Herta Müller
Zilveren lepel
(Uit het Duits vertaald door Ria van Hengel)
Dames en heren,
Ik ben hier vandaag omdat Radka Denemarková vorig jaar de Magnesia Prijs heeft ontvangen voor haar vertaling van mijn roman Atemschaukel. Daar was ik bijzonder blij om. Ik vind het erg goed dat de Magnesia Prijs ook aan vertalers wordt toegekend. Want vertalen is een kunst op zich. Ik acht me er niet toe in staat, hoewel ik perfect Roemeens spreek. Vertalen is namelijk iets heel anders dan vervangen. Het is niet zo dat je het gebruikelijke woord in je eigen taal moet vinden voor het woord uit de vreemde taal. Het moet het pássende woord zijn - dat is veel ingewikkelder. Je moet de klank van het origineel weer tot klinken brengen. De kunst van het vertalen is om zo naar de woorden te kijken dat je ziet hoe die de wereld zien. Vertalen vraagt om een innerlijke urgentie die dat wat volkomen anders is zo dicht mogelijk bij het origineel brengt. Van zo dichtbij kijken is erg moeilijk. Is grote kunst.
Ik heb pas laat Roemeens geleerd - pas toen ik vijftien jaar was en vanuit een klein dorp naar het gymnasium in de stad ging. Maar het zou nog een paar jaar duren voordat het Roemeens voor mij vanzelfsprekend werd. Ik had mijn studie toen al achter me en werkte in een machinefabriek. In die fabriek moest ik de gebruiksaanwijzingen van de nieuw geïmporteerde machines, waarvan ik de functie niet begreep, uit het Duits in het Roemeens vertalen, levenloos woord voor woord. Maar ik moest ook de hele dag Roemeens spreken, omdat niemand daar Duits kende.
Van de ene taal naar de andere vonden er bij een en hetzelfde voorwerp telkens veranderingen plaats. Ik begreep: over onze moedertaal beschikken we bijna zonder eigen toedoen. Het is een bruidsschat, die ongemerkt ontstaat. Door een taal die er later, op een andere manier, bij gekomen is, wordt ze beoordeeld. Je moedertaal is spontaan en onvoorwaardelijk aanwezig, zoals je eigen huid. En ze is even kwetsbaar als die huid wanneer anderen haar minachten of zelfs verbieden.
Wie, zoals ik, in Roemenië vanuit het dorp waar een Dialectduits werd gesproken en waar op school een gebrekkig Hoogduits werd onderwezen, in de landstaal van de Roemeense stad kwam, had het moeilijk. De eerste twee jaren in de stad was het voor mij meestal makkelijker om in een onbekende buurt de juiste straat te vinden dan in de landstaal het juiste woord. Met het Roemeens was het zoals met mijn zakgeld: als iets in de etalage mij lokte, had ik nooit genoeg geld om het te betalen. Veel woorden kende ik niet, en de weinige die ik kende schoten me niet op tijd te binnen. Maar nu weet ik dat die geleidelijkheid, dat aarzelende dat mij tot onder het niveau van mijn denken dwong, me ook de tijd gaf om verbaasd te zijn over de manier waarop de Roemeense taal de dingen veranderde. Ik mag me gelukkig prijzen dat dat is gebeurd. Wat een andere blik op de zwaluw, die in het Roemeens rindunica heet, rijzittertje. In die vogelnaam klinkt mee dat de zwaluwen in rijen op de telegraafdraad zitten, vlak naast elkaar. Toen ik dat Roemeense woord nog niet kende, had ik dat