zus de woning opruimt, ontdekt hij dat de moeder werkte aan een misdaadroman over een verklikker, of spion, in ieder geval een schimmige figuur die - net als zijzelf in het verleden deed - anderen in de gaten houdt. Alle hoofdstukken over de moeder worden vooraf gegaan door een kort citaat uit die misdaadroman in wording, dat als motto cursief rechts boven het hoofdstuk staat afgedrukt, zoals: ‘Hij trof haar niet meer op de trap, / hij verborg geen boeken meer / in de zakken van zijn uniform, / zijn dagen waren doelloos geworden.’
Gaandeweg wordt het de lezer duidelijk dat de moeder in haar studententijd waarschijnlijk gevaarlijke missies op zich nam en in het diepste geheim in dienst van de politieke top van de fln werkte. De verteller snuffelt in haar dagboeken en manuscripten. Zo bespiedt hij zijn overleden moeder, die op haar beurt anderen bespioneerde voor de fln en blijkens haar dagboeken zelf leed aan vervolgingswaan. Of was het geen waan en werd ook zij in de gaten gehouden? En dan is er nog haar roman over een figuur waarover we niets te weten komen, behalve dat hij de gangen nagaat van mensen in een ander appartement.
In het Frans heet Boltanski's roman Le guetteur, naar iemand, bijvoorbeeld een soldaat, die ongemerkt de gangen nagaat van een ander met min of meer vijandige bedoelingen. Het woord verwijst naar de activiteiten binnen het Franse studentenverzet tijdens de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog en de achtervolgingswaan van de moeder. Het Franse guetter verwijst ook naar de zoon die het verleden van de moeder bespiedt. In het Nederlands werd het De voyeur, ‘iemand die seksuele opwinding ontleent aan het bespieden van minnende paren of zich uitkledende personen, syn. gluurder’ (Van Dale). Hierdoor krijgt de roman een seksuele connotatie die in het origineel ontbreekt en komt de nadruk meer te liggen op de misdaadroman in wording van de moeder, waarin iemand anderen bespioneert maar daarom nog
| |
| |
geen voyeur hoeft te zijn. De titel is waarschijnlijk gekozen om meer lezers te trekken. De Nederlandse cover is heel suggestief, met een foto van een rokende vrouw en een jongeman die in het halfdonker in een huiskamer zitten met een schemerlamp tussen hen in. De jongen zit met gebogen hoofd en halfgevouwen handen en lijkt schuldbewust het hoofd te buigen, alsof de vrouw hem zojuist vriendelijk maar beslist de les heeft gelezen. Van de titel en de boekcover van de Nederlandse versie gaat een bepaalde verleiding uit die nog versterkt wordt door de rode letters tegen een zwarte achtergrond.
| |
Een wereld evoceren
Boltanski, zelf geboren in het jaar dat Algerije onafhankelijk werd (1962), speelt een vernuftig spel met kijken en bekeken worden, met het grip krijgen op de verborgen geschiedenis van de moederfiguur en op de solidariteit van jonge Fransen met de Algerijnse onafhankelijkheid. Over die solidariteit las hij in getuigenissen van betrokkenen en in publicaties over het onderwerp. Daarnaast doet de verbeelding haar werk. Wat is waar? Wat gebeurde er precies in die historische periode vol geweld, angst, verraad, fanatisme, promiscuïteit en verleiding? Waarom durven sommige vroegere koeriers er nog steeds niet over te praten? De roman is dan ook geen ‘memoir’ zoals Ger Leppers in Trouw van 11 januari 2020 stelt, maar een manier om via literaire fictie en intertekstualiteit een inkijk te geven in hoe het heeft kunnen zijn. Het boek evoceert een wereld. Nadert met voorzichtige pasjes een beladen geschiedenis vol geweld en onderdrukking. Dat de moederfiguur op verbeelding berust blijkt volgens mij uit een van de twee motto's voorin het boek, afkomstig uit Parijse weemoed van Baudelaire: ‘“Over golven van daken heen zie ik een rijpe vrouw, gerimpeld al, arm, altijd over iets gebogen, die nooit naar buiten gaat. Met haar gezicht, met haar kleren, met haar gebaren, met bijna niets, heb ik de geschiedenis van deze vrouw, of liever haar legende, gereconstrueerd, en soms vertel ik die aan mijzelf, in tranen.”’ (In een Nederlandse vertaling van Le spleen de Paris van Nannie Nieland-Weits, zo blijkt uit het door de vertaalster toegevoegde glossarium.)
