Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 25
(2018)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een waaier van emotiesVertalers worden vaak vergeten, maar nog meer vergeten worden hun emoties. Maar zijn die van belang dan? Soms borrelen ze op in een verloren interview of verzuchten de betrokkenen desgevraagd zelf hoe zwaar het hun allemaal viel of valt. Al ze al eens aandacht krijgen in een bespreking van hun vertaling, worden ook daar de emoties beperkt tot de fysieke prestatie, bijvoorbeeld in de terloopse opmerking dat het een hele inspanning moet zijn geweest. Maar naast al die emoties van belasting en druk spelen tal van andere emoties een rol bij vertalen.
Filter - blijkbaar al die jaren al te rationeel gericht geweest - heeft zelden stilgestaan bij de waaier van emoties die zich telkens weer ontvouwt. We hebben iets goed te maken. Dat inleven bijvoorbeeld. Je verplaatsen in iemand kan nog wel en natuurlijk is je identificeren met een schrijver of een personage een hoogst particuliere zaak. Maar er zijn voorbeelden bekend van vertalers die daarin zeer ver zijn gegaan - een te grote vereenzelviging met een gek is niet zonder risico, een te felle haat zal van invloed zijn op de woordkeus. Noem ons de vertaler die geen emoties toevoegt aan de intellectuele verdieping die het vertalen betekent; inlezen, erbij lezen, je verliezen in details, de details verheerlijken: het kan nuttig zijn maar is niet altijd noodzakelijk en toch kan een mens ervan opbloeien dan wel versomberen. We willen het hebben over bovengenoemde verborgen processen, maar zonder restrictie: ook de emoties tijdens het vertalen zelf willen we boven tafel krijgen. We noemen ergernis, opwinding, woede, verliefdheid, bewondering, afkeer. En wat gaat er door je heen als je moet beginnen aan een klus waar geen beginnen aan is of waar je van bewondering van dichtslaat?
Veel vertalers zijn tal van anderen geweest bij het vertalen en vaker nog: tal van anderen tegelijkertijd. Diverse personages hebben aangeklopt, zich voorgesteld, zich opgedrongen met al hun hebbelijkheden, taaltjes of wijzen van leven en uitdrukken - maar wat moet je ermee? Samenleven of samen leven: eenvoudig is het niet. Het is niet eenvoudig de emoties van de ander op de juiste manier te peilen. We legden een aantal vertalers een lijst voor van emoties waarop kon worden ingetekend. Niet gekozen werden onder meer vertaalverslaving, vertaalmoed en de jalousie de métier. Maar wat overblijft is een intrigerende waaier die de vertaler andere lof toezwaait dan hij gewend is. (tn) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Emilia Menkveld - Koudwatervrees
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overdadig in allesTijdens mijn vakantie bezoek ik alvast het laatste woonhuis van Gabriele d'Annunzio, het Vittoriale degli Italiani aan het Gardameer. Hier trok de schrijver zich in 1921 terug, na zijn tijd in Fiume. Door zijn landgoed én verzameld werk aan de Italiaanse staat te schenken, waren zijn financiële zorgen eindelijk voorbij. (Voor de oorlog had D'Annunzio zelfs enkele jaren als balling in Frankrijk geleefd om zijn schuldeisers te ontlopen.) Mussolini stelde tien miljoen lire beschikbaar om het complex op te knappen en uit te breiden - naar D'Annunzio's eigen, krankzinnig dure smaak. Het werd een waar monument voor de Italiaanse krijgsdaden en vooral voor zichzelf. De schrijver noemde het zijn laatste kunstwerk, een ‘boek van levende stenen’. Het is nog altijd door iedereen te bewonderen. Ga naar margenoot+ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik dwaal door de woonvertrekken, half verduisterd voor de lichtschuwe D'Annunzio. Ze staan stampvol kunstwerken en curiosa, muziekinstrumenten, landkaarten, bustes en relikwieën, alles zwaar van symboliek. De bibliotheek telt meer dan dertigduizend boeken. Ik kom langs de aparte afdeling voor vrouwelijke bezoekers, langs die voor genode én ongenode gasten (Mussolini kwam op de laatste terecht). Langzaam maakt mijn enthousiasme plaats voor vertwijfeling: hoe kan ik ooit grip krijgen op deze figuur, die in alles naar overdaad lijkt te streven? Hoe kan ik hem genoeg doorgronden om zijn woorden overtuigend weer te geven in een andere taal? Ben je als vertaler überhaupt ooit ‘klaar’ om aan een auteur als D'Annunzio te beginnen, wanneer weet je genoeg? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PennenvonkenThuis begin ik verwoed te studeren. Ik lees nawoorden, analyses, een biografie. Ik lees de recente vertaling van drie egodocumenten door Jan van der Haar, gebundeld in De schoonheid van de nacht. Ik sla zijn inleiding erop na, ik zie hoe doeltreffend hij D'Annunzio's voluptueuze taal weet over te brengen. ‘Mijn’ novelle behoort tot een tweedelige verhalenreeks, Le faville del maglio (De vonken van de hamer). Deze teksten schreef D'Annunzio tussen zijn grotere werken door, als ‘vonken’ die van zijn pen afspatten. Een deel was vanaf 1911 gepubliceerd in de krant Corriere della Sera, maar pas in 1924 en 1928 verschenen de Faville in boekvorm. In het sterk autobiografische Il compagno dagli occhi senza cigli komt al in de eerste zin zijn ‘Venetiaanse roman’ ter sprake, die dan bijna klaar is. Het gaat om Il fuoco (in de jaren twintig vertaald als Het groote vuur), geïnspireerd op D'Annunzio's verhouding met de wereldberoemde actrice Eleonora Duse. Aan haar is deze novelle ook opgedragen, al was de relatie allang voorbij toen ze werd gepubliceerd; in 1928 was La Duse zelfs al overleden. Hoewel D'Annunzio Il compagno dus moet hebben afgerond in het Vittoriale, is het verhaal jaren eerder gesitueerd (en gedateerd!): in 1900, vóór de oorlog, voordat hij zijn rechteroog verloor, vóór Fiume, toen hij nog in de Toscaanse heuvels woonde om dicht bij zijn geliefde Eleonora Duse te kunnen zijn. Deze novelle draait nu eens niet om liefde, maar om vriendschap. De schrijver wacht op het bezoek van een oude jeugdvriend, Dario, die hij twintig jaar niet heeft gezien. In de tijd dat Gabriele - net als in het echt - in Prato op kostschool ging, waren de jongens onafscheidelijk. Dario heeft lange tijd in Engeland gewoond, maar keert terug naar Italië omdat hij ernstig ziek is. Alleen al de gedachte aan zijn komst brengt bij Gabriele allerlei herinneringen boven. Het is onduidelijk of deze Dario heeft bestaan, lees ik in het nawoord bij de Duitse vertaling. Voor de schrijver is het bezoek vooral een aanleiding om te mijmeren over de werking van zijn geheugen, over verloren vriendschap en verval. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Langzaam groeit mijn vertrouwen, ik kan de tekst steeds beter plaatsen in dat veelbewogen leven, in dat wijdvertakte oeuvre. Voorzichtig zet ik de eerste zinnen op papier. Het voelt nog altijd onwennig, alsof ik op de tast vertaal, zonder het effect te overzien. Ik stuit op een passage waarin de volwassen Dario een oude munt tevoorschijn haalt met een afbeelding van Napoleon Bonaparte, hun vroegere idool. Het brengt Gabriele onmiddellijk terug naar een winderige avond in Prato, waarop zijn vader de jongens verraste met een achtdelige uitgave van het Mémorial de Saint-Hélène. De schrijver gaat het stoffige werk meteen tevoorschijn halen. Heb ik Napoleon niet voorbij zien komen in het Vittoriale? Zoals alle helden van de schrijver zal hij er toch ook een plaats hebben gekregen? Ik open nog eens de (zeer uitvoerige) Vittoriale-app en zie dat de Stanza del Mappamondo, de kamer met de grote globe, deels aan Napoleon is gewijd. Hier liggen het dodenmasker van de keizer, enkele bezittingen uit de tijd van zijn ballingschap én D'Annunzio's exemplaar van het Mémorial de Saint'Hélène. Best interessant voor de vertaler van Il compagno dagli occhi senza cigli. Overweldigd door alle indrukken ben ik er straal aan voorbij gelopen. Dan begint het me te dagen. Ik zal nooit ‘klaar’ zijn voor Gabriele d'Annunzio. Vertalen is altijd een kwestie van voortschrijdend inzicht, van gewoon maar ergens beginnen. Eerst behoedzaam, dan steeds trefzekerder. Tot de vonken er uiteindelijk van afspatten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
