Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 26
(2019)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
De vertaler en MurakamiSinds 2000 vertaal ik met onregelmaat romans en verhalen van de Japanse auteur Haruki Murakami. Toch was Murakami tot eind 2017 voor mij vooral een abstractie. Dat wil zeggen: als mens. Ik wist dat hij bestond, maar voor mij was Murakami in de eerste plaats de bron van de teksten die ik vertaalde. Nu is Murakami nadrukkelijk geen publiek persoon. Hij schuwt de pers. Hij verbiedt waar mogelijk dat er foto's van hem worden genomen. Hij weigert zich te laten filmen. Ik kan daarvoor begrip opbrengen, en sympathie. Een schrijver (m/v) is niet voor niets schrijver. Dat kan hij goed, dat doet hij graag; tekst is zijn medium. Zijn afwezigheid sloot goed aan bij mijn vertaalopvatting, namelijk dat een vertaler zich bezighoudt met een tekst en niet met een auteur. Murakami's onbeschikbaarheid was voor mij geen gemis. Natuurlijk leerde ik Murakami wel kennen. Als je intensief door een tekst tijgert je bij elke zin afvraagt wat de auteur bedoeld heeft en daarop kauwt om er in het Nederlands de woorden met de goede lading en de goede toon voor te vinden, dan krijg je het gevoel dat je de persoon kent die dat heeft opgeschreven. Zo verging het mij tenminste. Naarmate ik meer werk van Murakami vertaalde, kwam daar het feest der herkenning bij. Jazz. Katten. Eenvoudige maar duur ogende kleding. Flakkerende lichtjes diep achter in ogen. Alweer een pubermeisje met een sterke intuïtie. Verveling. Nummers van de Beatles. Seksscènes zo droog als een gebruiksaanwijzing. Ah, spaghetti! Elke nieuwe vertaling voelde als het weerzien met een goede vriend. Vertrouwdheid. Gedeelde herinneringen. Dit proces van groeiende intimiteit culmineerde in 2017. Door een straffe deadline vertaalde ik in een moorddadig tempo - in tandem met Luk Van Haute - De moord op Commendatore, deel i & ii. Daardoor bracht ik het grootste deel van 2017 door in een vintage Murakamiuniversum: een gescheiden schilder met een painter's block, zijn flamboyante overbuurman, een pedante Idea, een wankelmoedige Metafoor, een mokkende dertienjarige en nog een handjevol meer en minder excentrieke personages, plus een verzameling raadsels, toevalligheden en losse eindjes. Ik had tot dan toe steeds oud werk van Murakami vertaald, zoals Norwegian Wood en Ten zuiden van de grens. Daarvan bestonden Engelse (en Franse en Duitse) vertalingen waaraan ik me kon optrekken. Die bestaande vertalingen waren als zwijgzame collega's die al een pad hadden gebaand dat ik ofwel kon volgen, of waarvan ik kon afwijken. De afwezigheid van wegbereiders bij het vertalen van De moord op Commendatore versterkte het gevoel van een complete onderdompeling. Goddank was ik samen met Luk in het universum van Commendatore beland. We wisten allebei dat dat betekende dat je geen moment op de | |
[pagina 12]
| |
automatische piloot kon vertrouwen. Een voorbeeld: het Japans doet niet aan lidwoorden en maakt geen onderscheid tussen enkelvoud en meervoud. Als vertaler moet je bij elk zelfstandig naamwoord een keus maken. Vaak is die keus glashelder, maar het kan je ook voor wezenlijke keuzes plaatsen. ‘Een werkelijkheid’, ‘de werkelijkheid’, ‘werkelijkheden’? Het voelde vaak als het oversteken van een gletsjer: bij elke stap moet je beducht zijn voor een spleet onder de sneeuw waar je genadeloos in kunt vallen. Het was fijn om gezekerd aan Luk de oversteek te maken. Voor de duidelijkheid: er zijn geen persklaarmakers, correctoren of