De solidariteit van Fransen met de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog is een historisch gegeven dat Boltanski moet hebben geïntrigeerd. Gezien het feit dat hij zijn roman Le guetteur noemt, zijn de aspecten verbonden met acties die het daglicht niet kunnen verdragen van het grootste belang voor de opbouw van zijn fictie. Tijdens mijn lezing van de vertaling heb ik dan ook gelet op de manier waarop oorlogsfeiten werden vertaald. Boltanski baseert zich op verhalen van Fransen die de kant van de fln kozen en ik vermoed ook op culturele herinnering, publicaties zoals Les porteurs de valises. La résistance française à la guerre d'Algérie van Hervé Hamon en Patrick Rotman, waarin aan de hand van getuigenissen en archiefonderzoek over het Franse verzet wordt verteld. Zo verschaften Franse verzetsmensen tijdens de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog onderduikadressen, verspreidden ze vlugschriften, of waren zij ‘brievenbussen’ voor geheime post aan het adres van het hoofd van de fln in Frankrijk. Daarnaast fungeerden ze als koeriers en brachten ze koffers geld (‘porteurs de valise’) clandestien naar Algerije bestemd voor de militaire leiders. Ze schaduwden ook Franse tegenstanders van een onafhankelijk Algerije, verklikten verraders of gingen zelf tot gewapende actie over. In het nawoord bij de Nederlandse vertaling schrijft Ariejan Korteweg dat Frankrijk in het begin van de jaren zestig geteisterd werd door terreuraanslagen als gevolg van de onafhankelijkheidsoorlog, die niet alleen in Algerije werd gevoerd, maar ook in het
| |
| |
‘moederland’: ‘Er waren soms meerdere aanslagen per dag op gebouwen en mensen. Treinen en boten waren het mikpunt, politiebureaus werden onder vuur genomen. De meeste aanslagen vonden plaats in Parijs, waar politieagenten op klaarlichte dag hun leven niet zeker waren.’ In De voyeur wordt er (vluchtig) verwezen naar gebeurtenissen uit die oorlog, zoals de aanslag op De Gaulle die de Algerijnen uiteindelijk onafhankelijkheid zou verlenen, of de militaire machtsovername in Algiers door de oas (organisation armée secrète), een semi-fascistische organisatie die Algerije niet uit handen wilde geven. Verder noemt Boltanski het boek La question van Henri Alleg, een communistische Franse student (een pied-noir) die in Algerije studeerde en de kant van de fln koos. Hij werd opgepakt en gemarteld en smokkelde zijn manuscript de gevangenis uit. Ten slotte refereert Boltanski aan het genadeloos neerslaan van een vreedzame demonstratie in oktober 1961 van ‘Franse moslims’ (gekoloniseerde Algerijnen) in Parijs waarbij tientallen Algerijnen de dood vonden.