David Colmer - De gevoelige vertalerZoals een hond die droomt van de jacht, span ik soms mijn spieren aan bij het vertalen. Ik maak een vuist, klaar om toe te slaan. Ik slik tranen weg of lach hardop. Ik voel een angstige leegte of een erotische duizeling. Dit zijn in eerste instantie reacties van een betrokken lezer, van de verhevigde lezer die je als vertaler moet zijn, een lezer die dieper en veel langzamer leest, maar het gaat verder, want als vertaler moet je de tekst reproduceren in je eigen taal en mij overkomt het dan vaak dat de emoties die ik bij het lezen voel, terugkomen bij het vertalen, en als het goed is, nog eens bij het herlezen en redigeren, totdat de tekst in mijn taal net zo'n zeggingskracht heeft als het origineel. Helpen de emoties hierbij, of zijn ze meer een kleine luxe onderweg, een afleiding om de werkdag te onderbreken, zoals even naar beneden wippen om thee te zetten of heel kort naar het cricket kijken? Was er niet een schrijver die zei dat je emoties moet oproepen maar nooit voelen bij het schrijven, nooit moet schrijven met tranen in je ogen? En ja, vertalen is niet precies hetzelfde als schrijven, maar op technisch vlak vaak wel. Er zijn vertalers, in het bijzonder poëzievertalers, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeggen vooral van het vak te genieten als een soort puzzelen, een poging om een oplossing te vinden voor een reeks problemen in de vorm van kenmerken die overgezet moeten worden. Deze vertalers houden vermoedelijk het hoofd koel, maar juist daar valt te vrezen voor het gevaar van steriliteit, voor een vertaling die niet tot leven komt. Natuurlijk komt er een puzzelelement kijken bij het vertalen, maar als dat al te dominant wordt, krijg je een soort afvinkvertalingen, die zich toespitsen op het reproduceren van bepaalde objectieve elementen zoals betekenis, metrum, woordspelingen, rijm en het aantal lettergrepen. In het ergste geval kunnen deze vertalingen de goedkeuring wegdragen van de tweetalige die ze vergelijkt met het origineel, zonder één enkele eentalige liefhebber van poëzie in de doeltaal ooit te overtuigen. Misschien kan de wazige blik van de geëmotioneerde vertaler hier als correctief werken, al ziet de vertaler de objectieve kenmerken dan tijdelijk minder scherp. De vraag is wat voor effect emotie bij het vertalen heeft. Als ik op visite ga bij teksten waarbij ik onder het vertalen een sterk gevoel had, zie ik dan nog steeds de grond daarvoor in het origineel en vind ik er iets van terug in de vertaling? En als tweede vraag, als ik iets vind, is het iets waar ik blij mee moet zijn? Zie ik een wending of versnelling die de Engelse versie tot leven brengt, of alleen de schade waar ik even uit de bocht vloog? Een emotionele reactie op een literaire tekst laat een bepaalde vatbaarheid zien die niet altijd tekstgebonden is. Soms is die ingegeven door kennis buiten de tekst, soms door de eigen biografie. Ligt de emotie in de woorden of wordt die er bovenop gelegd door de lezer? Gaat het om een enkele scène of enkel beeld, of komt het tot een emotionele ontlading dankzij een langzame opbouw door het hele boek? Om een voorbeeld te jatten uit de filmgeschiedenis: Rosebud is misschien heel emotioneel, maar er valt voor een vertaler weinig eer aan te behalen. Om te zien of emotie mogelijk doorgewerkt heeft in mijn vertalingen wil ik me dus concentreren op de korte baan, met een drietal voorbeelden van emoties bij het vertalen van poëzie.
Moederschap en kinderen zijn voor Anna Enquist vanaf het begin van haar dichterschap belangrijke thema's, en na de tragische dood van haar dochter is dit gebied in haar poëzie lang beheerst door verlies en verdriet. In 2003 had ik als een van mijn eerste boekvertalingen haar thematische bundel Hier was vuur (‘Gedichten over moeders en kinderen’) vertaald, en dit werk kan ook als een monument voor een gelukkiger periode in haar leven gezien worden. Mede door deze vertaalervaring en de persoonlijke sympathie die voortkwam uit mijn samenwerking met de dichter, voelde ik soms sterk het verdriet in haar latere gedichten. Bijvoorbeeld in het gedicht ‘Sectie’ waar een ‘wij’ ‘de dochter’ uit zichzelf weg moeten snijden.Ga naar eindnoot1 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In onze heupen de heupen
van de dochter, in onze ogen
de wildheid van haar blik.
In our hips, the hips
of our daughter; in our eyes,
the wild look from hers.
Het is een vrij directe vertaling waarin een weergave van de betekenis prevaleert boven een poging om bijvoorbeeld het metrum na te bootsen. Misschien is dat wel een consequentie van de empathie die ik destijds voelde, een onwilligheid om aan de haal te gaan met wat gezegd wordt. Dit terwijl ik wist dat Enquist over het algemeen openstaat voor vertaalingrepen waarbij de vorm gehandhaafd wordt. Het gedicht als geheel is lang niet zo metrisch als de eerste strofe, wat de vertaler in zeker opzicht vrijpleit van al te krampachtige pogingen in die richting, maar toch vermoed ik dat ik terecht of onterecht deze vertaling eenvoudig wilde houden om de beelden en herhalingen ongehinderd hun emotionele werk te laten doen. Wel zie ik verder in de vertaling een sterke ritmische herhaling van de Engelse ‘i’-klank (eyes/wild) en een voor mij bijzondere dichtheid van meer formele abstracte woorden (uit Romaanse talen), die de spanning tussen het treuren en de opdracht om daarmee klinisch om te gaan benadrukken. What a job: dissecting
out the pelvis, detaching
the eye. The requirements:
a steady hand, a lucid
mind. Unflinching, we must
cut free the tongue, pry
between sinews and veins
for the pale stalks of
her fingers in our fingers.
Benno Barnards korte gedicht ‘Een kus in Brussel’ heb ik altijd prachtig gevonden als verbeelding van een betreurde, kennelijk ontoelaatbare liefde, en bij het lezen voel ik altijd de strijd tussen het verlangen en de hopeloosheid. Daartoe misschien aangezet door de onmogelijkheid om het binnenrijm in de titel weer te geven (of moest het ‘A Kiss in Istanbul’ worden?), heb ik geprobeerd in het Engels een heel lyrisch gedicht neer te zetten, en bij uitzondering weet ik nog steeds precies waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik twijfelde, want die twijfel voel ik bij het herlezen iedere keer weer, en iedere keer beslis ik weer dat het zo goed is. Hier de eerste vijf regelsGa naar eindnoot2: Hier staan we te verstijven in een park.
Een kus voorkomt dat men mijn adem ziet,
mijn hand blijft steken in een teer gebaar.
Ik wil je loslaten, maar kan het niet:
mijn vingers zijn de feiten in je haar.
