tje uit de bas-fonds van de Nederlandse literatuur’. Daarom stelde Dekker Waarom ik niet krankzinnig ben voor als een vertaling uit het Russisch, geschreven door ene Boris Robazki en vertaald door (de Amsterdamse anarchist en uitgever) Anton Bakels. De critici waren wild enthousiast, die Robazki was een nieuwe Dostojevski!
Mijn Rothitisch is geen onaangename kwaal. Het is eerder een spelletje, waarbij ik de schrijver betrap op (soms onbedoelde) Rothverwijzingen. Ha, die Ruben Katz heeft ook een drankprobleem! Dat soort dingen. Waterdrinker speelt gezellig mee. Zo leest Ruben Katz in zijn cel een krantenartikel over zijn zaak, geschreven door ene Floris Tulp van Veezel. (Zo'n naam kan alleen een verzinsel zijn, dus ook het artikel?) Van Veezel blijkt de vermeende moordenaar en rioolrat Katz al lang op het spoor te zijn, hem zelfs in Rusland te hebben ontmoet. ‘Werkelijk, die journalist bezit een voortreffelijke stijl,’ complimenteert Katz hem. Maar hij betrapt hem ook op gestolen zinnen uit een reisbeschrijving over Wolga uit 1926 van Joseph Roth: ‘De boot ligt wit en feestelijk in de haven. Hij doet aan zondagen denken.’ Mij deden beide zinnetjes vrolijk opveren, ik heb ze immers zelf vertaald, ze staan in de bundel Spoken in Moskou. Ruben Katz doorziet Van Veezels werkwijze, een hedendaagse kopie van de manier waarop Roth te werk ging: ‘Die snurker hanteert een duivels slimme techniek. Eerst komt-ie met wat sfeerbeschrijvingen, dan voert hij de broodnodige stemmen op - de vox-pop - waarna hij met zijn bijzonderheden [...] Wikipedia plundert en de buit er behendig doorheen flanst.’
Katz laat af en toe opvallend het woord ‘neger’ vallen. Daar speelde Joseph Roth graag mee. Hij keerde het binnenstebuiten. In zijn tijd waarschuwden de hitlerianen voor de Verjudung en de Vernegerung van de Duitse samenleving. Het n-woord wordt tegenwoordig door vertalers soms vermeden, al dan niet op verzoek van de uitgever, maar bij Roth kun je van ‘neger’ onmogelijk een ‘zwarte’ maken. Je zou te veel verliezen, zoals in de reportage ‘Een jood gaat naar Amerika’ (uit: Joden op drift), waar Roth verklaart waarom Amerika voor de Oost-Europese joden het beloofde land is: ‘omdat daar nog joodsere joden zijn, namelijk negers. Ook in Amerika blijft een jood natuurlijk een jood. Maar hij is toch eerst en vooral een blanke’.
Mijn favoriete personage uit Roths feuilletons is trouwens ‘de blonde neger’. Deze zwarte man met het bleke haar, door Roth ‘een schitterende mengeling’ genoemd, is de zoon van een Franse soldaat uit het vreemdelingenlegioen en een zwarte vrouw die in Duitsland is opgegroeid. Aan zijn accent hoort Roth dat hij uit Beieren komt: ‘een Grüss-Gott-neger!’ De man leest Goethe en speelt viool. ‘Bijna zuiver Arisch! Veel verstandiger dan die Hitler uit de negerstam van de Opper-Oostenrijkers!’
Ruben Katz is net als Roth een verloren ziel, heimatlos, een verstotene die eeuwig op zoek blijft naar liefde en geluk. Maar hij maakt in Rusland iets mee dat Roth wellicht nooit had kunnen verzinnen wegens te ongeloofwaardig: er breekt een wereldwijde, zeer besmettelijke ziekte uit, met wortels in China. Mensen moeten in quarantaine, iedereen draagt mondkapjes. Dit is zo herkenbaar dat het wel over de huidige pandemie moet gaan. Of lijd ik ook al aan coronitis?