Een aantal woorden die betrekking hebben op de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog werden niet altijd correct vertaald. Zo zijn ‘les événements’ waarmee in het Frans naar de oorlog wordt verwezen, geen ‘incidenten’, maar ‘gebeurtenissen’; de standaardvertaling in het Nederlands van dit eufemisme voor ‘oorlog’, dat woord mocht immers niet gebruikt worden omdat Frankrijk niet met zichzelf in oorlog kon zijn. ‘Une corvée de bois’ is geen ‘standrechtelijke executie’ maar ‘op de vlucht doodgeschoten’. Ten slotte hadden de vier generaals die een staatsgreep wilden plegen in Algiers geen ‘kalotjes op het hoofd’ (127) maar droegen ze soldatenmutsen om hun solidariteit met gewone soldaten extra in de verf te zetten (ze droegen geen officierspet).
| |
‘Een gelaagde modianeske roman’
Boltanski schrijft literair, bijzonder uitgebalanceerd en subtiel. Van Zoest weet in het Nederlands een sfeer op te roepen die sommige recensenten, zoals Ger Leppens in Trouw en Wineke de Boer in De Volkskrant, aan Modiano doet denken. De sfeertekening van begin jaren zestig ontstaat via de beschrijving van affiches, covers van misdaadromans, straten in Parijs, zwart geblakerde huizen waarop stadslichten weerkaatsen, muziek en kleding. Meteen op de eerste pagina wordt een beeld opgeroepen van een jonge vrouw zoals de verteller zich zijn moeder voorstelt als studente. Ze lijkt sprekend op Françoise Sagan en Françoise Hardy zonder dat die namen worden genoemd. Uit deze passage blijkt meteen de subtiele en precieze schrijfstijl van Boltanski:
Avec son attitude réservée, discrète, presque boudeuse, son pantalon pied-de-poule, sa marinière à rayures, ses souliers plats et sa frange longe, lissée, qui lui barre la vue et qu'elle s'évertue à repousser d'un bref battement de tête, elle paraît vouloir imiter une chanteuse yé-yé à la mode, plus jeune de quelques années, dont elle partage le prénom. (11)
De vertaalster heeft het laatste deel van de Franse zin naar voren gehaald en van het pruilmondje iets stuurs gemaakt, verder kan ze de alliteratie (‘bref battement’) niet behouden, maar de Nederlandse zin roept de sfeer perfect op:
Waarschijnlijk wil ze op een populaire, net iets jongere popzangeres met dezelfde voornaam lijken, met haar gereserveerde en terughoudende, bijna stuurse uitstraling, haar ruitjesbroek, gestreepte schipperstrui en platte schoenen, de lange naar rechts gestreken pony die in haar ogen hangt en die ze steeds
| |
| |
met een snelle hoofdbeweging opzij probeert te gooien. (15)
In recensies wordt stilgestaan bij het leven van de overleden moeder die een verlopen, eenzaam bestaan leidde in een vervuild appartement. Bij de weergave van dat larmoyante bestaan gaat Van Zoest eigenzinnig te werk en weet daarbij toch de juiste toon te treffen. In het volgende fragment kiest ze er duidelijk voor om de herhaling van het Franse woord ‘noir’ in het Nederlands niet weer te geven en vermijdt ze de (voor de hand liggende) vertaling ‘zwartgallig’ voor het woord ‘atrabilaire’:
Tout la rattachait au roman noir, à un univers noir, à une littérature qui vise moins à résoudre une énigme qu'à montrer la noirceur de la société. Son rejet de l'ordre établi, son caractère atrabilaire, son pessimisme foncier la portaient naturellement vers des auteurs qui s'appliquaient à dépeindre des villes pourries, des mondes dominés par des salopards, où le héros ne peut compter sur personne et ne vaut en général pas mieux que les autres. (105)