We stand here freezing in our winter coats,
a kiss prevents my breath from showing white,
my hand slows to a halt in mid caress,
I want to let you go, but not tonight -
my fingers in your hair, the evidence.
Ik heb de vijfvoetige jamben behouden en ook het rijm, al heb ik het patroon daarvan aangepast (het rijm op ‘coats' komt nog), maar na het sterke binnenrijm (breath/ caress), komt een heel zwak eindrijm (caress/evidence), dat ook nog valt op een woord dat de laatste voet van de regel alleen fluisterend weergeeft. Technisch gezien lijkt dit een zwaktebod, maar emotioneel was en ben ik ervan overtuigd dat dit het perfecte woord is omdat het een emotioneel keerpunt is waar de feiten’ onder ogen gezien moeten worden. Daarom klopt het voor mij dat het metrum en rijm van de liefde hier haperen. De aandacht wordt in mineur getrokken naar het treurige bewijs. Zoals ik al zei, ik twijfel hier voortdurend over, me afvragend of deze redenering klopt of gewoon een poging is om mijn tekortkoming recht te praten. Boven deze twijfel piept dan steeds weer een stemmetje dat zegt: het is toch mooi zo! Trouwens, dat een dichter als Barnard in de vierde regel het metrum loslaat bij het woord ‘loslaten’ kan ook geen toeval zijn. Ik moet hem een keer vragen hoe dát emotioneel in elkaar zit.
Dat ik in staat ben om na dik twaalf jaar nog te twijfelen over één enkel woord, is een brug naar mijn laatste voorbeeld, dat hopelijk iets zegt over wat misschien de belangrijkste en onontkoombaarste vertalersemoties zijn. Het openingsgedicht van Mustafa Stitous bundel Tempel, ‘Op mijn rug torste ik...’, waarin de dichter een droomsituatie beschrijft met een ik-figuur die zijn vader moet begraven, heb ik een jaar of tien geleden vertaald. Het gedicht eindigt met de woorden: ‘en ik, ik zakte door mijn knieën, en met woeste armbewegingen dichtte ik het graf’. Ik vond het een ontroerend en mooi gedicht, zeker nadat ik het Stitou een keer had horen voordragen. Heel belangrijk vond ik de bevreemde maar rustige, triestige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toon, en mede daarom wou ik het einde van het gedicht in het Engels simpel houden, zonder ingewikkelde constructies of werkwoordstijden. Ook leek het mij noodzakelijk om af te sluiten met ‘fill the grave’ of iets vergelijkbaars, terwijl je in een normale Engelse constructie een bijwoordelijke frase zoals met de armbewegingen naar het einde zou schuiven. Uiteindelijk is de vertaling tamelijk vrij geworden: ‘and I, I fell to my knees, threw my arms back and began to fill the grave’. De ‘woestheid’ is hier danig tot bedaren gekomen, en dat ‘dichten’ - wat moet je ermee? Dichten blijft, in al zijn varianten, het vreselijkste woord in de Nederlandstalige poëzie... uit een vertaalperspectief dan. Een jaar of vier nadat ik het gedicht voor het eerst vertaald had, nam ik deel aan de Brockway Workshop, een tweejaarlijkse workshop voor ervaren poëzievertalers uit het Nederlands, een soort weeklange masterclass zonder docent. In 2013 was Stitou de behandelde dichter, Erik Menkveld en ik waren de moderatoren. Zo'n work-shopsetting waarin je zelf de tekst al vertaald hebt en soms ook nog gepubliceerd, vind ik altijd moeilijk. Je zit daar met een groep collega's oplossingen tegen het licht te houden en jij bent de enige met skin in the game, de enige voor wie het niet vrijblijvend is. Daarbij komt de onvermijdelijke tendens om in een workshop vertaalproblemen op woordniveau los te koppelen van het vertaalde gedicht als geheel... Om kort te gaan, naar mijn gevoel waren de stokken om de vertalende hond te slaan snel gevonden. Dit klinkt enigszins pathetisch maar deze Brockway Workshop viel toevallig in een zeer moeilijke periode voor mij, waarin ik met familie- en andere omstandigheden worstelde, en aan het einde van de week was ik zo goed als ingestort. ‘Zó een gevoelige jongen,’ zei Erik. Het droomgedicht over de vader in de kist hebben we op een van de laatste dagen besproken en hier ook kreeg ik nogal wat kritiek van sommige collega's, die meenden dat ik veel te ver was doorgeschoten in de vrijheden die ik mij veroorloofd had, waaronder die relatief rustig geworden armen. Dit maakte in mij de allerbelangrijkste vertalersemoties los: angst en schuldgevoelens, onzekerheid, en de wens om het veilig te spelen en geen risico te nemen, mijn toevlucht te zoeken in de concrete woorden van de schrijver, om koste wat het kost niet door de mand te vallen. Deze emoties waren zo overtuigend dat ik, toen ik kort daarop de kans kreeg mijn vertaling te herzien, het einde veranderde in: ‘and I, I fell to my knees and began, with furious sweeps of my arms, to fill the grave.’Ga naar eindnoot3
Ik had buiten de waard gerekend. De dichter, die uitstekend Engels spreekt, vond het maar een Verschlimmbesserung en vroeg of de verandering bij een volgende publicatie kon worden teruggedraaid.Ga naar eindnoot4 Wie heeft hier nou gelijk? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Robbert-Jan Henkes & Erik Bindervoet - Enige hardop uitgesproken gedachten over koelbloedigheid in het licht van het vak van de vertalerEmoties, wat zijn dat eigenlijk? En zo ja, heb je er wat aan? In de dagelijkse strijd om het bestaan in het algemeen en in dat van de vertaler in het bijzonder? Emoties verschillen van gevoelens in die zin dat je de eerste moet laten uitrazen om de tweede weer een kans te geven, althans volgens de meest recente psychologische inzichten. Om de dichter te parafraseren: emoties hebben we allemaal, nou ja, bijna allemaal, en sommigen meer dan anderen, en van die van sommige anderen hebben we weer meer last dan die van andere anderen, maar niemand weet waar ze precies zitten, net als gedachten, die zijn ook al zo ongrijpbaar. Dus: ga er maar aanstaan, als mens. En als vertaler die niet alleen woorden moet omzetten en overbrengen, maar ook die ongrijpbaarheid van hele en halve emoties, hele en halve gedachten, en alles wat daar zoal bij komt kijken (context, beeld, gebaar, stilte). Vertalers zijn over het algemeen brave, hardwerkende burgers die zwijgend hun plicht doen en met hun werk opstaan en ermee naar bed gaan. Emotionele roller coasters kun je daarbij niet gebruiken. Er moet gewerkt worden. Daarom moeten we bij vertalen eerder denken aan een emotionele driewegstekker: voor, tijdens en na de vertaling. Onder alle omstandigheden verdient het de voorkeur het hoofd koel te houden. We zullen die van pure emotie, in dit geval ongeduld, reeds verklapte conclusie zo emotieloos mogelijk proberen te adstrueren. Om bij het eerste te beginnen: wat gaat er door je heen voordat je aan een vertaling begint? Bestaansonzekerheid is best wel een dingetje, maar dat is niet per se uniek voor vertalers. Het grootste nadeel daarvan is dat je wel eens dingen moet vertalen ‘waar je niet zoveel mee hebt’. Beschouw dat dan maar als een handige oefening, een duurtraining, voor als het er echt om gaat. Want dan moet je pas echt alle zeilen bijzetten. Dan spant het erom. Een lievelingstekst vertalen kan behoorlijk intimiderend zijn, ook als het gaat om ‘een klassieker’ die al vele malen verreden is. De dertigste Hamlet, de veertiende Yellow Submarine! Troost je dan met de gedachte dat iedereen hem weer anders rijdt. We komen allemaal onder de modder weer boven, in koele bloederigheid, als we boven komen. En aan elke fiets mankeert wel iets. Is dat een troost? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In zoverre dat ‘het is wat het is’, je vertaling. En dus niet wat het was. Het is nooit een exacte overbrenging van bronzin naar onzin; maar iets nieuws, wat op zijn eigen merites zal moeten worden beoordeeld. Gewin en respect en ontzag zijn interessante, diep menselijke emoties, maar als vertaler moet je je er niet door laten leiden, dat wil zeggen, laten verblinden en verlammen. Gelukkig heb je daar ook helemaal geen tijd voor. Er moet een varkentje gewassen worden. Maar, ten tweede, heb je wat aan emoties als je aan het vertalen bent, als je eenmaal bezig bent? Kort gevraagd: moet je als vertaler van Madame Bovary ook de arsenicum proeven waarmee de heldin zich vergiftigt, zoals de schrijver dat proefde? Flaubert schreef achttien jaar nadat hij de passage op papier had gezet aan de historicus Hippolyte Taine: ‘Mijn imaginaire personages raken me, achtervolgen me of liever gezegd ik ben in hen. Toen ik de vergiftiging van Emma Bovary schreef, had ik zo goed de smaak van arsenicum in mijn mond, had ik mezelf zo goed vergiftigd dat ik me achter elkaar een dubbele indigestie bezorgde, een zeer reële dubbele indigestie, want ik kotste heel mijn avondeten uit.’Ga naar eindnoot5 Mooie boel wordt het als de vertaler zich zo in het personage inleeft dat hij zijn toetsenbord onderkotst. Anderzijds: je hoeft geen kever te worden om Die Verwandlung te vertalen en ook geen rivier om Anna Livia Plurabelle te vertalen. En toch is ‘je inleven’ een vereiste bij het vertalen. ‘Leef je in en leef je uit,’ was onze kortste samenvatting van een serie lessen die we in het vertaalseizoen 2017-2018 gaven aan de aanstormende generatie vertalers die voor de laatste horde van de masteropleiding stonden. ‘Je inleven’ in een tekst is net zo nodig als je computer aanzetten voor je begint, of je potlood slijpen bij intredende botheid. En net zo onontkoombaar. Het hoort bij het exploreren van de achtergrond, de Umwelt, de context van het boek. Het hoort bij de basale nieuwsgierigheid die je als vertaler mag opbrengen voor je opdracht. Maar je inleven in een tekst is iets anders dan je inleven in een personage. Bij het tweede ligt het gevaar op de loer dat je voor het personage gaat denken en voelen, en je gaat afvragen wat jij in zo'n situatie en met zo'n geestesgesteldheid zou doen. En daarmee ontzegt de vertaler zich in feite het hele spectrum dat de schrijver zich heeft voorgesteld, omdat de vertaler alleen vanuit zijn eigen ervaring uitgaat. Hij beperkt zich tot zijn eigen speelveld. Je inleven in een personage is eerder iets voor op het toneel en voor het vertolken van teksten dan voor het vertalen ervan. Maar als een acteur zich op de planken zo in zijn rol inleeft dat hij écht een potje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaat staan janken, haken we als publiek massaal af. Slecht spelen dat je huilt is dan nog een fractie minder irritant dan echt huilen als je speelt. De inleving van een vertaler geldt de tekst die hij voor zijn snufferd heeft. En als de stijl inderdaad de mens zelf is, dus ook de schrijver. Wat wil het boek, wat wil de schrijver, wat wil het verhaal. Die inleving speelt zich niet op het emotionele vlak af, maar op het ijskoud rationele. Koelbloedigheid is vereist want vertalen is een voortdurende kwestie van aanhalen en vieren, aanhalen en vieren. Waar kan het letterlijker, waar moet er worden omgegooid. Het is een boot die je moet sturen, bij voorkeur de wateren op en niet de oever. Voor een vertaler gaat op wat volgens Hemingway ook voor een schrijver opgaat, of zou moeten opgaan: waar het voor de schrijver leuk is, is het voor de lezer vervelend, en waar het voor de schrijver vervelend wordt (door het eeuwige schaven), wordt het wellicht voor de lezer pas leuk. In genietende vertalers hoef je even weinig fiducie te hebben als in klagende vertalers. Eigenlijk komt het neer op het reanimeren van een voor veel lezers dode tekst in een levende taal. Als je eerst gaat jammeren, is het voor het slachtoffer te laat. Elke seconde telt. Wat ons bij het derde contactpunt brengt: de emotie achteraf. Je weet dat je het als vertaler nooit goed doet. Er zijn grofweg twee smaken: het is te letterlijk of te vrij. En als Communis Opinio van mening is dat de definitieve vertaling gemaakt is, is het helemaal oppassen geblazen. Een heroïsch schouderophalen lijkt de enige gepaste reactie. Immers, elke vertaling blijft een werk in uitvoering, ook als hij af is. Na het vertalen mag je weer gewoon mens worden, woedend, jaloers, teleurgesteld, geïrriteerd, trots, onverschillig, vol van twijfel en besef van eigen falen - in alle mogelijke combinaties. Maar met het métier van vertalen heeft dat niet zo heel veel te maken. Ook daarom verdient het onder alle omstandigheden de voorkeur het hoofd koel te houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huub Beurskens - VertaalangstVertaalangst is me vreemd. Waarom zou ik, als schrijver, anders vertalen? Voor de boterham hoef ik het niet te doen. Ik vertaal uitsluitend werk van dichters en prozaschrijvers met wie ik een artistieke verwantschap ervaar, die ik enigszins meen te kennen en nog beter wil leren verstaan. En is vertalen niet een intense manier van lezen? Dan dus ook een intense vorm van leesplezier. En tegelijkertijd van maakplezier. Wat wil ik meer! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar vertalen is natuurlijk ook altijd vervormen, het kan niet anders. Noem het artistiek egocentrisme, maar mede door dat onvermijdelijke vervormen, vorm ik zulke teksten tevens om tot geïntegreerde onderdelen van mijn eigen schrijverschap, dat wil zeggen, tot het voor de buitenwereld allerminst noodzakelijk zichtbare areaal of reservaat van talen en teksten waarmee en waartussen ik leef, die ik me toe-eigen en die zich mij toe-eigenen. Dat wil echter geenszins zeggen dat ik bij dat vertalen fouten mag maken, zelfs al weet ik uit ervaring dat het maken van fouten eveneens praktisch onvermijdelijk is. Maar ook het zo goed mogelijk proberen te voorkomen van evidente vertaalfouten heeft nog niets met angst te maken. Wel iets met onmisbare concentratie en spanning in combinatie met het besef dat niemand géén fouten maakt. De fout die bij een vertaler onherroepelijk tot het maken van andere fouten leidt is deze, lijkt me, dat hij niet probeert zich gelijkwaardig te maken maar zich ondergeschikt opstelt en devoot op zijn knieën zit voor de schrijver en de brontekst. Ook schrijvers, ja, ook ‘grote’, maken trouwens fouten en dienen daarop te worden gecheckt. Mag je die als beëdigde tolk verbeteren? Nee. Moet je die als vertaler corrigeren? Ja, daar moet je niet bang voor zijn, integendeel. Stel je voor, iets van de volgens jou grote schrijver K of N nog een tikkeltje beter kunnen maken! Als voorbeeld een meteorologische fout meteen in de eerste alinea van een roman. Schrijvers kunnen ook opzettelijk fouten (laten) maken; wanneer Nabokov in Lolita Humbert Humbert het over ‘hummingbirds’ (kolibries) laat hebben, moet je dat niet met ‘pijlstaarten’ willen vertalen omdat de auteur zelf een vlinderkundige was. Maar van dat soort opzettelijkheid is in dit voorbeeld geen sprake. Het gaat om beschutting op het strand ‘gegen den ablandigen Augustwind, der [...] über die [...] Wellenlinie