eindredacteuren die Japans kunnen lezen. Zij kunnen de Nederlandse tekst uitsluitend vergelijken met vertalingen in andere talen, als die bestaan. Als die er niet zijn, blijft hun rol beperkt tot het beoordelen van de Nederlandse tekst. Luk en ik hebben elkaar voor heel wat uitglijers weten te behoeden (en we zijn ook nog ergens faliekant ingegleden). Toen ik mijn eerste romans van Murakami vertaalde, moest hij nog doorbreken in Nederland. Dat gebeurde met Norwegian Wood, zijn roman uit 1987 die in 2007 in het Nederlands uitkwam. Ik ontfermde me steeds over Murakami's oudere werk, terwijl Jacques Westerhoven de recent verschenen romans voor zijn rekening nam. Dat was ditmaal anders. Murakami was inmiddels wereldberoemd. Toen begin 2017 De moord op Commendatore bij Luk en mij op het bureau landde, had hij er tot kort daarvoor nog aan zitten schaven. Dat droeg eraan bij dat ik sterker dan bij voorgaande vertalingen het gevoel had dat ik in Murakami's hoofd zat, ruim duizend pagina's lang. Het gebeurde regelmatig dat de logica van Murakami's roman overvloeide in mijn eigen universum. Gewone dingen kregen een extra lading en ongewone dingen leken juist uiterst vanzelfsprekend. Oorzaak en gevolg bleken van plek te kunnen wisselen. Toeval bestond niet meer. | |
Collega-vertalersNiet dat dit intieme vertoeven in zijn hoofd, dit intense vertoeven in Murakami's universum, me dichter bij de persoon bracht. Een enkele keer richtten Luk en ik ons hoopvol tot Murakami's assistent met vragen die betrekking hadden op de vertaling - we stuitten bijvoorbeeld op een inconsistentie. Het antwoord was dermate generiek (‘Haruki heeft er alle vertrouwen in dat jullie hier een goede oplossing voor vinden’) dat ik me afvroeg of de vraag Murakami daadwerkelijk had bereikt. We zouden het met de tekst moeten doen. Akkoord. Ik vatte het niet persoonlijk op. Murakami was nu eenmaal een notoire kluizenaar. Ik zat er toch een beetje naast, zo ontdekte ik eind 2017. De vertaling van Commendatore was om en nabij af. Het wachten was op de drukproeven van deel ii. Op dat moment ging Dreaming Murakami in première op het idfa in Amsterdam. Deze documentaire volgt de Deense vertaler Mette Holm bij het werken aan Luister naar de wind, de novelle waarmee Murakami debuteerde. Hulde voor de regisseur, Nitesh Anjaan, die het aandurfde om een documentaire te maken over een onzichtbaar proces als vertalen. Geruststellend vond ik het om te zien dat ook Mette ervaart dat zich in haar eigen leven murakamiëske gebeurtenissen voordoen. Ze noemt ze ‘Murakami moments’. Ik weet niet of dit verschijnsel voor alle vertalers herkenbaar is, maar in ieder geval zijn meerdere vertalers van Murakami ermee bekend, zo blijkt in de documentaire. Mette Holm was voor de première in Amsterdam en een dag later spraken we elkaar. Ze veerde op toen ze hoorde dat ik plannen had om begin 2018 naar Tokio te reizen. ‘Je moet hem ontmoeten. Hij ziet zijn vertalers graag als ze in | |
[pagina 13]
| |
de buurt zijn.’ Murakami is namelijk niet mensenschuw, maar mediaschuw, zo verzekerde ze me. Mette zelf heeft ongeveer een week met Murakami opgetrokken toen hij in Denemarken te gast was om de Hans Christian Andersen Literatuurprijs in ontvangst te nemen. Mette had het helemaal bij het rechte eind, zo bleek: binnen twee weken had ik een afspraak met de man die zelden iemand te spreken kreeg. | |