In alle opzichten voelde ze zich verbonden met de roman noir en zijn duistere wereld, een genre dat niet zozeer mysteries probeert te ontrafelen maar vooral de slechte kant van de maatschappij wil laten zien. Haar verzet tegen de gevestigde orde, haar sombere karakter en diepgaand pessimisme leidden als vanzelf naar schrijvers die graag verloederde steden beschrijven, milieus waarin schoften het voor het zeggen hebben, waar de held op niemand kan rekenen en meestal niet veel beter af is dan de rest. (84)
In een recensie op ‘boekenkastweb’ schrijft een criticus: ‘De auteur schildert met rijke details en schetst een levendig beeld hoe het er in Frankrijk aan toe ging in tijden van radicale en sociale verandering.’ Van Zoest geeft die details inderdaad precies weer, getuige het volgende fragment over twee studenten die in het nachtelijke Parijs vlugschriften willen verspreiden bestemd voor dienstplichtigen die ze willen aanzetten tot deserteren:
Ze opereren in een Parijs waar je onopgemerkt kunt blijven. Een stedelijk gebied waar nog niet zoals nu om de 30 meter een lantaarnpaal staat, een heel netwerk van wegen, doodlopende straten, pleintjes, stegen, achteraf gelegen buurten, onverlichte plekken. De gevels van huizen zijn nog donker van de steenkooldampen en absorberen het weinige licht dat de stad uitstraalt. Monumenten zijn nog niet verlicht als kerstbomen. Beveiligingscamera's bestaan niet. En geen enkel winkelcentrum wordt verblind door het schelle licht van neonlampen. Aan het begin van de jaren 60 is de nacht nog donker, ongetemd. Nog steeds overal heer en meester. Hij nodigt uit tot wetteloosheid, ontsnapping, clandestiniteit. (51-52)
| |
Kogel door de zerk
De Nederlandse vertaling is verrijkt met een verhelderend nawoord. Hierdoor wordt een context geschapen voor het lezen van de roman die zich afspeelt tijdens de dekolonisatieoorlog die gedeeltelijk in Frankrijk zelf werd gevoerd. Voorts maakte de vertaalster een glossarium waarin een aantal van de talrijke (soms verstopte) culturele en historische verwijzingen naar de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog, films, kranten, stripverhalen, boeken en romanpersonages zo veel mogelijk worden uitgelegd. Bij de culturele referenties in de tekst zelf (de krant
| |
| |
‘Libération’ bijvoorbeeld, die in het Frans wordt aangeduid met ‘Libé’) ontbreekt een asterisk, waardoor je als lezer geen signaal krijgt of in het glossarium iets wordt verklaard. Soms kiest Van Zoest ervoor een voor Fransen overbekende culturele referentie niet in het glossarium op te nemen, maar direct te vertalen. Zo vertaalt ze een beladen begrip als ‘gégène’, de bekendste door het Franse leger gebruikte martelpraktijk waarbij er elektriciteit op het lichaam van het slachtoffer werd geplaatst, met ‘elektroshocks’.
Het niet vertalen van wat impliciet wordt opgeroepen bij de (Franstalige) lezer kan ervoor zorgen dat de rijkdom van de broncultuur in het Nederlands achter de schermen verdwijnt. Dat het wemelt van de impliciete culturele referenties die niet altijd verklaard hoeven te worden (of kunnen worden) blijkt uit de volgende zin, waarin Boltanski de sfeer van de jaren zestig opnieuw weet op te roepen met de titels en een gedetailleerde beschrijving van de covers van een detectivereeks:
Je la revois étendue sur son lit, à longueur de journée, le nez plongé dans l'un de ses thrillers favoris au titre accrocheur, jeux de mots faciles en lettres jaunes sur fond noir qui me font encore rire - Fauve qui peut!, Le rouge est mis!, Le corbillard de Madame, Un fil à la gorge-, avec, à ses côtés, son éternel bol de Nescafé sucré, sa principale source nutritive, et une Gauloise brune sans filtre, pendue dans sa commissure ou réduite à une tige neigeuse sur le rebord de son cendrier en cuivre. (22)