heranweht’. Een tolk zou dat zo letterlijk mogelijk (moeten) vertalen, bijvoorbeeld met: ‘tegen de aflandige augustuswind, die [...] op de [...] lijn van de golven aanwaait’. Maar als literair vertaler kun je zoiets toch onmogelijk zonder redactionele ingreep laten passeren? Overigens gaat het in dit praktijkvoorbeeld in feite om exact het tegenovergestelde: de brontekst met de gebrekkige weerkunde is een Nederlandstalige roman en de Duitse vertaalster laat de wind ongemoeid dezelfde foutieve kant op waaien. Dat kan ze natuurlijk in plaats van uit devotie uit domheid doen, maar domheid en devotie worden vaak hand in hand gesignaleerd. Nee, vertaalangst is me vreemd. Geheel anders staat het met publiceerangst. Wat voor mijn eigen poëzie en proza opgaat, geldt ook voor mijn vertalingen van andermans werk: waarom me in hemelsnaam (andermaal) vrijwillig uitleveren? Nogmaals, voor de boterham hoef ik het niet te doen. Ook niet als auteur. Dat gegeven zou me een grote vrijheid en vrijmoedigheid moeten schenken, zou je denken. Niets echter is minder het geval. Maar er lijkt geen ontkomen aan. Een gedichtenverzameling, een roman vraagt als het ware uit zichzelf om te worden losgelaten in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wereld opdat hij in zijn bestaan op eigen benen bevestigd kan worden. Bestaat er een soort aaseters dat zelf een vitaal wezen opjaagt en doodt ter opwekking van zijn eetlust door kadavergeur? Ja, die soort is een bepaald mensensoort, onder meer nogal veelvoorkomend onder al dan niet academisch opererende literatuurbeschouwers. Ik zou u flagrante voorbeelden kunnen geven van hoe ik boeken van mezelf in korte tijd na hun prille verschijning publiekelijk tot onwelriekend karkas gereduceerd heb zien worden en hoe ik daar zelf dagenlang figuurlijk onthand en letterlijk misselijk van heb mogen zijn. Maar daar stonden toch ook vaak juist positieve reacties tegenover, zult u misschien zeggen. Hebt u weleens iemand die echt misselijk was een doos met het lekkerste uit het assortiment van patisserie Holtkamp voorgezet? Maar laat ik me beperken tot de publicatie van vertaald werk in boekvorm. Op zich aanzienlijk minder persoonlijk confronterend, zou je denken; je hebt er weliswaar veel tijd, energie en gedrevenheid in gestopt, maar uiteindelijk gaat de aandacht naar het werk van geheel iemand anders. Maar juist dat ‘iemand anders’ betekent vaak dat spoedig zelf- of academisch benoemde experts om de uitgave cirkelen en erop neerstrijken, kenners van de taal waaruit werd vertaald, kenners van werk en leven van de auteur van wie het oorspronkelijke werk is, specialisten... En die specialisten willen meestal bewijzen dat zij de ware kenners zijn, door te gaan trekken en plukken aan wat in hun ogen niet door een kenner is afgeleverd, maar wat onrechtmatig van hen is ontvreemd, als was het een door henzelf persoonlijk verworven eigendom. En inderdaad, als schrijver en als vertaler ben ik geen expert. Eenkennig ben ik in mijn bewondering en waardering van andermans werk evenmin en wellicht daardoor ben ik allerminst een ware kenner van welk oeuvre en leven dan ook van door mij hogelijk gewaardeerde kunstenaars. Gebrek aan tijd, in combinatie met ongeduld bovendien, aandacht voor eigen werk en allerlei andere zaken. Noem me een dilettant, in de goede betekenis van het woord: een liefhebber. Maar in de ogen van specialisten ben of voel ik me algauw een leek of hobbyist. Afgezien van het vaak voorkomende vervelende verschijnsel dat de specialist zich meer zelf vóór het vertaalde werk breed maakt dan dat hij ertoe bijdraagt de deur ertoe verder te openen, hoeft het nog geen probleem te zijn wanneer hij publiekelijk evidente fouten aantoont. Misschien moet je als vertaler dan even slikken, maar misselijk word je er niet van. Soms kun je er achteraf zelfs om glimlachen. Ook hiervan een praktijkvoorbeeld. Ik heb eens - gelukkig lang geleden, teken ik er kleinhartig bij aan, maar schrijven en vertalen moet je nu eenmaal al goed en fout doende leren - de woorden ‘der uralte Ton des Heimchens’ in een gedicht vertaald met ‘de oeroude klank van ons huisje’ in plaats van ‘[...] van de krekel’! Die blunder werd me toen terecht flink ingepeperd. Maar achteraf moet ik erom grinniken, omdat ik destijds wel degelijk wist dat een ‘Heimchen’ ook een krekel kon zijn, maar me niet kon voorstellen dat die in mijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ogen symboliekzwangere poëzie, waarin zelfs muren geluid konden voortbrengen en de slaap van de mens purperkleurig kon zijn, zoiets simpels, bijna triviaals kon bevatten... Ik had dus wel degelijk gewikt, maar verkeerd gewogen, want met de blik te devoot naar boven in plaats van bijna letterlijk naar de aarde. Eigenlijk is het geen punt om dergelijke fouten te erkennen. En het is geen zedendelict, hè. Maar nu nog een ander voorbeeld. Een specialist die zich - ik was inmiddels 27 jaar ouder - in een bespreking de vrijheid permitteerde me als vertaler van een door hem bestudeerde dichter te kapittelen omdat ik in een gedicht het woord ‘Bauchhöhle’ had vertaald met ‘borstholte’. De oorspronkelijke tekst stond helaas niet naast mijn vertaling, maar wat de kennelijke kenner kennelijk niet wist was dat de dichter zelf naderhand ‘Bauchhöhle’ in dat gedicht had vervangen door ‘Brusthöhle’. Als vertaler voel je je daar dan prompt weerloos en een tikkeltje misselijk van... Schijnweters. En ik zeg het volgende niet ter vergoelijking van fouten, maar in de loop der jaren is het me opgevallen hoe weinig experts, die zelf geen vertalingen nodig zouden moeten hebben of die al lang zelf vertalingen vervaardigd hadden moeten hebben, een zintuig hebben voor het resultaat op zich, ik bedoel voor de eigenwaarde van de zo ontstane Nederlandstalige tekst, alsof ze niet anders kunnen dan vergelijken, alsof ze alleen willen aantonen slimmer dan slim te zijn. En met heel hun slimheid storten ze zich op iets wat juist helemaal niet voor hen bestemd is. Hoe opeisend en versperrend dom! Om het met Witold Gombrowicz te zeggen: hoe slimmer, hoe dommer. Het klinkt wellicht hoogmoedig, wanneer ik dat zo zeg. Maar dat is het niet. Het is uit angst voor juist hen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veerle De Bruyn - VertaallustHeel wat vormen van lust zijn makkelijk uit te leggen. Een ander kan je benijden om je reislust en dankzij jouw lachlust kun je je medemens heerlijk vermaken. Ook bij liefdeslust, werklust, kooplust en levenslust kunnen de meesten zich zonder omwegen iets voorstellen. Voor wie echter ten prooi valt aan vertaallust, is het een heel ander verhaal, zo heb ik recent ondervonden. Twee jaar geleden besloot ik een literaire vertaalopleiding aan te vatten om naast andere vakgebieden ook het literaire veld te kunnen aanboren. Daar moest ik behoorlijk vertaallustig voor zijn, want nog voor mijn inschrijving rond was, kreeg ik te horen dat de plaatsen in het literaire vertaallandschap schaars zijn, zodat aspiranten voor een lange, bochtige weg staan en nog een flinke portie van een andere vorm van lust aan de dag moeten leggen, namelijk vechtlust. Gelukkig ben ik voor geen kleintje vervaard. Zo zit het alvast goed met mijn volhardingscapaciteit. Als telg uit een gezin van zelfstandigen weet ik maar al te goed wat het betekent om je eigen project uit de grond