De vertaler en de lezerDeel i van De Moord op Commendatore verscheen in december 2017. Deel ii volgde tijdens een Murakamiweekend op het cruiseschip ss Rotterdam. Omdat Murakami zelf nooit komt om vertalingen te promoten, moet de uitgever elke keer iets moois verzinnen om het verschijnen van een nieuwe roman van Murakami luister bij te zetten. De hardcore fans zaten tijdens dit evenement meteen deel ii te lezen. De overige bezoekers laafden zich aan een divers programma, van quiz tot karaoke. Onbedoeld liep je er een grote kans op een Murakami moment doordat het makkelijk verdwalen was tussen de dekken, de trappetjes en de verschillende niveaus op de boot. Prettige bijvangst van dit evenement voor mijzelf: de lezer - ook best een abstract gegeven voor een vertaler - werd hier heel concreet. Wat ook duidelijk werd: veel lezers zijn heel nieuwsgierig naar de persoon achter de schrijver. Ik was wel toe aan een concrete ontmoeting met Murakami. Of een ontmoeting met de concrete Murakami. | |
De vertaler en de auteurToen ik twee weken later in Japan arriveerde, realiseerde ik me scherp dat Japan niet de wereld is waar de romans van Murakami zich afspelen. Een vraag die me vaak wordt gesteld is hoe Japans de romans van Murakami zijn. Ik zou niemand aanraden om een roman van Murakami te lezen als aanvliegroute om Japan te leren kennen. Zijn werk overstijgt het particulier Japanse. Zijn romans worden in meer dan veertig talen vertaald. Dat lijkt me een overtuigende aanwijzing dat Murakami iets universeels aantikt. Evenmin zou ik zijn romans als ‘westers’ willen betitelen, iets wat vaak verwijtend of schamperend over zijn werk wordt gezegd. Ja, de titel van zijn laatste roman verwijst naar een personage uit Mozarts opera Don Giovanni. Ja, zijn hoofdpersonen luisteren graag naar de Beatles of jazz. Dat maakt ze niet excentriek of ‘westers’. Toch voelde het als een Murakami moment toen ik in de buurtsuper Seven Eleven, waar ik de laatste minuten stuksloeg omdat ik - natuurlijk - te vroeg was voor mijn afspraak, ‘Ob-La-Di, Ob-La-Da’ hoorde draaien. En dat was niet het enige. Die ochtend was ik langs een restaurantje gelopen dat Don Giovanni heette. Het meest wonderlijke was wel dat ik in de trein een ‘man zonder gezicht’ zag. Net als de raadselachtige figuur in De Moord op Commendatore droeg hij een hoed. Omdat hij licht voorovergebogen zat en een wit mondkapje droeg (wat Japanners vaak doen als ze verkouden zijn), leek het alsof hij geen gezicht had. Dat er een verklaring voor bleek te zijn, maakte het niet minder raadselachtig. Ondertussen had ik lichte buikpijn vanwege mijn afspraak met de man in wiens hoofd ik bijna een jaar had vertoefd. De man die volgens de verhalen doorgaans niemand wilde zien. Behalve zijn vertalers! We zijn gewoon vertalers onder elkaar, hield ik mezelf voor. Collega's eigenlijk. Tussen het schrijven van zijn romans door vertaalt Murakami namelijk graag, voor de afwisseling. Hij heeft tientallen vertalingen op zijn naam staan, waaronder de romans van F. Scott Fitzgerald, Raymond Carver, Truman Capote en J.D. Salinger. | |
[pagina 14]
| |
De vertaler en HarukiIk word ontvangen door Murakami's assistent. De schoenen gaan uit, de sloffen gaan aan. Het kantoor waar ik word ontvangen is no-nonsense. Functioneel. Een tafel met drie stoelen, boekenkasten rondom. De assistent informeert vriendelijk of ik last heb gehad van de onverwachte sneeuwval die Tokio een paar dagen eerder ontwrichtte. Ik overhandig haar mijn cadeautje (typisch Japans: altijd een cadeautje meenemen) en ze maakt het niet open (ook typisch Japans). Dan komt Murakami binnen. ‘Hallo, ik ben Haruki.’ Natuurlijk weet ik dat hij echt bestaat, natuurlijk weet ik dat hij Haruki heet, en toch ben ik verrast. Het voelt alsof Haruki iemand anders is dan Murakami. Ik ben vertrouwd met Murakami, maar Haruki is nieuw voor mij. Haruki doet niet aan koetjes en kalfjes. Geen babbeltje over de dertig centimeter sneeuw die aan het begin van de week viel in Tokio. Gelukkig hebben we een gezamenlijke vriend die we allebei door en door kennen: Commendatore. Ik overhandig hem een kersvers exemplaar van deel ii van De moord op Commendatore. Hoe komt het, vraagt Haruki, dat we in Nederland het boek zo snel vertaald hebben? Er zijn inmiddels een Koreaanse en een Chinese vertaling uit, maar de Nederlandse vertaling is de eerste Moord op Commendatore in alfabet - in een westerse (karakterloze) taal. Ik leg uit hoe Luk en ik de klus met zijn tweeën hebben geklaard. Ik vertel er meteen bij dat deel ii in de eerste week na verschijning meteen op zes stond in de boekentoptien. En dat er zestienhonderd mensen afkwamen op het Murakamifestival op de ss Rotterdam ter gelegenheid van het uitkomen van deel ii van De Moord op Commendatore. Haruki zegt dat hij opgelucht is dat hij daar niet bij hoefde te zijn. Het is vreemd om de ontmoeting ‘vertrouwd’ te noemen. En toch voelt het zo. Ik denk dat ik hem ken. Ik denk dat hij mij kent. Dat denken heel veel lezers. Dat werd me wel duidelijk bij het Murakamiweekend op de ss Rotterdam. Ik denk dat dat betekent dat Murakami vooral een heel menselijke schrijver is. Fijn gezelschap. Op papier, maar ook in het echt. We hebben het meteen over muziek (een cdGa naar eindnoot1 meenemen als cadeautje was een goed idee) en ondertussen probeer ik het gat te dichten tussen de man die ik ken, Murakami, en de man die ik niet ken: Haruki. Het helpt niet dat hij zo ontzettend samenvalt met de grootste gemene deler van zijn personages - in zijn geruite overhemd, mok koffie in de hand, omgeven door boeken, pratend over muziek. We hebben het over vertalen. Over al die kleine en grote beslissingen die je als vertaler moet nemen. Dat ik soms wel dagelijks een mail had willen sturen om opheldering. Over hoe onhandig het is dat het Japans geen lidwoorden kent en geen onderscheid maakt tussen enkelvoud en meervoud. Concreet gesproken: hoe zit het met de ondertitel van deel ii (‘Metaforen verschuiven’)? Stonden hem daarbij meerdere metaforen voor ogen of was het er één? Eén metafoor, antwoordt Haruki. Zut. Ik leg uit dat het bij ons meervoud is geworden. Moeten we het bij een volgende druk veranderen? Die suggestie wuift hij meteen weg. Hij laat zijn vertalers de ruimte. Hij vermaakt zich over de vele manieren waarop zijn werk wordt geïnterpreteerd. Ik vind het geruststellend dat het beeld zo coherent is. Haruki lijkt op Murakami, en ze zijn het ook roerend eens over de mail die namens hem/hen wordt uitgestuurd. Als we afscheid hebben genomen realiseer ik me dat ik niets heb om onze ontmoeting mee te staven. Geen selfie, geen foto, geen handteke- | |
[pagina 15]
| |
ning. Ik heb wel een kleine scoop. Murakami wekt roman na roman de indruk een hardcore whiskyliefhebber te zijn. Maar Haruki zegt het liefst bloody mary te drinken. Met vers tomatensap, zoals ze het klaarmaken in zijn favoriete bar. ‘Als je moet kiezen tussen iets wat een vorm heeft en iets wat geen vorm heeft, kies dan voor datgene wat geen vorm heeft’, houd ik mezelf voor. Ik voel me door de ontmoeting gesterkt in mijn standpunt dat een auteur niet meer hoeft te doen dan schrijven. Hoe meer, hoe beter. Ik verheug me dan ook op de volgende Murakami. Een verhalenbundel, weet ik uit betrouwbare bron. |
|