De zwarte ondergrond met gele letters verwijst naar de detectivereeks van Gallimard ‘Fleuve noir’, de titels blijken soms vertalingen uit het Engels. Zo is Le corbillard de Madame (De lijkwagen van mevrouw staat voor) een Franse vertaling van een boek van James Hadley Chase en Un fil à la gorge (met een draad in plaats van een strop om je hals) een vertaling van een boek van de Amerikaan Arnold Drake. Le rouge est mis verwijst naar een Franse film uit 1957 met Jean Gabin gebaseerd op een misdaadroman. Van Zoest heeft zich vooral laten inspireren door de woordspeling uit de eerste titel (Fauve qui peut!), een woordspeling op ‘sauve qui peut’ (ren voor je leven) en het Franse ‘fauve’ dat ‘roofdier’ betekent. Verder laat ze een titel onvertaald. Wat verloren gaat is de sfeertekening in de Franse tekst met titels van bestaande detectiveromans die wel nog herkenbaar zijn voor Franse lezers, maar waarvan wordt verondersteld dat ze Nederlandstalige lezers niets meer zeggen. In het Nederlands worden er gekke, als het ware gefingeerde titels overgedragen die op een heel ludieke manier naar het misdaadmilieu verwijzen. De titels zijn echter wel creatief en geestig vertaald en de rest van de zin is heel precies overgedragen:
Ik zie haar voor me, van de ochtend tot de avond op haar bed liggend met haar neus in een van haar favoriete detectives met zo'n pakkende titel, melige woordspelingen in gele letters op een zwarte ondergrond waar ik nog steeds om moet lachen - Op heterdaad betrapt, Kogel door de zerk, Sta stil of ik schiet vol!', met binnen handbereik haar eeuwige kop Nescafé met gezoete melk, haar voornaamste voedingsbron, en een zware Gauloise zonder filter in haar mondhoek of op de rand van de koperen asbak, verworden tot een staafje van sneeuw. (15)
| |
Le diable est dans les détails
De subtiliteit zit in de Franse tekst in kleine details die bijzonder moeilijk over te brengen zijn, maar soms verbaast het me dat Van Zoest dan ook meteen een woord, of zelfs de hele zin
| |
| |
weglaat. Waren er geen creatieve oplossingen te bedenken? Of mag een vertaling niet te veel een transformatie worden? In het volgende fragment neust de zoon in de dagboeken van zijn moeder en ontdekt dat ze precies bijhield wanneer en hoeveel ze rookte. In het Frans gebruikt de moeder ‘cigie’ voor sigaret. Terwijl hij het dagboekfragment leest, legt de verteller door de klank van ‘cigie’ een relatie met het Franse ‘ci-gît’ (hier ligt begraven):
‘Dimanche 29 juillet 2001, première cigie à 6 heures, deuxième cigie à 6 h 30, troisième cigie à 6 h 50. Rien jusqu'à 9 h 55... 37e cigie à 23 h 17, 38e cigie à 23 h 40.’ La première fois que je tombai sur ces interminables énumérations, je crus lire ‘ci-gît’. Elle n'enterrait que des ‘clous de cercueils’, comme disait Humphrey Bogart. Elle notait chacune des cigarettes qu'elle fumait. (111)
In het Nederlands zijn de onderstreepte zinnen weggelaten, wat enigszins te begrijpen valt voor de woordspeling ‘cigie’ en ‘ci-gît’, maar niet voor de ‘clous de cercueils’ de ‘coffin nails’ van Bogart die zoals bekend een notoire roker was en voor wie de sigaret de nagel aan zijn doodskist betekende (hij stierf aan keelkanker):
Ze vermeldde steeds datum en tijd, op de minuut af. ‘Zondag 29 juli 2001, eerste saffie om 06.00 uur, tweede saffie om 06;30 uur. Derde saffie om 06.50 uur. Niets tot 09.55... 37e saffie om 23.17 uur, 38e om 23.40 uur.’ Ze maakte een aantekening van elke sigaret die ze rookte. (89)
Zonder woordspeling met begraven en dood (een verwijzing die betekenisvol is in verband met de gestorven moeder) en zonder Bogart is het Nederlands hier veel meer een doffe opsomming dan het Frans.