te stampen, vorm te geven en ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der in te kleuren. Makkelijk is het allerminst, maar de voldoening bij welslagen is des te groter. Ook met motivatie had ik geen problemen, wel integendeel. Nooit eerder was ik zo gemotiveerd om me nieuwe vaardigheden, nuances en inzichten eigen te maken als nu. Ik moest tegen een stootje kunnen om kritiek op te vangen tijdens talrijke vertaalateliers en essays waaraan ik urenlang had gezwoegd, werden door kritische ogen gelezen en beoordeeld. Het was het allemaal waard omdat het een tweejarig leerproces was waar ik ontzettend veel voldoening uit heb gehaald en, nog belangrijker, dat nieuwe perspectieven heeft geopend. Mijn passie om die nieuwe wegen te verkennen, heb ik probleemloos kunnen delen met een aantal mensen. Zo ontmoette ik nog anderen die op iets latere leeftijd hebben ontdekt waar ze warm voor lopen, hun loopbaan een nieuwe wending gaven en er alles voor over hadden om hun passie te kunnen volgen. En ook schrijvers, medevertalers en liefhebbers van literatuur die beseffen dat het boek dat ze in handen hebben veelal een vertaling is, hoefde ik evenmin te overtuigen van het belang van het ambacht dat literair vertalen is. Door een tijdlang in een cocon te zitten en vooral met gelijkgestemde zielen om te gaan, hoefde ik die passie op den duur niet zo vaak meer uit te leggen en creëerde ik een nieuw soort comfortzone, een veilige plek waar mijn keuze voor literair vertalen meteen begrepen werd. Dat voelde prettig. Toen ik onlangs een lunchafspraak had met een kennis die ik een poos niet had gezien, werd ik echter even uit mijn nieuwe comfortzone gehaald. Ik had het al vreemd gevonden dat hij me niet had gefeliciteerd toen ik hem na al die tijd had laten weten dat ik een kersvers diploma op zak had. Had hij het niet gelezen, of niet goed begrepen? Na het uitwisselen van koetjes en kalfjes sprak ik over dat nieuwe project van me waar ik best opgewonden over ben: de opstartfase die ik momenteel doorloop als literair vertaler. Hij gaf aan het vreemd te vinden dat ik die studie had gedaan. Want ‘met vertalen valt toch helemaal niks te verdienen?’ Mijn vermoeden dat de man niet leest, werd op mijn vraag onmiddellijk bevestigd. Op technische handleidingen, zakelijke berichten en verslagen van vergaderingen na. En alleen elektronisch, want ‘ik weer alle, echt álle papier’. Ik had dus iemand voor me zonder ook maar één boek op de plank, voor wie het gevoel van papier in de hand of het plezier van het maken van een aantekening links of rechts, het lezen en herlezen van een prachtzin, het genieten van een mooie vondst van auteur of vertaler, laat staan het zelf doen van zo'n vondst, totaal vreemd is. Onder die omstandigheden kon ik me niet de moeite getroosten uit te leggen hoe fijn het wel is om, zoals Kiki Coumans het verwoordde in haar lezing ‘Samen in een tentjeGa naar eindnoot6, een poosje met een auteur “op reis te zijn”, “bij hem te logeren”. Want dat beeld valt wat mij betreft inderdaad prima samen met datgene waar literair vertalen om draait. Het wakkert vertaallust aan, en die kan de kwaliteit van het afgewerkte product, de vertaling, alleen maar ten goede komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zo heb ik het als enorm verruimend ervaren om een tijdlang mee te gaan in leven en werk van elk van de auteurs van wie ik verhalen of fragmenten vertaalde in het kader van mijn opleiding en meteen daarna voor twee eerste tijdschriftpublicaties. Voor mijn afstudeerscriptie viel mijn keuze op de toen pas overleden Russische auteur Daniil Granin. Het was even noodzakelijk als leerzaam om te weten te komen hoe hij aan het front had gevochten en zijn ervaringen had verwerkt in zijn verhalen en boeken, welke invloed het heersende regime had op zijn schrijversloopbaan, welke literaire omzwervingen hij had gemaakt en welke onderscheidingen hij had ontvangen. Voor mijn vertaalproject koos ik voor de Britse schijfster van Nigeriaanse origine Helen Oyeyemi. Zij weet een vleugje magisch realisme in haar fictie te verwerken, waarin verzonnen personages worden afgewisseld met figuren die wel echt bestaan hebben, of door heiligen of stemmen van overledenen. Het spreekt voor zich dat ik voor beide auteurs heel uiteenlopende bronnen moest raadplegen om tot een sprekende vertaling te komen. Mijn vertaallust uitte zich in de wil om elk van hen alle eer aan te doen, maar ook in het feit dat ik onmogelijk met allebei tegelijk bezig kon zijn. Het ene moest af vooraleer ik aan het andere kon beginnen. Voor beiden geldt dat hoe meer ik over hen te weten kwam, hoe nieuwsgieriger ik werd en hoe meer verbanden ik weer vond in andere literaire werken, documentaires of kunst. Dit leerproces wordt in het kader van de opleiding beschouwd als ‘beëindigd’, maar is in realiteit pas begonnen. Want ook voor de vertalingen die in twee literaire tijdschriften zijn opgenomen, viel ik terug op dezelfde broodnodige vertaallust. Hoe kon ik anders Nederlandse woorden vinden voor Michail Prisjvins ultrakorte natuurverhaaltjes uit de jaren 1930? Ik, anno 2018 levend en werkend in verstedelijkt gebied, móést wel met hem ‘in een tentje’ kruipen om me überhaupt een voorstelling te kunnen maken van de onmetelijkheid van de Russische wouden die de hoofdrol spelen in zijn fabels. Hoe kon ik me anders de armoede voorstellen waarin de Liberiaanse auteur Saah Millimono opgroeide en die tot op heden heerst in zijn door burgeroorlog verscheurde land? Het verhaal dat ik van hem vertaalde, geeft een intrieste realiteit weer. Het is juist die spiegel die literatuur ons kan voorhouden, die alle reden geeft om haar te lezen, te vertalen en te verspreiden. Tot slot kom ik nog even terug op mijn tafelgenoot. Rijk worden de meeste literair vertalers die ik ontmoette inderdaad niet van hun activiteiten. Ik stel vast dat literair vertalen meestal pas leefbaar is in combinatie met een andere baan of met commercieel vertalen. Die situatie is betreurenswaardig, want zo lijkt het alsof literair vertalen niet beschouwd zou kunnen worden als een volwaardig beroep. Tegelijk moet onze motivatie verder gaan dan het puur materiële aspect. Goede literatuur verdient het om goed vertaald te worden, voor wie haar naar waarde weet te schatten. Immers, het mooie, het ontroerende en het aangrijpende geschreven woord kan onze menselijke ziel net zo raken of balsemen als muziek of beeldende kunst. Laten we dan ook vol vertrouwen de toekomst tegemoet zien en blijven werken aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het wereldwijd verspreiden van woorden die het verschil kunnen maken tussen een leven in zwartwit of een leven in kleur. Laten we vol vertaallust blijven vertalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lisa Thunnissen - VertaalturbulentieVertalen is net leven. Het scala aan emoties dat voorbijkomt wanneer ik een tekst vertaal, is vergelijkbaar met een - weliswaar woelige - doorsneeweek in mijn leven. Maar welk gevoel verdient nadere inspectie? Een emotie die te maken heeft met het vertaalproces en die bij elke nieuwe tekst opduikt, zoals de wanhoop als je de eerste zinnen probeert neer te pennen en ziet dat die altijd dramatisch verminkt en in hinkelend, hobbelend Nederlands op een pagina belanden? Wat te denken van een gevoel, verbonden aan een specifiek aspect