Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 27
(2020)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
[pagina 62]
| |
Els Snick
| |
[pagina 63]
| |
Maar de reactie die er echt toe deed, kwam van collega-vertaalster Andrea Kluitmann. Eerst bedankte ze me dat ik haar het stuk had toegestuurd. Haar toon was bedarend. ‘Ik heb de recensie net zorgvuldig gelezen,’ schreef ze. Ze noemde het vooral een kwestie van smaak en schreef dat de recensent, die ze kende als beoordelaar voor het Letterenfonds, gewoon ‘echt altijd superstreng’ is, maar wel ‘altijd to the point, altijd zorgvuldig en ook bijna nooit ongeremd positief’. Ze vond wat hij over Joseph Roth schreef en de manier waarop hij de schrijver in zo'n kort bestek neerzette ongelofelijk knap. ‘Hij ergert zich aan je stijl, hij vindt hem duidelijk te weinig gepolijst, te weinig literair of wat dan ook. Hij begrijpt als het ware niet dat niet meer van de glanzende Roth-stijl op jou is overgegaan of iets dergelijks. Maar dat is een beetje onzin, jij bent Els, en Roth is Roth. Een stijl verander je niet zomaar, trouwens, hij hoort ook bij de schrijver, dus bij jou en jouw benadering van het thema. En zo'n benadering, uitgedrukt in een losse, spreektalige stijl verontwaardigt hem en die verontwaardiging zal ook oprecht zijn, maar mij bijvoorbeeld verontwaardigde je stijl niet, en met mij velen niet.’ Wat Andrea me daar gaf was niets minder dan een instant-cursus ‘omgaan met kritiek’, waar ik ook later nog veel aan heb gehad. Zo'n cursus zou in elke vertalersopleiding op het programma moeten staan. Les één: schiet niet meteen in de verdediging, voel je niet persoonlijk aangevallen. Je zou ervaren vertalers kunnen laten vertellen over hun ervaringen hiermee, discussiëren over vormen van kritiek op literaire vertalingen. Geen overbodige luxe: studenten leren zo ook omgaan met commentaar en wijzigingen van redacteurs en persklaarmakers of hoe te reageren op een afwijzing van een subsidieaanvraag bij het Letterenfonds. Adequaat leren reageren op onterechte én terechte kritiek. In mijn versie van Radetzkymars is alvast een vervelende fout geslopen, zoals een attente lezer aan de uitgever heeft gemeld. Het woord Zug heb ik met ‘divisie’ vertaald, terwijl het om een ‘peloton’ gaat. Dat is in de tweede druk hersteld, net als enkele even vervelende tik- en zetfoutjes die ik over het hoofd had gezien. Ik kreeg ook een handgeschreven briefje van een meneer die vindt dat in mijn vertaling de mooie cadans verdwenen is. Hij houdt meer van de versie die hij al zo lang in zijn kast heeft staan. Ik heb hem geantwoord volgens de regels van de kunst. Ik heb hem bedankt voor zijn opmerkingen en gezegd hoe fijn ik het vind dat hij net als ik van Joseph Roth houdt. En dat smaken verschillen. In de kranten zijn intussen mooie recensies verschenen, met lof voor de uitgever, de prachtige tekeningen van Jan Vanriet, het voorwoord van Geert Mak en ook voor de vertaler. Ik was erg blij met het stuk van Emilia Menkveld in de Volkskrant. Ze schreef: ‘Het mooie aan vertalingen is juist dat ze naast elkaar kunnen bestaan. Ze geven boeken telkens een nieuw aanzien, met steeds andere accenten. Bevalt deze versie je niet, dan kun je het later altijd nog eens proberen, of juist teruggrijpen op een dierbare voorganger. Bijna sneu voor de Duitse lezers, met hun ene Radetzkymars.’ Misschien moet ik nu gewoon nog eens naar Wenen terug, de recensent weer op een kopje koffie uitnodigen. Alhoewel. Koffie? Daar zou Joseph Roth dan weer flink bezwaar tegen hebben. |
|