stad van haar jeugd bij haar een emotionele uitbarsting teweegbrengt, vergist zich. Van nature behept met een scherpe, analytische geest is Spiel ook Britser dan Brits geworden: ironie en understatement zijn haar geestelijke wapens. Slechts één keer breekt haar intellectuele pantser, als zij op een namiddag naar de buurt rijdt waar ze opgroeide, het landelijke Heiligenstadt; ze dwaalt er een poosje door de stille straatjes en loopt de bescheiden parochiekerk binnen (haar familie had zich bekeerd, Hilde werd katholiek opgevoed). Er is net een mis voor kinderen gaande, de mummelende priester wordt door een kleine misdienaar geassisteerd, wierook en zacht geklingel vullen de donkere ruimte. Spiel is niet meer gelovig, maar in een flits komen, samen met beelden uit haar kindertijd, alle emoties van de laatste tien jaar aan de oppervlakte van haar bewustzijn. Ze slaat een kruis en... ‘een paar jongetjes op de eerste rijen kijken om en staren naar die vreemde vrouw in uniform, die vlak bij de poort knielt en schaamteloos haar tranen de vrije loop laat’. Zelf kon ik deze passage niet met droge ogen lezen: zelden is de essentie van ballingschap zo kernachtig geformuleerd.
Het boekje moet ik in 2009 of 2010 hebben gekocht. Een paar maanden geleden nam ik het weer ter hand en vatte ik het plan op om het in het Frans te vertalen. Een dwaas idee: niet alleen zit niemand erop te wachten, het Duits is ook nog een taal die ik (in tegenstelling tot Nederlands) niet elke dag hoor of spreek. Maar juist dit laatste blijkt op mij een verdachte bekoring uit te oefenen. Vertalen uit een taal die je minder goed beheerst heeft iets avontuurlijks, je bent net als vroeger op de middelbare school druk in de weer met woordenboeken en bij moeilijkheden bedenk je gedurfde, hoogst creatieve hypotheses, die achteraf weliswaar totaal onjuist blijken te zijn maar je hart gedurende een paar tellen sneller doen kloppen. En die moeilijkheden kwam ik gauw tegen, ondanks Spiels meestal glasheldere stijl.
Op 30 januari 1946 verlaat de schrijfster voor dag en dauw haar huis in een rustige buitenwijk van Londen, in de binnenstad treft ze haar medereizigers en van daaruit worden ze naar het vliegveld gebracht. Hierover schrijft ze: ‘In einem Seemuschel-Sonnenaufgang fährt man uns nach Croydon.’ Wie, bitte? Wat heeft een ‘zeeschelp’ te maken met de opgaande zon? Mijn zesdelige Duden laat me hier in de steek en vraagbaak Google leert mij vooral dat de naam ‘Seemuschel’ bijzonder in trek is bij uitbaters van strandpaviljoenen aan de Oostzee. Wat te doen? Opeens herinner ik me dat Hilde Spiel haar dagboek in het Engels bijhield. Pas in de jaren zestig, toen ze zich weer definitief in Oostenrijk had gevestigd, vertaalde ze het zelf in het Duits. Zou een speurtocht naar de ‘onderliggende’ Engelse woorden iets opleveren? Ik doe een gok: iets met sunrise en met sea shell misschien? Wederom op naar Google en ja hoor, bij sunrise shell schiet het scherm meteen vol met schelpjes in de mooiste pasteltinten: paarsig roze, eigeel, blauwig wit, fel oranje. Bij het zien van deze kleurenpracht word ik bij mezelf een kortstondig, maar acuut gevoel van geluk gewaar. Alsof ik in het denkproces van de schrijfster binnensluip: hier is een beeld dat ooit in het Engels bij haar opkwam en dat ze jaren later onveranderd in het Duits overgenomen heeft, hetzij met de bedoeling de lezer te verrassen, hetzij juist uit een soort automatisme. Eigenlijk is dat geluksgevoel bizar, want welk bewijs heb ik dat ik het bij het rechte eind heb? Geen enkel. Bovendien levert dit plotse inzicht geen nieuwe vertaling op. Ik kom niet verder dan de formulering die ik al eerder had bedacht: ‘un lever de soleil aux tons de coquillage’. Toch zie ik hierin een bijzondere ervaring: een kortstondig maar bedwelmend gevoel