van een boek dat je vertaalt, zoals de lichte walging die in mij opkwam toen ik een passage vertaalde waarin een personage een pornocollectie aan het bekijken was en een erectie kreeg, een personage met dezelfde naam als de schrijver die ik vertaalde en die ik ook persoonlijk ken (en kennelijk heb ik moeite met al te gedetailleerde beschrijvingen van momenten van seksuele opwinding van goede bekenden; en kennelijk stoort mijn onderbewuste zich totaal niet aan mijn overtuiging dat je de auteur niet zomaar gelijk kunt stellen aan de hoofdpersoon, al dragen ze dezelfde naam)? Of zal ik vertellen hoe ik via Google Streetview over een snelweg wandelde om me voor te stellen hoe de rit langs een meer in Guatemala van datzelfde personage eruitzag, zodat ik me beter kon inleven? En: wat kan ik vertellen zonder me al te veel bloot te geven? Wat zeggen al die gevoelens over mij? Wil ik dat wel delen met anderen? Onlangs schreef ik over This Little Art van Kate Briggs,Ga naar eindnoot7 een boek over allerlei (voor mij) wezenlijke aspecten van het vertalen. Briggs beperkt zich niet tot de ratio, er is ook ruimte voor verlangen, voor frustratie, kortom: voor emotie. Een van de passages waarin zij Roland Barthes citeert gaat over het verlangen om te schrijven, dat volgens hem voortkomt uit lezen: ‘to want to write is to want to rewrite’ - willen schrijven is willen herschrijven (115). Briggs beschrijft vervolgens het gevoel dat haar bekruipt bij het lezen van een passage die haar raakt, ze onderstreept, typt de tekst over, voelt zich vol en leeg tegelijkertijd. Ze móét iets met die tekst, behalve die alleen te lezen. Vervolgens noemt ze verschillende manieren om je een tekst eigen te maken. Vertalen staat opvallend genoeg niet tussen Barthes' manieren van toe-eigenen, dus Briggs vult hem aan en beschrijft vertalen ‘als een heel precieze manier om mijn eigen ervaring in woorden te vangen. Vertalen als een manier om het werk van de ander uit te schrijven met je eigen handen, in je eigen context, je eigen tijd en je eigen taal met alle aandacht, al het denken en zoeken, testen en verzinnen dat die taak vereist. [...] Vertalen als het responsief en toe-eigenend uitoefenen van een bestaand werk op zinsniveau’ (119). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vroeger ergerde ik me regelmatig aan mijn moeder, die tijdens gesprekken om de haverklap een boek uit de kast trok en op een toepasselijke of favoriete of hilarische passage wees, die ze liefst ook meteen hardop voorlas. Tegenwoordig overkomt mij hetzelfde: ik lees een boek, word razend enthousiast en dan wil, móét ik dat met mensen delen. Laatst maakte een vriendin aanstalten om naar huis te gaan, maar gijzelde ik haar zowat door voor de deur te gaan staan en op de valreep nog drie boeken tevoorschijn te toveren waar ze absoluut één gedicht, één alinea, één hoofstuktitel uit moest lezen. Voor mij - en ik vermoed of hoop altijd dat dit zo is voor veel vertalers - is dat misschien wel de emotie die ten grondslag ligt aan het vertalen: het willen, het móéten delen van woorden, zinnen, passages, boeken. Wat ik met name herkende in Briggs' betoog was het gevoel als ze een tekst leest die haar raakt, bijna een soort inspiratie. Zonder dat gevoel zou ik nooit begonnen zijn aan welke vertaling dan ook. Want er is ook een tot diep in de ziel doordringende, verlammende angst. Die begint als onschuldige nieuwsgierigheid, als een innerlijke vraag: kan ik dit wel in het Nederlands opschrijven? Ook hiervan meende ik iets in Briggs' boek te herkennen: ‘De vertaler weet dat het werk dat ze vertaalt niet van haar is: ze weet dat het niet uit haar is voortgekomen; het is niet iets dat zij al heeft geschreven of gezegd. In feite weet ze niet zeker of ze in staat zou zijn om het zelf te schrijven of te zeggen, en misschien is juist dit deel van de aantrekkingskracht ervan.’ Briggs schrijft over vertalen als manier om het eigen schrijven open te stellen voor andersheid, een soort onderhandeling tussen lezen en schrijven (134-135). Het begint als onschuldige nieuwsgierigheid, schreef ik al, het begint als een ‘goh, hoe zou dit in het Nederlands klinken? Zou ik hier een goedlopende zin van kunnen maken?’ Maar algauw wordt de toon van die innerlijke stem dreigend, klinkt op de achtergrond onheilspellende muziek, donkere, gitzwarte klanken. Wee de vertaler die aan een eerste pagina begint. Want dan moet het echt gaan gebeuren, en daar is de stem, ditmaal niet vragend maar krijsend: ‘Dit klinkt nergens naar! Dit wordt nooit wat! Dit is geen Nederlands!’ Gelukkig hoeft het op zo'n eerste dag met een nieuwe vertaling nog geen soepel lopend Nederlands te zijn, vertel ik die stem dan. Ik sus en kalmeer en probeer hem of haar (mezelf?) een aai over de bol te geven. Zo gaat de eerste dag voorbij, één pagina, misschien twee, afhankelijk van het boek, afhankelijk van hoe ik heb geslapen, en hoe vaak de postbode aanbelt met een pakje voor de buren. Dan stijgt het tempo, houdt de stem zich steeds vaker koest want: het is pas een eerste versie, het hoeft nog nergens op te lijken, er is tijd, de zinnen kunnen nog worden geslepen, de woorden herschikt, gekneed, opgepoetst. Het document op mijn computer telt eerst vijf, dan tien, dan twintig, vijftig, honderd pagina's. En plots is daar de laatste pagina. Ik vertraag. De laatste alinea. Even iets anders tussendoor doen. De laatste zin. Misschien moet ik stoppen voor vandaag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De volgende dag. Ik open het document met daarin pagina na pagina tekst, met sterretjes, schuine strepen, voetnoten, soms zelfs een kleurtje. Het ziet er best vrolijk uit, eigenlijk, maar daar is de stem weer: ‘Hoe moet dit ooit een leesbaar boek worden?!’ Ik zal u niet vervelen met alle details van mijn innerlijke vertaalstrijd, waarbij het er gelukkig niet altijd zo agressief aan toegaat. Wat ik wilde schrijven: die angst, of onzekerheid, of hoe je het ook wil noemen, is ook juist een reden om te vertalen, bedacht ik toen ik Kate Briggs las. Dat je als vertaler telkens niet zeker weet hoe het gaat lukken, óf het gaat lukken om een stem, een toon, een tekst in je eigen taal te laten weerklinken, zorgt er juist voor dat je het elke keer toch weer probeert, dat het ook bij het twintigste boek nog spannend is (denk ik, want daar ben ik nog lang niet). En dat eeuwige getwijfel is ook de reden dat je een tekst keer op keer herziet en nog iets gladstrijkt, of iets doet haperen dat moet haperen, hier en daar een woord verplaatst, waardoor de vertaling hopelijk steeds beter wordt. Tot de dag van de deadline aanbreekt. Ogen dicht en klikken op verzenden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hans Kloos - 33 overwegingen vol somsen...... die de haag mijner tanden niet hebben verlaten omdat ik al aan het wegraken was toen de chirurg mij vertelde dat hij op school was afgehaakt bij het harrewarren over Homeros' onvertaalbare μῶλυ, deels van gene zijde der anesthesie ingefluisterd door Plinius de Oudere, Friedrich Hölderlin, Wystan Hugh Auden, Zbigniew Herbert, Anne Carson, de Vertalerskoffiehoek et al.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leid mij goden wier veranderingen heilig zijn
naar waar zij glinstert in het gras, de moly:
koel tovervlees in elke scheut, elk blad,
van melkbloem tot wortelvork, pikzwart.