Ook de uitdrukking ‘à découvert’, overigens de vertaalde titel van een Amerikaanse misdaadroman van Harlan Coben, en een militaire verwijzing naar het behoedzaam op straat lopen omdat de vijand altijd kan toeslaan, heeft de vertaalster weggelaten. Hierdoor raakt het verleden van de moeder als clandestien opererende verzetsvrouw uit zicht.
Nog een voorbeeld van Boltanski's subtiele manier van schrijven:
Elle sortait à découvert toujours avec réticence, à des horaires décalés, elle nous soustrayait à des regards qu'elle fuyait et qu'elle désirait, redoublant sur nous leur pouvoir hypnotique. (287)
Ze ging slechts met tegenzin de deur uit, op ongebruikelijke tijden, ze onttrok ons aan de blikken die ze ontvluchtte en begeerde, en verdubbelde zo de hypnotische kracht die ze op ons hadden. (241)
Juist doordat zulke nuances soms onvertaald blijven, of omdat de vertaalster ervoor koos bepaalde topoï niet over te nemen, is De voyeur in het Nederlands bij vlagen minder literair dan in het Frans. Ik denk aan het terugkerende woord ‘noir’ in het eerder genoemde citaat over de roman noir waarin een associatieketen wordt opgeroepen met andere passages in de roman zoals de zwart geblakerde huizen, de zwart-wit films gebaseerd op detectives, het spieden in de donkere nacht, de covers van de misdaadromans uit de ‘Fleuve noir’-reeks van Gallimard, de impliciete referentie aan Nuit noire octobre 1961, de documentaire van Alain Tasma over de gewelddadige repressie van een vreedzame demonstratie van ‘Franse moslims’ in Parijs. Ik
| |
| |
denk ook aan impliciete tekstuele (en onvertaalbare) verwijzingen naar andere romans en schrijvers, zoals Mort à crédit van Céline in de zin ‘Jeunesse à crédit, mort au comptant’ (19), of aan de verwijzing naar het gedicht ‘El desdichado’ van Gérard de Nerval via het woord ‘ténébreux’ (‘Je suis le veuf le ténébreux’). Tot slot blijf ik het jammer vinden dat de Nederlandstalige lezer door de titel De voyeur en de cover van een vrouw en een schuldbewuste jongen die haar zoon zou kunnen zijn een seksuele connotatie krijgen opgedrongen die in het Frans ontbreekt. Hierdoor bestaat het gevaar dat die lezer meer betrokken raakt bij het verhaal dat de auteur vertelt over een zoon op zoek naar zijn moeder, terwijl de Franse titel Le guetteur een duidelijk politieke lading heeft en sterker een verband legt met detectives, spionage en militaire acties tijdens de dekolonisatieoorlog die voor Frankrijk en Algerije nog steeds traumatisch is en die Boltanski in deze roman op een schitterende manier literair vorm geeft.
Christophe Boltanski, De voyeur. Vertaald door Prescilla van Zoest. Amsterdam: Cossee, 2019.
| |
Bronnen
Boer, Wineke de. 2020. ‘Gelaagd portret van een moeder werpt ook licht op Franse geschiedenis’, de Volkskrant, 17 januari, zie ook: www.volkskrant.nl/cultuur-media/deze-boeken-zijn-ook-interessant-en-wel-hier-om~b51daaae/ [Geraadpleegd 2 maart 2020]. |
Boekenkast, De. 2020. ‘Recensie: De Voyeur - Christophe Boltanski’, 6 januari, via: boekenkastweb.wordpress.com/2020/01/06/recensie-de-voyeur-christophe-boltanski/ [Geraadpleegd 2 maart 2020]. |
Leppens, Ger. 2020. ‘Christophe Boltanski probeert het schimmige bestaan dat zijn moeder leidde te reconstrueren’, Trouw, 11 januari, zie ook: www.trouw.nl/recensies/christophe-boltanski-probeert-het-schimmige-bestaan-dat-zijn-moeder-leidde-te-reconstrueren~b94e765a/ [Geraadpleegd 5 maart 2020]. |
|
|