Maar dan nog. De moeilijke positie van ‘echte’ literatuur, zowel modern als klassiek, de ontlezing, de vergrijzing van het vertalersbestand, de teruglopende belangstelling voor vreemde talen en literaturen, het ontbreken van een goede beroepsopleiding, een fatsoenlijke honorering en maatschappelijke erkenning voor literaire vertalers, dat alles is een allesbehalve specifiek Nederlandse kwestie. Terecht werd het Vertaalpleidooi ook op Europees niveau onder de aandacht gebracht. Maar voordat er op dat niveau resultaten te verwachten zijn, moet er nog heel wat meer worden gelobbyd.
Het Vertaalpleidooi richt zich op één factor in een breder probleemgebied. Er zouden op Europees niveau minstens ook een Taalpleidooi en een Cultuurpleidooi moeten volgen. De ontlezing en de vertalersvergrijzing (die trouwens lang niet overal in Europa woedt) zijn mede het resultaat van een sluipend toenemende ‘onttaling’, waaraan opeenvolgende hervormingen in het voortgezet en universitair onderwijs stevig hebben bijgedragen. Ook hier wordt de schade pas de laatste jaren zichtbaar. Hoewel onderwijs binnen de eu vanouds een strikt nationale aangelegenheid is, houdt de eu er wel degelijk een onderwijspolitiek op na. ‘Bologna’ was een breed intergouvernementeel project van Europese landen, maar de eu heeft zich energiek gestort op de implementering van de bama-structuur. Die past uitstekend binnen haar nadrukkelijk economische ambitie om ‘de meest competitieve en dynamische kenniseconomie van de wereld’ te worden. Kenniseconomie: zoeken naar het punt waar zo min mogelijk kennis een zo hoog mogelijk rendement oplevert. Dat levert weinig lezers en vertalers op. Wat de eu op het gebied van taalonderwijs nastreeft blijft dan ook zeer bescheiden: naast de moedertaal vanaf zeer jonge leeftijd twee vreemde talen leren. In de praktijk: Engels en een taal naar keuze uit een steeds verder gereduceerd aanbod.
Niettemin had de Europese Commissie sinds 2007 een Commissaris voor Meertaligheid. De benoeming van Leonard Orban was controversieel, onder meer omdat zijn portefeuille te licht en meer bestuurlijk dan politiek werd gevonden, aangezien de eu zeer beperkte competenties voor taalbeleid bezit. In de Commissie-Barroso ii werd zijn portefeuille samengevoegd met Onderwijs, Cultuur en Jeugdzaken en overgedragen aan Androulla Vassiliou. Orban startte met een agenda waarin meertaligheid vooral werd gezien als een economische factor en een middel voor het creëren van meer ‘eu-awareness’ en cohesie via de vertaling van eu-beleid in alle eu-talen. Maar hij stimuleerde ook het Europese debat over meertaligheid en de interculturele dialoog, onder meer via de door de Europese Commissie belegde conferentie over literaire vertaling en cultuur van 20 april 2009 waar het Vertaalpleidooi werd besproken. Dat is mooi. Maar het blijft vaak bij debatten, commissies en rapportages. Er wordt wel gestimuleerd en gediscussieerd maar er wordt weinig concreet beleid geëntameerd. Dat wordt veelal terugverwezen naar de afzonderlijke lidstaten, terwijl de eu zich beperkt tot bovennationale ondersteuningsinitiatieven, zoals het Programma Cultuur en het Lifelong Learningprogramma. De Europese Commissie kan aanbevelingen doen en druk uitoefenen, maar als de lidstaten niet willen gebeurt er niets.
Als het om taal-, vertaal- en cultuurbeleid gaat ligt er een breed niemandsland tussen de competenties van de ec en de nationale overheden en bestaat er op eu-niveau een nijpend beleids- en besluitvacuüm. De Europese Commissie probeert het gat hier en daar kleiner te maken maar wordt geremd door de afzonderlijke lidstaten,