Uit dit vet gevang kan ik dan in het vel opstaan,
in de naam mens, het varken in mij opgegaan.
Ik douw mijn grote grauwe snuit door het groen,
dromend wat ik nooit gezien heb, die bloem.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eva Wissenburg - KleurvreugdHij zou vandaag moeten komen. Ik heb nog niets gehoord, maar misschien lette ik net even niet op. Toch maar een keer naar beneden lopen. Nee, hij is er echt nog niet. Focus, concentratie. Hij komt heus wel, ze zijn hier altijd laat. En dan: een klepperende brievenbus, een bons op de mat. Ja! Ken je dat? Je vingers die haastig de envelop openscheuren en het boek tevoorschijn halen waarmee je de komende maanden bijna al je dagen gaat doorbrengen? De tinteling, of laat ik maar gewoon zeggen, de vlinders als je de geur opsnuift en het papier onder je handen voelt? Het doet me altijd denken aan vroeger, als ik een spiksplinternieuw kleurboek kreeg. Vooral één kleurboek herinner ik me nog goed. Een dik, geel boek met voorop een hond/beer met parasol op een eenwieler. Ook van dat boek heb ik gretig het papier gescheurd, ook van dat boek heb ik de geur opgesnoven - ik ruik het nog - en ik dacht: dit kleurboek ga ik zo prachtig mooi inkleuren, perfect binnen de lijntjes, maar dan toch bijzonder, want dat deed mijn grote zus altijd, die maakte zelfs een kleurplaat origineel (al denk ik niet dat ik dat woord toen kende). Ik fantaseerde over de stiften die ik zou gebruiken - stiften, want die geven zo'n mooi felle kleur - en ik zou zorgen dat de inkleurlijnen elkaar net niet zouden raken, want waar de ene stiftlijn de ander raakt krijg je donkere strepen en puntjes, en dan zie je precies hoe je hebt gekleurd. Nee, dit keer zou het echt heel mooi worden. Alle kleurplaten die ik tot nu toe had gemaakt waren maar oefening geweest. Dit kleurboek, dit werd hem. Natuurlijk, je voelt de bui al hangen. De stiften bleken door te drukken, het vliegtuig op de rug van de circustent was blauw met rood gestreept nog voor ik de bladzijde had omgeslagen. En ondertussen had mijn grote zus ontdekt dat je met kleurpotloden kleuren kon mengen, dus dat je zo je Eigen Kleur kon maken. Daar zat ik met mijn stiften.
Zo gaat het ook met vertalingen. Zodra ik een nieuw boek in handen krijg, begint het grote fantaseren over hoe grondig en gestructureerd ik het dit keer ga aanpakken. Mijn handen jeuken om lijstjes te maken van veelgebruikte woorden. Mijn favoriete pen ligt klaar, mijn favoriete papier, mijn vulpotlood - want soms (vaak) moet ik zinnen op papier opschrijven om er grip op te krijgen. Bovendien gaat er weinig boven een volgekladderde brontekst. Soms maak ik tekeningetjes in de kantlijn, maar liever nog zoek ik afbeeldingen op internet. Mijn bureaublad staat vol sfeerimpressies. Eigenlijk zou ik ze willen uitprinten en de muur achter mijn analoge bureau ermee volhangen. Maar dat komt er dan toch niet van, zoals wel meer van mijn opgeruimde voornemens gaandeweg verrommelen. Op mijn lijstje veelgebruikte woorden ga ik steeds minder netjes schrijven en het papiertje met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onopgeloste woordgrappen dat ik in mijn portemonnee heb zitten voor als het gesprek op een feestje doodbloedt, is bijna niet meer te lezen. En ja, ik moet toegeven dat ik wist dat dit me te wachten stond, nog voor het grote fantaseren begon. Ik heb heus genoeg kleurplaten naar de gallemiezen geholpen om mijn eigen optimisme in dezen te wantrouwen, maar toch sta ik bij elk nieuw boek - vaak ook bij een nieuw hoofdstuk of zelfs een nieuwe alinea - weer verwachtingsvol te kwispelen. Hoe kan dat toch, als ik van tevoren weet dat ik ergens onderweg dat gedroomde overzicht zal kwijtraken? Het antwoord is even simpel als tegenstrijdig: omdat het me in de praktijk niet zoveel uitmaakt dat het overzicht een beetje zoekraakt. Of misschien moet ik zeggen, omdat ik weet dat mijn lijstjes en schema's nooit alle chaos zullen wegnemen. Hoeveel voldoening het me ook geeft om van een detective onder elkaar te zetten welk personage op welke dag waar was of om van een non-fictieboek een personenlijst aan te leggen met foto, geboorte- en sterfdatum, als het echt moeilijk wordt, weet ik dat mijn lijstjes niet het antwoord zijn. De vertaalrealiteit is altijd chaotischer dan je met je pennen en je mooie papier kunt ontwarren. Neem de roman die ik onlangs vertaalde, Pactum Salis van Olivier Bourdeaut. Het verhaal speelt zich af op de Bretonse zoutvlaktes en de hoofdpersoon is een zoutboer. Bourdeaut, die zelf ook nog een blauwe maandag op de zoutvlaktes heeft gewerkt, beschrijft precies met welk gereedschap de man welk klusje klaart - dat schreeuwde natuurlijk om een keurige handgeschreven lijst met zoutwerkersterminologie. Op internet is heel wat informatie over de zoutpluk te vinden, dus op je bureaustoel kom je ook een eind, maar we zochten toch nog een vakantiebestemming, dus waarom niet naar de Bretonse kust en het zoutmuseum in Le Croisic? Daar in Bretagne heb ik, moet ik eerlijk bekennen, niets ‘ontdekt’ wat ik nog niet wist. De informatie die ik op internet had gevonden kwam overeen met die in het zoutmuseum en de zoutvlaktes waren in werkelijkheid niet veel anders dan op de vele afbeeldingen die ik thuis op mijn bureaublad had staan. Efficiënt, lean of hoe dat tegenwoordig heet, was mijn trip dus niet. Bovendien loste ik met mijn lijstje zoutwerkersgereedschap maar een minuscuul deel van alle vertaalproblemen op, en dan ging het ook nog eens om vertaalproblemen die op zich redelijk overzichtelijk waren: woorden voor voorwerpen. Dit was nog maar het allereerste beginnetje van een vertaling. Met mijn reis en mijn lijst had ik nog niet één mooie zin geschreven, nog niet één woordgrap vertaald. Het echt complexe vertaalwerk, dat waarbij je een grote hoeveelheid onbewust en bewust verzamelde kennis inzet om een Nederlandse zin te formuleren die zeggingskracht heeft, de rol van literaire zin overtuigend speelt en bovendien leeft, maar dan wel zo dat het origineel erin doorademt (afijn, je weet hoe gelaagd vertalen is en hoe moeilijk het is de bezigheid te definiëren) lag nog op me | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te wachten. Anders gezegd, met mijn lijstje had ik grip gekregen op het topje van de ijsberg, maar nog steeds zou elke zin flink wat denk-, probeer- en ploeterwerk opleveren dat niet in een lijstjessysteem te vangen is.
Nee, de reden dat ik elke keer weer met een haast naïef optimisme aan een nieuw boek begin, is niet dat ik denk dat ik met mijn schema's, lijstjes en tekeningetjes alle problemen kan oplossen. Mijn montere goede voornemens zijn niet bedoeld voor de echt complexe zaken. Die lijstjes maak ik gewoon omdat ik het leuk vind om lijstjes te maken, ik weet dat daarna het echte ploeterwerk begint. Of, vooruit, misschien is het een leerproces geweest, misschien heb ik in de loop der jaren ingezien dat je niet overal controle over kunt hebben en dat een beetje chaos soms juist de mooiste dingen brengt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie ‘Koudwatervrees’
|
|